EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011AE0991

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over belasting op de financiële sector (COM(2010) 549 definitief)

PB C 248 van 25.8.2011, p. 64–67 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 248/64


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over belasting op de financiële sector

(COM(2010) 549 definitief)

2011/C 248/11

Rapporteur: de heer KROPAS

De Commissie heeft op 7 oktober 2010 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – Belasting op de financiële sector

COM(2010) 549 definitief.

De afdeling „Economische en Monetaire Unie, economische en sociale samenhang”, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 31 mei 2011 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 15 en 16 juni 2011 gehouden 472e zitting (vergadering van 15 juni 2011) het volgende advies uitgebracht, dat met 102 stemmen vóór en 16 stemmen tegen, bij 28 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het EESC onderschrijft de overkoepelende initiatieven van de Commissie om groei, veerkracht en financiële stabiliteit te helpen herstellen. Stabiliteit en doeltreffendheid van de financiële sector en daarmee de beperking van buitensporige risico's, alsook de invoering van gepaste stimuli voor instellingen in de financiële sector moeten gegarandeerd zijn op grond van adequate regelgeving en toezicht. In dit verband heeft het EESC onlangs zijn steun uitgesproken voor de uitwerking van een regeling voor een resolutiefonds voor banken, als onderdeel van het kader voor crisisbeheersing.

1.2   In de nasleep van de crisis moesten de regeringen overgaan tot budgettaire consolidatie om de kosten van de crisis en de bredere sociale en economische gevolgen te kunnen opvangen. Het EESC is van mening dat de financiële sector eerlijk en op substantiële wijze aan deze consolidatie dient bij te dragen.

1.3   Zoals vermeld in de Commissiemededeling nemen steeds meer lidstaten eenzijdige maatregelen betreffende de belasting van de financiële sector. Er zijn uiteenlopende belastingregelingen goedgekeurd, met verschillende grondslagen, verschillende effectieve belastingtarieven en uiteenlopende toepassingsgebieden. De belastinggrondslag voor zulke fiscale mechanismen zou geharmoniseerd moeten worden en maatregelen om dubbele belastingheffing tegen te gaan, zouden moeten worden gecoördineerd. Als de Commissie initiatieven in deze richting ontplooit, moet ze rekening houden met de divergerende gevolgen daarvan voor de afzonderlijke lidstaten, de omvang en de soliditeit van binnenlandse financiële markten, de bestaande belastingregelingen en de nieuwe belastingen die lidstaten eventueel in de nasleep van de crisis aan de financiële sector hebben opgelegd.

1.4   Nieuwe heffingen, vereisten en regelgeving kunnen uiteenlopende gevolgen hebben voor het financiële stelsel en de economie als geheel. Daarom moet uiterst zorgvuldig bekeken worden wat de gevolgen zijn voor de kapitaalbasis en het vermogen van banken en financiële instellingen en de rol die zij vervullen in de financiering van de economie en het mkb. De totale bijdrage van de financiële sector in de EU aan de belastingen moet met andere sectoren vergeleken worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de gevolgen van aanvullende belastingen voor de mondiale concurrentiepositie van financiële instellingen uit de EU.

1.5   Aangezien liquiditeits- en solvabiliteitsspanningen in de aanloop naar de crisis cruciaal waren, is het volgens het EESC raadzaam om in de opzet van nieuwe belastingen voor financiële instellingen aandacht te besteden aan het vermogen van instellingen om te betalen en het vermogen om aan de nieuwe kapitaalvereisten te voldoen.

1.6   In haar impactstudie zou de Commissie met name aandacht moeten schenken aan het evenredigheidsbeginsel. Dit betekent dat de administratieve last voor marktpartijen en financiële instellingen in verband met de naleving van vereisten in verhouding dient te blijven staan tot de achterliggende gedachte van de nieuwe belasting. Mocht de Commissie een nieuwe belasting willen invoeren voor financiële transacties, dan moet deze verenigbaar zijn met het beleid van de recente jaren ter vereenvoudiging van de belastingprocedures, die als belemmerend worden beschouwd voor de transactieverwerking. Wordt gekozen voor een belasting op financiële activiteiten, dan moet de belastinggrondslag verenigbaar zijn met de informatie waarover financiële instellingen beschikken op grond van het huidige kader voor financiële verslaglegging.

1.7   Terwijl het de conclusies en aanbevelingen van zijn advies van 15 juli 2010 over de invoering van een belasting op financiële transacties (FTT) (1) bevestigt, wil het EESC benadrukken dat, gelet op het risico dat verplaatsing van financiële activiteiten naar financiële centra buiten de EU wordt gestimuleerd, wereldwijde invoering van een FTT de voorkeur verdient boven invoering hiervan in de EU. Maar als blijkt dat goedkeuring van een FTT wereldwijd niet haalbaar is, dan zou het EESC een Europese FTT in overweging nemen, rekening houdend met de resultaten van de effectbeoordeling van de Commissie.

1.8   Een belasting op financiële activiteiten (FAT) kan dezelfde tekortkomingen hebben als de FTT, inclusief verplaatsingen. Dit aspect moet in een voorbereidende impactstudie van de Commissie worden opgenomen.

1.9   Toevoeging van een nieuwe belasting die gebaseerd wordt op cash flow en buiten de BTW valt, terwijl de onbevredigende BTW-vrijstellingsregeling intact blijft, schept wellicht een uiterst ingewikkeld belastingstelsel voor financiële instellingen. Daarom meent het EESC, afhankelijk van de resultaten van de door de Commissie uit te voeren effectbeoordeling, dat als een nieuwe belasting in de financiële sector gebaseerd wordt op cash flow of soortgelijke factoren, de Commissie naar de voordelen moet kijken van zo'n belasting binnen het btw-kader, ter wille van een administratief eenvoudiger aanpak voor de sector, en om de pijn van niet-aftrekbare btw te verlichten. Er moet ook aandacht zijn voor onbedoelde gevolgen die de invoering van een belasting voor de financiële sector kan hebben, met name de ontwikkeling van alternatieve systemen die niet aan regelgeving, toezicht of controle onderworpen zijn en die op hun beurt grote problemen kunnen veroorzaken.

1.10   De gevolgen van nieuwe belastingen voor het concurrentievermogen van de bankensector kunnen niet over het hoofd worden gezien, zowel wat het concurrentievermogen tussen de banken en overige sectoren betreft, als het vermogen van deze sector om aan de financiële behoeften van de reële economie tegemoet te blijven komen. Dit is met name van belang nu de economie probeert de recessie te overwinnen.

2.   Context

2.1   In het kielzog van de crisis hebben nationale regeringen overal ter wereld met een groot, tweeledig probleem te kampen. Ten eerste moeten zij het financiële en bankenstelsel dringend hervormen. Ten tweede hebben zij behoefte aan nieuwe inkomstenbronnen.

2.2   Diverse belastingdoelstellingen worden overwogen, inclusief het terugdringen van negatieve externe factoren, consolidering van de overheidsfinanciën, een bijdrage van de financiële sector aan de terugbetaling van verleende steun, naleving van verplichtingen aan ontwikkelingslanden en bestrijding van klimaatverandering, en, veronderstellend dat de financiële sector te weinig belasting afdraagt, zoeken naar een manier waarop deze sector een billijke en substantiële bijdrage aan de overheidsbegroting levert. Tot nu toe is de strekking van deze belasting nogal ruim; de aard en de mechanismen ervan verkeren momenteel nog in de uitwerkingsfase.

2.3   Op 7 oktober 2010 publiceerde de Commissie een Mededeling over de toekomstige belasting van de financiële sector (2), gestaafd met een werkdocument (3) waarin twee instrumenten worden toegelicht:

de invoering van een belasting op financiële activiteiten (FAT) op EU-niveau om begrotingsinkomsten voor de lidstaten te genereren en om tegelijkertijd de financiële markten stabieler te maken. Indien zorgvuldig ontworpen en uitgevoerd zou zo'n FAT geen onnodige risico's moeten opleveren voor het concurrentievermogen van de EU;

op mondiaal niveau steunt de Commissie het idee van een FTT, die volgens haar kan bijdragen aan de financiering van internationale vraagstukken als ontwikkeling of klimaatverandering.

2.4   Gelet op de mondiale en systemische aard van de financiële crisis stelt de Commissie ook dat de belasting een afschrikkend effect kan hebben op het aangaan van excessieve risico's. Verbetering van de doeltreffendheid, veerkracht en stabiliteit van de financiële markten en vermindering van de volatiliteit zijn volgens de Commissie een passende aanvulling op de hervormingen van de regelgeving en het toezicht.

2.5   Als onderdeel van het kader voor crisisbeheersing is de Commissie ook met initiatieven gekomen, waaronder de invoering van een resolutiefonds (4) voor de banken (BRF), dat al in een advies van het EESC (5) aan de orde is gekomen.

3.   Een billijke en wezenlijke bijdrage van de financiële sector aan de overheidsfinanciën

3.1   Gezien de rol van partijen in de financiële sector in de aanloop naar de crisis, toen regeringen financiële instellingen moesten redden, heeft in brede kring de mening postgevat dat de desbetreffende kosten niet door de burger of andere sectoren moeten worden gedragen. Dit standpunt is uitgemond in de doelstelling „om de financiële sector een billijke en wezenlijke bijdrage te laten leveren aan de overheidsbegroting”. In dit verband overweegt de Commissie in de economische studie een grondige effectrapportage op te nemen waarin verschillende opties ten aanzien van de belasting tegen het licht gehouden worden om tot een evenwichtig voorstel te komen.

Het EESC beveelt de Commissie aan om een overzicht te maken van de totale belastingbijdrage van de sector financiële diensten in de EU, waarbij alle verschillende belastingen worden bekeken die de sector nu al opbrengt.

Het onderzoek zou de belangrijke onderdelen in kaart kunnen brengen: vennootschapsbelasting, niet-aftrekbare btw en de belastingen die banken als werkgevers afdragen. Los daarvan zouden de op werknemers gebaseerde belastingen geïntegreerd moeten worden als onderdeel van de bredere economische bijdrage.

Vervolgens kan bekeken worden of belastingheffing en de meerwaarde van de bankensector met elkaar stroken, en of de totale belastingbijdrage van de bankensector meer of minder is dan die van andere belangrijke sectoren. Tot slot zou geschat kunnen worden hoeveel de nieuwe bankenbelasting opbrengt, in aanvulling op de totale belastingbijdrage.

3.2   Komt er een belasting voor de financiële sector, dan kan zo'n studie volgens het EESC helderheid scheppen over de omvang van die belasting, zowel wat het toepassingsgebied als de effectieve belastingtarieven betreft. Daarbij moet zorgvuldig worden gekeken naar het vermogen van de banken om hun kapitaalbasis weer op te bouwen en te versterken, alsook naar hun vermogen om huishoudens en bedrijven, met name MKB, in de EU te financieren.

3.3   Volgens het EESC kunnen de voorstellen over de manier waarop de financiële sector kan bijdragen aan de kosten van een eventuele toekomstige crisis niet los worden gezien van het debat over bredere wijziging van de regelgeving en het ruime scala aan maatregelen ter beperking van de kans op en de gevolgen van financiële rampspoed.

3.3.1   Idealiter zou de belasting van de financiële sector op evenwichtige wijze enerzijds een fiscale doelstelling vervullen, te weten het genereren van inkomsten, en anderzijds de doelstelling om de risico's te beperken.

4.   Belasting op financiële transacties (FTT)

4.1   De FTT is voor diverse doeleinden bestemd, met name: beperking van onproductieve activiteit op financiële markten door speculatie en volatiliteit tegen te gaan en gelijktijdige restitutie van overheidsgeld.

4.2   Het Europees Parlement heeft in maart 2010 een resolutie over belasting op financiële transacties goedgekeurd, en in maart 2011 een verslag over innoverende financiering op mondiaal en Europees niveau. (6)

4.3   Door toepassing van de FTT trachten de overheden het aantal riskante, speculatieve („maatschappelijk waardeloze”) (7) financiële transacties te beperken. Wellicht beschouwen ze FTT ook als een middel om banken niet te groot te laten worden, of om te voorkomen dat banken te veel en te riskante transacties gaan verrichten.

4.4   Het EESC heeft zich in zijn initiatiefadvies over de belasting op financiële transacties over de FTT uitgelaten en onder andere de volgende conclusies en aanbevelingen geformuleerd:

Met een FTT zou in eerste instantie moeten worden beoogd het gedrag van de financiële sector te wijzigen door speculatieve financiële transacties op korte termijn tegen te gaan. Aldus worden de activiteiten van de financiële sector aan het prijsmechanisme van de markt onderworpen. Het gewenste effect zou kunnen worden bereikt daar de FTT de meest frequente transacties het zwaarst belast.

De tweede doelstelling van een FTT is overheidsgeld te genereren. Deze nieuwe bron van inkomsten zou kunnen worden gebruikt om de economische ontwikkeling in ontwikkelingslanden te ondersteunen, klimaatbeleid in die landen te financieren of de overheidsschuld te verlichten. Dat laatste betekent ook dat de financiële sector overheidssteun terugbetaalt. Op lange termijn zou de opbrengst van de belasting een nieuwe algemene bron van overheidsinkomsten moeten worden.

4.5   Aangezien menigeen bezwaren koestert in verband met het gevaar van verplaatsing bij een plaatselijk ingevoerde belasting, moet in de eerste plaats gestreefd worden naar een wereldwijd ingevoerde belasting op financiële transacties, zoals de Commissie bepleit. Blijkt echter de invoering van deze belasting wereldwijd niet haalbaar te zijn, dan pleit het EESC voor invoering van een dergelijke belasting in de EU, rekening houdend met de resultaten van de effectbeoordeling van de Europese Commissie.

4.6   De FTT moet naar het oordeel van het EESC zo ontworpen worden dat de centrale depotsystemen de belasting vlot kunnen innen. Kwesties en kosten in verband met de opleggging van de inning en naleving van een FTT op brede basis moeten overwogen worden, evenals rechtsonzekerheid voor de veronderstelde inners van belasting voor over-the-counter („OTC”-) transacties met niet via de beurs verhandelde effecten en derivaten.

4.7   Tot slot wijst het EESC erop dat er nog steeds een aanzienlijk aantal jurisdicties bestaan die offshore financiële centra vormen en gekenmerkt worden door ondoorzichtigheid die te maken heeft met hun bankgeheim en die niet of nauwelijks aan belastingheffing zijn onderworpen. Aangezien het in deze gebieden gemakkelijk is om financiële filialen te vestigen en via internet te opereren, is het absoluut noodzakelijk om gelijktijdig met de invoering van een FTT te verplichten dat de transparantie wordt verbeterd en dat er op gerechtelijk en fiscaal gebied daadwerkelijk wordt samengewerkt.

5.   Belasting op financiële activiteiten

5.1   In vergelijking met de FTT onderscheidt een FAT zich door een belasting van ondernemingen in de financiële sector, in plaats van deelnemers van een financiële markt. Daarnaast gaat het bij de FTT om het belasten van tradingactiviteiten, die geconcentreerd zijn in een paar financiële centra, terwijl de FAT gericht is op de winsten en beloningen in de financiële sector, die homogener zijn verdeeld.

5.2   Op basis van het rapport van het IMF is de Commissie van mening dat er nog een ander middel bestaat om de belastingheffing op de financiële sector te verbeteren en tegelijkertijd de negatieve externe effecten te verminderen, nl. de invoering van een belasting op financiële activiteiten (FAT).

5.3   Voor de uitwerking van een FAT kan de Commisie bij de belastinggrondslag uitgaan van de financiële balans.

5.4   De gebruikte begrippen moeten begrijpelijk zijn binnen de bestaande kaders voor boekhouding, ongeacht of het gaat om de internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS) of lokaal toegepaste algemeen geldende boekhoudnormen (GAAP), aangezien financiële instellingen misschien geen IFRS hanteren.

5.5   Wordt ze op cash flows gebaseerd, dan zal de invoering van een FAT de liquiditeit beïnvloeden en cash flows duurder maken, terwijl liquiditeitsspanningen in de aanloop naar de crisis cruciaal waren. Daarom is het aan te raden om bij de bepaling van de belastinggrondslag van de FAT ruime aandacht te schenken aan het betalingsvermogen van de instelling en aan het vermogen om aan de nieuwe kapitaalvereisten te voldoen, alsook aan de wisselwerking van FAT en BTW.

6.   BTW

6.1   Een argument voor de invoering van een nieuwe belasting is volgens de Commissie onder andere de btw-vrijstelling van financiële diensten volgens Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (de „btw-richtlijn”).

6.2   Het EESC wil benadrukken dat de belangrijkste reden voor de vrijstelling de conceptuele en praktische moeilijkheid is bij het bepalen van de waarde van door banken verleende financiële diensten. Dit geldt met name voor de gangbare diensten voor financiële bemiddeling bij deposito's en leningen. Bij deze diensten gaat het om het verschil tussen de in rekening gebrachte rente op leningen en de uitbetaalde rente op deposito's. Deze marge is een mondiale, samengestelde maatregel van bemiddelingsdiensten, verleend door een bank aan zowel deposanten als leningnemers, die niet een-twee-drie kan worden bepaald voor afzonderlijke transacties voor de toepassing van btw of andere vormen van op verrichtingen gebaseerde verbruiksbelastingen. Het was moeilijk om een methode te ontwikkelen voor de vaststelling van deze marge voor afzonderlijke transacties voor de toepassing van btw op basis van facturen. Dergelijke vragen rijzen ook met betrekking tot de belasting van verzekeringen en andere vormen van financiële diensten, bijv. bij valuta- en effectenhandel.

6.3   Tegenover de btw-vrijstelling voor verleende financiële diensten staat in de btw-wetgeving geen (of een beperkt recht) om voorbelasting af te trekken. Dit houdt in dat financiële instellingen de over eigen onkosten betaalde btw niet volledig kunnen aftrekken, hetgeen dus zuivere kosten zijn. De omvang van deze „verborgen btw” kan aanzienlijk zijn, aangezien uitbestede diensten en intragroeptransacties te lijden hebben onder een cascade-effect van de belasting.

6.4   In 2007 kwam de Commissie met een richtlijnvoorstel ter hervorming van de btw-regeling van financiële diensten, gebaseerd op drie punten, inclusief de optie om financiële diensten te belasten. Volgens het EESC kan het debat over de belasting van de financiële sector niet los worden gekoppeld van de voorgestelde btw-hervorming (8)

6.5   Bezorgdheid bestaat er ook over het toepassingsgebied van de FAT en de combinatie met de bedragen van niet-aftrekbare btw. Terwijl ze zo ontworpen kan worden dat ze specifiek op economische rentabiliteit en/of risico's is gericht, drukt de FAT in haar meest uitgebreide vorm („addition-method” FAT) op de som van alle winsten en lonen. Als een nieuwe belasting gebaseerd wordt op cash flows of soortgelijke factoren, dan moet de Commissie naar de voordelen kijken van zo'n belasting binnen het btw-kader, om de gevolgen van niet-aftrekbare btw te beperken en om dus te vermijden dat de economische kosten voor alle economische partijen in Europa toenemen.

Brussel, 15 juni 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  EESC-advies over „Belasting op financiële transacties”, PB C 44 van 11 februari 2011, blz. 81.

(2)  COM(2010) 549/5.

(3)  SEC(2010) 1166/3.

(4)  COM(2010) 254 definitief.

(5)  EESC-advies over resolutiefondsen voor banken, PB C 107 van 6 april 2011, blz. 16.

(6)  Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2010 over belasting op financiële transacties – van theorie naar praktijk en Ontwerpverslag over innoverende financiering op mondiaal en Europees niveau (2010/2105(INI).

(7)  Taxing the Speculators, http://www.nytimes.com/2009/11/27/opinion/27krugman.html.

(8)  COM(2007) 746 en 747 definitief.


Top