EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CN0244

Zaak C-244/11: Beroep ingesteld op 20 mei 2011 — Europese Commissie/Helleense Republiek

PB C 219 van 23.7.2011, p. 10–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/10


Beroep ingesteld op 20 mei 2011 — Europese Commissie/Helleense Republiek

(Zaak C-244/11)

2011/C 219/13

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Zavvos en E. Montaguti)

Verwerende partij: Helleense Republiek

Conclusies

vaststellen dat de Helleense Republiek, door de goedkeuringsvereisten neergelegd in artikel 11, lid 1, juncto artikel 11, lid 2, en de goedkeuringsvereisten neergelegd in artikel 11, lid 3, van Griekse wet 3631/2008 voor te schrijven, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 63 VWEU inzake het vrije verkeer van kapitaal en artikel 49 VWEU inzake de vrijheid van vestiging;

de Helleense Republiek verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens de Commissie beperkt het feit dat voor het verkrijgen van een stemrecht van 20 % of meer van het totale maatschappelijk kapitaal in ondernemingen van nationaal strategisch belang, overeenkomstig artikel 11, lid 1, juncto artikel 11, lid 2, van wet 3631/2008 de voorafgaande goedkeuring van de Diypourgiki Epitropi Apokratikopoiiseon (interministeriële commissie voor privatisering) is vereist, het vrije verkeer van kapitaal (artikel 63 VWEU) en de vrijheid van vestiging (artikel 49 VWEU). Ofschoon de betrokken maatregelen, zoals de Griekse regering stelt, geen discriminatie invoeren, kunnen zij de marktdeelnemers ervan afschrikken hun kapitaal in ondernemingen van nationaal strategisch belang te investeren en bijgevolg zich in Griekenland te vestigen.

Bovendien is de Commissie van mening dat artikel 11, lid 3, van wet 3631/2008, dat voorziet in een mechanisme van controle achteraf, door de minister van Economische Zaken en Financiën, met betrekking tot bepaalde kwesties die van beslissend belang zijn voor de onderneming, het vrije verkeer van kapitaal (artikel 63 VWEU) en de vrijheid van vestiging (artikel 49 VWEU) beperkt, voor zover het de Staat de mogelijkheid biedt, belangrijke besluiten van de onderneming nietig te verklaren op latere administratieve gronden die vooraf niet bekend waren. Dat beperkt de discretionaire bevoegdheid van de aandeelhouders om hun besluiten toe te passen, en belet hen daadwerkelijk deel te nemen aan het beheer van en de controle op ondernemingen van nationaal strategisch belang en bijgevolg ook om zich in Griekenland te vestigen.

De Griekse regering betoogt dat de litigieuze wet zich beperkt tot de privatisering van zes ondernemingen van nationaal strategisch belang die aan de controle van de Staat zijn onderworpen. De Commissie daarentegen is van mening dat de werkingssfeer van de wet in beginsel onduidelijk blijft, aangezien noch de betrokken ondernemingen, noch de sectoren die binnen de werkingssfeer van de nieuwe regeling vallen, in de wet worden genoemd, met als gevolg dat de wet niet alleen wat haar tegenwoordige maar ook wat haar toekomstige werkingssfeer betreft, dubbelzinnig blijft en bijgevolg niet de vereiste rechtszekerheid biedt.

De Griekse regering beklemtoont dat het enige doel van de wet erin bestaat, het openbaar belang te beschermen en het continu en onbelemmerd verrichten van diensten en functioneren van netwerken te verzekeren. De Commissie beklemtoont echter dat de wet daarnaast tot doel heeft te verzekeren dat de Staat voor de ondernemingen van nationaal strategisch belang een strategische investeerder kan kiezen, dat het concurrentievermogen van die ondernemingen toeneemt en dat de privatisering van ondernemingen die voor de nationale economie van strategisch belang zijn, onder transparante voorwaarden geschiedt. De Commissie wijst erop dat zelfs indien de betrokken bepalingen, in strijd met de rechtspraak van het Hof van Justitie volgens welke goedkeuringsregelingen „moeten zijn gebaseerd op objectieve criteria die niet-discriminerend en voor de betrokken ondernemingen vooraf kenbaar zijn, en iedere persoon die door een dergelijke restrictieve maatregel wordt geraakt, […] over een rechtsmiddel moet beschikken (1), door redenen van openbaar belang zou kunnen worden gerechtvaardigd, de voorgeschreven criteria voor het verlenen van de goedkeuring ongeschikt zijn voor het bereiken van het door de wet nagestreefde doel. De in de betrokken bepaling neergelegde criteria voor de privatisering (voorafgaande goedkeuring maar ook controle achteraf met de mogelijkheid de besluiten van de onderneming nietig te verklaren) zijn niet duidelijk, objectief en precies in de wet bepaald, en houden geen verband met de door de wet nagestreefde doeleinden, maar verlenen de autoriteiten een ruime discretionaire bevoegdheid, met als gevolg het opleggen achteraf van bijkomende beperkingen voor de privatisering van ondernemingen van nationaal strategisch belang, de waarschijnlijke selectieve beperking van de toegang van investeerders tot geprivatiseerde ondernemingen en marktsectoren en het onvermogen van de rechterlijke autoriteiten om te controleren hoe de administratieve autoriteiten de hun door de wet verleende bevoegdheden hebben uitgeoefend.

De Commissie is van mening dat de Helleense Republiek geen voldoende toelichtingen en gegevens heeft verstrekt om de voornoemde beperkingen te rechtvaardigen, en dat artikel 11, lid 1, junctis artikel 11, lid 2, en artikel 11, lid 3, van wet 3631/2008, houdende invoering van het stelsel van voorafgaande goedkeuring en het stelsel van controle achteraf, derhalve in strijd zijn met de artikelen 63 VWEU en 49 VWEU.


(1)  Zie arresten Analir e.a. (C-205/99, punt 38), Centro Europa 7 Srl (C-380/05, punt 116), Commissie/Portugal (C-367/98, punt 50), Commissie/Frankrijk (C-483/99, punt 46) en Commissie/Spanje (C-463/00, punt 69).


Top