This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011XC0312(02)
Summary of Commission Decision of 8 December 2010 relating to a proceeding under Article 101 of the Treaty on the Functioning of the European Union and Article 53 of the EEA Agreement (Case COMP/39.398 — VISA MIF) (notified under document C(2010) 8760 final) Text with EEA relevance
Samenvatting van het besluit van de Commissie van 8 december 2010 in een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak COMP/39.398 — VISA MIF) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 8760 definitief) Voor de EER relevante tekst
Samenvatting van het besluit van de Commissie van 8 december 2010 in een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak COMP/39.398 — VISA MIF) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 8760 definitief) Voor de EER relevante tekst
PB C 79 van 12.3.2011, p. 8–9
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
12.3.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 79/8 |
Samenvatting van het besluit van de Commissie
van 8 december 2010
in een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst
(Zaak COMP/39.398 — VISA MIF)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 8760 definitief)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
2011/C 79/05
Op 8 december 2010 heeft de Commissie een besluit vastgesteld in een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) maakt de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit (waaronder de eventuele sancties) bekend, rekening houdende met het rechtmatige belang van ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.
(1) |
De zaak betreft de multilaterale interbancaire vergoedingen (multilateral interchange fees, hierna „MIF’s” genoemd) die door Visa Europe Limited (hierna „Visa Europe” genoemd), Visa Inc. en Visa International Services Association zijn vastgesteld en van toepassing zijn op grensoverschrijdende en bepaalde binnenlandse (2) Point of Sale-transacties met VISA-, VISA Electron- en V PAY-betaalpassen binnen de EER. |
1. VOORLOPIGE MEDEDINGINGSBEZWAREN
(2) |
Op 3 april 2009 nam de Commissie een mededeling van punten van bezwaar aan tegen Visa Europe, Visa Inc. en Visa International Services Association. De mededeling van punten van bezwaar vormt een voorlopige beoordeling in de zin van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad. |
(3) |
Wat Visa Europe betreft, is de Commissie in de mededeling van punten van bezwaar tot de voorlopige conclusie gekomen dat Visa Europe inbreuk op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst heeft gemaakt bij het vaststellen van de MIF’s die van toepassing zijn op grensoverschrijdende en bepaalde binnenlandse transacties met VISA-, VISA Electron- en V PAY-betaalpassen in verkooppunten binnen de EER. |
(4) |
Interbancaire vergoedingen worden door de bank van de handelaar (hierna „wervende bank” genoemd) betaald aan de bank van de kaarthouder (hierna „emitterende bank” genoemd) voor elke transactie die in een verkooppunt met een betaalkaart wordt verricht. Wanneer een kaarthouder een betaalkaart gebruikt om goederen of diensten van een handelaar te kopen, betaalt de handelaar in feite een Merchant Service Charge (hierna „MSC” genoemd) aan zijn wervende bank. De wervende bank behoudt een deel van deze vergoeding (de marge van de wervende bank), een gedeelte wordt doorgestort aan de emitterende bank (de MIF), en een klein gedeelte wordt doorgestort aan de exploitant van het systeem (in dit geval Visa). In de praktijk maakt de MIF een groot deel van de MSC uit. |
(5) |
In de mededeling van punten van bezwaar werd het bezwaar geformuleerd dat de MIF’s een merkbare beperking van de mededinging tot doel en ten gevolge hebben op de markt van de wervende banken, ten nadele van de handelaren en indirect van hun klanten. Doordat in het kader van de MIF’s een belangrijk kostenelement werd gecreëerd dat gemeenschappelijk was voor alle wervende banken, leek de basis op grond waarvan de wervende banken hun MSC vaststelden, kunstmatig opgedreven te zijn. Volgens het voorlopige standpunt van de Commissie zijn de MIF’s van Visa Europe niet objectief noodzakelijk. De mededingingsbeperkende gevolgen op de wervingsmarkten worden nog versterkt door het effect van de MIF’s op het netwerk en de uitgiftemarkten, alsook door andere regels en praktijken van het netwerk (de verplichting om alle kaarten te accepteren (Honour All Cards Rule, hierna „HACR” genoemd), het verbod op discriminatie (No Discrimination Rule, hierna „NDR” genoemd), blending (berekening van uniforme, gemiddelde tarieven), en het berekenen van een verschillend MIF-tarief voor grensoverschrijdend wervende en binnenlands wervende banken). Bovendien lijken de MIF’s volgens de mededeling van punten van bezwaar niet aan de voorwaarden voor een ontheffing op grond van artikel 101, lid 3, VWEU te voldoen, met name dat er voldoende efficiëntieverbeteringen moeten worden bereikt waarbij een billijk aandeel wordt doorgegeven aan de gebruikers. |
2. BESLUIT WAARBIJ DE TOEZEGGINGEN VERBINDEND WORDEN VERKLAARD
(6) |
Visa Europe heeft, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003, toezeggingen aangeboden om tegemoet te komen aan de concurrentiebezwaren van de Commissie in het segment van de kaarten met directe debitering. |
(7) |
Op 28 mei 2010 publiceerde de Commissie op grond van artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003, een bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie waarin zij de zaak en de voorgestelde toezeggingen samenvatte en belanghebbenden verzocht binnen een maand na de publicatie van die bekendmaking hun opmerkingen over die toezeggingen te maken. Op 23 juli 2010 heeft de Commissie Visa Europe in kennis gesteld van de opmerkingen die zij na de publicatie van de bekendmaking van belanghebbende derde partijen had ontvangen. Op 10 september 2010 heeft Visa Europe herziene toezeggingen ingediend. |
(8) |
Bij besluit van 8 december 2010 heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad, de herziene toezeggingen bindend verklaard voor Visa Europe voor een periode van vier jaar. De voornaamste inhoudelijke bepalingen van de toezeggingen worden hieronder samengevat.
|
(9) |
De MIF-begrenzing van het gewogen gemiddelde voor kaarten met directe debitering uit de toezeggingen werd aan de MIT getoetst. Het oordeel van het besluit luidt dat de toezeggingen passend zijn en noodzakelijk om tegemoet te komen aan de bezwaren uit de mededeling van punten van bezwaar, zonder disproportioneel te zijn. |
(10) |
Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities bracht op 26 november 2010 een gunstig advies uit over de vaststelling van het besluit. Dezelfde dag bracht de raadadviseur-auditeur zijn eindverslag uit. |
(11) |
Met het besluit werd de procedure beëindigd wat betreft de MIF’s van Visa Europe voor transacties met betaalpassen met directe debitering. Het besluit is echter niet van toepassing op de MIF’s van Visa Europe voor transacties met particuliere creditcards of met kaarten met uitgestelde debitering, waarvoor het onderzoek van de Commissie blijft lopen. Het besluit laat eveneens het recht van de Commissie onverlet om procedures in te leiden of voort te zetten tegen andere regels van het Visanetwerk, zoals de HACR, de MIF’s van Visa Europe voor transacties met zakelijke kaarten of de interregionale MIF’s. |
(1) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.
(2) Op dit moment worden door Visa Europe in negen landen binnenlandse MIF-tarieven vastgesteld. In de overige EER-landen worden de binnenlandse MIF-tarieven vastgesteld door de leden van Visa Europe.