Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010XR0284

    Resolutie over „De klimaattop van Cancun. De bijdrage van het CVDR aan de UNFCCC COP 16, 29 november – 10 december 2010 ”

    PB C 15 van 18.1.2011, p. 1–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.1.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 15/1


    Resolutie over „De klimaattop van Cancun. De bijdrage van het CVDR aan de UNFCCC COP 16, 29 november – 10 december 2010”

    2011/C 15/01

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    De EU dient dringend verdere vooruitgang te boeken met het beleid tegen de wereldwijde klimaatverandering

    1.

    Wijst erop dat de toezeggingen die het heeft gedaan in de tijdens zijn zitting van juni 2009 goedgekeurde resolutie over de klimaattop van Kopenhagen onverminderd van kracht blijven;

    2.

    Verklaart eens te meer een groot voorstander te zijn van een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering die ervoor moet zorgen dat de aarde in 2012 niet meer dan 2 graden is opgewarmd;

    3.

    Betreurt het dat de uiteindelijke overeenkomst, ondanks de wereldwijde aandacht die klimaatverandering en milieuproblemen kregen in de aanloop naar de top van Kopenhagen, helaas achterbleef bij de hoge verwachtingen van een breed scala aan EU-partijen – waaronder lokale en regionale overheden – die beleidsmatig een cruciale rol spelen bij de bestrijding van de klimaatverandering;

    4.

    Steunt de inspanningen van de Europese Commissie om te komen tot een internationaal bindende overeenkomst ter vermindering van broeikasgasemissies. In de geest van het Verdrag van Lissabon zou de EU tijdens de UNFCCC COP 16 in Cancún met één duidelijke stem moeten spreken en aldus weer een hoofdrol moeten opeisen bij de internationale onderhandelingen over de verandering van het klimaat;

    5.

    Erkent dat de klimaatdoelstellingen van de EU alleen haalbaar zijn als emissiereducties eerlijk worden verdeeld over de hele internationale gemeenschap, dus met de nodige inachtneming van de verschillende mogelijkheden en uitgangsposities van landen en regio's, en als er wereldwijde afspraken worden gemaakt over een kordaat optreden dat geschraagd wordt door gemeenschappelijke basisvereisten voor regelmatige bewaking, rapportage en verificatie (MRV);

    6.

    Erkent de noodzaak om binnen de EU meer vooruitgang te boeken met de bestrijding van de klimaatverandering, om het hoge ambitieniveau te handhaven en om goede resultaten die worden behaald bij de uitvoering van het beleid op vooral lokaal en regionaal niveau te onderbouwen en onder de aandacht te brengen. Blijft een internationaal klimaatverdrag achterwege, dan dienen de Raad en de Commissie hun strategie voor het klimaatbeleid van de EU aan te passen en te versterken;

    7.

    Hoopt met name op een overeenkomst over de structuur die nodig is voor onder meer de volgende zaken: aanpassings- en mitigatiemaatregelen, financiën, vermindering van CO2-emissies door ontbossing, vermindering van het internationale lucht- en zeevervoer, opbouw van nieuwe koolstofmarktmechanismen en steun voor de zwaarst getroffen ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen;

    De cruciale rol van lokale en regionale overheden

    8.

    Staat nog altijd resoluut achter de 20-20-20-doelstellingen van de EU en dringt er bij alle subnationale bestuurslagen in de wereld op aan om te investeren in de bestrijding van klimaatverandering, het publiek van de problematiek bewust te maken, politieke steun van het publiek te mobiliseren, bedrijfsinvesteringen aan te zwengelen en financieringsbronnen te vinden, en producenten en consumenten over te halen hun gedrag zo te veranderen dat hulpbronnen efficiënter worden gebruikt en de economie een klimaatvriendelijker gezicht krijgt;

    9.

    Benadrukt dat het „Territoriale Pact van lokale en regionale overheden met betrekking tot de Europa 2020-strategie”, dat het zelf heeft voorgesteld in het leven te roepen, van grote waarde zou kunnen zijn in de strijd tegen de klimaatverandering. Een „efficiënt gebruik van hulpbronnen” in Europa is namelijk alleen mogelijk als de Europese, nationale, regionale en lokale bestuursniveaus met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel nauw samenwerken;

    10.

    Is bereid om, als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, de doelstelling tot 30 % op te trekken;

    11.

    Wijst erop dat de Commissie is nagegaan of de broeikasgasemissies met meer dan 20 % kunnen worden teruggebracht; betreurt het dat de Commissie hierdoor tot de conclusie is gekomen dat het voor de EU in de huidige omstandigheden onmogelijk is om de reductiedoelstelling eenzijdig op te trekken tot 30 %. Daarom onthoudt zij zich voorlopig van nieuwe beleidsinitiatieven;

    12.

    Onderstreept dat diverse Europese steden en regio's een eigen klimaat- en energiestrategie voeren met speciale mitigatiedoelstellingen en het burgemeestersconvenant hebben ondertekend, met behulp waarvan de CO2-uitstoot in 2020 met ten minste 20 % omlaag moet zijn gebracht;

    13.

    Dringt er bij de Raad en de Commissie op aan om het CvdR te betrekken bij de voorbereidingen op de UNFCCC COP 16 in Cancún, zodat de bijdrage van lokale en regionale overheden aan mitigatie- en adaptatiemaatregelen ten volle wordt erkend;

    Integratie van maatregelen tegen klimaatverandering en voor een koolstofarme economie in alle beleidsterreinen

    14.

    Is van mening dat mitigatie en adaptatie tot expliciete doelstellingen moeten worden verheven van alle EU-beleidsterreinen, waaronder landbouw, plattelandsontwikkeling, bestrijding van ontbossing, vervoer, biodiversiteit, water- en afvalbeheer en programma's ter financiering van onder meer cohesie, industrie, landbouw en ontwikkelingssamenwerking;

    15.

    Roept de Europese Commissie op een compleet vervoers- en klimaatveranderingspakket samen te stellen. Het opnemen van het lucht- en zeevervoer in de mondiale regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten is een grote stap op weg naar minder CO2-emissies; bij dit pakket moet rekening worden gehouden met de bijzondere situatie van eilanden en ultraperifere regio's, die zeer afhankelijk zijn van lucht- en zeevervoer; het is dan ook zaak een evenwicht te zoeken tussen het terugdringen van de CO2-uitstoot en de enorme kosten waarmee de bestrijding van de klimaatverandering in deze regio's gepaard gaat;

    16.

    Gelooft dat de EU, om uit te groeien tot de meest klimaatvriendelijke regio ter wereld, de omschakeling naar een koolstofarme economie met specifieke projecten moet ondersteunen, met als uitgangspunt de strategie EU 2020 voor duurzame groei (de „groene New Deal”);

    17.

    Is van mening dat de EU een doorslaggevende impuls moet geven aan energie-efficiëntie en innovaties ter vermindering van de CO2-uitstoot en er aldus voor moet zorgen dat het Europese bedrijfsleven met innovaties, energie-efficiëntie en de snelle invoering van nieuwe technologie zijn vooraanstaande positie in sleutelsectoren van de groene economie kan consolideren;

    18.

    Herinnert eraan dat om de 20-20-20-doelstellingen van de EU voor energiebesparing te halen er massaal geïnvesteerd moet worden in sectoren als de industrie, vervoer en huisvesting, alsook in overheids- en commerciële gebouwen;

    19.

    Een CO2-heffing, of een vorm van rechtstreekse heffingen voor emissies, zou van pas kunnen komen om tot een spaarzamer en schoner energiegebruik aan te zetten en om de financiële middelen te genereren die nodig zijn om de voor de bestrijding van de klimaatverandering benodigde veranderingen door te voeren.

    20.

    Stelt daarom voor nieuwe instrumenten in het leven te roepen in de vorm van prioritaire bestedingen via de structuurfondsen of als een afzonderlijk energie-investeringsfonds;

    21.

    Is ervan overtuigd dat de omschakeling naar een koolstofarme economie op een sociaal aanvaardbare en economisch haalbare wijze dient te gebeuren: naast de „groene” banen die er naar verwachting zullen komen, moeten de bestaande banen – eventueel in aangepaste vorm – worden behouden;

    22.

    Breekt een lans voor strategische samenwerkingsverbanden tussen overheid en bedrijfsleven (bijvoorbeeld allianties tussen kleine en middelgrote bedrijven en lokale en regionale overheden) met het oog op de toepassing en verdere ontwikkeling van koolstofarme technologie en nodigt steden en regio's uit om lokale klimaatactiepacten te sluiten tussen openbare en particuliere partners, met concrete maatregelen om de 20/20/20-doelstellingen te halen.

    Werken aan internationaal leiderschap van de EU op klimaatgebied: multilevel governance en budgettaire bevoegdheden voor lokale en regionale overheden

    23.

    Benadrukt dat de EU alleen efficiënt kan optreden tegen klimaatverandering als de lokale, regionale, Europese en internationale bestuursniveaus hun inspanningen onderling coördineren;

    24.

    Benadrukt dat het belangrijk is de rol van de lokale en regionale overheden in de strijd tegen de klimaatverandering in overweging te nemen. In dit verband, en in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, dient erop gewezen te worden dat met deze beleidsniveaus rekening gehouden moet worden aangezien ze kunnen zorgen voor risicobeperkings- en aanpassingsplannen, alsook voor andere lokale en regionale acties die uiterst belangrijk zijn in de strijd tegen de klimaatverandering;

    25.

    Wijst erop dat aangezien steden verantwoordelijk zijn voor 75 % van de CO2-uitstoot er voor hen een hoofdrol is weggelegd in de strijd tegen de klimaatverandering. Doordat het in Kopenhagen uiteindelijk niet tot afspraken kwam over bindende doelstellingen voor het verminderen van broeikasgasemissies, rust op lokale en regionale overheden nu de loodzware verantwoordelijkheid om onverwijld beslissende adaptatie- en mitigatiemaatregelen te nemen; Het burgemeestersconvenant is een grote stap in de juiste richting.

    26.

    Benadrukt dat de visie van de EU op een mogelijke synergie tussen de groene economie en het klimaatbeleid een bron van inspiratie zou kunnen zijn voor de rest van de wereld als het potentieel van lokale en regionale overheden wordt onderkend en uitgebouwd;

    27.

    Onderstreept dat zo'n visie een samenhangende serie innovatieve maatregelen voor het vervoer, de bouw en de opwekking van elektriciteit zou moeten omvatten die staan voor een nieuwe industriële revolutie waarbij individuele huishoudens een rol krijgen in de energieproductie;

    28.

    Roept de Europese Commissie en de Raad op om weer te zorgen voor een duurzaam en geloofwaardig leiderschap van de EU in de internationale beleidsvorming op het gebied van klimaatverandering door lokale, subnationale, nationale of regionale vaardigheden, capaciteiten en instellingen te ontwikkelen en te versterken. De Europese Commissie zou deze aanpak in haar internationale betrekkingen moeten uitdragen;

    29.

    Gelooft sterk in de capaciteit van de lokale en regionale overheden in Europa om een voorbeeld te vormen voor overheden elders en aldus een bijdrage leveren aan het wereldwijde leiderschap van de EU. Het kijkt er dan ook naar uit om er met behulp van het Memorandum van overeenstemming met de Amerikaanse Conference of Mayors voor te zorgen dat Europese en Amerikaanse gemeenten met hun mitigatie- en adaptatiemaatregelen concrete resultaten boeken;

    30.

    Dringt sterk aan op cursussen voor lokale en regionale overheden over de aanpak van de klimaatverandering op lokaal niveau worden georganiseerd. Daarnaast zijn campagnes nodig om de bevolking bewust te maken van de klimaatverandering;

    31.

    Wijst op het grote belang dat alle bestuursniveaus maatregelen ter bestrijding van de klimaatverandering in hun begroting opnemen en in dit verband:

    a)

    herhaalt het dat lokale en regionale overheden moeten zo snel mogelijk de beschikking moeten krijgen over een adequaat Europees instrumentarium ter ondersteuning van hun maatregelen tegen de klimaatverandering; nationale randvoorwaarden voor financiering moeten worden aangepast en het moet gemakkelijker worden om een lening te krijgen van de Europese Investeringsbank;

    b)

    wijst het erop dat door de recente financiële crisis de druk op gemeentelijke begrotingen alleen maar toeneemt; onderstreept het dat adequate subsidies en prikkels om lokale en regionale overheden aan te zetten tot het promoten van energie-efficiëntie en duurzame energie dan ook van pas zouden komen; het is daarnaast zaak het „Intelligente energie voor Europa”-programma te versterken en beter af te stemmen op de veranderende behoeften van lokale en regionale overheden;

    c)

    beveelt het voor de komende herziening van de EU-begroting aan om van de bestrijding van de klimaatverandering een horizontale prioriteit te maken van de bestaande financieringsregelingen zoals de structuurfondsen, het GLB en de kaderprogramma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling;

    d)

    stelt het voor een substantieel deel van de opbrengsten van de EU ETS door te sluizen naar de regionale en lokale overheden, zodat deze maatregelen ter bescherming van het klimaat en ter aanpassing aan de gevolgen ervan ter plaatse kunnen uitvoeren; de geldstromen die beschikbaar komen dankzij de internationale koolstofmarkt, zouden ook gebruikt moeten worden om projecten in ontwikkelingslanden te ondersteunen;

    e)

    herinnert het aan het belang van de structuurfondsen: zij verkleinen verschillen en geven alle regio's de kans om te profiteren van het trio onderzoek, innovatie en slimme investeringen; op die manier corrigeren zij structurele gevallen van inefficiëntie;

    Lokale en regionale overheden dringen aan op wereldwijde samenwerking in de strijd tegen klimaatverandering

    32.

    Roept op om de samenwerking tussen de lidstaten van de EU en lokale en regionale overheden in ontwikkelingslanden en opkomende economieën uit te bouwen. In dit verband zouden de lokale en regionale overheden in Europa de reeds met decentrale samenwerking behaalde resultaten als uitgangspunt moeten nemen en deze moeten uitbreiden. Dan kunnen zij samen met subnationale overheden in de ontwikkelingslanden voor bewustwording zorgen, best practices uitwisselen, technologie overdragen en ervoor zorgen dat de in Kopenhagen toegezegde gelden verstandig geïnvesteerd worden;

    33.

    Is van mening dat de inspanningen in verband met klimaatverandering en biodiversiteitsafname op internationaal en nationaal niveau beter op elkaar afgestemd dienen te worden zodat ze elkaar wederzijds versterken, waardoor optimaal gebruik wordt gemaakt van de voortdurende wereldwijde processen in het kader van de internationale verdragen;

    34.

    Roept de EU op om een impuls te geven aan de op ecosystemen gebaseerde financieringsaanpak binnen de UNFCCC, met inbegrip van het VN-programma ter vermindering van de uitstoot ten gevolge van ontbossing en aantasting van bossen (REDD/REDD+). Dit programma zou niet alleen, zoals nu het geval is, voor bossen moeten gelden, maar ook voor andere ecosystemen zoals moeraslanden;

    35.

    Herhaalt zijn vaste voornemen om zich in te zetten voor een internationaal bindende overeenkomst. Nationale overheden kunnen alleen hun doelstellingen verwezenlijken als lokale en regionale overheden actief bij een en ander worden betrokken;

    36.

    Gelast zijn voorzitter om deze resolutie voor te leggen aan de voorzitter van de Europese Raad, het Belgische voorzitterschap van de EU, de Europese Commissie, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de UNFCCC.

    Brussel, 6 oktober 2010

    De voorzitster van het Comité van de Regio's

    Mercedes BRESSO


    Top