Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011XC0409(03)

    Samenvatting van het besluit van de Commissie van 20 juli 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/38.866 — Fosfaten voor diervoeder) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 5004) Voor de EER relevante tekst

    PB C 111 van 9.4.2011, p. 15–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.4.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 111/15


    Samenvatting van het besluit van de Commissie

    van 20 juli 2010

    inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst

    (Zaak COMP/38.866 — Fosfaten voor diervoeder)

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 5004)

    (Slechts de teksten in de Engelse en de Franse taal zijn authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    2011/C 111/09

    Op 20 juli 2010 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) maakt de Commissie hier de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit bekend, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen bij de bescherming van hun zakengeheimen.

    1.   INLEIDING

    (1)

    In het kader van deze zaak zijn twee besluiten vastgesteld, te weten allereerst een „vereenvoudigd” besluit ten gunste van de ondernemingen die in hun formele schikkingsverzoeken („met het oog op een schikking gedane verklaringen”) (2) hun deelname hebben erkend aan het kartel betreffende de verkoop van in diervoeder gebruikte voederfosfaten, en ten tweede een besluit met betrekking tot de ondernemingen Timab Industries S.A. en Compagnie Financière et de Participation Roullier (Frankrijk) (hierna „CFPR/Timab” genoemd), die de schikkingsprocedure hebben afgebroken. Deze samenvatting heeft betrekking op het tot de schikkende partijen gerichte besluit.

    (2)

    De elf adressaten van dit besluit hebben deelgenomen aan één enkele en voortdurende inbreuk op artikel 101 VWEU, en, vanaf 1 januari 1994, op artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna „EER-Overeenkomst” genoemd), welke erin bestond dat zij hebben samengespannen met betrekking tot de verkoop van in diervoeder gebruikte voederfosfaten.

    2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

    2.1.   Procedure

    (3)

    De procedure is ingeleid naar aanleiding van een door Kemira op 28 november 2003 ingediend immuniteitsverzoek met betrekking tot de periode 1989-2003. Tijdens inspecties op 10 en 11 februari 2004 heeft de Commissie verder bewijsmateriaal verkregen. Op 18 februari 2004 heeft Tessenderlo een clementieverzoek ingediend. Vervolgens heeft de Commissie andere clementieverzoeken ontvangen van Quimitécnica en CFPR/Timab.

    (4)

    Bij brief van 19 januari 2009 werden partijen in kennis gesteld van het besluit tot inleiding van een schikkingsprocedure. In aansluiting op in dit kader gevoerde besprekingen hebben alle partijen hun met het oog op een schikking gedane verklaringen ingediend binnen de termijnen die hun respectievelijk waren gesteld, met uitzondering van CFPR/Timab, dat de schikkingsprocedure heeft afgebroken.

    (5)

    Op 23 november 2009 heeft de Commissie een reeks van zes aan alle partijen gerichte mededelingen van punten van bezwaar vastgesteld. Met uitzondering van CFPR/Timab hebben alle partijen in hun antwoord bevestigd dat de mededeling van de punten van bezwaar overeenstemde met de inhoud van hun verklaringen met het oog op een schikking en dat zij daarom bij hun toezegging bleven de schikkingsprocedure te volgen.

    (6)

    Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities heeft op 2 en 16 juli 2010 een gunstig advies uitgebracht. Dit besluit is op 20 juli 2010 vastgesteld (evenals het tot CFPR/Timab gerichte besluit).

    2.2.   Samenvatting van de inbreuk

    (7)

    De onderhavige zaak heeft betrekking op een inbreuk op artikel 101 VWEU en, vanaf 1 januari 1994, op artikel 53 van de EER-Overeenkomst, met betrekking tot de verkoop van voederfosfaten. Het kartel had ten doel een groot deel van de Europese markt voor voederfosfaten te verdelen door middel van een verdeling van de verkoopquota tussen de leden van het kartel, alsook de prijzen en, voor zover nodig, de verkoopvoorwaarden op elkaar af te stemmen.

    (8)

    Naar is gebleken, waren de heimelijke afspraken, die de naam „Club”, CEPA (Centre d’Étude des Phosphates Alimentaires) en naderhand Super CEPA kregen, solide en konden deze van jaar tot jaar worden aangepast aan de zich permanent ontwikkelende industriële en commerciële omstandigheden.

    (9)

    De coördinatie had vooral ten doel de in verschillende Europese landen geleverde hoeveelheden voederfosfaten te verdelen; daarbij ging het deels om huidige of toekomstige lidstaten en deels om landen die naderhand partij bij de EER-Overeenkomst zijn geworden. De ondernemingen coördineerden ook bepaalde productiebeperkingen (bijvoorbeeld met betrekking tot de productie op basis van de fosforzuurtechniek of de omschakeling van een deel van de grondstoffen of productoverschotten naar de meststoffenmarkt) en verdeelden de klanten onder elkaar. De leden van het kartel hebben onder meer afspraken gemaakt over een quotaregeling die verschillende geografische regio's binnen Europa bestreek en op basis waarvan de verkoopvolumes en de specifieke klanten aan de producenten werden toegedeeld. In voorkomend geval werden compensaties toegepast om de afwijkingen te corrigeren.

    (10)

    Met het kartel werd tevens beoogd de betrokken leden in staat te stellen de in elk land toegepaste prijzen alsook, in voorkomend geval, de verkoopwaarden te coördineren.

    (11)

    De ondernemingen hebben veelvuldig contact met elkaar gezocht en elkaar regelmatig ontmoet teneinde aan deze coördinatie uitvoering te geven door middel van overeenkomsten over toezicht op de prijzen en het verdelen van de markt, en dat zowel op Europees niveau als in de verschillende landen. Zij hebben controle- en compensatiemechanismen ingevoerd en gebruikt, waarmee de afspraken over de verdeling van de markt werden bewaakt en waarmee kon worden geïntervenieerd in geschillen over aanzienlijke afwijkingen van de op Europees en nationaal niveau overeengekomen quota en deze geschillen konden worden beslecht; dit heeft partijen niet ervan weerhouden elkaar op een dwaalspoor te brengen door het verschaffen van onjuiste gegevens wanneer de gelegenheid daartoe zich voordeed.

    (12)

    De prijzen, prijsstijgingen en andere handels- of aankoopvoorwaarden — wat deze laatste betreft uitsluitend in geval van noodzaak — zijn per land besproken en gecoördineerd.

    (13)

    De algemene inbreuk heeft zich over het grootste deel van het grondgebied van de Unie uitgestrekt en naderhand ook over een groot deel van het grondgebied van de EER (3) en heeft geduurd van ten minste 19 maart 1969 tot en met ten minste 10 februari 2004.

    2.3.   Adressaten en looptijd

    (14)

    In dit besluit worden de volgende rechtspersonen aansprakelijk gehouden voor de inbreuk, voor de hierna aangegeven perioden:

    Yara Phosphates Oy: van ten minste 19 maart 1969 tot en met 28 november 2003;

    Kemira Oyj: van ten minste 1 april 1989 tot en met 28 november 2003;

    Yara Suomi Oy: van ten minste1 januari 1994 tot en met 28 november 2003;

    Tessenderlo Chemie N.V.: van ten minste 19 maart 1969 tot en met 10 februari 2004;

    Ercros S.A.: van ten minste 31 januari 1992 tot en met 10 februari 2004;

    Ercros Industrial S.A.: van ten minste 31 januari 1992 tot en met 10 februari 2004;

    FMC Foret S.A.: van ten minste 31 januari 1992 tot en met 31 december 2001;

    FMC Chemicals Netherlands B.V.: van ten minste 31 januari 1992 tot en met 31 december 2001;

    FMC Corporation: van ten minste 31 januari 1992 tot en met 31 december 2001;

    Quimitécnica.com — Comércio e Indústria Química S.A.: van ten minste 21 oktober 1993 tot en met 10 februari 2004;

    José de Mello SGPS S.A.: van ten minste 1 januari 1997 tot en met 10 februari 2004.

    2.4.   Sancties

    (15)

    Om de op te leggen geldboeten te bepalen, baseert de Commissie zich op de beginselen die zijn neergelegd in de richtsnoeren boetetoemeting van 2006 (4). Ook past zij de bepalingen toe van de clementiemededeling van 2002 en van haar mededeling betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van beschikkingen op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken.

    2.4.1.   Basisbedrag van de geldboeten

    (16)

    In overeenstemming met de richtsnoeren boetetoemeting wordt het basisbedrag van de elk van de partijen op te leggen boete verkregen door een variabel bedrag te vermeerderen met een toeslag. Voor de vaststelling van het variabele bedrag van de boete wordt uitgegaan van een deel van de waarde van de verkopen dat tussen 0 en 30 % ligt en dat wordt bepaald door de ernst van de inbreuk, vermenigvuldigd met het aantal jaren dat de inbreuk heeft geduurd. De basisboetetoeslag bedraagt 15 tot 25 % van de waarde van de verkopen van de goederen of diensten waarop de inbreuk betrekking heeft in een bepaald boekjaar (waarbij het in principe om het laatste jaar van de inbreuk zal gaan).

    (17)

    De boete die moet worden opgelegd aan ondernemingen die ermee hebben ingestemd om aan een schikkingsprocedure deel te nemen, wordt berekend volgens de in de richtsnoeren boetetoemeting neergelegde methode, die overeenkomt met die van het hiervoor genoemde afzonderlijke besluit voor de ondernemingen die niet voor een dergelijke procedure kiezen (te weten in casu CFPR/Timab). Echter alleen de eerstgenoemde ondernemingen komen voor een boetevermindering ingevolge de mededeling betreffende schikkingsprocedures in aanmerking.

    (18)

    Overeenkomstig de richtsnoeren boetetoemeting wordt het basisbedrag van de geldboete vastgesteld op 17 % van de verkopen van in diervoeder gebruikte voederfosfaten die door de ondernemingen worden behaald in de EER-landen waarop de inbreuk betrekking heeft.

    (19)

    Het basisbedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal jaren van deelname aan het kartel, zodat volledig rekening wordt gehouden met de duur van de deelname van iedere afzonderlijke onderneming aan de inbreuk.

    2.4.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

    (20)

    Er is in casu van geen enkele verzwarende of verzachtende omstandigheid sprake

    2.4.3.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

    (21)

    Krachtens artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003, kan de aan elke onderneming opgelegde geldboete niet hoger zijn dan 10 % van de totale omzet die deze in het aan het besluit van de Commissie voorafgaande boekjaar heeft behaald. Gezien het feit dat de basisbedragen van Tessenderlo Chemie N.V., Yara Suomi Oy, Yara Phosphates Oy en Quimitécnica.com — Comércio e Indústria Química S.A. hoger zijn dan het plafond van 10 % van de omzet over 2009, worden de basisbedragen van de aan deze ondernemingen op te leggen geldboetes aangepast in overeenstemming met artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003.

    2.4.4.   Toepassing van de clementiemededeling van 2002: boetevermindering

    (22)

    Kemira heeft op 28 november 2003 een verzoek ingediend om immuniteit tegen geldboeten, dat op 16 december 2003 is ingewilligd aangezien de betrokkene had voldaan aan de voorwaarden van de clementiemededeling. Yara Phosphates en Yara Suomi, die op het moment van indiening van het immuniteitsverzoek deel uitmaakten van dezelfde onderneming als Kemira, genieten dezelfde immuniteit tegen de geldboete.

    (23)

    Het door Tessenderlo verstrekte bewijsmateriaal heeft een significant toegevoegde waarde in de zin van de clementiemededeling. Een vermindering van 50 % van de geldboete die Tessenderlo anders zou zijn opgelegd, is haar toegekend voor de periode na 31 maart 1989. Bovendien is Tessenderlo overeenkomstig punt 23 van genoemde mededeling gedeeltelijke immuniteit verleend aangezien haar verzoek de Commissie in staat heeft gesteld de langere duur van de inbreuk vast te stellen.

    (24)

    Het door Quimitécnica op 27 maart 2007 verstrekte en vervolgens aangevulde bewijsmateriaal heeft een significant toegevoegde waarde in de zin van de clementiemededeling. Quimitécnica geniet dus een vermindering van 25 % van de boete die haar anders zou zijn opgelegd. José de Mello, dat op het moment van indiening van het immuniteitsverzoek deel uitmaakte van dezelfde onderneming als Quimitécnica, krijgt dezelfde vermindering.

    (25)

    Op 14 oktober 2008 heeft CFPR/Timab een verzoek ingediend uit hoofde van de clementiemededeling, welk verzoek zij op 28 oktober 2008 heeft aangevuld. CFPR/Timab is krachtens de clementiemededeling in het aan deze ondernemingen gerichte besluit een vermindering van 5 % toegekend.

    2.4.5.   Toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures

    (26)

    Overeenkomstig punt 32 van de mededeling betreffende schikkingsprocedures (5) wordt schikking beloond met een verlaging van het bedrag van de op te leggen geldboete met 10 % nadat het 10 %-plafond overeenkomstig de richtsnoeren boetetoemeting is toegepast. Wanneer in zaken waarin wordt geschikt, ook clementieverzoekers betrokken zijn, wordt op grond van punt 33 van de mededeling betreffende schikkingsprocedures de boetevermindering die hun wegens de schikking wordt toegekend, gevoegd bij de hun in het kader van de clementiemededeling toegekende beloning. Ingevolge de toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures wordt de aan alle adressaten van dit besluit op te leggen geldboete met 10% verlaagd.

    2.4.6.   Vermogen om te betalen

    (27)

    Twee van de ondernemingen in de onderhavige zaak hebben zich krachtens punt 35 van de richtsnoeren boetetoemeting van 2006 beroepen op hun „onvermogen om te betalen”. De Commissie heeft deze verzoeken opnieuw onderzocht en de financiële gegevens van deze ondernemingen zorgvuldig geanalyseerd. Na deze beoordeling heeft zij een van de verzoeken aanvaard en een vermindering van 70 % van het bedrag van de geldboete toegekend.

    3.   BESLUIT

    (28)

    De overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 opgelegde geldboeten zijn als volgt:

    EUR 0

    aan Yara Phosphates Oy, Yara Suomi Oy en Kemira Oyj, hoofdelijk aansprakelijk

    83 752 000 EUR

    aan Tessenderlo Chemie N.V.

    1 750 905 EUR

    aan Quimitécnica.com — Comércio e Indústria Química S.A. en José de Mello SGPS S.A., hoofdelijk aansprakelijk

    1 044 095 EUR

    aan José de Mello SGPS S.A.

    14 400 000 EUR

    aan FMC Foret S.A., FMC Chemicals Netherlands B.V. en FMC Corporation, hoofdelijk aansprakelijk

    14 850 000 EUR

    aan Ercros Industrial S.A. en Ercros S.A., hoofdelijk aansprakelijk


    (1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

    (2)  Overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 622/2008 wat betreft schikkingsprocedures in kartelzaken.

    (3)  De geografische reikwijdte van het kartel betrof steeds België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Finland, Hongarije, Ierland, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zweden, terwijl andere landen als Spanje of Portugal ten minste vanaf respectievelijk 1992 en 1993 werden bestreken.

    (4)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.

    (5)  Verordening (EG) nr. 622/2008 van de Commissie van 30 juni 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 773/2004, wat betreft schikkingsprocedures in kartelzaken (PB L 171 van 1.7.2008, blz. 3) en mededeling van de Commissie betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van beschikkingen op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken (PB C 167 van 2.7.2008, blz. 1).


    Top