Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010XC1112(06)

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer — Jaarrekening van de Europese Unie — Begrotingsjaar 2009 — Geconsolideerde financiële staten en geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de begroting

PB C 308 van 12.11.2010, p. 1–128 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 308/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER

JAARREKENING VAN DE EUROPESE UNIE

BEGROTINGSJAAR 2009

Geconsolideerde financiële staten en geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de begroting

2010/C 308/01

INHOUDSOPGAVE

Nota bij de geconsolideerde rekeningen

Uitvoering en financiële verslaglegging voor de EU-begroting

DEEL I

Geconsolideerde financiële staten van de Europese Unie en toelichtingen daarbij

A.

Balans

B.

Economische resultatenrekening

C.

Kasstroomoverzicht

D.

Mutatieoverzicht van de nettoactiva

E.

Toelichtingen bij de financiële staten

DEEL II

Geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de begroting van de Europese Unie en toelichtingen daarbij

AFDELING A —

Geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de begroting

AFDELING B —

Toelichtingen bij de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de begroting

NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN

De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2009 is opgesteld op grond van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 129, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel VII van dit Financieel Reglement en de in de bijlage bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie van de Europese Unie geeft.

Philippe TAVERNE

Rekenplichtige van de Commissie

UITVOERING EN FINANCIËLE VERSLAGLEGGING VOOR DE EU-BEGROTING

1.   OPSTELLING VAN DE JAARLIJKSE BEGROTING

De begroting van de Europese Unie (EU) financiert een hele reeks beleidslijnen en programma’s in de hele EU. In overeenstemming met de prioriteiten die de lidstaten bepaald hebben, voert de Commissie specifieke programma’s, activiteiten en projecten in het veld uit. Die kunnen variëren van steun aan educatieve projecten voor de mobiliteit van studenten en leraren, over projecten die bedoeld zijn om een betere werkomgeving voor werknemers in de EU te bevorderen tot een verbetering van de controle van de buitengrenzen.

Bijna 90 % van de EU-begroting gaat naar de financiering van dat beleid en die activiteiten van de EU waarover alle lidstaten het eens zijn. Het rechtstreekse verband tussen de jaarlijkse begroting en het EU-beleid wordt gegarandeerd via de activiteitsgestuurde begroting (activity based budgeting, afgekort ABB). De nomenclatuur van de activiteitsgestuurde begroting, die voor het eerst in de begroting 2004 werd ingevoerd, maakt het mogelijk om de beleidsterreinen van de Europese Unie duidelijk te identificeren, evenals de totale hoeveelheid middelen die aan elk van deze terreinen wordt toegewezen.

De beleidsterreinen zijn onderverdeeld in ongeveer 200 activiteiten, waarvan er meer dan 110 begrotingsonderdelen omvatten en dus als begrotingshoofdstukken in de begrotingsnomenclatuur zijn opgenomen. Bij de meeste van deze beleidsterreinen gaat het om operationele beleidsterreinen met activiteiten ten behoeve van derden, elk binnen hun eigen activiteitendomein. Andere beleidsterreinen zijn echter van horizontale aard en zorgen voor de goede werking van de Commissie, zoals „beleidscoördinatie en juridisch advies” en „begroting”. De activiteitenstructuur levert het gemeenschappelijke conceptuele kader om prioriteiten te stellen, te plannen, te begroten, te bewaken en te rapporteren, met als hoofddoel te komen tot een efficiëntere, zuinigere en doelmatigere aanwending van de middelen.

De interne procedure voor de goedkeuring van de ontwerpbegroting begint met de opstelling ervan door de Commissie, gevolgd door voorlegging aan de Raad, die dan noodzakelijk geachte wijzigingen kan aanbrengen. Daarna gaat de bijgewerkte begroting naar het Europees Parlement, dat wijzigingen kan voorstellen of de versie van dat ogenblik kan aanvaarden of weigeren. Zodra een akkoord bereikt is over alle wijzigingen en herzieningen (met inbegrip van, indien nodig, een geheel nieuw ontwerp dat wordt voorgesteld door de Commissie) wordt de begroting half december door het Parlement goedgekeurd. De vaststelling van de begroting wordt geconstateerd door de voorzitter van het Parlement en vervolgens kan de begroting worden uitgevoerd.

2.   HOE WORDT DE EU GEFINANCIERD?

De EU beschikt over twee grote financieringscategorieën: ontvangsten uit eigen middelen en diverse ontvangsten.

2.1.   Ontvangsten uit eigen middelen en vorderingen

De ontvangsten uit eigen middelen komen automatisch toe aan de EU om haar in staat te stellen haar begroting te financieren zonder dat hiervoor een later besluit van nationale autoriteiten nodig is. Het totale bedrag van de vereiste eigen middelen om de begroting te financieren wordt bepaald door de totale uitgaven min de overige ontvangsten. Het totale bedrag aan eigen middelen mag niet meer bedragen dan 1,24 % (1,23 % vanaf 2010) van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU. De eigen middelen kunnen worden ingedeeld in de volgende categorieën:

(1)

De traditionele eigen middelen omvatten douanerechten en suikerheffingen. Deze eigen middelen zijn verschuldigd door marktdeelnemers en worden geïnd door de lidstaten in naam van de EU. Toch behouden de lidstaten 25 % als vergoeding voor hun inningskosten. Douanerechten worden geheven op de invoer van producten die uit derde landen komen, aan tarieven die gebaseerd zijn op het gemeenschappelijk douanetarief. Suikerheffingen worden door de suikerproducenten betaald om de uitvoerrestituties voor suiker te financieren. De traditionele eigen middelen zijn gewoonlijk goed voor circa 13 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.

(2)

De eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) worden geheven op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die voor dit doel geharmoniseerd worden volgens de regels van de EU. Hetzelfde percentage wordt geheven op de geharmoniseerde grondslag van elke lidstaat. De btw-grondslag die in aanmerking dient te worden genomen, wordt echter afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat. De btw-middelen zijn gewoonlijk goed voor ongeveer 12 % van de ontvangsten uit eigen middelen.

(3)

De bni-middelen worden gebruikt om de ontvangsten en uitgaven van de begroting in evenwicht te brengen, d.w.z. om dat deel van de begroting te financieren dat niet gedekt wordt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt hetzelfde percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU. De bni-middelen zijn gewoonlijk goed voor ongeveer 75 % van de ontvangsten uit eigen middelen.

Met betrekking tot de betaling van deze bedragen, bevatten de afzonderlijke rekeningen traditionele eigen middelen die volgens artikel 6, lid 3, onder b), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad zijn vastgesteld door de lidstaten, maar niet ter beschikking zijn gesteld van de EU, aangezien zij nog niet geïnd zijn of er geen zekerheid is gesteld of omdat zij betwist worden. Elke lidstaat dient bij de Commissie een kwartaaloverzicht in van deze specifieke boekhouding en vermeldt voor elke soort middelen:

het saldo dat in het vorige kwartaal nog moest worden geïnd;

de tijdens het betrokken kwartaal geïnde bedragen;

rectificaties van de grondslag (rectificaties/annuleringen) tijdens het betrokken kwartaal;

de geschrapte bedragen;

het aan het eind van het betrokken kwartaal nog te innen saldo.

Wanneer de in de specifieke boekhouding opgenomen bedragen aan traditionele eigen middelen worden geïnd, moeten zij uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e van de tweede maand die volgt op de maand waarin de rechten zijn geïnd, ter beschikking van de Commissie worden gesteld.

Wanneer werkelijke inning onwaarschijnlijk is, moeten de rechten in de specifieke boekhouding worden afgeschreven. Deze afschrijving is gebaseerd op ramingen van de lidstaten zelf overeenkomstig artikel 6, lid 4, onder b), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000, dat luidt als volgt: „De lidstaten doen het laatste kwartaaloverzicht van elk begrotingsjaar vergezeld gaan van een raming van het totaalbedrag van de rechten die op 31 december van het betrokken begrotingsjaar in de specifieke boekhouding zijn opgenomen en waarvan de inning onzeker is.”

Op basis van de ramingen die de lidstaten hebben verstrekt, wordt de waarde van de post „vorderingen op de lidstaten” aan de actiefzijde van de balans verminderd. Dit betekent echter niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. Ook als de inning onwaarschijnlijk of praktisch onmogelijk is, wil dat nog niet zeggen dat de bedragen als traditionele eigen middelen verloren gaan voor de EU-begroting. Er is slechts sprake van oninbaarlijding wanneer de lidstaat aantoonbaar al het nodige heeft gedaan om het bedrag te innen. Lidstaten die dit niet kunnen aantonen, worden financieel aansprakelijk gesteld en moeten het bedrag krachtens artikel 17, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 overmaken aan de EU-begroting.

2.2.   Diverse ontvangsten

De diverse ontvangsten als gevolg van de activiteiten van de Europese Unie bedragen normaal gezien minder dan 10 % van de totale ontvangsten. Het betreft hier bv. geldboeten in mededingingszaken en invorderingsopdrachten tegen particuliere en openbare debiteuren met betrekking tot het beheer van EU-projecten. De betaling van geldboeten die door het Hof van Justitie aan de lidstaten zijn opgelegd omdat zij een bepaalde uitspraak niet naleven, vallen ook in deze categorie. De Commissie beheert jaarlijks honderdduizenden projecten en zij dient elk jaar ongeveer 13 000 invorderingsopdrachten op te stellen. Op elke schuld die niet betaald is op de vervaldatum, dient achterstandsrente te worden betaald. Wanneer schulden aan de EU van derden die geen lidstaten zijn, onbetaald blijven, zijn de besluiten van de Commissie (en de Raad) die de verplichting opleggen om te betalen, onmiddellijk afdwingbaar volgens de regels voor burgerlijke procedures die van kracht zijn in het grondgebied waar de gedwongen tenuitvoerlegging dient plaats te vinden. Tegen in gebreke blijvende debiteuren worden door de Juridische dienst met bijstand van externe advocatenkantoren procedures ingesteld om de schuld te innen.

3.   HOE DE EU-BEGROTING WORDT BEHEERD EN BESTEED

3.1.   Primaire beleidsuitgaven

De beleidsuitgaven van de Europese Unie bestrijken de verschillende rubrieken van het financieel kader en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. Overeenkomstig het Financieel Reglement maakt de Commissie voor de uitvoering van de algemene begroting gebruik van de volgende methoden:

Direct gecentraliseerd beheer: in dit geval valt de begrotingsuitvoering rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de diensten van de Commissie.

Indirect gecentraliseerd beheer: in dit geval vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht, zoals de EU-agentschappen van publiekrecht of met openbaredienstopdrachten.

Gedecentraliseerd beheer: in dit geval delegeert de Commissie bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan derde landen.

Gedeeld beheer: in het kader van deze beheersmethode worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. De meerderheid van de uitgaven valt onder de methode „gedeeld beheer”, wat inhoudt dat taken aan de lidstaten worden gedelegeerd, meer bepaald voor terreinen zoals de landbouwuitgaven en de structurele acties.

Gezamenlijk beheer: in het kader van deze methode vertrouwt de Commissie bepaalde taken tot uitvoering van de begroting toe aan een internationale organisatie.

3.2.   De verschillende financiële actoren

Het College van leden van de Commissie neemt gezamenlijk de politieke verantwoordelijkheid, maar oefent in de praktijk zijn bevoegdheden om de begroting uit te voeren, niet zelf uit. Het delegeert deze taken elk jaar aan individuele ambtenaren die verantwoording dienen af te leggen aan het College en die onderworpen zijn aan het Financieel Reglement en het Statuut van de ambtenaren. De desbetreffende personeelsleden — meestal directeurs-generaal en diensthoofden — staan bekend als „gedelegeerde ordonnateurs”. Zij kunnen op hun beurt hun taken in verband met de uitvoering van de begroting aan „gesubdelegeerde ordonnateurs” delegeren.

De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf de bepaling wat er moet worden gedaan om de beleidsdoelstellingen te realiseren die door de instelling vastgelegd zijn, tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel als budgettair standpunt, met inbegrip van het ondertekenen van juridische verbintenissen, het bewaken van de resultaten, het verrichten van betalingen en, indien nodig, zelfs het innen van geld. De ordonnateurs moeten ook zorgen dat er evaluaties worden uitgevoerd om de haalbaarheid van hun voorstellen te analyseren (evaluatie vooraf) en om het succes en de rentabiliteit te meten van programma's die al lopen (tussentijdse evaluaties en evaluaties achteraf). De resultaten van deze evaluaties worden gebruikt om het besluitvormingsproces te helpen verbeteren en de transparantie, de controleerbaarheid en de kosteneffectiviteit van de interventie door de EU te verhogen.

Goed financieel beheer en verantwoordingsplicht worden binnen elk directoraat-generaal (DG) gewaarborgd door de controle van het beheer (in de handen van de ordonnateurs) te scheiden van de interne controle en de controle op het voldoen aan duidelijke normen voor interne controle (die geïnspireerd zijn door de internationale COSO-normen), controles vooraf en achteraf, onafhankelijke interne controles op basis van risicobeoordelingen en periodieke rapportering over de activiteiten aan de individuele leden van de Commissie.

De rekenplichtige voert de betalings- en invorderingsopdrachten uit die zijn opgesteld door de ordonnateurs en hij is verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen. Hij schrijft de boekhoudkundige principes en methodes voor, valideert de boekhoudsystemen, voert de boekhouding en stelt de jaarrekening van de instelling. Voorts moet de rekenplichtige de rekeningen ondertekenen en verklaren dat zij een getrouw beeld van de vermogenspositie van de instelling geven.

De interne controleur, die geen financiële actor in de strikte betekenis van het woord is, wordt aangesteld door een instelling of orgaan om de correcte werking van de systemen en procedures voor de uitvoering van de begroting te controleren en advies te geven in verband met problemen op het gebied van risicobeheersing. De interne controleur brengt onafhankelijke adviezen uit over de kwaliteit van de beheer- en controlesystemen en formuleert aanbevelingen ter verbetering van de beleidsprocedures en ter bevordering van een goed financieel beheer.

3.3.   Verbintenis tot besteding van de EU-begroting

Zodra de begroting is goedgekeurd, stelt het DG Begroting via het boekhoudsysteem van de Commissie middelen ter beschikking van de verschillende diensten van de Commissie en de instellingen en andere organen conform hun beleidsverantwoordelijkheden via een systeem dat activiteitsgestuurde begroting heet. Zo wordt bv. het beheer van de begrotingsonderdelen die te maken hebben met het milieu door de Commissie gedelegeerd aan het hoofd — of de directeur-generaal — van het DG Milieu (die in deze context de gedelegeerde ordonnateur voor de desbetreffende begrotingsonderdelen wordt genoemd).

Voordat een juridische verbintenis met een derde kan worden aangegaan (bv. een contract of een subsidieovereenkomst), moet er in de jaarlijkse begroting een begrotingsonderdeel zijn dat de betrokken activiteit toestaat. Er moeten ook voldoende middelen in het desbetreffende begrotingsonderdeel staan om de uitgaven te dekken. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, moeten de nodige middelen in de begroting gereserveerd worden met behulp van een begrotingsvastlegging in het boekhoudsysteem.

Er kan geen geld worden uitgegeven van de EU-begroting vooraleer de Commissie of een ander orgaan van de EU en de mogelijke ontvanger van geld van de EU een schriftelijke juridische verbintenis hebben gesloten. Onder het direct gecentraliseerd beheer neemt deze juridische verbintenis de vorm aan van een contract met een contractant of een subsidieovereenkomst met een begunstigde.

Zodra de begrotingsvastlegging is goedgekeurd, wordt zij in het boekhoudsysteem van de begroting geregistreerd en worden de kredieten dienovereenkomstig gebruikt. Dit heeft echter geen invloed op de algemene boekhouding (of het grootboek), aangezien er nog geen kosten zijn gemaakt. Het boekhoudsysteem van de Europese Unie bestaat namelijk uit twee afzonderlijke, maar gekoppelde elementen:

(a)

de begrotingsboekhouding, die het mogelijk maakt om de uitvoering van de begroting in detail te volgen, alsmede

(b)

de algemene boekhouding, die gebruikt wordt om de balans en de economische resultatenrekening op te stellen.

3.4.   Het verrichten van een betaling

3.4.1.   Algemene regels

Er kan geen enkele betaling verricht worden tenzij er een begrotingsvastlegging is goedgekeurd door de ordonnateur die de betrokken verrichting behandelt.

Zodra de betaling is goedgekeurd in het boekhoudsysteem, is de volgende stap dat de overschrijving naar de rekening van de begunstigde wordt uitgevoerd.

De Commissie verricht per jaar meer dan 1,7 miljoen betalingen. De Commissie neemt deel aan SWIFT (Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunication).

3.4.2.   Voorfinanciering, kostendeclaraties en subsidiabiliteit van uitgaven

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. De voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal betalingen in de loop van een in de specifieke voorfinancieringsovereenkomst vastgestelde periode. Het voorschot moet worden gebruikt voor het doel waarvoor het in de overeenkomst vastgestelde periode werd verstrekt, of worden terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering terugbetalen aan de Europese Unie. Voorfinancieringsbetalingen zijn dus geen definitieve uitgaven zolang niet aan de desbetreffende contractuele voorwaarden is voldaan, en worden daarom in de EU-balans als activa opgenomen wanneer de eerste betaling is verricht. Het bedrag van dit actief wordt (geheel of gedeeltelijk) verminderd wanneer subsidiabele uitgaven worden goedgekeurd of wanneer bedragen worden terugbetaald.

De voorfinanciering wordt gewaardeerd tegen haar geraamde realiseerbare waarde, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele garanties in verband met de voorfinanciering. Indien verwacht wordt dat de voorfinanciering niet kan worden teruggevorderd, wordt zij als kosten opgenomen in de economische resultatenrekening en wordt er in de balans een waardevermindering van de voorfinanciering geboekt. Over voorfinancieringen wordt doorgaans rente verkregen (belangrijke uitzonderingen zijn onder meer bedragen die aan lidstaten of als pretoetredingssteun werden betaald).

Enige tijd na de betaling van de voorfinanciering zal het desbetreffende EU-orgaan een kostendeclaratie ontvangen, waarin wordt gerechtvaardigd hoe het bedrag van de voorfinanciering door de begunstigde besteed werd conform het contract. De frequentie waarmee deze kostendeclaraties in de loop van het jaar worden toegezonden, hangt af van het soort actie dat wordt gesubsidieerd en de contractuele voorwaarden. De kostendeclaraties worden niet noodzakelijkerwijs aan het einde van het jaar toegezonden.

De subsidiabiliteitscriteria zijn vastgelegd in het basisbesluit, in de oproep tot het indienen van voorstellen, in andere informatiedocumenten voor de begunstigde van de subsidie en/of in de contractuele bepalingen van de subsidieovereenkomst. Na controle worden de subsidiabele uitgaven ten laste genomen en de begunstigde wordt in kennis gesteld van niet-subsidiabele bedragen. „Subsidiabiliteit te controleren” staat derhalve voor kostendeclaraties waarvan de subsidiabiliteit nog niet gecontroleerd is en waarbij de gebeurtenis die aanleiding geeft tot de uitgaven, zich nog niet heeft voorgedaan.

3.4.3.   Boekhoudkundige verwerking op het jaareinde (afsluiting)

Aan het einde van het jaar uitstaande voorfinancieringen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijk uitbetaalde bedrag minus: terugbetaalde bedragen, afgewikkelde subsidiabele bedragen, geraamde subsidiabele bedragen die aan het einde van het jaar nog niet zijn afgewikkeld en waardeverminderingen.

Aan het einde van het jaar nog niet ontvangen kostendeclaraties worden in aanmerking genomen voor de afsluitingsprocedures aan het einde van het begrotingsjaar. In het bijzonder dient een raming te worden gemaakt van de subsidiabele uitgaven die door begunstigden van middelen van de EU zijn gedaan, maar nog niet bij de EU zijn gedeclareerd. Er worden afhankelijk van het type activiteit en de beschikbare informatie verschillende methoden gebruikt om tot de beste raming van de betrokken bedragen te komen. Bij deze afsluitboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen als overlopende posten geboekt, terwijl de geraamde niet-subsidiabele bedragen overblijven op „subsidiabiliteit te controleren”. Deze bedragen worden getoond onder de vlottende passiva, teneinde de activa en passiva niet te overschatten.

3.5.   Terugvordering na vaststelling van fouten

Op grond van het Financieel Reglement en andere geldende wetgeving, voornamelijk die op het gebied van landbouw en het cohesiebeleid, kunnen alle uitgaven worden gecontroleerd, ook al is het jaren geleden dat deze zijn gedaan. Als er fouten worden vastgesteld, wordt er overgegaan tot terugvordering of financiële correcties. Het vaststellen en het corrigeren van fouten vormen de laatste fase van de controlesystemen en zijn van wezenlijk belang om goed financieel beheer aan te tonen.

De subsidiabiliteit van uitgaven die ten laste komen van de begroting wordt gecontroleerd door de desbetreffende diensten van de EU of, in het geval van gedeeld beheer, door de lidstaten, aan de hand van de bewijsstukken die in de toepasselijke regels of in de voorwaarden van de betrokken subsidie zijn opgelegd. Teneinde de verhouding tussen de kosten en de baten van controlesystemen te optimaliseren, zijn de controles van de bewijsstukken bij verzoeken om saldobetaling doorgaans grondiger dan de controles van de bewijsstukken bij verzoeken om tussentijdse betaling. Bij de controles van de bewijsstukken bij verzoeken om saldobetaling kunnen dus fouten in de tussentijdse betalingen worden vastgesteld, die worden gecorrigeerd door de saldobetaling aan te passen. Voorts heeft de EU en/of de lidstaat het recht de juistheid van de bewijsstukken te verifiëren door tijdens of na (achteraf) de tenuitvoerlegging van de gefinancierde maatregel ter plaatse bij de aanvrager controles te verrichten. De geldende wetgeving voorziet in diverse procedures voor de behandeling van fouten die door de Commissie en door de lidstaten worden vastgesteld. Nadere informatie daarover kan worden gevonden in toelichting 6.

4.   JAARRAPPORTAGE

4.1.   Jaarrekening

De rekenplichtige van de Commissie heeft de verantwoordelijkheid om de jaarrekening op te stellen en te zorgen dat zij een getrouw beeld geeft van de vermogenspositie van de EU. De jaarrekening bestaat uit de financiële staten en de verslagen over de uitvoering van de begroting. Zij wordt goedgekeurd door de Commissie en wordt ter controle aan de Rekenkamer voorgelegd en ten slotte ter kwijting aan de Raad en het Parlement.

4.2.   Jaarlijkse activiteitenverslagen

Elke ordonnateur dient een jaarlijks activiteitenverslag op te stellen over de activiteiten onder zijn verantwoordelijkheid. In dit jaarlijkse activiteitenverslag brengt hij verslag uit over de beleidsresultaten en getuigt hij van redelijke zekerheid over het feit dat de middelen die zijn toegekend voor de activiteiten die in zijn verslag zijn beschreven, voor hun doel zijn aangewend overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer, en dat de ingestelde controleprocedures de nodige garanties bieden voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

5.   AUDIT EN KWIJTING

5.1.   Controle

De jaarrekening en het beheer van de middelen van de EU staan onder toezicht van haar externe controleur, de Europese Rekenkamer, die een jaarverslag opstelt voor de Raad en het Europees Parlement. De belangrijkste taak van de Rekenkamer is een externe, onafhankelijke controle te verrichten van de jaarrekening van de Europese Unie. Als onderdeel van haar activiteiten publiceert de Rekenkamer onder meer:

(1)

een jaarverslag over de activiteiten die gefinancierd zijn uit de algemene begroting, met gedetailleerde opmerkingen bij de jaarrekening en de onderliggende verrichtingen;

(2)

een oordeel, dat gebaseerd is op haar controles en in het jaarverslag gegeven wordt in de vorm van een betrouwbaarheidsverklaring over i) de betrouwbaarheid van de rekening en ii) de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen voor wat betreft de ontvangsten die geïnd zijn van belastbare personen en de betalingen aan eindbegunstigden;

(3)

bijzondere verslagen over de resultaten van controles van specifieke managementdomeinen.

De Rekenkamer heeft recht op toegang tot alle documenten die zij nodig heeft tijdens haar controle. De Rekenkamer voert een controle uit over alle domeinen van de activiteiten van de EU, tot en met het onderzoek van de wettigheid en regelmatigheid van afzonderlijke verrichtingen en betalingen. Zij voert ook een controle uit van de jaarrekening zelf, inspecteert indien nodig de afzonderlijke balans en de economische resultatenrekening, evenals de algemene presentatie van de financiële staten. Zo kan de Rekenkamer haar oordeel niet alleen baseren op de voorgestelde cijfers, maar ook op het systeem en de ingestelde controles.

5.2.   Kwijting

De eindcontrole is de kwijting van de begroting voor een bepaald begrotingsjaar. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit binnen de EU. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling dient te doen en het Parlement daarna dient te besluiten of het kwijting verleent aan de Commissie en andere organen van de EU voor de uitvoering van de EU-begroting van het vorige begrotingsjaar. Dit besluit is gebaseerd op een controle van de rekeningen, het jaarverslag van de Rekenkamer (dat een officiële betrouwbaarheidsverklaring bevat) en de antwoorden van de Commissie, alsook op de antwoorden van de Commissie op aanvullende vragen en verzoeken om meer informatie.

De kwijting vormt het politieke aspect van de externe controle van de uitvoering van de begroting. Het is het besluit waarmee het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, de Commissie „ontslaat” van haar verantwoordelijkheid voor het beheer van een bepaalde begroting door aan te geven dat die begroting ophoudt te bestaan. Deze kwijtingsprocedure kan een van de volgende drie resultaten opleveren: het verlenen of het uitstellen van de kwijting. Wanneer het Parlement kwijting verleent, kan het opmerkingen maken over aangelegenheden die het belangrijk acht, waarbij het vaak maatregelen aanbeveelt die de Commissie terzake dient te nemen. De Commissie beschrijft de genomen maatregelen in een follow-upverslag en een actieplan, dat zij zowel aan het Parlement als aan de Raad toezendt.

DEEL I

GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN DE EUROPESE UNIE EN TOELICHTINGEN DAARBIJ

INHOUDSOPGAVE

A.

Balans

B.

Economische resultatenrekening

C.

Kasstroomoverzicht

D.

Mutatieoverzicht van de nettoactiva

E.

Toelichtingen bij de financiële staten

1.

De belangrijkste gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging

2.

Toelichtingen bij de balans

3.

Toelichtingen bij de economische resultatenrekening

4.

Toelichtingen bij het kasstroomoverzicht

5.

Voorwaardelijke activa en verplichtingen en andere bekendmakingen

6.

Financiële correcties en terugvorderingen na het ontdekken van onregelmatigheden

7.

Financieel risicobeheer

8.

Informatieverschaffing over verbonden partijen

9.

Gebeurtenissen na de balansdatum

10.

Geconsolideerde entiteiten

11.

Niet-geconsolideerde entiteiten

A.   BALANS

miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2009

31.12.2008

NIET-VLOTTENDE ACTIVA:

Immateriële activa

2.1

72

56

Vaste bedrijfsmiddelen

2.2

4 859

4 881

Langlopende investeringen

2.3

2 379

2 078

Leningen

2.4

10 764

3 565

Voorfinancieringen op lange termijn

2.5

39 750

29 023

Vorderingen op lange termijn

2.6

55

45

 

 

57 879

39 648

VLOTTENDE ACTIVA:

Voorraden

2.7

77

85

Kortlopende investeringen

2.8

1 791

1 553

Voorfinancieringen op korte termijn

2.9

9 077

10 262

Vorderingen op korte termijn

2.10

8 663

11 920

Geldmiddelen en kasequivalenten

2.11

23 372

23 724

 

 

42 980

47 544

Totaal activa

 

100 859

87 192

NIET-VLOTTENDE PASSIVA:

Personeelsbeloningen

2.12

(37 242)

(37 556)

Voorzieningen op lange termijn

2.13

(1 469)

(1 341)

Financiële verplichtingen op lange termijn

2.14

(10 559)

(3 349)

Overige verplichtingen op lange termijn

2.15

(2 178)

(2 226)

 

 

(51 448)

(44 472)

VLOTTENDE PASSIVA:

Voorzieningen op korte termijn

2.16

(213)

(348)

Financiële verplichtingen op korte termijn

2.17

(40)

(119)

Crediteuren

2.18

(93 884)

(89 677)

 

 

(94 137)

(90 144)

Totaal passiva

 

(145 585)

(134 616)

NETTOACTIVA

 

(44 726)

(47 424)

Reserve

2.19

3 323

3 115

Bij de lidstaten op te vragen bedragen:

2.20

 

 

Personeelsbeloningen  (1)

 

(37 242)

(37 556)

Overige bedragen  (2)

 

(10 807)

(12 983)

NETTOACTIVA

 

(44 726)

(47 424)

B.   ECONOMISCHE RESULTATENREKENING

miljoen EUR

 

Toelichting

2009

2008

BELEIDSONTVANGSTEN

Ontvangsten uit eigen middelen en bijdragen

3.1

110 537

112 713

Overige beleidsontvangsten

3.2

7 532

9 731

 

 

118 069

122 444

BELEIDSUITGAVEN

Administratieve uitgaven

3.3

(8 133)

(7 720)

Beleidsuitgaven

3.4

(104 934)

(97 214)

 

 

(113 067)

(104 934)

OVERSCHOT BELEIDSACTIVITEITEN

 

5 002

17 510

Financiële ontvangsten

3.5

835

698

Financiële uitgaven

3.6

(594)

(467)

Mutatie in de verplichting personeelsbeloningen

2.12

(683)

(5 009)

Aandeel in het nettotekort van geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen

3.7

(103)

(46)

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

 

4 457

12 686

C.   KASSTROOMOVERZICHT

miljoen EUR

 

Toelichting

2009

2008 (3)

Economisch resultaat voor het jaar

 

4 457

12 686

Beleidsactiviteiten

4.2

 

 

Afschrijving

 

22

19

Waardevermindering

 

447

302

(Terugboeking van) waardeverminderingen op investeringen

 

(16)

3

(Toename)/afname leningen

 

(7 199)

(1 759)

(Toename)/afname voorfinancieringen op lange termijn

 

(10 727)

(15 008)

(Toename)/afname vorderingen op lange termijn

 

(10)

82

(Toename)/afname voorraden

 

8

3

(Toename)/afname voorfinancieringen op korte termijn

 

1 185

10 321

(Toename)/afname vorderingen op korte termijn

 

3 257

131

Toename/(afname) voorzieningen op lange termijn

 

128

262

Toename/(afname) financiële verplichtingen op lange termijn

 

7 210

1 775

Toename/(afname) overige verplichtingen op lange termijn

 

(48)

237

Toename/(afname) voorzieningen op korte termijn

 

(135)

(21)

Toename/(afname) financiële verplichtingen op korte termijn

 

(79)

(16)

Toename/(afname) crediteuren

 

4 207

(5 703)

Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten

 

(1 796)

(1 529)

Overige non-cash mutaties

 

37

37

Toename/(afname) verplichting personeelsbeloningen

 

(314)

4 076

Investeringsactiviteiten

4.3

 

 

(Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

 

(463)

(689)

(Toename)/afname langlopende investeringen

 

(284)

(108)

(Toename)/afname kortlopende investeringen

 

(239)

(133)

NETTOKASSTROOM

 

(352)

4 968

Nettotoename van geldmiddelen en kasequivalenten

 

(352)

4 968

Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar

2.11

23 724

18 756

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar

2.11

23 372

23 724

D.   MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

miljoen EUR

 

Reserves (A)

Bij de lidstaten op te vragen bedragen (B)

Nettoactiva = (A)+(B)

Reëlewaardereserve

Overige reserves

Gecumuleerd overschot/(tekort)

Economisch resultaat van het begrotingsjaar

BALANS OP 31 DECEMBER 2007

7

2 799

(68 888)

7 462

(58 620)

Mutatie in reserve Garantiefonds

 

158

(158)

 

0

Mutaties reële waarde

34

 

 

 

34

Overige

 

113

(108)

 

5

Toewijzing economisch resultaat 2007

 

4

7 458

(7 462)

0

Begrotingsresultaat 2007 gecrediteerd aan de lidstaten

 

 

(1 529)

 

(1 529)

Economisch resultaat voor het jaar

 

 

 

12 686

12 686

BALANS OP 31 DECEMBER 2008

41

3 074

(63 225)

12 686

(47 424)

Mutatie in reserve Garantiefonds

 

196

(196)

 

0

Mutaties reële waarde

28

 

 

 

28

Overige

 

(1)

10

 

9

Toewijzing economisch resultaat 2008

 

(15)

12 701

(12 686)

0

Begrotingsresultaat 2008 gecrediteerd aan de lidstaten

 

 

(1 796)

 

(1 796)

Economisch resultaat voor het jaar

 

 

 

4 457

4 457

BALANS OP 31 DECEMBER 2009

69

3 254

(52 506)

4 457

(44 726)

E.   TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN

1.   DE BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

1.1.   RECHTSGRONDSLAG EN BOEKHOUDREGELS

De geconsolideerde rekening van de Europese Unie betreft de rekening van de Europese Unie, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (in liquidatie). De boekhouding wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie (PB L 248 van 16.9.2002) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van dit Financieel Reglement.

Overeenkomstig artikel 133 van het Financieel Reglement heeft de Europese Unie haar geconsolideerde financiële staten 2009 voorbereid op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (International Public Sector Accounting Standards of IPSAS) of bij gebreke de internationale standaarden voor financiële verslaglegging (International Financial Reporting Standards of IFRS). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels worden toegepast in alle instellingen en EU-organen die binnen het consolidatiebereik vallen en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging en consolidatie te komen. Deze rekeningen worden per kalenderjaar en in euro gevoerd.

1.2.   BOEKHOUDBEGINSELEN

De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala van gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld. Artikel 124 van het Financieel Reglement vermeldt de boekhoudbeginselen aan de hand waarvan de financiële staten moeten worden opgemaakt:

continuïteit van de activiteiten;

voorzichtigheid;

bestendigheid van de boekhoudmethoden;

vergelijkbaarheid van de informatie;

relatief belang;

niet-compensatie;

voorrang van werkelijkheid boven schijn;

op transactiebasis.

Bij de voorbereiding van de geconsolideerde financiële staten overeenkomstig bovengenoemde regels en beginselen moet het management ramingen maken die van invloed zijn op de bedragen die worden opgegeven voor bepaalde posten in de geconsolideerde balans en in de geconsolideerde economische resultatenrekening, alsook de daarmee samenhangende bekendmakingen van voorwaardelijke activa en passiva.

1.3.   CONSOLIDATIE

Implicaties van het Verdrag van Lissabon

Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 wordt de jaarrekening nu „jaarrekening van de Europese Unie” genoemd. Deze wijziging heeft geen implicaties voor het consolidatiebereik. De agentschappen die onder de vroegere tweede pijler van de EU zijn opgericht, voldoen niet aan de consolidatiecriteria. Ook de Europese Centrale Bank (ECB) voldoet daaraan niet, ook al wordt zij in het Verdrag van Lissabon als een Europese instelling beschouwd. Net als de vorige jaren blijven deze entiteiten dus buiten het consolidatiebereik.

Met betrekking tot de agentschappen van de vroegere derde pijler van de Europese Unie is het zo dat twee daarvan, die een subsidie uit de algemene begroting van de Europese Unie ontvangen, net als de vorige jaren geconsolideerd zijn (zie ook toelichting 10). Het overblijvende agentschap onder deze pijler, Europol, zal vanaf 2010 een EU-orgaan worden.

Consolidatiebereik

De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (instellingen en agentschappen), geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen, zijnde 40 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, drie geassocieerde deelnemingen en vier gemeenschappelijke ondernemingen. De volledige lijst van geconsolideerde entiteiten is te vinden in toelichting 10. In vergelijking met 2008 is het consolidatiebereik uitgebreid met twee uitvoerende agentschappen, twee geassocieerde deelnemingen en één gemeenschappelijke onderneming, terwijl één agentschap op 31 december 2008 in liquidatie is gesteld. De invloed van deze toevoegingen op de geconsolideerde financiële staten is niet materieel.

Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend

Het besluit een entiteit in het consolidatiebereik op te nemen, is gebaseerd op het concept „zeggenschap”. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn entiteiten waarin de Europese Unie direct of indirect de macht hebben om het financiële en operationele beleid te sturen teneinde voordelen uit hun activiteiten te verwerven. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.

De meest gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de Europese Unie zijn de volgende: oprichting bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Europese Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Het is duidelijk dat op het niveau van de entiteit moet worden nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.

Vanuit deze optiek worden de EU-instellingen (met uitzondering van de ECB) en -agentschappen (met uitsluiting van de agentschappen van de vroegere tweede pijler en Europol) geacht onder de uitsluitende zeggenschap van de EU te staan. Daarom worden zij in het consolidatiebereik opgenomen. Voorts wordt ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in liquidatie beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend.

Alle verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op verrichtingen tussen entiteiten zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.

Geassocieerde deelnemingen

Geassocieerde deelnemingen zijn alle entiteiten waarover de Europese Unie geen zeggenschap heeft, doch waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent op financiële en operationele beleidsbeslissingen. Er wordt aangenomen dat er sprake is van betekenisvolle invloed wanneer de Europese Commissie direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit.

Participaties in geassocieerde deelnemingen worden geboekt volgens de vermogensmutatiemethode, de eerste maal tegen kostprijs. Het aandeel van de Europese Unie in de resultaten van haar geassocieerde deelnemingen wordt opgenomen in de economische resultatenrekening van de EU en haar aandeel in mutaties van de reserves in de reserves van de EU. De boekwaarde van de geassocieerde deelneming in de rekening van de EU op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties (verdere bijdragen, aandeel in de resultaten en mutaties van de reserves, waardeverminderingen en dividenden). Uitkeringen die van een geassocieerde deelneming worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op verrichtingen tussen de Europese Unie en haar geassocieerde deelnemingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.

De boekhoudregels van de geassocieerde deelnemingen kunnen met betrekking tot gelijksoortige verrichtingen en gebeurtenissen onder gelijke omstandigheden verschillen van die van de Europese Unie. De Europese Unie streeft er bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds niet naar om betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als voor verkoop beschikbare financiële instrumenten behandeld en de vermogensmutatiemethode wordt hier niet toegepast.

Gemeenschappelijke ondernemingen

Een gemeenschappelijke onderneming is een contractuele afspraak waarbij de Europese Unie en één of meer partijen (de ondernemers) een economische activiteit aangaan waarover zij gezamenlijke zeggenschap hebben. Gezamenlijke zeggenschap is het contractueel afgesproken delen van de directe of indirecte zeggenschap over een activiteit met dienstenpotentieel.

Participaties in gemeenschappelijke ondernemingen worden geboekt volgens de vermogensmutatiemethode, de eerste maal tegen kostprijs. Het belang van de Europese Unie in de resultaten van haar onder gezamenlijke zeggenschap staande entiteiten wordt opgenomen in de economische resultatenrekening van de EU en haar aandeel in mutaties van de reserves in de reserves van de EU. De boekwaarde van de gemeenschappelijke onderneming in de rekening van de EU op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties (verdere bijdragen, aandeel in de resultaten en mutaties van de reserves, waardeverminderingen en dividenden).

Niet-gerealiseerde baten en verliezen op verrichtingen tussen de Europese Unie en haar onder gezamenlijke zeggenschap staande entiteit zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten. De boekhoudregels van de gemeenschappelijke ondernemingen kunnen met betrekking tot gelijksoortige verrichtingen en gebeurtenissen onder gelijke omstandigheden verschillen van die van de Europese Unie.

Niet-geconsolideerde entiteiten waarvan de Commissie de middelen beheert

De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de Europese Unie, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd. Omdat deze entiteiten echter niet onder zeggenschap van de Europese Unie staan, worden zij niet in haar jaarrekening geconsolideerd. Zie toelichting 11 voor nadere informatie over de betrokken bedragen.

1.4.   BASIS VOOR DE VOORBEREIDING

1.4.1.    Munteenheid en omrekeningsbeginselen

Functionele en rapportagemunteenheid

De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van de Europese Unie is.

Verrichtingen en saldi

Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta’s en uit de omrekening aan het einde van het jaar van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden in de economische resultatenrekening opgenomen.

Voor de volgende rubrieken gelden aparte omrekeningsmethoden:

de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers; alsmede

de voorfinancieringen in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), die worden omgerekend volgens de koers van de tiende van de maand die volgt op de maand waarin zij zijn toegekend.

De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen:

Wisselkoersen met de euro

Valuta

31.12.2009

31.12.2008

BGN

1,9558

1,9558

CZK

26,4730

26,8750

DKK

7,4418

7,4506

EEK

15,6466

15,6466

GBP

0,8881

0,9525

HUF

270,4200

266,7000

LVL

0,7093

0,7083

LTL

3,4528

3,4528

PLN

4,1045

4,1535

RON

4,2363

4,0225

SEK

10,2520

10,8700

CHF

1,4836

1,4850

JPY

133,1600

126,1400

USD

1,4406

1,3917

Veranderingen in de reële waarde van monetaire, in vreemde valuta’s luidende effecten die als beschikbaar voor verkoop staan aangemerkt en die verband houden met een onderscheid gemaakt in omrekeningsverschillen, worden opgenomen in de economische resultatenrekening. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële activa en verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, worden opgenomen in de economische resultatenrekening. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële activa die staan aangemerkt als beschikbaar voor verkoop, worden opgenomen in de reëlewaardereserve.

1.4.2.    Gebruik van ramingen

Overeenkomstig de IPSAS en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, voorzieningen, financiële risico's verbonden aan voorraden en vorderingen, toegerekende baten en lasten, voorwaardelijke activa en verplichtingen en waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Wijzigingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin zij bekend worden.

1.5.   BALANS

1.5.1.    Immateriële activa

Aangekochte licenties voor computersoftware worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met de gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur, die vier jaar bedraagt. Intern geproduceerde immateriële activa worden thans in de economische resultatenrekening onder de uitgaven opgenomen. De kosten voor ontwikkeling of onderhoud van computersoftware worden als uitgaven geboekt wanneer zij worden gedaan, evenals de kosten voor wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling.

1.5.2    Vaste bedrijfsmiddelen

Alle vaste bedrijfsmiddelen worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met afschrijvingen en waardeverminderingen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf of de bouw van het actief kunnen worden toegerekend.

De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de Europese Unie zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en onderhoudskosten worden in de economische resultatenrekening geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin zij zich voordoen. Aangezien de Europese Unie geen geld leent om de aankoop van vaste bedrijfsmiddelen te financieren, gaan dergelijke aankopen niet gepaard met leenkosten.

Op terreinen en kunstwerken worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien men ervan uitgaat dat zij een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over de geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:

Afschrijvingspercentages

Type actief

Lineair afschrijvingspercentage

Gebouwen

4 %

Installaties, machines en werktuigen

10 % tot 25 %

Meubelen

10 % tot 25 %

Vast materieel

10 % tot 33 %

Voertuigen

25 %

Computerhardware

25 %

Overige materiële activa

10 % tot 33 %

Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Zij worden in de economische resultatenrekening opgenomen.

Leases

Leases van materiële activa waarbij de Europese Unie in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft, worden ingedeeld als financiële leases. Financiële leases worden gekapitaliseerd bij het begin van de leaseovereenkomst tegen de reële waarde van het geleasede actief of de huidige waarde van de minimale leasebetalingen, afhankelijk van wat de laagste waarde is. Elke leasebetaling wordt zo over de financierings- en andere lasten verdeeld dat een constante spreiding van het uitstaande financieringssaldo wordt verkregen. De huurverplichtingen, zonder financieringslasten, worden opgenomen onder overige verplichtingen (op korte en lange termijn). Het rentebestanddeel van de financieringslasten wordt gespreid over de leaseperiode in de economische resultatenrekening opgenomen, zodat voor elke periode een constante periodieke rente over het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen. De via financiële lease verkregen activa worden afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is.

Leases waarbij de leasegever een significant deel van de aan eigendom verbonden risico's en voordelen houdt, worden als operationele leases ingedeeld. Betalingen in verband met operationele leases worden lineair over de leaseperiode aan de economische resultatenrekening toegerekend.

1.5.3.    Waardevermindering van niet-financiële activa

Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen toegepast; zij worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijvingen worden toegepast, worden op waardevermindering gecontroleerd telkens als er op grond van gebeurtenissen of veranderde omstandigheden aanleiding is om te veronderstellen dat de boekwaarde niet realiseerbaar is. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare waarde overtreft. De realiseerbare waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde de hoogste is.

De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. De boekwaarde van een actief wordt onmiddellijk verminderd tot de realiseerbare waarde indien de boekwaarde groter is dan de geraamde realiseerbare waarde. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.

1.5.4.    Investeringen

Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen

Participaties in geassocieerde deelnemingen en belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden geboekt volgens de vermogensmutatiemethode. De kosten van de aandelen worden aangepast volgens het aandeel in de toe- of de afnames in de nettoactiva van de geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen die na de eerste boeking aan de Europese Unie kunnen worden toegeschreven, indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan en indien nodig afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven onder 1.5.3. Indien de grond voor waardemindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.

Investeringen in durfkapitaalfondsen

Indeling en waardering

Investeringen in durfkapitaalfondsen worden ingedeeld als voor verkoop beschikbare activa (zie toelichting 1.5.5) en worden bijgevolg geboekt tegen reële waarde met verwerking in de reëlewaardereserve van baten en verliezen ingevolge veranderingen in de reële waarde (inclusief omrekeningsverschillen).

Overwegingen betreffende de reële waarde

Omdat zij geen notering op een actieve markt hebben en er geen betrouwbare waarderingstechniek bestaat, worden de investeringen in durfkapitaalfondsen post voor post gewaardeerd tegen kostprijs of toerekenbare intrinsieke waarde (net asset value of NAV), afhankelijk van wat het laagst is, waardoor iedere eventuele toerekenbare niet-gerealiseerde winst in de portefeuille wordt uitgesloten. Investeringen in durfkapitaalfondsen die nog in een vroeg stadium zijn, worden op basis van dezelfde beginselen gewaardeerd, behalve bij niet-gerealiseerde verliezen die uitsluitend te wijten zijn aan beheerskosten wanneer die niet-gerealiseerde verliezen buiten beschouwing worden gelaten.

Niet-gerealiseerde baten die voortvloeien uit de waardering van de reële waarde worden opgenomen via de reserves en niet-gerealiseerde verliezen worden getoetst op waardevermindering, teneinde te bepalen of zij als waardeverminderingsverliezen worden opgenomen in de economische resultatenrekening of als veranderingen in de reëlewaardereserve. De reële waarde van de toerekenbare NAV wordt bepaald door het percentage van het fonds dat de Europese Unie in handen heeft toe te passen op de NAV zoals vastgesteld in het laatste verslag of, voor zover deze gegevens beschikbaar zijn, op basis van de precieze waarde van het aandeel op dezelfde datum, zoals meegedeeld door de desbetreffende fondsbeheerder.

1.5.5.    Financiële vaste activa

Indeling

De Europese Unie deelt haar financiële activa in de volgende categorieën in: financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening; leningen en vorderingen; tot einde looptijd aangehouden beleggingen; en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.

(i)   Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening

Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als zij hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als zij als zodanig door de Europese Unie zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie ingedeeld. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat zij binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd.

(ii)   Leningen en vorderingen

Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de EU rechtstreeks aan een debiteur geld, goederen of diensten verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen. Zij worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, behalve voor vervaldagen minder dan twaalf maanden na de balansdatum.

(iii)   Tot einde looptijd aangehouden beleggingen

Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de Europese Unie voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De Europese Unie had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.

(iv)   Voor verkoop beschikbare financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Zij worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de Unie voornemens is om ze van de hand te doen. Investeringen in niet-geconsolideerde entiteiten en andere beleggingen in aandelen (bv. durfkapitaalverrichtingen) die niet volgens de vermogensmutatiemethode worden geboekt, worden ook ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa.

Eerste opname en waardering

Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de Europese Unie tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Leningen worden opgenomen wanneer geld wordt uitbetaald aan de leningnemer. Financiële instrumenten worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde vermeerderd met de transactiekosten in het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening. Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde en de transactiekosten worden onder de uitgaven opgenomen in de economische resultatenrekening.

De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is gewoonlijk de transactieprijs (d.w.z. de reële waarde van de ontvangen vergoeding). Wanneer echter een langlopende lening renteloos wordt verstrekt of met een rente beneden de marktvoorwaarden, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige ontvangsten van kasmiddelen, verdisconteerd met de geldende marktrentevoet voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.

In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, „back-to-backverrichtingen”, zijn de verschillen tussen de voorwaarden van beide leningen niet materieel en zijn de „alternatieve kosten” niet van toepassing, aangezien de EU geen geld mag investeren in de kapitaalmarkten. Daarom worden deze leningen gewaardeerd tegen hun nominale bedrag. De transactiekosten die de EU moet betalen en vervolgens aan de begunstigde van de lening in rekening brengt, worden direct in de economische resultatenrekening opgenomen.

Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen of zijn overgedragen en de Europese Unie in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft overgedragen.

Waardering na eerste opname

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van de categorie „financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening” worden opgenomen in de economische resultatenrekening van de periode waarin zij zich voordoen.

Leningen en vorderingen en tot einde looptijd aangehouden beleggingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, wordt dezelfde effectieverentemethode op beide leningen toegepast, aangezien deze leningen de kenmerken hebben van „back-to-backverrichtingen” en de verschillen tussen de voorwaarden van beide leningen niet materieel zijn. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de economische resultatenrekening opgenomen.

Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van voor verkoop beschikbare activa worden opgenomen in de reëlewaardereserve. Wanneer activa die voor verkoop beschikbaar zijn, worden verkocht of in waarde verminderd, worden de voordien in de reëlewaardereserve opgenomen gecumuleerde waardeaanpassingen opgenomen in de economische resultatenrekening. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de economische resultatenrekening opgenomen. Dividenden op voor verkoop beschikbare vermogensinstrumenten worden opgenomen wanneer het recht van de Europese Unie om de betaling te ontvangen is vastgesteld.

De reële waarden van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten), stelt de Europese Unie een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij kan worden gedacht aan het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.

Wanneer de reële waarde van beleggingen in vermogensinstrumenten die niet op een actieve markt zijn genoteerd, niet op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld, worden de betrokken beleggingen gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met waardeverminderingsverliezen

Waardevermindering van financiële activa

De Europese Unie gaat op elke balansdatum na of er objectief bewijs voorhanden is om te besluiten dat de waarde van een financieel actief verminderd is. De waarde van een financieel actief is verminderd en er worden waardeverminderingsverliezen geleden als, en alleen dan, er objectief bewijs voorhanden is van een waardevermindering als gevolg van gebeurtenissen na de eerste opname van het actief die een weerslag hebben op de op betrouwbare wijze geraamde toekomstige kasstromen van dat financieel actief.

(i)   Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

Indien er objectief bewijs voorhanden is dat een waardeverminderingsverlies is geleden op leningen, vorderingen of tot einde looptijd aangehouden beleggingen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn gewaardeerd, is het bedrag van dat verlies het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de contante waarde van geraamde toekomstige kasstromen (exclusief toekomstige kredietverliezen), verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het financiële instrument (realiseerbare waarde). De boekwaarde van het actief wordt verlaagd en het bedrag van het verlies wordt opgenomen in de economische resultatenrekening. Indien een lening of tot einde looptijd aangehouden belegging een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet voor het bepalen van een eventueel waardeverminderingsverlies de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract. In de berekening van de contante waarde van geraamde toekomstige kasstromen van een financieel actief tegen onderpand wordt rekening gehouden met de kasstromen die uit executie kunnen voortvloeien, verminderd met de kosten van het verwerven en verkopen van het onderpand, ongeacht of executie waarschijnlijk is. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt en de afname objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de afboeking, dient de afboeking van het financieel actief te worden teruggeboekt via de economische resultatenrekening.

(ii)   Activa gewaardeerd tegen reële waarde

In het geval van als beschikbaar voor verkoop aangemerkte beleggingen in eigenvermogensinstrumenten wordt rekening gehouden met een significante of blijvende (aanhoudende) afname van de reële waarde van het instrument beneden de kostprijs om te bepalen of er sprake is van een waardevermindering. Indien dergelijk bewijs aanwezig is met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa wordt het gecumuleerde verlies — gewaardeerd als het verschil tussen de verwervingsprijs en de actuele reële waarde verminderd met eventuele eerder in de economische resultatenrekening opgenomen waardeverminderingsverliezen op die activa - uit de reserves verwijderd en in de economische resultatenrekening opgenomen. In de economische resultatenrekening opgenomen waardeverminderingsverliezen op eigenvermogensinstrumenten worden niet teruggeboekt via de economische resultatenrekening. Indien in een latere periode de reële waarde van een schuldinstrument dat als voor verkoop beschikbaar is aangemerkt, toeneemt en de toename objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na opname van het verlies, dient het verlies te worden teruggeboekt via de economische resultatenrekening.

1.5.6.    Voorraden

Voorraden moeten worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde de laagste is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van afgewerkte goederen en werk in uitvoering omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden zij gewaardeerd tegen kostprijs of tegen de actuele vervangingswaarde. De actuele vervangingswaarde is wat de Europese Unie zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.

1.5.7.    Voorfinancieringen

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. De voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal betalingen in de loop van een in de specifieke voorfinancieringsovereenkomst vastgestelde periode. Het voorschot wordt terugbetaald of gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de Europese Unie terugbetaald. Het voorfinancieringsbedrag wordt (geheel of gedeeltelijk) verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard of bedragen worden teruggestort, en dit bedrag wordt als een uitgave opgenomen.

Aan het einde van het jaar uitstaande voorfinancieringen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijk uitbetaalde bedrag minus: teruggestorte bedragen, afgewikkelde subsidiabele bedragen, geraamde subsidiabele bedragen die aan het einde van het jaar nog niet zijn afgewikkeld, en waardeverminderingen.

Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer zij verworven is volgens de bepalingen van de overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.

1.5.8.    Vorderingen

Vorderingen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op vorderingen geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de Europese Unie niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zullen kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag, zijnde de contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen, verdisconteerd met de marktrente die aan vergelijkbare leningnemers in rekening wordt gebracht. De waardevermindering wordt opgenomen in de economische resultatenrekening. Daarnaast wordt een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Zie toelichting 1.5.14 betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar.

1.5.9.    Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en worden gedefinieerd als kortlopende activa. Zij omvatten liquide middelen, bij banken opvraagbare deposito’s, andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden en bankvoorschotten in rekening-courant.

1.5.10.    Personeelsbeloningen

Pensioenverplichtingen

Bij de Europese Unie worden toegezegd-pensioenregelingen gebruikt. Ofschoon de personeelsleden van hun salaris eenderde van de verwachte kosten van deze beloningen betalen, is er geen kapitaaldekking van de verplichting. De in de balans opgenomen verplichting in verband met de toegezegd-pensioenregeling is de contante waarde van de toegezegde pensioenen op de balansdatum. De pensioenverplichtingen worden berekend door actuarissen volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (projected unit credit method). De contante waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald door verrekening van de geraamde toekomstige betalingen met de rente op staatsobligaties luidend in de valuta waarin het pensioen zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.

Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen en veranderingen in actuariële veronderstellingen worden onmiddellijk in de economische resultatenrekening opgenomen. Kosten na pensionering worden onmiddellijk in de economische resultatenrekening opgenomen, tenzij werknemers gedurende een bepaalde periode (de wachtperiode) in dienst moeten blijven voordat veranderingen in de pensioenregeling effectief worden. In dat geval worden de kosten na pensionering lineair afgeschreven gedurende de wachtperiode.

Ziektekosten na tewerkstelling

De Europese Unie biedt hun personeelsleden verstrekkingen in verband met de gezondheid aan via de terugbetaling van medische uitgaven. Voor de dagelijkse administratie is een afzonderlijk fonds (gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering of „GSZV”) opgericht. Zowel personeelsleden als gepensioneerden, weduwen en weduwnaars en hun begunstigden komen voor het stelsel in aanmerking. De voordelen die aan „inactieven” worden toegekend (gepensioneerden, wezen enz.) worden ingedeeld als „personeelsbeloningen na tewerkstelling”. Gelet op de aard van deze voordelen is een actuariële berekening aangewezen. De verplichting in de balans is bepaald op een soortgelijke grondslag als die voor de pensioenverplichtingen (zie hierboven).

1.5.11.    Voorzieningen

Voorzieningen worden opgenomen wanneer de Europese Unie een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verplichting op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.

1.5.12.    Financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening of als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn (opgenomen leningen). Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden. Zij worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de economische resultatenrekening met gebruikmaking van de effectieverentemethode.

Zij worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, tenzij de looptijd minder dan twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt. In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, mag de effectieverentemethode om materialiteitsoverwegingen niet afzonderlijk voor opgenomen en verstrekte leningen worden toegepast. De transactiekosten die de Europese Unie moet betalen en vervolgens aan de begunstigde van de lening in rekening brengt, worden direct in de economische resultatenrekening opgenomen.

Financiële verplichtingen die zijn ingedeeld tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening omvatten derivaten wanneer hun reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in de winst-en-verliesrekening (zie toelichting 1.5.5).

1.5.13.    Crediteuren

Een aanzienlijk bedrag van de te betalen posten van de EU heeft geen betrekking op de aanschaf van goederen of diensten. Het betreft daarentegen onbetaalde kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of van andere vormen van EU-financiering. Zij worden als te betalen posten voor het gevraagde bedrag geregistreerd wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen en, na verificatie, door de bevoegde financiële functionarissen subsidiabel wordt bevonden. In dat stadium worden zij gewaardeerd tegen het subsidiabel bevonden bedrag.

Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de Europese Unie worden aanvaard.

1.5.14.    Overlopende posten

Overeenkomstig de boekhoudregels van de Europese Unie worden verrichtingen en gebeurtenissen in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van de toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld weergeven.

Ook baten worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag) worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen.

Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

1.6.   ECONOMISCHE RESULTATENREKENING

1.6.1.    Ontvangsten

Niet-handelsbaten

Deze maken de overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU uit en omvatten hoofdzakelijk directe en indirecte belastingen en eigen middelen. Naast belastingen en heffingen ontvangt de Europese Unie ook betalingen van andere partijen, zoals douanerechten, geldboeten en giften.

Bni- en btw-middelen

Vorderingen en de daarmee samenhangende baten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Europese Unie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Zij worden gewaardeerd tegen het opgevraagde bedrag. Omdat de btw- en bni-middelen op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar gebaseerd zijn, zijn zij — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of -tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald.

Traditionele eigen middelen

Vorderingen en de daarmee samenhangende baten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse A-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten worden ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Europese Unie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende baten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben (25 %). Bovendien wordt in de economische resultatenrekening een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.

Geldboeten

Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. Wanneer er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen. Na de kennisgeving van de beschikking waarbij een geldboete is opgelegd, heeft de debiteur twee maanden de tijd om:

hetzij de beschikking te aanvaarden, waarna hij de geldboete binnen de gestelde termijn moet betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de Unie;

hetzij de beschikking niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat hij beroep instelt op grond van de EU-wetgeving.

Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 van het EU-Verdrag). Onder bepaalde omstandigheden kan de onderneming met instemming van de rekenplichtige van de Commissie een bankgarantie voor het bedrag geven.

Indien de onderneming in beroep gaat tegen de beschikking en de geldboete al voorlopig heeft betaald, wordt het bedrag als een voorwaardelijke verplichting geboekt. Maar aangezien een beroep tegen een besluit van de EU geen schorsende werking heeft, wordt het ontvangen geld wel gebruikt om de vordering af te wikkelen. Indien in plaats van betaling een bankgarantie is gegeven, blijft de geldboete een vordering. Indien de kans bestaat dat het Gerecht van eerste aanleg zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een zekerheid was gesteld, moet de uitstaande vordering worden afgeschreven. De gecumuleerde rente die de Europese Unie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als baten opgenomen en eventuele voorwaardelijke verplichtingen worden evenredig verhoogd.

Handelsbaten

Baten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico's en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Baten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.

Rentebaten en -lasten

Rentebaten en -lasten worden in de economische resultatenrekening opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -lasten toe te rekenen aan de periode waarop zij betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de Europese Unie de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.

Wanneer de boekwaarde van een financieel actief of een groep verwante financiële activa is verlaagd als gevolg van een waardeverminderingsverlies, worden rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn verdisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.

Baten uit dividenden

Baten uit dividenden worden opgenomen wanneer het recht om de betaling te ontvangen is vastgesteld.

1.6.2.    Uitgaven

Handelsuitgaven die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de Europese Unie zijn aanvaard. Zij worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Niet-handelsuitgaven zijn typisch voor de Europese Unie en maken het merendeel van de uitgaven uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften.

Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, personeelsstatuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde aan eventuele subsidiabiliteitscriteria heeft voldaan en er van het verschuldigde bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

Verzoeken om betaling of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor opname voldoen, worden als uitgave opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

1.7.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN

1.7.1.    Voorwaardelijke activa

Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de Europese Unie niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is geworden.

1.7.2.    Voorwaardelijke verplichtingen

Een voorwaardelijke verplichting is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de Europese Unie niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen: omdat het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald.

2.   TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

2.1.   IMMATERIËLE ACTIVA

miljoen EUR

 

Bedrag

Brutoboekwaarde op 31 december 2008

134

Toevoegingen

39

Vervreemdingen

(3)

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

Overige wijzigingen

1

Brutoboekwaarde op 31 december 2009

171

Gecumuleerde afschrijving op 31 december 2008

78

Afschrijvingskosten voor het jaar

22

Vervreemdingen

(1)

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

Overige wijzigingen

0

Gecumuleerde afschrijving op 31 december 2009

99

NETTOBOEKWAARDE OP 31 DECEMBER 2009

72

Nettoboekwaarde op 31 december 2008

56

Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.

2.2.   VASTE BEDRIJFSMIDDELEN

In sommige landen kan geen onderscheid worden gemaakt tussen de waarde van het terrein en die van het gebouw, aangezien beide als een geheel werden aangekocht. De waarde van het terrein, waarop geen afschrijving kan worden toegepast, wordt niet afzonderlijk beoordeeld, tenzij dat noodzakelijk wordt voor latere uitgaven zoals de bouw van een nieuw eigendom of een gedeeltelijke verkoop.

De activa van het Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie (Egnos) zijn op 31 december 2009 onder de vaste bedrijfsmiddelen opgenomen, na in 2009 aan de Commissie te zijn overgedragen. Op die datum hebben deze activa een nettoboekwaarde van 11 miljoen EUR (een brutowaarde van 40 miljoen EUR verminderd met een gecumuleerde afschrijving van 29 miljoen EUR).

VASTE BEDRIJFSMIDDELEN

miljoen EUR

 

Terreinen en gebouwen

Installaties en uitrusting

Meubilair en en wagenpark

Computerhardware

Overige materiële activa

Financiële leases

Activa in aanbouw

Totaal

Brutoboekwaarde op 31 december 2008

3 902

368

205

466

151

2 621

122

7 835

Toevoegingen

39

89

20

57

17

29

141

392

Vervreemdingen

(1)

(15)

(20)

(56)

(6)

0

0

(98)

Overdrachten tussen categorieën van activa

31

(2)

0

0

3

0

(32)

0

Overige wijzigingen

1

20

10

8

17

5

0

61

Brutoboekwaarde op 31 december 2009

3 972

460

215

475

182

2 655

231

8 190

Gecumuleerde afschrijving op 31 december 2008

1 616

300

149

349

92

448

 

2 954

Afschrijvingskosten voor het jaar

127

66

16

60

17

163

 

449

Teruggeboekte afschrijving

0

0

0

(2)

0

0

 

(2)

Vervreemdingen

(1)

(13)

(14)

(52)

(5)

0

 

(85)

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

(1)

0

0

1

0

 

0

Overige wijzigingen

0

3

4

4

3

1

 

15

Gecumuleerde afschrijving op 31 december 2009

1 742

355

155

359

108

612

 

3 331

NETTOBOEKWAARDE OP 31 DECEMBER 2009

2 230

105

60

116

74

2 043

231

4 859

Nettoboekwaarde op 31 december 2008

2 286

68

56

117

59

2 173

122

4 881

De nog te betalen vergoedingen in verband met financiële leases en soortgelijke rechten zijn in de balans opgenomen bij de verplichtingen op korte en lange termijn (zie ook de toelichtingen 2.15 en 2.18.1). Zij omvatten de volgende bedragen:

FINANCIËLE LEASES

miljoen EUR

Omschrijving

Gecumuleerde vergoedingen (A)

In de toekomst te betalen bedragen

Totale waarde

Latere uitgaven voor activa

Waarde activa

Afschrijving

Nettoboekwaarde

< 1 jaar

> 1 jaar

> 5 jaar

Totale verplichting (B)

A + B

(C)

A + B + C

(E)

= A + B + C + E

Terreinen en gebouwen

785

51

257

1 465

1 773

2 558

61

2 619

(598)

2 021

Overige materiële activa

14

8

13

1

22

36

0

36

(14)

22

Totaal op 31.12.2009

799

59

270

1 466

1 795

2 594

61

2 655

(612)

2 043

Totaal op 31.12.2008

738

52

250

1 520

1 822

2 560

61

2 621

(448)

2 173

2.3.   LANGLOPENDE INVESTERINGEN

miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2009

31.12.2008

Participaties in geassocieerde deelnemingen

2.3.1

382

278

Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen

2.3.2

196

145

Garantiefonds

2.3.3

1 240

1 091

Voor verkoop beschikbare activa

2.3.4

561

564

Totaal investeringen

 

2 379

2 078

Deze rubriek betreft investeringen die worden gedaan om de werkzaamheden van de EU te ondersteunen. Onder deze rubriek vallen ook de nettoactiva van het Garantiefonds.

2.3.1.    Participaties in geassocieerde deelnemingen

miljoen EUR

 

EIF

ARTEMIS

Clean Sky

Totaal

Bedrag op 31 december 2008

278

0

0

278

Verwervingen

26

10

75

111

Aandeel netto-overschot/(tekort)

(2)

(3)

(1)

(6)

Overige vermogensmutaties

(1)

0

0

(1)

Bedrag op 31 december 2009

301

7

74

382

Participaties in geassocieerde deelnemingen worden geboekt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.3 voor nadere informatie). De volgende bedragen kunnen aan de EU worden toegerekend op basis van het percentage van haar participatie in de geassocieerde deelnemingen:

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Activa

420

295

Passiva

(38)

(17)

Ontvangsten

17

23

Overschot/(tekort)

(6)

10

Europees Investeringsfonds (EIF)

Het EIF is de financiële instelling van de Europese Unie die gespecialiseerd is in het leveren van durfkapitaal en garanties aan het midden- en kleinbedrijf. Op 31 december 2009 had de Commissie ingeschreven op een totaal bedrag van 861 miljoen EUR (van de 2,940 miljard EUR) van het aandelenkapitaal van het EIF. Deze participatie vertegenwoordigt 29,29 % van het aandelenkapitaal van het EIF. De Commissie heeft 20 % gestort en het niet-opgevraagde saldo bedraagt 689 miljoen EUR (zie ook toelichting 5.13.2). Op grond van een in 2005 gesloten overeenkomst tussen de Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) heeft de Commissie het recht haar aandelen op elk moment aan de EIB verkopen tegen de prijs die overeenstemt met de waardering van het EIF gedeeld door het totale aantal uitgegeven aandelen. De waarde van de putoptie is zo goed als nihil omdat de verkoopprijs wordt bepaald volgens een soortgelijke formule als die welke wordt gebruikt om het nettovermogen van het EIF te bepalen. De participatie van de EU wordt dus gewaardeerd op 29,29 % van de nettoactiva van het EIF, die op 31 december 2009 301 miljoen EUR beliepen (in 2008: 278 miljoen EUR), waarvan 2 miljoen EUR het resultaat voor 2009 betreft (verlies). In 2009 werd voor het begrotingsjaar 2008 een dividend van 4 miljoen EUR ontvangen.

Gezamenlijke technologie-initiatieven

Om de doelstellingen van de agenda van Lissabon voor groei en werkgelegenheid te bereiken, worden publiek-private partnerschappen opgericht in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven in de zin van artikel 171 van het Verdrag. Gezamenlijke technologie-initiatieven zijn publiek-private partnerschappen die worden opgericht op Europees niveau om strategische gebieden aan te pakken waarop onderzoek en innovatie essentieel zijn voor het Europees concurrentievermogen. Gezamenlijke technologie-initiatieven zijn een nieuw element van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie-activiteiten, en ondersteunen grootschalige multinationale onderzoeksactiviteiten. Zij brengen private en publieke partners bijeen om gemeenschappelijke doelstellingen met een breed maatschappelijk belang vast te stellen en financiële middelen en kennis te combineren om deze doelstellingen te bereiken. Gezamenlijke technologie-initiatieven zijn een nieuwe manier van samenwerking op de weg naar de doelstellingen die de leiders van de EU hebben vastgesteld in de Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid. In 2009 zijn de eerste drie gezamenlijke technologie-initiatieven operationeel geworden, namelijk de gemeenschappelijke onderneming Artemis en de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, beide hieronder beschreven, en de gemeenschappelijke onderneming IMI, die bij de gemeenschappelijke ondernemingen ingedeeld is en die in toelichting 2.3.2 beschreven is. Hoewel Artemis en Clean Sky juridisch gezien gemeenschappelijke ondernemingen zijn, moeten zij vanuit boekhoudkundig oogpunt als geassocieerde deelnemingen worden beschouwd, omdat de Commissie over deze entiteiten betekenisvolle invloed uitoefent.

Gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS

Deze entiteit werd opgericht voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen met de private sector. Op 31 december 2009 bezit de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, een belang van 100 % of 7 miljoen EUR. De maximale indicatieve bijdrage van de EU bedraagt 420 miljoen EUR.

Gemeenschappelijke onderneming Clean Sky

Deze entiteit moet in de EU de ontwikkeling, validering en demonstratie van schone luchtvaarttechnologieën versnellen, en met name een radicaal innovatief luchtvervoersysteem creëren om de milieugevolgen van de luchtvaart te verminderen. Op 31 december 2009 bezit de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, een belang van 99,41 % of 74 miljoen EUR. De maximale indicatieve bijdrage van de EU bedraagt 800 miljoen EUR.

2.3.2.    Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen

miljoen EUR

 

GJU

SESAR

ITER

IMI

Totaal

Bedrag op 31.12.2008

0

103

42

0

145

Verwervingen

0

28

39

81

148

Aandeel van het nettoresultaat

0

(51)

(46)

0

(97)

Bedrag op 31.12.2009

0

80

35

81

196

Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden geboekt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.3 voor nadere informatie). De volgende boekwaarden kunnen aan de EU worden toegerekend op basis van het percentage van haar belang in gemeenschappelijke ondernemingen:

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Niet-vlottende activa

48

0

Vlottende activa

192

154

Niet-vlottende passiva

0

0

Vlottende passiva

(44)

(9)

Ontvangsten

72

37

Uitgaven

(169)

(93)

Gemeenschappelijke onderneming Galileo (GJU) in liquidatie

De gemeenschappelijke onderneming Galileo werd eind 2006 in liquidatie gesteld en het proces is nog aan de gang. Het nettoactief van de gemeenschappelijke onderneming Galileo in liquidatie bedroeg aan het einde van het jaar 0 EUR. Aangezien de entiteit in 2009 inactief was en nog steeds in liquidatie was, waren er geen ontvangsten of uitgaven. Op 31 december 2008 bedroeg de waarde van de investering 0 EUR, namelijk de investering van 585 miljoen EUR verminderd met het gecumuleerde aandeel in de verliezen ten bedrage van 585 miljoen EUR.

Aanvankelijk werd op 1 januari 2007 de verantwoordelijkheid overgenomen door de Europese GNSS-toezichtautoriteit (GSA), een EU-agentschap dat in 2004 opgericht is en dat geconsolideerd is in de rekening van de EU. Na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 683/2008 nam de Commissie van de GSA de rol van programmabeheerder van de Europese GNSS-programma's over. De overdracht van deze activiteiten en taken van de GSA aan de Commissie trad in werking op 1 januari 2009.

Gemeenschappelijke onderneming SESAR

Het doel van deze gemeenschappelijke onderneming is de modernisering van het Europese luchtverkeersbeveiligingssysteem en de snelle tenuitvoerlegging van het Europese masterplan voor luchtverkeersbeveiliging te waarborgen door alle inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling in de EU te coördineren en te concentreren. Op 31 december 2009 bezit de Commissie een belang van 87,4 % of 80 miljoen EUR (2008: 103 miljoen EUR) in Sesar. De totale (indicatieve) bijdrage die de EU voor Sesar gepland heeft (van 2007 tot 2013) is 700 miljoen EUR.

Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie (ITER International)

Bij ITER International zijn de EU, China, India, Rusland, Korea, Japan en de VS betrokken. ITER werd opgericht om de ITER-faciliteiten te beheren, de exploitatie van de ITER-faciliteiten door laboratoria, andere instellingen en het personeel van de onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's inzake fusie-energie van de leden aan te moedigen, om de kennis over fusie-energie van het grote publiek te bevorderen, alsook de aanvaarding ervan, en om alle andere activiteiten te verrichten die nodig zijn om het doel van ITER te bereiken.

De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven door het Agentschap Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. De totale bijdrage wordt juridisch gezien beschouwd als een bijdrage van Euratom aan ITER en de lidstaten en Zwitserland hebben geen belang in ITER. Aangezien de EU juridisch gezien de houdster is van de participatie in de gemeenschappelijke onderneming ITER International, moet zij de participatie opnemen in haar geconsolideerde rekening.

Op 31 december 2009 bezit Euratom een belang van 47 % of 35 miljoen EUR (2008: 42 miljoen EUR) in ITER. De totale (indicatieve) bijdrage die Euratom voor ITER gepland heeft (van 2007 tot 2041) is 7,649 miljard EUR.

Gezamenlijk technologie-initiatief IMI inzake innovatieve geneesmiddelen

De gemeenschappelijke onderneming IMI, het derde technologie-initiatief dat in 2009 operationeel werd, moet preconcurrentieel farmaceutisch onderzoek en ontwikkeling ondersteunen in de lidstaten en geassocieerde landen, de onderzoeksinvesteringen in de biofarmaceutische sector vergroten en de betrokkenheid van kleine en middelgrote ondernemeningen (kmo’s) bij haar activiteiten bevorderen. Op 31 december 2009 bezit de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, een belang van 99,1 % of 81 miljoen EUR. De maximale indicatieve bijdrage van de EU bedraagt 1 miljard EUR tot 31 december 2017.

2.3.3.    Garantiefonds

Nettoactiva van het Garantiefonds

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Voor verkoop beschikbare activa

1 050

887

Geldmiddelen en kasequivalenten

191

205

Totaal activa

1 241

1 092

Totaal passiva

(1)

(1)

Nettoactiva

1 240

1 091

Het Garantiefonds voor externe acties dekt de door de EU op besluit van de Raad gegarandeerde leningen, met name leningsoperaties van de EIB buiten de Europese Unie, alsmede leningen van de macrofinanciële bijstand (MFB) en leningen van Euratom buiten de Europese Unie. Het is een langlopend instrument om leningen waarvoor van wanbetaling sprake is en die door de EU wordt gegarandeerd, te dekken en derhalve kan het als een langlopende investering worden beschouwd. Dit wordt aangetoond door het feit dat ongeveer 76 % van de voor verkoop beschikbare activa een looptijd hebben tussen één en tien jaar. Het Fonds ontvangt zijn middelen uit overmakingen uit de algemene begroting van de EU ten bedrage van 9 % van het bedrag in hoofdsom van de operaties, uit rente over de belegging van de activa van het Fonds en uit nabetalingen van in gebreke gebleven debiteuren voor wie het Fonds de garantie heeft moeten honoreren. Een eventueel jaarlijks overschot wordt teruggeboekt naar een speciale begrotingsrubriek in de staat van ontvangsten van de algemene begroting van de EU.

De EU moet een garantiereserve opnemen die leningen aan derde landen dekt. Deze reserve is bedoeld om de verplichtingen van het Garantiefonds te dekken en, indien nodig, aangesproken garanties waarvoor het in het Fonds beschikbare bedrag niet volstaat, zodat deze bedragen ten laste van de begroting kunnen komen. Deze reserve van 1,472 miljard EUR komt overeen met het richtbedrag van 9 % van de op 31 december 2009 uitstaande leningen. Op 31 december 2009 bedragen de nettoactiva van het Fonds 1,240 miljard EUR. Het verschil tussen de nettoactiva en het bedrag van de reserve komt overeen met het overschot dat naar de EU-begroting wordt teruggeboekt (232 miljoen EUR). Reëlewaardemutaties van de voor verkoop beschikbare portefeuille zijn in 2009 in het eigen vermogen opgenomen voor het bedrag van 16 miljoen EUR (2008: 15 miljoen EUR).

2.3.4.    Voor verkoop beschikbare activa

Deze rubriek omvat de investeringen en participaties die bedoeld zijn om begunstigden te helpen bij de ontwikkeling van hun bedrijfsactiviteiten.

Voor verkoop beschikbare activa op lange termijn

miljoen EUR

 

EBWO

VRK

ETF-startersregeling

EFSE

Overige

Totaal

Bedragen op 31.12.2008

157

204

133

67

3

564

Verwervingen

0

11

52

26

19

108

Vervreemdingen/buitengebruikstellingen

0

(26)

(4)

0

0

(30)

Herwaarderingsoverschot/(tekort) verwerkt in eigen vermogen

0

(14)

(14)

3

0

(25)

Wisselkoersverlies

0

(42)

0

0

0

(42)

Waardeverminderingsverlies

0

(1)

(13)

0

0

(14)

Bedragen op 31.12.2009

157

132

154

96

22

561

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO)

De Commissie heeft ingeschreven op 3 % van het totale kapitaal van de EBWO van 20 miljard EUR. Op de balansdatum beliep het opgevraagde bedrag 157 miljoen EUR, dat volledig gestort is. De uitstaande betalingen op het niet-opgevraagde kapitaal belopen 443 miljoen EUR (zie ook toelichting 5.13.1). Omdat de EBWO niet beursgenoteerd is en volgens haar statuten participaties ten hoogste tegen aankoopprijs en uitsluitend aan bestaande aandeelhouders mogen worden verkocht, is de participatie van de Commissie gewaardeerd op de kostprijs verminderd met eventuele afschrijvingen voor waardevermindering.

Verrichtingen met risicodragend kapitaal (VRK)

Verrichtingen met risicodragend kapitaal zijn leningen die worden verstrekt aan financiële tussenpersonen om beleggingen in aandelen te financieren. Zij worden beheerd door de EIB en gefinancierd onder het Europees nabuurschapsbeleid.

Overige investeringen

De belangrijkste bedragen betreffen het programma voor groei en werkgelegenheid, het meerjarenprogramma en het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie, administratief beheerd door het EIF, die de oprichting en de financiering van beginnende kleine en middelgrote ondernemingen ondersteunen door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen (154 miljoen EUR). Hierin is ook 96 miljoen EUR inbegrepen voor het Europees Fonds voor Zuidoost-Europa (EFSE), een beleggingsvennootschap met variabel kapitaal (BEVEK). De globale doelstelling van het EFSE is het stimuleren van economische ontwikkeling en welvaart in Zuidoost-Europa via het duurzaam verstrekken van extra ontwikkelingsfinanciering via plaatselijke financiële tussenpersonen. In 2009 is een nieuwe investering van 19 miljoen EUR voor het Energie-efficiëntiefonds voor Zuidoost-Europa (SE4F) opgenomen.

2.4   LENINGEN

In deze rubriek zijn de door de Europese Unie verstrekte leningen met vervaldatum over meer dan een jaar opgenomen.

miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2009

31.12.2008

Uit de EU-begroting en de EGKS verstrekte leningen

2.4.1

169

179

Uit opgenomen leningen verstrekte leningen

2.4.2

10 595

3 386

Totaal leningen

 

10 764

3 565

2.4.1    Uit de begroting van de Europese Unie en de EGKS in liquidatie verstrekte leningen

miljoen EUR

 

Leningen met bijzondere voorwaarden

EGKS in liquidatie

Totaal

Totaal op 31.12.2008

150

29

179

Terugbetalingen

(19)

(5)

(24)

Veranderingen in boekwaarde

12

2

14

Totaal op 31.12.2009

143

26

169

Leningen met bijzondere voorwaarden

Deze post omvat voornamelijk leningen met bijzondere voorwaarden en preferentiële rentetarieven die zijn verstrekt in het kader van de samenwerking met niet-lidstaten. Alle bedragen zijn verschuldigd meer dan twaalf maanden na het einde van het jaar. De werkelijke rentevoet van deze leningen varieert tussen de 7,73 % en 12,36 %.

Door de EGKS in liquidatie verstrekte woningbouwleningen (EGKS)

Woningbouwleningen zijn leningen die door de EGKS uit eigen middelen worden verstrekt overeenkomstig de artikelen 54 en 54, lid 2, van het EGKS-Verdrag. Deze leningen hebben een vaste rentevoet van 1 % en worden daarom beschouwd als leningen met preferentiële rentetarieven. De werkelijke rentevoet van deze leningen varieert tussen 2,806 % en 22,643 %. Om praktische redenen en uit materialiteitsoverwegingen wordt de transactieprijs gebruikt als de reële waarde van deze leningen bij sluiting, onafhankelijk van een toegekend preferentieel rentetarief.

2.4.2    Uit opgenomen leningen verstrekte leningen

miljoen EUR

 

MFB-leningen

Euratomleningen

Betalingsbalans

EGKS in liquidatie

Totaal

Totaal op 31.12.2008

663

494

2 004

338

3 499

Nieuwe leningen

25

7

7 200

0

7 232

Terugbetalingen

(95)

(11)

0

(88)

(194)

Wisselkoersverschillen

0

(1)

0

16

15

Verandering in boekwaarde

(6)

(5)

99

(5)

83

Totaal op 31.12.2009

587

484

9 303

261

10 635

Bedrag te betalen < 1 jaar

40

0

0

0

40

Bedrag te betalen > 1 jaar

547

484

9 303

261

10 595

MFB-leningen

Macrofinanciële bijstand is een financieel beleidsinstrument voor niet-gebonden en niet-specifieke betalingsbalans- en/of begrotingssteun aan derde partnerlanden die geografisch gezien dicht bij het grondgebied van de EU gelegen zijn. Macrofinanciële bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma. De Commissie heeft voor deze leningen geen garanties van derden ontvangen, maar zij zijn gewaarborgd door het Garantiefonds (zie toelichting 2.3.3).

Euratomleningen

Euratom is een juridische entiteit van de EU die wordt vertegenwoordigd door de Europese Commissie. Euratom verstrekt leningen aan de lidstaten voor de financiering van investeringsprojecten in de lidstaten voor de industriële productie van elektriciteit door middel van kernenergie en voor industriële splijtstofcyclusinstallaties. Euratom verstrekt ook leningen aan niet-lidstaten voor het verbeteren van de veiligheid en de doelmatigheid van kerncentrales en splijtstofcyclusinstallaties die in werking of in aanbouw zijn.

De Commissie heeft voor deze leningen 481 miljoen EUR (2008: 486 miljoen EUR) aan garanties van derden ontvangen.

Betalingsbalansleningen

Het betalingsbalansmechanisme is een financieel beleidsinstrument dat nieuw leven is ingeblazen om de lidstaten van de EU tijdens de huidige economische en financiële crisis financiële bijstand te verlenen. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Alleen lidstaten die niet deelnemen aan de euro, komen voor dit mechanisme in aanmerking. Er kunnen voor in totaal maximaal 50 miljard EUR leningen worden verstrekt en de leningen zijn gewaarborgd door de algemene begroting van de EU.

Tussen november 2008 en eind 2009 werden ten belope van 14,6 miljard EUR leningen verstrekt. Er werd 6,5 miljard EUR financiële bijstand ter beschikking van Hongarije gesteld, waarvan in 2008 2 miljard EUR werd uitbetaald (looptijd: december 2011). In 2009 werd nog eens 3,5 miljard EUR uitbetaald (looptijd: november 2014 en april 2016). Aan Letland werd een betalingsbalanslening van 3,1 miljard EUR verstrekt, waarvan 2,2 miljard EUR in 2009 werd uitbetaald (looptijd: april 2014 en januari 2015) en 500 miljoen EUR in maart 2010 (looptijd: mei 2019). Voorts werd 5 miljard EUR ter beschikking van Roemenië gesteld, waarvan in 2009 1,5 miljard EUR werd uitbetaald (looptijd: januari 2015) en 1 miljard EUR in maart 2010 (looptijd: mei 2019).

Door de EGKS in liquidatie verstrekte leningen

Deze post omvat voornamelijk leningen die door de EGKS in liquidatie uit opgenomen leningen zijn verstrekt overeenkomstig de artikelen 54 en 56 van het EGKS-Verdrag, alsmede drie niet-genoteerde obligaties van de EIB als vervanging van een in gebreke gebleven debiteur. Deze obligaties zullen tot het einde van de looptijd (2017 en 2019) worden aangehouden om de schuldendienst van de opgenomen leningen te dekken. De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente plus de jaarlijkse afschrijving van betaalde premies en transactiekosten die bij aanvang werden gemaakt, berekend op basis van de effectieverentemethode.

De effectieve rentevoeten (uitgedrukt als een rente-interval) waren als volgt:

Leningen

31.12.2009

31.12.2008

(MFB)

0,9625 % - 4,54 %

3,022 % - 5,29 %

Euratom

1,071 % - 5,76 %

3,428 % - 5,76 %

Betalingsbalans

3,125 % - 3,625 %

3,25 %

EGKS in liquidatie

0,346% - 5,8103%

3,072% - 5,8103% (4)

2.5.   VOORFINANCIERINGEN OP LANGE TERMIJN

De termijn waarbinnen de voorfinanciering kan worden teruggevorderd of gebruikt, bepaalt of zij wordt opgenomen als voorfinanciering op korte of op lange termijn. Het gebruik is vastgelegd in de onderliggende overeenkomst van het project. Indien de terugbetaling of het gebruik binnen de twaalf maanden na de verslagdatum moet plaatsvinden, gaat het om een voorfinanciering op korte termijn, die onder de vlottende activa moet worden opgenomen, terwijl het saldo op lange termijn is.

Totaal voorfinanciering

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Voorfinanciering op lange termijn (zie hieronder)

39 750

29 023

Voorfinanciering op korte termijn (zie toelichting 2.9)

9 077

10 262

Totaal voorfinanciering

48 827

39 285

Garanties met betrekking tot voorfinanciering

Dit zijn garanties die de Europese Unie in bepaalde gevallen bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) van de begunstigden verlangt. Er zijn twee waarden om voor dit soort garantie op te nemen: de „nominale waarde” en de „lopende waarde”. Voor de „nominale waarde” houdt de gebeurtenis die de garantie doet ontstaan, verband met het bestaan van de garantie. Voor de „lopende waarde” is de gebeurtenis die de garantie doet ontstaan, de betaling van voorfinanciering en/of latere verrekeningen. Op 31 december 2009 beliep de „nominale waarde” van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 936 miljoen EUR. De „lopende waarde” van die garanties beliep 724 miljoen EUR. Op 31 december 2008 beliepen deze waarden respectievelijk 968 miljoen EUR en 769 miljoen EUR. Dit verschil werkt daadwerkelijk als dekking voor voorfinancieringen die verrekend zijn en onder de uitgaven zijn opgenomen, maar die in de toekomst misschien moeten worden teruggevorderd.

Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek (KP7) worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het Garantiefonds voor deelnemers. Op 31 december 2009 beliep het bedrag van de uitbetaalde voorfinanciering in totaal 2,7 miljard EUR. Dit is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de financiële risico's van de EU en de deelnemers te dekken tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen van KP7, aangezien het kapitaal en de rente ervan een uitvoeringsgarantie vormen. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die de vorm van een subsidie aannemen (en dus een voorfinanciering in de boekhouding van de Commissie) dragen 5 % van de ontvangen voorfinanciering bij aan het kapitaal van het Garantiefonds voor deelnemers voor de duur van de maatregel. Als zodanig zijn de deelnemers de eigenaars van het Garantiefonds voor deelnemers, en de EU, vertegenwoordigd door de Commissie, treedt op als hun uitvoerend agent. Aan het einde van een indirecte maatregel moeten de deelnemers hun bijdrage in het kapitaal volledig terugkrijgen, behalve wanneer het Garantiefonds voor deelnemers verlies lijdt doordat begunstigden in gebreke blijven. In dat geval moeten de deelnemers minstens 80 % van hun bijdrage terugkrijgen. Het Garantiefonds voor deelnemers staat garant voor de financiële belangen van zowel de EU als de deelnemers. Op 31 december 2009 hadden de deelnemers een totaalbedrag van 561 miljoen EUR bijgedragen aan het Garantiefonds voor deelnemers (in 2008: 274 miljoen EUR) (zie ook toelichting 11).

Voorfinanciering op lange termijn

miljoen EUR

Beheersvorm

31.12.2009

31.12.2008

Direct gecentraliseerd beheer

1 148

1 351

Indirect gecentraliseerd beheer

486

275

Gedecentraliseerd beheer

347

90

Gedeeld beheer

37 199

26 764

Gezamenlijk beheer

568

543

Uitgevoerd door overige instellingen en agentschappen

2

0

Totaal voorfinanciering op lange termijn

39 750

29 023

De voornaamste voorfinancieringen op lange termijn hebben betrekking op acties van de structuurfondsen voor de programmeringsperiode 2007-2013: het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), het Cohesiefonds en het Europees Visserijfonds (EVF). Omdat veel van deze projecten op lange termijn lopen, moeten de voorschotten langer dan een jaar beschikbaar zijn. Daarom worden deze voorfinancieringen geboekt als activa op lange termijn. Het bedrag van de bovengenoemde voorfinanciering op lange termijn waarvoor de EU recht heeft op rente van de begunstigden, beloopt 1,607 miljard EUR.

De toename in 2009 is voornamelijk het gevolg van een derde voorschotbetaling aan de lidstaten voor een totaal bedrag van 5 miljard EUR: 2,6 miljard EUR voor het Cohesiefonds, 1,8 miljard EUR voor het EFRO en 0,6 miljard EUR voor het ESF. Voorts werden als gevolg van de economische crisis voor elk programma extra herstelpakketbetalingen gedaan voor een totaal bedrag van 6,2 miljard EUR: 3,9 miljard EUR voor het Cohesiefonds en het EFRO en 2,3 miljard EUR voor het ESF. De toename van de bedragen voor het gedecentraliseerd beheer vloeit voornamelijk voort uit de voorschotten die zijn betaald aan kandidaat-lidstaten in het kader van programma's van het instrument voor pretoetredingssteun.

2.6.   VORDERINGEN OP LANGE TERMIJN

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Tegoed van de lidstaten

26

24

EGKS-personeelsleningen

10

13

Overige

2

2

Garanties en deposito’s

17

6

Totaal

55

45

Het tegoed van de lidstaten bestaat uit bedragen die voormalige toetredingslanden aan de EGKS in liquidatie verschuldigd zijn.

VLOTTENDE ACTIVA

2.7.   VOORRADEN

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Wetenschappelijk materieel

62

73

Overige

15

12

Totaal

77

85

De voorraad wetenschappelijke uitrusting wordt door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) aangehouden en/of beheerd. Een groot deel is de voorraad referentiemateriaal, nucleair en niet-nucleair, die zich in Geel bevindt. Deze voorraad is strategisch van aard en wordt bijgehouden om in crisissituaties onvoorspelbare toekomstige verzoeken te kunnen behandelen. De overige voorraad omvat de voorraad van het Egnos-project, de voorraad publicaties die wordt aangehouden en/of beheerd door het Publicatiebureau en voorraden vaccins.

2.8.   KORTLOPENDE INVESTERINGEN

Kortlopende investeringen bestaan uit voor verkoop beschikbare financiële activa, die worden gekocht vanwege hun rendement of opbrengst of om een bepaalde activastructuur of een secundaire liquiditeitsbron te creëren, en die dus kunnen worden verkocht naargelang de liquiditeitsbehoefte of renteschommelingen. In 2008 waren er onder deze post ook voor handel bestemde activa ten belope van 7 miljoen EUR opgenomen.

Voor verkoop beschikbare activa

miljoen EUR

 

EGKS in liquidatie

Overige

Totaal

Bedragen op 31.12.2008

1 464

82

1 546

Verwervingen

560

255

815

Vervreemdingen en buitengebruikstellingen

(573)

(32)

(605)

Aanpassing aan geamortiseerde kostprijs

(1)

0

(1)

Verandering in boekwaarde

8

3

11

Herwaarderingsoverschot verwerkt in eigen vermogen

25

0

25

Bedragen op 31.12.2009

1 483

308

1 791

Wat de bedragen voor de EKGS in liquidatie betreft, zijn alle investeringen schuldvorderingen in euro die genoteerd zijn op een actieve markt. Op 31 december 2009 bedroeg de waarde van obligaties met vervaldatum in 2010 (uitgedrukt in reële waarde) 242 miljoen EUR (2008: 126 miljoen EUR).

De toename van overige bedragen is het gevolg van nieuwe verwervingen door de financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) (195 miljoen EUR) en het instrument voor leninggaranties voor TEN-T-projecten (LGTT) (60 miljoen EUR).

2.9.   VOORFINANCIERING OP KORTE TERMIJN

miljoen EUR

Beheersvorm

31.12.2009

31.12.2008

Direct gecentraliseerd beheer

2 924

3 055

Indirect gecentraliseerd beheer

1 990

930

Gedecentraliseerd beheer

700

326

gedeeld beheer

2 550

5 304

Gezamenlijk beheer

832

608

Uitgevoerd door overige instellingen en agentschappen

81

39

Totaal voorfinancieringen op korte termijn

9 077

10 262

De grote afname van de voorfinanciering op korte termijn wordt verklaard door het feit dat voor de structurele acties onder gedeeld beheer, sommige gefinancierde projecten beëindigd worden (programma's van de periode 2000-2006), terwijl voor de nieuwe projecten (programma's van de periode 2007-2013) in 2009 een derde voorschot werd betaald, dat echter onder de activa op lange termijn werd ingedeeld (zie toelichting 2.5). De toename van de voorfinanciering op korte termijn in de beheersvorm indirect gecentraliseerd beheer valt toe te schrijven aan de overdracht van activiteiten van de Commissie aan nieuwe uitvoerende agentschappen, voornamelijk op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. Het bedrag van de bovengenoemde voorfinanciering op lange termijn waarvoor de Europese Unie recht heeft op rente van de begunstigden, beloopt 4,629 miljard EUR.

2.10.   VORDERINGEN OP KORTE TERMIJN

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Kortlopende leningen

216

114

Kortlopende vorderingen

4 519

6 128

Diverse vorderingen

16

23

Overlopende posten

3 912

5 655

Totaal

8 663

11 920

2.10.1.    Kortlopende leningen

Deze bedragen betreffen leningen van 41 miljoen EUR die binnen 12 maanden na balansdatum vervallen (40 miljoen EUR aan MFB-leningen, zie toelichting 2.4). Onder deze rubriek zijn ook termijndeposito’s van de EGKS in liquidatie opgenomen:

Termijndeposito’s

miljoen EUR

 

Totaal

Bedragen op 31.12.2008

0

Op te tellen

174

Toegerekende bedragen

1

Bedragen op 31.12.2009

175

2.10.2.    Kortlopende vorderingen

miljoen EUR

Groep

31.12.2009

31.12.2008

Brutobedrag

Afschrijving

Nettowaarde

Brutobedrag

Afschrijving

Nettowaarde

Klanten

277

(76)

201

243

(79)

164

Geldboeten

3 370

(133)

3 237

4 590

(96)

4 494

Lidstaten

2 198

(1 191)

1 007

2 576

(1 204)

1 372

Overige

76

(2)

74

111

(13)

98

Totaal

5 921

(1 402)

4 519

7 520

(1 392)

6 128

Klanten

Dit zijn invorderingsopdrachten die op 31 december 2009 als nog te innen vastgestelde rechten zijn geboekt en die nog niet in een andere rubriek van de actiefzijde van de balans zijn opgenomen.

Geldboeten

De door de Commissie opgelegde geldboeten die moeten worden geïnd, beliepen in totaal 3,370 miljard EUR. Op dit bedrag werd een afschrijving van 133 miljoen EUR toegepast. De toename van deze afschrijving valt toe te schrijven aan het feit dat sommige nieuwe geldboeten ingevolge de economische en financiële crisis niet door voorlopige betalingen of bankgaranties konden worden gedekt. Daarnaast zijn er voor sommige geldboeten nog steeds summiere procedures aanhangig voor het Europees Hof van Justitie. Op 31 december 2009 waren er voor in totaal 2,952 miljard EUR garanties ontvangen (2008: 2,403 miljard EUR), waarbij werd aangegeven dat de ontvanger van de geldboete beroep wenste aan te tekenen. Opgemerkt zij dat op 31 december 2009 290 miljoen EUR van de bovengenoemde bedragen nog niet vervallen was.

Vorderingen op de lidstaten

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Vorderingen op het ELGF

Vorderingen op het ELGF

627

684

Afschrijving

(350)

(392)

Totaal

277

292

Betaalde en bij de lidstaten terugvorderbare BTW

38

36

Eigen middelen

Vastgesteld in de A boekhouding

89

97

Vastgesteld in de specifieke boekhouding

1 254

1 260

Afschrijving

(841)

(812)

Overige

25

16

Totaal

527

561

Overige vorderingen op de lidstaten

165

483

Totaal

1 007

1 372

Vorderingen op het ELGF

Deze post dekt de bedragen die door de begunstigden van het ELGF verschuldigd waren op 31 december 2009, zoals die door de lidstaten werden ingediend en gewaarmerkt op 15 oktober 2009 met aftrek van 20 % van het bedrag, het percentage dat de lidstaten mogen inhouden voor administratieve kosten. Er werd een raming gemaakt voor de vorderingen die in de periode gaande van de indiening tot 31 december 2009 ontstonden. De Commissie raamt ook een afschrijving van de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen.

Eigen middelen

Aangezien de lidstaten 25 % van de traditionele eigen middelen als inningskosten mogen inhouden, worden de bovenvermelde cijfers weergegeven na aftrek van deze vermindering. Op basis van de ramingen die de lidstaten hebben verstrekt, is een afschrijving ter waarde van 841 miljoen EUR afgetrokken van de post „vorderingen op de lidstaten”. Dit betekent echter niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen.

Overige vorderingen op de lidstaten

Onder „overige vorderingen op de lidstaten” is 72 miljoen EUR aan terugvorderingen van uitgaven opgenomen, alsook 8 miljoen EUR aan ELGF-voorschotten (2008: 120 miljoen EUR respectievelijk 244 miljoen EUR).

2.10.3.    Overlopende posten

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Toegerekende baten

3 655

5 402

Uitgestelde lasten

230

223

Overige

27

30

Totaal

3 912

5 655

Het belangrijkste bedrag in deze rubriek zijn toegerekende baten ten belope van 3,655 miljard EUR.

miljoen EUR

Toegerekende baten

31.12.2009

31.12.2008

Eigen middelen

2 209

2 576

Bestemmingsontvangen op het gebied van landbouw november en december

940

1 261

Herstructurering suiker

0

911

ELGF: nog niet-uitgevoerde conformiteitsbeschikkingen

0

368

Cohesiefonds en EFRO: financiële correcties

404

146

EVF

0

32

Overige toegerekende baten

102

108

Totaal toegerekende baten

3 655

5 402

Overige toegerekende baten zijn voornamelijk achterstandsrente, toegerekende bankrente en toegerekende rente op voorfinancieringen.

In deze rubriek zijn ook uitgestelde lasten ten belope van in totaal 230 miljoen EUR opgenomen. Die bestaan voornamelijk uit vooruitbetalingen ten belope van 53 miljoen EUR die betaald zijn uit hoofde van bilaterale visserijovereenkomsten met derde landen, 36 miljoen EUR voor de Europese school, 44 miljoen EUR voor kantoorhuur, 22 miljoen EUR voor kantoorrenovatie en 17 miljoen EUR rente voor leases van vaste activa.

2.11.   GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Niet aan restricties onderhevige geldmiddelen:

Rekeningen bij schatkisten en centrale banken

10 958

15 039

Rekeningen courant

1 967

1 415

Gelden ter goede rekening

42

35

Transfers (geld in omloop)

9

26

Kortetermijndeposito’s en andere kasequivalenten

1 486

1 456

Totaal

14 462

17 971

Aan restricties onderhevige geldmiddelen

8 910

5 753

Totaal

23 372

23 724

2.11.1.    Niet aan restricties onderhevige geldmiddelen

Niet aan restricties onderhevige kasmiddelen omvatten alle financiële tegoeden van de EU op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen, haar gelden ter goede rekening, kortetermijndeposito’s en kleine kassen.

Het lagere saldo bij schatkisten en centrale banken aan dit einde van het jaar valt toe te schrijven aan het feit dat begin 2010 3,5 miljard EUR aan de lidstaten moest worden terugbetaald, na gewijzigde begroting nr. 10/2009 (vorig jaar ging het om een bedrag van 6,6 miljard EUR). De daarmee verband houdende verplichting is onder de vlottende verplichtingen opgenomen (zie ook toelichting 2.18.2). Ook de geldmiddelen uit nog niet gebruikte bestemmingsontvangsten ten belope van 2,7 miljard EUR (2008: 5,1 miljard EUR), die niet aan de lidstaten kunnen worden terugbetaald, en een bedrag van 1,4 miljard EUR (2008: 1,7 miljard EUR), dat ingehouden werd om naar 2010 overgedragen betalingskredieten te dekken, hadden een effect op het saldo aan het einde van het jaar. Voorts moet het begrotingsresultaat van 2,3 miljard EUR aan de lidstaten worden terugbetaald door het in mindering te brengen op de bedragen die zij voor 2010 verschuldigd zijn.

De bedragen die onder de kortetermijndeposito’s zijn opgenomen, hebben voornamelijk betrekking op gelden die namens de EU door fiduciaires worden beheerd met het oog op de tenuitvoerlegging van specifieke programma’s die uit de EU-begroting worden gefinancierd.

2.11.2.    Aan restricties onderhevige geldmiddelen

Aan restricties onderhevige geldmiddelen omvatten bedragen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Zij staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt.

NIET-VLOTTENDE PASSIVA

2.12.   PERSONEELSBELONINGEN

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Pensioenen — personeel

33 316

32 867

Pensioenen — anderen

663

696

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

3 263

3 993

Totaal

37 242

37 556

2.12.1.    Pensioenen - personeel

Op grond van artikel 83 van het personeelsstatuut komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de EU-begroting. Er is voor deze verplichting geen kapitaaldekking, doch de lidstaten waarborgen gezamenlijk de uitbetaling van deze uitkeringen volgens de verdeelsleutel die voor de financiering van deze uitgaven is vastgesteld. Tevens dragen de ambtenaren door middel van een verplichte bijdrage voor een derde bij in de langetermijnfinanciering van deze pensioenregeling. Het bedrag van deze bijdrage wordt jaarlijks herzien en aangepast teneinde te garanderen dat deze bijdragen (momenteel 11,3 % van het basissalaris) volstaan om elk jaar een derde van de tijdens het jaar verworven rechten te financieren.

De verplichtingen van de pensioenregeling werden op basis van het aantal personeelsleden en gepensioneerden op 31 december 2009 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut geëvalueerd. In deze waardering werd rekening gehouden met de beloningen wegens ouderdom, invaliditeit en overleving (verschillende pensioencategorieën plus invaliditeitsuitkering). Zij werd uitgevoerd volgens de methodiek van IPSAS 25 (en derhalve ook boekhoudregel 12 van de EU). Dit is een internationale boekhoudnorm volgens welke de werkgever zijn verplichting op actuariële grondslag waardeert, waarbij rekening wordt gehouden met de contractuele uitkeringen tijdens de actieve diensttijd van de werknemers en met de verwachte loonontwikkeling. Om deze verplichting te berekenen, werd de actuariële waarderingsmethode gebruikt die bekend staat als de „projected unit credit”-methode.

De voornaamste actuariële hypotheses die op de waarderingsdatum beschikbaar waren en voor de waardering werden gebruikt, zijn de volgende:

Actuariële veronderstellingen

31.12.2009

31.12.2008

Nominale disconteringsvoet

4,5 %

3,9 %

Verwacht inflatiepercentage

2,5 %

1,8 %

Reële disconteringsvoet

2,0 %

2,1 %

Huwelijkscoëfficiënt: man/vrouw

84 %/38 %

84 %/38 %

Algemene salaristoename/herwaardering van de pensioenen

0 %

0,3 %

Voor de berekening werd de International Civil Servants Life Table 2008 gebruikt. Er werd uitgegaan van pensionering op het moment waarop de ambtenaar volledige pensioenrechten geniet, waarbij rekening wordt gehouden met de korting voor vervroegde uittreding en de zogeheten „Barcelona incentive” om later met pensioen te gaan, ten laatste op 65 jaar. De berekeningen van de brutopensioenen en de gezinstoelagen geschieden overeenkomstig het statuut.

De verplichtingen omvatten de voorheen vastgestelde rechten voor de volgende personen:

(1)

het personeel in actieve dienst op 31 december 2009 bij alle instellingen en agentschappen die onder de pensioenregeling vallen;

(2)

het personeel dat zich in een uitgestelde situatie bevindt, d.w.z. personeel dat tijdelijk of definitief de instellingen heeft verlaten met behoud van rechten in de pensioenregeling (uitsluitend die met ten minste 10 dienstjaren);

(3)

de gewezen ambtenaren en andere personeelsleden die een ouderdomspensioen ontvangen;

(4)

de gewezen ambtenaren en andere personeelsleden die een invaliditeitspensioen ontvangen;

(5)

de gewezen ambtenaren en andere personeelsleden die een invaliditeitsuitkering ontvangen;

(6)

de gerechtigden van een overlevingspensioen (weduwen of weduwnaars, wezen en personen ten laste).

De voornaamste ontwikkeling sedert 31 december 2008 was als volgt:

miljoen EUR

Ontwikkeling in de pensioenverplichting

Bedrag

Brutopensioenverplichting op 31 december 2008

36 495

Kosten van diensttijd

1 360

Rentekosten

1 456

Betaalde beloningen

(1 035)

Actuariële winsten

(1 248)

Wijzigingen ingevolge nieuwkomers

187

Brutopensioenverplichting op 31 december 2009

37 215

De voornaamste opmerkingen zijn:

De bruto actuariële verplichting werd per 31 december 2009 gewaardeerd op 37,215 miljard EUR (2008: 36,495 miljard EUR). Hieraan is het effect van een correctiecoëfficiënt van 1,079 miljard EUR toegevoegd (2008: 1,277 miljard EUR). Belastingen die door de begunstigden moeten worden betaald, worden van de totale brutoverplichting afgetrokken om te komen tot de nettoverplichting die in de balans wordt opgenomen (aangezien van de betaling van de pensioenen belastingen worden afgetrokken die in het jaar van betaling bij de ontvangsten van de EU worden geboekt). Deze nettoverplichting (brutoverplichting verminderd met belastingen) op 31 december 2009 is dus op 33,316 miljard EUR geraamd.

Het aantal leden van de pensioenregeling steeg met 5 082 personen. Deze stijging houdt voornamelijk verband met tijdelijke functionarissen en assistenten van Parlementsleden. De laatstgenoemde categorie werd voor de eerste maal in de regeling opgenomen.

2.12.2.    Pensioenen — anderen

Dit betreft de verplichting opgenomen betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en gewezen leden van de Commissie, het Hof van Justitie (en het Gerecht van eerste aanleg), de Rekenkamer, de secretarissen-generaal van de Raad, de Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie. In deze rubriek is ook een verplichting opgenomen betreffende de pensioenen van bepaalde Parlementsleden.

2.12.3.    Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Er is ook een waardering gemaakt voor de geraamde verplichting die de EU zal hebben in verband met haar bijdragen aan het gemeenschappelijke stelsel van ziektekostenverzekering voor haar gepensioneerde personeelsleden. Deze brutoverplichting is gewaardeerd op 3,535 miljard EUR. Fondsbeleggingen ten belope van 272 miljoen EUR zijn van deze brutoverplichting afgetrokken om te komen tot de nettoverplichting. In de berekeningen is rekening gehouden met actieve ambtenaren en gepensioneerden uit verschillende instellingen en agentschappen van de EU, en hun gezinsleden, en actieve leden en gepensioneerden van de Commissie, de Rekenkamer, het Hof van Justitie, de Raad, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de Europese Ombudsman. De disconteringsvoet en de algemene salarisgroei die voor de berekening zijn gebruikt, zijn dezelfde als die welke voor de waardering van de pensioenverplichting zijn gebruikt (zie hierboven). De lichte afname van de verplichting valt toe te schrijven aan actuariële winsten ingevolge wijzigingen in de actuariële veronderstellingen.

miljoen EUR

Ontwikkeling in de verplichting gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Bedrag

Brutoverplichting op 31 december 2008

4 248

Normale kosten

168

Rentekosten

169

Betaalde beloningen

(85)

Actuariële winsten

(965)

Brutoverplichting op 31 december 2009

3 535

Verminderd met de fondsbeleggingen

(272)

Nettoverplichting op 31 december 2009

3 263

2.13.   VOORZIENINGEN OP LANGE TERMIJN

miljoen EUR

 

31.12.2008

Aanvullende bepalingen

Teruggeboekte ongebruikte bedragen

Gebruikte bedragen

Overdracht van/naar korte termijn

Wijziging in raming

31.12.2009

Rechtszaken

421

54

(50)

(12)

0

0

413

Ontmanteling kerninstallaties

819

0

0

0

(22)

111

908

Financieel

12

67

0

0

(3)

0

76

Overige

89

45

(12)

(37)

(13)

0

72

Totaal

1 341

166

(62)

(49)

(38)

111

1 469

Rechtszaken

Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk na 2010 zullen moeten worden betaald in verband met lopende rechtszaken. Het grootste bedrag, namelijk 409 miljoen EUR, betreft rechtszaken die op 31 december 2009 lopend waren in verband met financiële correcties voor uitgaven van het ELGF en andere rechtszaken in verband met landbouwuitgaven.

Ontmanteling kerninstallaties

In 2008 heeft een consortium van onafhankelijke deskundigen een studie verricht en de kosten van de ontmanteling van de kerninstallaties van het GCO en het afvalbeheerprogramma geraamd. Hun herziene raming van 1,222 miljard EUR (voorheen 1,145 miljard EUR) dient als uitgangspunt voor de voorziening die in de financiële staten moet worden opgenomen. Overeenkomstig de EU-boekhoudregels is de raming voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan. Op 31 december 2009 resulteerde dat in een voorziening van 930 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2010 zal worden betaald (22 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (908 miljoen EUR). Gezien de geraamde duur van dit programma (ongeveer 30 jaar) moet worden opgemerkt dat er enige onzekerheid bestaat ten aanzien van deze raming, en dat de uiteindelijke kosten van de huidige raming kunnen afwijken.

Financiële bepalingen

In het kader van de MKB-garantiefaciliteit 1998, de MKB-garantiefaciliteit 2001 en de MKB-garantiefaciliteit 2007 van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie is het EIF bevoegd in eigen naam, evenwel ten behoeve en voor rekening van de Commissie, garanties te verstrekken. Het financiële risico dat verbonden is aan de opgevraagde en de niet-opgevraagde garanties is echter beperkt. Op de balansdatum stemmen de financiële voorzieningen voor beide faciliteiten overeen met de betalingsverplichtingen tegenover financiële tussenpersonen verminderd met de nettobetalingsaanvragen die tot op die datum zijn ingediend. Financiële voorzieningen op lange termijn worden omgerekend naar hun netto contante waarde.

Overige bepalingen

Het belangrijkste bedrag hier heeft betrekking op de ramingen van de bijdragen van de EU aan verschillende lidstaten in het kader van het Veterinair Noodfonds voor bepaalde dierziekten die zijn uitgebroken, en beloopt in totaal 60 miljoen EUR (2008: 101 miljoen EUR), opgesplitst in 25 miljoen EUR (bedrag dat naar verwachting in 2010 zal worden vereffend) en 35 miljoen EUR (daarna te vereffenen bedrag).

2.14.   FINANCIËLE VERPLICHTINGEN OP LANGE TERMIJN

2.14.1.    Leningen

miljoen EUR

Naam

31.12.2008

Nieuwe leningen

Terugbetalingen

Wisselkoersverschillen

Verandering in boekwaarde

31.12.2009

MFB

663

25

(95)

(6)

587

Betalingsbalans

2 004

7 200

99

9 303

Euratom

494

7

(11)

(1)

(5)

484

EGKS in liquidatie

282

(67)

18

(8)

225

Totaal

3 443

7 232

(173)

17

80

10 599


Opsplitsing van leningen in korte en lange termijn

miljoen EUR

Leningen

Looptijd < 1 jaar

Looptijd > 1 jaar

Totaal op 31.12.2009

MFB

40

547

587

Betalingsbalans

9 303

9 303

Euratom

484

484

EGKS in liquidatie

225

225

Totaal

40

10 559

10 599

Onder deze rubriek zijn de leningen van de Europese Unie met vervaldatum over meer dan een jaar opgenomen. De leningen omvatten de in een waardepapier belichaamde schulden, die 10,324 miljard EUR belopen (2008: 3,131 miljard EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente vermeerderd met, in het geval van de leningen van de EGKS in liquidatie, de jaarlijkse afschrijving van alle materiële transactiekosten die bij aanvang werden gemaakt, berekend volgens de effectieverentemethode. De effectieve rentevoeten (uitgedrukt als een rente-interval) waren als volgt:

Leningen

31.12.2009

31.12.2008

MFB

0,9625 % - 4,54 %

3,022 % - 5,29 %

Euratom

0,9031 % - 5,6775 %

3,348 % - 5,6775 %

Betalingsbalans

3,125 % - 3,625 %

3,25 %

EGKS in liquidatie

0,346 % - 9,2714 %

4,939 % - 11,875 % (5)

2.15.   OVERIGE VERPLICHTINGEN OP LANGE TERMIJN

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Financiëleleaseschulden

1 736

1 770

Gebouwen betaald in termijnen

395

403

Overige

47

53

Totaal

2 178

2 226

Deze rubriek betreft voornamelijk leaseverplichtingen met vervaldatum over meer dan een jaar (zie toelichting 2.2). Ook inbegrepen zijn bedragen die betrekking hebben op bepaalde gebouwen die de Commissie heeft gekocht, waarbij de aankoopprijs in termijnen zal worden betaald. Het gaat niet om leasecontracten, aangezien het eigendomsrecht onmiddellijk op de Commissie is overgegaan.

VLOTTENDE PASSIVA

2.16.   VOORZIENINGEN OP KORTE TERMIJN

miljoen EUR

 

31.12.2008

Aanvullende bepalingen

Teruggeboekte ongebruikte bedragen

Gebruikte bedragen

Naar/van andere rubrieken overgedra-gen bedragen

Wijziging in raming

31.12.2009

Rechtszaken

16

18

(3)

(1)

0

0

30

Ontmanteling kerninstallaties

89

0

0

(28)

22

(61)

22

Financieel

202

14

(50)

(41)

3

0

128

Overige

41

7

(23)

(5)

13

0

33

Totaal

348

39

(76)

(75)

38

(61)

213

Deze rubriek omvat het deel van de voorzieningen met vervaldatum binnen het jaar.

2.17   FINANCIËLE VERPLICHTINGEN OP KORTE TERMIJN

In deze rubriek zijn leningen ten belope van 40 miljoen EUR opgenomen met vervaldatum binnen de twaalf maanden na de balansdatum (zie toelichting 2.14.1) (2008: 94 miljoen EUR) en 25 miljoen EUR in verband met voor verkoop beschikbare verplichtingen.

2.18.   CREDITEUREN

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Kortlopend deel van verplichtingen op lange termijn

71

64

Kortlopende schulden

15 260

12 026

Diverse schulden

133

115

Overlopende posten

78 420

77 472

Totaal

93 884

89 677

2.18.1.    Kortlopend deel van verplichtingen op lange termijn

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Financiëleleaseschulden

59

52

Overige

12

12

Totaal

71

64

2.18.2.    Kortlopende schulden

miljoen EUR

Soort

31.12.2009

31.12.2008

Lidstaten

14 903

11 386

Leveranciers en overige

944

1 175

Subsidiabiliteit te controleren

(587)

(535)

Totaal

15 260

12 026

Kortlopende schulden omvatten kostendeclaraties die de EU ontvangt in het kader van de subsidieactiviteiten. Zij worden gecrediteerd voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Indien de tegenpartij een lidstaat is, worden zij als zodanig ingedeeld. Dezelfde procedure wordt gevolgd voor facturen en kredietnota's bij opdrachten. Bij de afsluitprocedure aan het einde van het jaar is rekening gehouden met de betrokken kostendeclaraties. Bij deze afsluitboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen derhalve als overlopende posten geboekt (zie toelichting 2.18.3), terwijl de niet-subsidiabele bedragen overblijven op „subsidiabiliteit te controleren”. Om de activa en verplichtingen niet te overschatten, is besloten dat het te betalen nettobedrag onder de kortlopende verplichtingen wordt opgenomen.

Lidstaten

De belangrijkste bedragen hier hebben betrekking op 11,160 miljard EUR (2008: 4,660 miljard EUR) aan onbetaalde kostendeclaraties voor structurele acties. Ook is hier een bedrag van 3,524 miljard EUR opgenomen dat na een gewijzigde begroting die aan het einde van 2009 werd opgesteld, aan de lidstaten moest worden terugbetaald (2008: 6,627 miljard EUR). Dit bedrag werd in februari 2010 aan de lidstaten betaald.

Leveranciers en overige

In deze rubriek zijn bedragen opgenomen die verschuldigd zijn ingevolge subsidie- en aanbestedingsactiviteiten, alsook bedragen die aan publieke organen en niet-geconsolideerde entiteiten verschuldigd zijn (bv. het EOF).

Subsidiabiliteit te controleren

Deze schulden worden met 587 miljoen EUR verminderd, namelijk dat deel van de verzoeken om terugbetaling dat ontvangen maar nog niet gecontroleerd werd, dat niet-subsidiabel werd geacht. De grootste bedragen betreffen de DG's die bij de structurele acties betrokken zijn.

2.18.3.    Overlopende posten

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Toegerekende lasten

76 435

77 260

Uitgestelde baten

1 976

50

Overige

9

162

Totaal

78 420

77 472

De toegerekende lasten zijn als volgt verdeeld:

Toegerekende lasten

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Toegerekende lasten ELGF:

Uitgaven 16.10.2009 tot 31.12.2009

32 087

30 415

Rechtstreekse steun

12 195

12 682

Herstructurering suiker

735

3 787

Overige

(55)

(13)

Totaal ELGF:

44 962

46 871

Toegerekende lasten structurele acties:

ELFPO en EOGFL, afdeling garantie

9 076

7 004

EFRO en innovatieve maatregelen

11 777

10 687

Cohesiefonds

980

2 810

ISPA

3

4

ESF

5 411

4 596

Totaal structuurfondsen:

27 247

25 101

Overige toegerekende lasten:

O&O

1 687

1 978

Overige

2 539

3 310

Totaal overige:

4 226

5 288

Totaal toegerekende lasten

76 435

77 260

Na een trage start in de vorige jaren hebben de structuurprogramma’s 2007-2013 in 2009 een normaal niveau bereikt, wat de toename in die rubriek verklaart. Deze toename wordt gecompenseerd door een afname van de toegerekende lasten voor de suikerherstructurering, aangezien blijkt dat een deel van deze middelen niet daadwerkelijk zullen worden gebruikt.

De significante toename in uitgestelde baten valt toe te schrijven aan het feit dat twee lidstaten hun eigenmiddelenbijdrage voor 2010 vooraf hebben betaald.

NETTOACTIVA

2.19.   RESERVES

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Reëlewaardereserve

69

41

Overige reserves:

Garantiefonds

1 472

1 276

Herwaarderingsreserve

57

57

Opgenomen en verstrekte leningen

1 511

1 528

Overige

214

213

Totaal

3 254

3 074

Totaal

3 323

3 115

2.19.1.    Reëlewaardereserve

Overeenkomstig de boekhoudregels wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve.

2.19.2.    Overige reserves

Garantiefonds

Zie ook toelichting 2.3.3 in verband met de werking van het Garantiefonds. Deze reserve vormt de neerslag van het streefbedrag van 9 % van de openstaande en door het Fonds gegarandeerde bedragen, die als activa moeten worden gehouden.

Herwaarderingsreserve

De herwaarderingsreserve omvat de herwaarderingen van vaste bedrijfsmiddelen. Het saldo van 57 miljoen EUR aan het einde van het jaar heeft betrekking op een herwaardering van terreinen en gebouwen van de Commissie, die reeds plaatsvond voor de overgang op de nieuwe boekhoudregels.

Reserve voor opgenomen en verstrekte leningen

Het voornaamste bedrag heeft betrekking op de reserve van de EGKS in liquidatie voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Deze reserve werd gecreëerd in de context van de opheffing van de EGKS.

2.20.   BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN

miljoen EUR

 

Bedrag

Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31 december 2008

50 539

Terugbetaling van het begrotingsoverschot van 2008 aan de lidstaten

1 796

Mutatie in reserve Garantiefonds

196

Overige mutaties in reserves

(10)

EGKS in liquidatie: toewijzing van het resultaat van 2008

(15)

Economisch resultaat (overschot) van het begrotingsjaar

(4 457)

Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31 december 2009

48 049

Opgesplitst tussen:

Personeelsbeloningen

37 242

Overige bedragen

10 807

Dit bedrag vertegenwoordigt dat deel van de uitgaven dat de EU op 31 december 2009 reeds heeft opgelopen en dat ten laste komt van toekomstige begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan jaar n toegerekend, ofschoon zij maar effectief in jaar n+1 zullen worden betaald met de begroting van jaar n+1. De boeking van deze verplichtingen heeft, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. Het bedrag dat voor de periode van 16 oktober tot 31 december 2009 aan de lidstaten moest worden betaald, beliep 32 miljard EUR. In feite wordt het grootste deel van de op te vragen bedragen door de lidstaten betaald binnen twaalf maanden na het einde van het betrokken begrotingsjaar als onderdeel van de begroting van het daaropvolgende jaar.

Er was een afname in de overige bij de lidstaten op te vragen bedragen in vergelijking met vorig jaar, namelijk 10,8 miljard EUR ten opzichte van 13 miljard EUR in 2008. Deze afname valt voornamelijk toe te schrijven aan de toename van 9,5 miljard EUR in voorfinanciering (zie de toelichtingen 2.5 en 2.9), de toename van 4,2 miljard EUR in crediteuren (zie toelichting 2.18) en de afname van 3,3 miljard EUR in vorderingen op korte termijn (zie toelichting 2.10).

In principe worden alleen de verplichtingen voor personeelsbeloningen van de EU tegenover haar personeel uitbetaald over een langere periode, waarbij de financiering van de pensioenbetalingen door de jaarlijkse begrotingen door de lidstaten gegarandeerd wordt. Alleen ter informatie wordt hieronder een raming van de uitsplitsing van toekomstige betalingen van personeelsbeloningen gegeven:

miljoen EUR

 

Bedrag

Op korte termijn: in 2010 te betalen bedragen

1 214

Op lange termijn: na 2010 te betalen bedragen

36 028

Totaal verplichtingen personeelsbeloningen op 31.12.2009

37 242

Opgemerkt zij dat het voorgaande geen effect heeft op het begrotingsresultaat. De begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of groter dan de begrotingsuitgaven, aangezien elk overschot op de ontvangsten aan de lidstaten wordt terugbetaald.

3.   TOELICHTINGEN BIJ DE ECONOMISCHE RESULTATENREKENING

3.1.   ONTVANGSTEN UIT EIGEN MIDDELEN EN BIJDRAGEN

miljoen EUR

 

Toelichting

2009

2008

Ontvangsten uit eigen middelen:

3.1.1

 

 

Eigen middelen bni

 

81 978

74 479

Eigen middelen btw

 

12 795

19 008

Traditionele eigen middelen:

 

 

 

Landbouwrechten

 

0

1 184

Douanerechten

 

14 002

15 196

Suikerheffingen

 

130

702

Totaal traditionele eigen middelen

 

14 132

17 082

Budgettaire aanpassingen

3.1.2

1 399

1 930

Bijdragen van derde landen (inclusief EVA landen)

 

233

214

Totaal

 

110 537

112 713

De ontvangsten aan eigen middelen vormen het hoofdelement van de beleidsontvangsten van de Europese Unie. Het grootste deel van de uitgaven wordt dus met eigen middelen gefinancierd. De overige ontvangsten vertegenwoordigen immers slechts een klein deel van de totale financiering.

3.1.1.    Ontvangsten uit eigen middelen

Er zijn drie categorieën eigen middelen: traditionele eigen middelen, btw-middelen en bni-middelen. De traditionele eigen middelen omvatten suikerheffingen en douanerechten. Een mechanisme voor de correctie van begrotingsonevenwichtigheden (korting ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk) alsook een brutovermindering van de jaarlijkse bni-bijdrage van Nederland en Zweden maken integrerend deel uit van het stelsel van eigen middelen. De lidstaten houden als inningskosten 25 % van de traditionele eigen middelen in. De bovenvermelde bedragen zijn nettobedragen.

De btw-middelen vloeien voort uit de toepassing van een voor alle landen geldend uniform percentage, vastgesteld op 0,30 %, op de geharmoniseerde btw-grondslag, die voor alle lidstaten wordt afgetopt op 50 % van het bni. In de periode 2007-2013 was het percentage evenwel vastgesteld op 0,225 % voor Oostenrijk, 0,15 % voor Duitsland en 0,10 % voor Nederland en Zweden. De bni-middelen vormen een variabele middelenbron die tijdens een gegeven begrotingsjaar de ontvangsten moet leveren ter dekking van de uitgaven die boven het bedrag liggen dat is geïnd uit hoofde van traditionele eigen middelen, btw-middelen en diverse ontvangsten. De ontvangsten vloeien voort uit de toepassing van een uniform percentage op de som van de bni's van alle lidstaten.

Ten opzichte van 2008 zijn de btw-middelen gedaald met 6,2 miljard EUR, wat meer dan gecompenseerd werd door een stijging van 7,5 miljard EUR in de bni-middelen. Deze bewegingen zijn voornamelijk toe te schrijven aan de verschillende bepalingen die zijn opgenomen in Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie, ter vervanging van de bepalingen die waren opgenomen in het vorige besluit betreffende de eigen middelen van 2000. Sedert 2009 zijn er geen landbouwrechten meer opgenomen, omdat deze rechten sedert de inwerkingtreding van het eigenmiddelenbesluit van 2007 thans beschouwd worden als douanerechten. De douanerechten zijn met 1,1 miljard EUR gedaald, wat veroorzaakt werd door een significante vermindering voor de EU-27 van de waarde van de invoer in 2009 ten opzichte van 2008. De suikerheffingen zijn gedaald met 572 miljoen EUR, omdat er in 2008 extra ontvangsten waren uit de eenmalige heffingen voor aanvullende suikerquota.

3.1.2.    Budgettaire aanpassingen

De budgettaire aanpassingen omvatten het begrotingsoverschot uit 2008 (1,796 miljard EUR), dat indirect aan de lidstaten wordt terugbetaald door het in mindering te brengen op de bedragen die zij het volgende jaar aan de EU moeten betalen. Het betreft dus ontvangsten voor 2009. Krachtens het eigenmiddelenbesluit van 2007 wordt het Verenigd Koninkrijk een correctie toegestaan in verband met begrotingsonevenwichtigheden. Aangezien dit bedrag door de andere lidstaten wordt gefinancierd, mag er geen netto-effect op het begrotingsresultaat of het economisch resultaat zijn. In deze rubriek werd echter een bedrag van 319 miljoen EUR geboekt dat betrekking heeft op de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt (zie artikel 10, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000) en de koersen die golden op het ogenblik waarop de lidstaten die geen deel uitmaken van de EMU, hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.

3.2.   OVERIGE BELEIDSONTVANGSTEN

miljoen EUR

 

Toelichting

2009

2008

Geldboeten

3.2.1

2 648

3 171

Landbouwheffingen

3.2.2

705

2 299

Teruggevorderde uitgaven:

3.2.3

 

 

Direct gecentraliseerd beheer

 

63

61

Indirect gecentraliseerd beheer

 

6

4

Gedecentraliseerd beheer

 

41

90

Gedeeld beheer

 

1 066

1 349

Totaal

 

1 176

1 504

Ontvangsten uit administratief beheer:

3.2.4

 

 

Personeel

 

1 010

974

Ontvangsten in verband met vaste bedrijfsmiddelen

 

33

25

Overige administratieve ontvangsten

 

165

149

Totaal

 

1 208

1 148

Diverse beleidsontvangsten:

3.2.5

 

 

Aanpassingen/voorzieningen

 

150

71

Wisselkoersbaten

 

618

269

Overige

 

1 027

1 269

Totaal

 

1 795

1 609

Totaal

 

7 532

9 731

3.2.1.    Geldboeten

Deze ontvangsten hebben betrekking op geldboeten die zijn opgelegd door de Commissie voor overtredingen van de mededingingsregels. Vorderingen en de daarmee samenhangende baten worden opgenomen wanneer het besluit van de Commissie om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene.

3.2.2.    Landbouwheffingen

Deze bedragen hebben betrekking op melkheffingen ten belope van 99 miljoen EUR (2008: 338 miljoen EUR) en suikerheffingen ten belope van 606 miljoen EUR (2008: 1,961 miljard EUR). Melkheffingen zijn een instrument om de markt te beheren waarmee melkproducenten die hun referentiehoeveelheden overschrijden, kunnen worden gestraft. Aangezien zij niet samenhangen met eerdere betalingen door de Commissie, worden zij in de praktijk beschouwd als ontvangsten voor een specifiek doeleinde. De melkquota worden afgebouwd, wat de afname verklaart van de ontvangsten uit heffingen. Vanaf het landbouwjaar 2008/2009 zullen de quota jaarlijks met 1 % stijgen totdat zij in 2015 worden afgeschaft.

De suikerheffingen houden verband met het herstructureringsfonds voor de suikerindustrie. De hervorming van de suikersector heeft de interne prijs van suiker verlaagd om de kloof tussen de EU-prijs en de internationale prijs te verkleinen. Om de suikerproducenten die minder goed kunnen concurreren, aan te moedigen om de markt te verlaten, werd een zelffinancierend herstructureringsfonds opgericht, dat gefinancierd werd met de ontvangsten van een tijdelijke heffing op de suikerproducenten, die als een bestemmingsontvangst wordt behandeld. Terwijl de betalingen van de regeling tot september 2012 zullen worden voortgezet, zijn alle ontvangsten met betrekking tot het suikerherstructureringsfonds op 31 december 2009 door de lidstaten reeds gedeclareerd.

3.2.3.    Teruggevorderde uitgaven

Deze rubriek omvat de door de Commissie opgestelde invorderingsopdrachten en verminderingen van volgende betalingen die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen, waarmee uitgaven die vroeger uit de algemene begroting zijn betaald, op basis van controles, afgesloten audits of subsidiabiliteitsanalyse worden teruggevorderd, alsook de invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF. Deze rubriek omvat ook de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot nu. Deze rubriek toont echter niet de volledige omvang van de terugvorderingen van EU-uitgaven, met name voor de aanzienlijke uitgavengebieden van structurele acties, waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden terugbetaald, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden afgegeven. De terugvorderingen van voorfinancieringen worden evenmin als ontvangsten opgenomen, in overeenstemming met de boekhoudregels van de EU.

Het belangrijkste bedrag, 1,066 miljard EUR, heeft betrekking op gedeeld beheer en bestaat uit 453 miljoen EUR betreffende het ELGF en 613 miljoen EUR voor structurele acties.

(a)   Landbouw: ELGF

In het kader van de landbouw is het bedrag dat in deze rubriek als ontvangsten van het jaar is geboekt, namelijk 453 miljoen EUR, als volgt samengesteld:

347 miljoen EUR aan conformiteitscorrecties waartoe tijdens het jaar besloten is;

106 miljoen EUR in verband met fraude en onregelmatigheden: 163 miljoen EUR aan terugbetalingen die de lidstaten gedeclareerd hebben en tijdens het jaar hebben geïnd, verminderd met de afname in de uitstaande bedragen die de lidstaten aan het einde van het jaar gedeclareerd hebben als terug te vorderen (57 miljoen EUR) (627 miljoen EUR aan het einde van 2009 in vergelijking met 684 miljoen EUR aan het einde van 2008) (zie ook toelichting 2.10.2).

Op 31 december 2009 beliep het bedrag van de uitgaven van het ELGF waarop na nog niet voltooide controles in de toekomst correcties kunnen worden uitgevoerd, in totaal 2,8 miljard EUR (zie toelichting 6.4.1).

(b)   Structurele acties

De in deze rubriek opgenomen terugvordering van uitgaven onder de structurele acties beliep in totaal 613 miljoen EUR (2008: 349 miljoen EUR). Deze subrubriek omvat invorderingsopdrachten die door de Commissie zijn afgegeven om onverschuldigde uitgaven in de vorige jaren terug te vorderen voor een bedrag van 406 miljoen EUR, en de wijziging (stijging) van de toegerekende ontvangsten aan het einde van het jaar voor 206 miljoen EUR.

Slechts in de volgende gevallen worden invorderingsopdrachten afgegeven:

formele financiële correctiebeschikkingen van de Commissie na het opsporen van onregelmatige uitgaven in de door de lidstaten gevraagde bedragen;

aanpassingen bij de afsluiting van een programma die een vermindering van de EU-bijdrage meebrengen, wanneer een lidstaat niet voldoende subsidiabele uitgaven heeft gedeclareerd om de totale voorfinanciering en de reeds gedane tussentijdse betalingen te rechtvaardigen. Dergelijke transacties kunnen zonder formele beschikking van de Commissie plaatsvinden, indien zij door de lidstaat worden aanvaard;

terugbetaling van teruggevorderde bedragen na afsluiting ingevolge het resultaat van gerechtelijke procedures die aan de gang waren op het ogenblik van afsluiting.

Andere invorderingsopdrachten die met betrekking tot structurele acties zijn opgesteld betreffen de terugvordering van voorfinanciering. Deze bedragen worden niet als ontvangsten opgenomen, maar gecrediteerd in de rubriek voorfinanciering in de balans.

Op 31 december 2009 werd het bedrag van mogelijke financiële correcties waartoe nog zal worden besloten, geraamd op 1,1 miljard EUR (zie toelichting 6.4.2 voor nadere informatie).

3.2.4.    Ontvangsten uit administratief beheer

Deze ontvangsten vloeien voornamelijk voort uit inhoudingen op de salarissen van het personeel en bestaan hoofdzakelijk uit twee bedragen: pensioenbijdragen en belastingen op inkomen.

3.2.5.    Diverse beleidsontvangsten

Een bedrag van 376 miljoen EUR (2008: 321 miljoen EUR) houdt verband met van toetredingslanden ontvangen bedragen. De voornaamste reden voor de stijging van de diverse beleidsontvangsten ten opzichte van vorig jaar is de stijging van de wisselkoersbaten (zie hieronder). Die stijging werd licht gecompenseerd door de afname van oude voorfinancieringen die voor het eerst in de balans werden opgenomen, waarvan de tegenhanger in deze rubriek is opgenomen (5 miljoen EUR ten opzichte van 241 miljoen EUR in 2008).

Wisselkoersbaten, behalve die welke betrekking hebben op de in toelichting 3.5 behandelde financiële activiteiten, zijn eveneens in deze rubriek opgenomen. Deze baten vloeien voort uit de dagelijkse activiteiten en daarmee verband houdende transacties die worden verricht in andere valuta dan de euro, alsmede uit de herwaardering aan het einde van het jaar die nodig is voor het opstellen van de rekeningen. Het betreft zowel gerealiseerde als niet-gerealiseerde winsten.

Wanneer de nettopositie wordt bekeken, waren er voor het jaar nettowisselkoersbaten van 185 miljoen EUR (2008: nettoverlies van 504 miljoen EUR). Die positie wordt opgesplitst in niet-gerealiseerde en gerealiseerde bedragen en de Commissie heeft bijna alle bedragen geboekt:

Netto niet-gerealiseerde wisselkoersbaten

De nettobaten van 132 miljoen EUR zijn het resultaat van de herwaardering aan het einde van het jaar van de uitstaande saldi in vreemde valuta. Het grootste deel van de baten (87 miljoen EUR) houdt verband met de valuta's GBP en SEK, die in 2009 tegenover de euro in waarde stegen.

Aan het einde van het jaar beschikt de Commissie over significante saldi in vreemde valuta’s, waaronder GBP en SEK, op haar bankrekeningen voor eigen middelen. Overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 houdt de Commissie deze door de lidstaten betaalde middelen op haar bankrekeningen voor eigen middelen, en neemt zij deze slechts op voor zover zij liquide middelen nodig heeft voor de uitvoering van de begroting.

Netto gerealiseerde wisselkoersbaten

Het grootste deel van de globale wisselkoersbaten van 53 miljoen EUR vloeien voort uit boekhoudverrichtingen in verband met eigen middelen die in andere nationale valuta's dan de euro zijn betaald door lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone. De baten vloeien voort uit het verschil tussen de wisselkoers waartegen deze bedragen door de Commissie bij ontvangst worden geboekt, en de wisselkoers op de markt waartegen zij in euro worden omgezet alvorens te worden gebruikt om de betalingen van de Commissie te dekken. Voor de boekhouding staat de wisselkoers per maand vast, op basis van de wisselkoers op de markt op de voorlaatste dag van de voorgaande maand. Eigen middelen worden bij ontvangst tegen die wisselkoers geboekt en vervolgens in euro omgezet tegen de wisselkoers op de markt op latere data.

In de loop van 2009 zijn verschillende Europese valuta’s, en dan vooral GBP en RON, aanzienlijk in waarde gestegen. Dit had tot gevolg dat de wisselkoers op de markt die in bepaalde perioden voor de omwisseling van de eigen middelen van de Commissie in die valuta's werd toegepast, vaak hoger was dan de wisselkoers waartegen zij bij ontvangst waren geboekt. Het overblijvende deel van het verschil houdt verband met andere boekhoudkundige transacties, waaronder betalingen die door de Commissie in andere valuta's zijn verricht.

De wijziging in de globale wisselkoersverschillen tussen 2008 en 2009 van nettoverlies naar nettowinst is het resultaat van de significante wijziging in de wisselkoersen in de loop van die twee jaar. In 2008 daalden verschillende Europese valuta’s aanzienlijk in waarde tegenover de euro, terwijl in 2009 die tendens gedeeltelijk werd omgedraaid.

3.3.   ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

miljoen EUR

 

2009

2008

Personeelsuitgaven

4 898

4 563

Waardevermindering

436

330

Andere administratieve uitgaven

2 799

2 827

Totaal

8 133

7 720

Dit zijn administratieve uitgaven die worden gedaan als onderdeel van de activiteiten van de EU. Het gaat om personeelskosten, waardevermindering en andere kosten die gepaard gaan met de werking van de instellingen en agentschappen (bv. huurkosten, onderhoudskosten, leveringen, kosten van opleiding enz.).

3.4.   BELEIDSUITGAVEN

miljoen EUR

 

Toelichting

2009

2008

Voornaamste beleidsuitgaven:

3.4.1

 

 

Direct gecentraliseerd beheer

 

8 744

7 998

Indirect gecentraliseerd beheer

 

3 605

3 077

Gedecentraliseerd beheer

 

137

1 278

Gedeeld beheer

 

89 681

81 839

Gezamenlijk beheer

 

1 655

1 188

Totaal

 

103 822

95 380

Andere beleidsuitgaven:

3.4.2

 

 

Aanpassingen/voorzieningen

 

199

278

Wisselkoersverliezen

 

432

773

Overige

 

481

783

Totaal

 

1 112

1 834

Totaal

 

104 934

97 214

3.4.1.    Voornaamste beleidsuitgaven

De beleidsuitgaven van de Europese Unie bestrijken de verschillende rubrieken van de financiële vooruitzichten en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. Het grootste deel van de uitgaven, namelijk 86 %, valt onder de rubriek „gedeeld beheer”, hetgeen inhoudt dat taken aan de lidstaten worden gedelegeerd, onder meer op gebieden als de ELGF-uitgaven en de acties die via de verschillende structuurfondsen worden gefinancierd (het EFRO, het ESF, het ELFPO, het Cohesiefonds en het EVF).

De stijging in 2009 is voornamelijk toe te schrijven aan de structurele acties voor de programmeringsperiode 2007-2013. Na een trage start in de vorige jaren hebben deze programma's in 2009 een normaal niveau bereikt, terwijl de acties van de periode 2000-2006 worden afgewikkeld.

3.4.2.    Overige beleidsuitgaven

Wisselkoersverliezen, behalve die welke betrekking hebben op de in toelichting 3.6 besproken financiële activiteiten, vloeien voort uit de dagelijkse activiteiten en daarmee verband houdende transacties die worden verricht in andere valuta dan de euro, alsmede uit de herwaardering aan het einde van het jaar die nodig is voor het opstellen van de rekeningen. Het betreft zowel gerealiseerde als niet-gerealiseerde verliezen.

3.5.   FINANCIËLE ONTVANGSTEN

miljoen EUR

 

2009

2008

Baten uit dividenden (van durfkapitaalfondsen)

14

22

Rentebaten:

Op voorfinanciering

59

50

Op laattijdige betalingen

132

26

Op swaps

2

13

Op voor verkoop beschikbare financiële activa

100

102

Op leningen

265

105

Op geldmiddelen en kasequivalenten

158

349

Overige

3

3

Totaal

719

648

Overige financiële ontvangsten:

Op de verkoop van financiële activa gerealiseerde winst

10

4

Overige

76

11

Totaal

86

15

Huidige waardeaanpassingen

10

3

Wisselkoersbaten

6

10

Totaal

835

698

3.6.   FINANCIËLE UITGAVEN

miljoen EUR

 

2009

2008

Rentelasten:

Leasing

95

91

Op swaps

2

10

Op opgenomen leningen

248

90

Overige

20

9

Totaal

365

200

Overige financiële uitgaven:

Aanpassingen aan financiële voorzieningen

39

12

Financiële lasten op begrotingsinstrumenten

73

50

Op de verkoop van financiële activa gerealiseerde verlies

0

8

Waardeverminderingsverliezen op financiële activa

15

11

Overige

57

56

Totaal

184

137

Huidige waardeaanpassingen

0

118

Wisselkoersverliezen

45

12

Totaal

594

467

3.7.   AANDEEL IN HET NETTO-OVERSCHOT/(TEKORT) VAN GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN EN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN

Overeenkomstig de vermogensmutatiemethode neemt de EU in haar economische resultatenrekening haar aandeel in het netto-overschot/tekort van haar geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen op (zie ook de toelichtingen 2.3.1 en 2.3.2).

3.8.   GESEGMENTEERDE INFORMATIE

In het gesegmenteerde verslag worden de beleidsontvangsten en -uitgaven uitgesplitst per beleidsterrein van de Commissie volgens de structuur van de activiteitsgestuurde begroting. De beleidsterreinen worden ten behoeve van de presentatie van de financiële staten gegroepeerd in drie grote categorieën: activiteiten in de Europese Unie, activiteiten buiten de Europese Unie en diensten en overige.

„Activiteiten in de Europese Unie” is de grootste categorie en omvat de talrijke beleidsterreinen die binnen de Europese Unie worden uitgevoerd. „Activiteiten buiten de Europese Unie” betreft het beleid dat buiten de EU wordt gevoerd, bv. op het gebied van handel en ontwikkelingssamenwerking. „Diensten en overige” omvat de interne en horizontale activiteiten die voor het functioneren van de instellingen en organen van de EU noodzakelijk zijn.

De geconsolideerde agentschappen zijn in de verschillende beleidsterreinen geïntegreerd. De overige instellingen, naast de Commissie, zijn in een specifiek beleidsterrein gegroepeerd. De cijfers voor de verschillende beleidsterreinen zijn brutocijfers voor consolidatie-uitsluitingen. Deze consolidatie-uitsluitingen worden globaal in één kolom opgenomen („buiten de consolidatie”).

Opgemerkt zij dat eigen middelen en bijdragen niet worden uitgesplitst voor de verschillende activiteiten omdat zij door centrale diensten van de Commissie worden berekend, geïnd en beheerd. Zij worden hier opgevoerd om een vergelijking met het nettoresultaat van de economische resultatenrekening mogelijk te maken.

GESEGMENTEERDE INFORMATIE - SAMENVATTING

miljoen EUR

 

Activiteiten in de EU

Activiteiten buiten de EU

Diensten - Overige

EGKS in liquidatie

Overige instellingen

Buiten de consolidatie

Totaal

Overige beleidsontvangsten

Geldboeten

2 648

0

0

0

0

0

2 648

Landbouwheffingen

705

0

0

0

0

0

705

Teruggevorderde uitgaven

1 110

64

2

0

0

0

1 176

Ontvangsten uit administratief beheer

79

37

840

0

377

(125)

1 208

Overige beleidsontvangsten

1 930

81

707

2

1

(926)

1 795

OVERIGE BELEIDSONTVANGSTEN

6 472

182

1 549

2

378

(1 051)

7 532

Administratieve uitgaven:

Personeelsuitgaven

(1 732)

(737)

(1 151)

0

(1 287)

9

(4 898)

Uitgaven voor immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

(70)

(18)

(118)

0

(230)

0

(436)

Andere administratieve uitgaven

(658)

(311)

(853)

0

(1 225)

248

(2 799)

 

(2 460)

(1 066)

(2 122)

0

(2 742)

257

(8 133)

Beheerskosten:

Direct gecentraliseerd beheer

(6 279)

(2 843)

(278)

0

0

656

(8 744)

Indirect gecentraliseerd beheer

(2 971)

(616)

(4)

0

0

(14)

(3 605)

Gedecentraliseerd beheer

(32)

(105)

0

0

0

0

(137)

Gedeeld beheer

(89 546)

(9)

(126)

0

0

0

(89 681)

Gezamenlijk beheer

(368)

(1 287)

0

0

0

0

(1 655)

Overige beleidsuitgaven

(726)

(9)

(468)

(61)

0

152

(1 112)

 

(99 922)

(4 869)

(876)

(61)

0

794

(104 934)

TOTAAL BELEIDSUITGAVEN

(102 382)

(5 935)

(2 998)

(61)

(2 742)

1 051

(113 067)

NETTOBELEIDSUITGAVEN

(95 910)

(5 753)

(1 449)

(59)

(2 364)

0

(105 535)

Ontvangsten uit eigen middelen en bijdragen

110 537

Overschot beleidsactiviteiten

5 002

Netto financiële ontvangsten

241

Mutatie in de verplichting personeelsbeloningen

(683)

Aandeel in de resultaten van geassocieerde deelnemingen/gemeenschappelijke ondernemingen

(103)

Economisch resultaat voor het jaar

4 457

GESEGMENTEERDE INFORMATIE — ACTIVITEITEN IN DE EU

miljoen EUR

 

Economische en financiële zaken

Onderneming en industrie

Mededinging

Werkgelegenheid

Landbouw

Energie en vervoer

Milieu

Onderzoek

Informatiemaat-schappij

Overige beleidsontvangsten

Geldboeten

0

8

2 626

0

0

2

10

0

0

Landbouwheffingen

0

0

0

0

705

0

0

0

0

Teruggevorderde uitgaven

3

5

0

60

492

3

1

6

12

Ontvangsten uit administratief beheer

0

9

0

0

0

17

0

1

4

Overige beleidsontvangsten

7

261

0

33

84

203

35

513

5

OVERIGE BELEIDSONTVANGSTEN

10

283

2 626

93

1 281

225

46

520

21

Administratieve uitgaven:

(53)

(243)

(74)

(102)

(108)

(265)

(100)

(292)

(127)

Personeelsuitgaven

(46)

(161)

(68)

(75)

(88)

(178)

(74)

(197)

(96)

Uitgaven voor immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

0

(15)

0

(1)

0

(9)

(1)

(2)

0

Andere administratieve uitgaven

(7)

(67)

(6)

(26)

(20)

(78)

(25)

(93)

(31)

Beheerskosten:

(35)

(358)

(16)

(8 153)

(55 539)

(1 726)

(192)

(3 646)

(1 220)

Direct gecentraliseerd beheer

(35)

(159)

0

(182)

(43)

(607)

(173)

(2 647)

(1 108)

Indirect gecentraliseerd beheer

0

(39)

0

0

0

(667)

(4)

(922)

(103)

Gedecentraliseerd beheer

0

0

0

(3)

(8)

(11)

0

0

0

Gedeeld beheer

0

0

0

(7 952)

(55 427)

0

0

0

0

Gezamenlijk beheer

0

(68)

0

0

0

(285)

0

0

0

Overige beleidsuitgaven

0

(92)

(16)

(16)

(61)

(156)

(15)

(77)

(9)

TOTAAL BELEIDSUITGAVEN

(88)

(601)

(90)

(8 255)

(55 647)

(1 991)

(292)

(3 938)

(1 347)

NETTOBELEIDSUITGAVEN

(78)

(318)

2 536

(8 162)

(54 366)

(1 766)

(246)

(3 418)

(1 326)


 

GCO

Visserij

Interne markt

Regionaal beleid

Belastingen en douane

Onderwijs en cultuur

Gezondheid en consumentenbescherming

Justitie, vrijheid en veiligheid

Totaal activiteiten in de EU

Overige beleidsontvangsten

Geldboeten

0

0

2

0

0

0

0

0

2 648

Landbouwheffingen

0

0

0

0

0

0

0

0

705

Teruggevorderde uitgaven

0

23

0

497

0

4

1

3

1 110

Ontvangsten uit administratief beheer

45

0

0

0

0

1

1

1

79

Overige beleidsontvangsten

159

8

190

(1)

1

156

136

140

1 930

OVERIGE BELEIDSONTVANGSTEN

204

31

192

496

1

161

138

144

6 472

Administratieve uitgaven:

(308)

(39)

(161)

(69)

(49)

(177)

(177)

(116)

(2 460)

Personeelsuitgaven

(226)

(32)

(105)

(55)

(40)

(88)

(120)

(83)

(1 732)

Uitgaven voor immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

(28)

0

(4)

0

(2)

(1)

(4)

(3)

(70)

Andere administratieve uitgaven

(54)

(7)

(52)

(14)

(7)

(88)

(53)

(30)

(658)

Beheerskosten:

(143)

(544)

(36)

(25 789)

(65)

(1 341)

(495)

(624)

(99 922)

Direct gecentraliseerd beheer

(29)

(282)

(7)

(37)

(65)

(157)

(395)

(353)

(6 279)

Indirect gecentraliseerd beheerIndirect gecentraliseerd beheer

0

0

0

(17)

0

(1 179)

(40)

0

(2 971)

Gedecentraliseerd beheer

0

0

0

(10)

0

0

0

0

(32)

Gedeeld beheer

0

(260)

0

(25 710)

0

0

0

(197)

(89 546)

Gezamenlijk beheer

0

0

0

(15)

0

0

0

0

(368)

Overige beleidsuitgaven

(114)

(2)

(29)

0

0

(5)

(60)

(74)

(726)

TOTAAL BELEIDSUITGAVEN

(451)

(583)

(197)

(25 858)

(114)

(1 518)

(672)

(740)

(102 382)

NETTOBELEIDSUITGAVEN

(247)

(552)

(5)

(25 362)

(113)

(1 357)

(534)

(596)

(95 910)

GESEGMENTEERDE INFORMATIE — ACTIVITEITEN BUITEN DE EU

miljoen EUR

 

Buitenlandse betrekkingen

Handel

Ontwikkeling

Uitbreiding

Humanitaire hulp

Totaal activiteiten buiten de EU

Overige beleidsontvangsten

Teruggevorderde uitgaven

14

0

9

39

2

64

Ontvangsten uit administratief beheer

37

0

0

0

0

37

Overige beleidsontvangsten

81

0

(1)

1

0

81

OVERIGE BELEIDSONTVANGSTEN

132

0

8

40

2

182

Administratieve uitgaven:

(799)

(50)

(146)

(45)

(26)

(1 066)

Personeelsuitgaven

(511)

(45)

(129)

(36)

(16)

(737)

Uitgaven voor immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

(18)

0

0

0

0

(18)

Andere administratieve uitgaven

(270)

(5)

(17)

(9)

(10)

(311)

Beheerskosten:

(2 924)

(12)

(939)

(142)

(852)

(4 869)

Direct gecentraliseerd beheer

(1 514)

(6)

(610)

(296)

(417)

(2 843)

Indirect gecentraliseerd beheer

(563)

0

(1)

(52)

0

(616)

Gedecentraliseerd beheer

(185)

0

(122)

202

0

(105)

Gedeeld beheer

(26)

0

17

0

0

(9)

Gezamenlijk beheer

(634)

(6)

(218)

6

(435)

(1 287)

Overige beleidsuitgaven

(2)

0

(5)

(2)

0

(9)

TOTAAL BELEIDSUITGAVEN

(3 723)

(62)

(1 085)

(187)

(878)

(5 935)

NETTOBELEIDSUITGAVEN

(3 591)

(62)

(1 077)

(147)

(876)

(5 753)


GESEGMENTEERDE INFORMATIE — DIENSTEN EN OVERIGE

miljoen EUR

 

Pers en communicatie

Bureau voor fraudebestrijding

Coördinatie

Personeelszaken en administratie

Eurostat

Begroting

Controle

Taalkundige diensten

Overige

Totaal diensten en overige

Overige beleidsontvangsten

Teruggevorderde uitgaven

1

0

0

1

0

0

0

0

0

2

Ontvangsten uit administratief beheer

0

6

0

692

0

50

0

92

0

840

Overige beleidsontvangsten

(2)

0

6

54

(1)

(2)

0

47

605

707

OVERIGE BELEIDSONTVANGSTEN

(1)

6

6

747

(1)

48

0

139

605

1 549

Administratieve uitgaven:

(96)

(49)

(148)

(1 360)

(65)

(51)

(8)

(380)

35

(2 122)

Personeelsuitgaven

(61)

(36)

(129)

(564)

(60)

(38)

(8)

(290)

35

(1 151)

Uitgaven voor immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

(2)

0

0

(116)

0

0

0

0

0

(118)

Andere administratieve uitgaven

(33)

(13)

(19)

(680)

(5)

(13)

0

(90)

0

(853)

Beheerskosten:

(98)

(13)

0

(36)

(30)

(261)

0

(14)

(424)

(876)

Direct gecentraliseerd beheer

(94)

(13)

0

(32)

(29)

(109)

0

(1)

0

(278)

Indirect gecentraliseerd beheer

(4)

0

0

0

0

0

0

0

0

(4)

Gedeeld beheer

0

0

0

0

0

(126)

0

0

0

(126)

Overige beleidsuitgaven

0

0

0

(4)

(1)

(26)

0

(13)

(424)

(468)

TOTAAL BELEIDSUITGAVEN

(194)

(62)

(148)

(1 396)

(95)

(312)

(8)

(394)

(389)

(2 998)

NETTOBELEIDSUITGAVEN

(195)

(56)

(142)

(649)

(96)

(264)

(8)

(255)

216

(1 449)

4.   TOELICHTINGEN BIJ HET KASSTROOMOVERZICHT

4.1.   DOEL EN SAMENSTELLING VAN HET KASSTROOMOVERZICHT

Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.

Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruik gemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat de nettowinst of het nettoverlies van het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de beleidsactiviteiten, en baten of lasten die verband houden met investerings- of financieringskasstromen. Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta’s moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.

Het bovenstaande kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens beleidsactiviteiten en investeringsactiviteiten (de EU heeft geen financieringsactiviteiten).

4.2.   BELEIDSACTIVITEITEN

Beleidsactiviteiten zijn de activiteiten van de EU die geen investeringsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten. Aan begunstigden verstrekte leningen (en de daarmee samenhangende opgenomen leningen, indien van toepassing) worden niet beschouwd als investerings- of financieringsactiviteiten, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en derhalve van de dagelijkse activiteiten van de EU. Onder de beleidsactiviteiten vallen ook investeringen zoals het EIF, de EBWO en durfkapitaalfondsen. Het doel van deze activiteiten is immers bij te dragen tot de verwezenlijking van beleidsgerichte resultaten.

4.3.   INVESTERINGSACTIVITEITEN

Investeringsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere investeringen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Aan begunstigden verstrekte leningen vallen niet onder de investeringsactiviteiten. Het doel is een overzicht te geven van de echte investeringen van de EU.

Er moet op worden gewezen dat een bedrag van 8,910 miljard EUR aan geldmiddelen en kasequivalenten die bij de Commissie berusten, niet beschikbaar is voor gebruik door de EU. Het betreft hier geldmiddelen ontvangen ter betaling van opgelegde geldboeten, waarbij de tegenpartij tegen het opleggen van de geldboete beroep heeft aangetekend. Deze bedragen worden in toelichting 2.11 duidelijk vermeld als „aan restricties onderhevige geldmiddelen”.

5.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN EN ANDERE BEKENDMAKINGEN

VOORWAARDELIJKE ACTIVA

miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2009

31.12.2008

Ontvangen garanties

5.1

279

260

Voorwaardelijke activa met betrekking tot fraudegevallen en onregelmatigheden

5.2

1 944

2 010

Aan de gang zijnde financiële correcties (in afwachting van een eindbesluit)

5.3

0

4 390

Overige voorwaardelijke activa

5.4

18

43

Totaal voorwaardelijke activa

 

2 241

6 703


VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN

miljoen EUR

Voorwaardelijke verplichtingen

Toelichting

31.12.2009

31.12.2008

Verstrekte garanties

5.5

19 330

17 510

Geldboeten — Zaken voor het Hof van Justitie

5.6

11 969

10 198

ELGF — Aanhangige rechtszaken

5.7

1 945

1 609

Bedragen met betrekking tot rechtszaken en andere geschillen

5.8

416

281

Overige voorwaardelijke verplichtingen

5.9

12

18

Totaal voorwaardelijke verplichtingen

 

33 672

29 616

Alle voorwaardelijke verplichtingen zouden, indien ze zich zouden realiseren, door de EU-begroting van de volgende jaren worden gedragen. De EU-begroting wordt gefinancierd door de lidstaten.

VOORWAARDELIJKE ACTIVA

5.1.   ONTVANGEN GARANTIES

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Uitvoeringsgaranties

252

239

Overige

27

21

Totaal

279

260

Soms worden uitvoeringsgaranties verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van EU-middelen voldoen aan de verplichtingen van hun contracten met de EU.

5.2.   FRAUDEGEVALLEN EN ONREGELMATIGHEDEN

De onderstaande tabel toont het potentiële bedrag dat lidstaten kunnen terugvorderen nadat zij onregelmatige vorderingen op de structuurfondsen hebben ontdekt. Het is gebaseerd op de formele mededelingen van de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1681/94 van de Commissie. De bedragen zijn uitgesplitst per lidstaat.

Voorwaardelijke activa: fraudegevallen en onregelmatigheden

miljoen EUR

Lidstaat

31.12.2009

31.12.2008

Oostenrijk

8

13

België

2

16

Tsjechië

13

13

Denemarken

2

10

Estland

3

2

Finland

2

3

Frankrijk

15

12

Duitsland

468

581

Griekenland

25

62

Hongarije

6

5

Ierland

1

1

Italië

436

441

Letland

5

4

Litouwen

5

2

Malta

1

1

Nederland

15

14

Polen

18

13

Portugal

82

114

Slowakije

39

9

Slovenië

7

1

Spanje

277

279

Zweden

2

2

Verenigd Koninkrijk

347

257

Totaal

1 779

1 855

De in deze tabel vermelde bedragen zijn eerder theoretische maxima zijn dan bedragen die daadwerkelijk ter beschikking van de EU-begroting zullen worden gesteld, want:

de lidstaten delen niet altijd de resultaten van hun invorderingsmaatregelen mede;

hoewel de lidstaten de Commissie op de hoogte moeten houden van de kansen op terugvordering, is het onmogelijk precies vast te stellen in welke mate de bedragen daadwerkelijk zullen worden geïnd. Het nationale recht voorziet soms in verjaringstermijnen van dertig jaar, zodat de overheid niet snel formeel van terugvordering zal afzien, zelfs indien de kansen op inning slechts theoretisch zijn. Voor de structurele acties zijn de lidstaten voortaan verplicht aan de Commissie jaarlijks een overzicht van de hangende terugvorderingen toe te zenden (artikel 8 van Verordening Commissie (EG) nr. 438/2001), waardoor de werkelijke situatie beter zal kunnen worden geschetst;

zelfs indien de betrokken lidstaat de terugvorderingsprocedure binnen de voorgeschreven termijnen heeft ingeleid, is een positief resultaat niet zeker. Dit geldt in het bijzonder voor invorderingsopdrachten waartegen gerechtelijk beroep wordt aangetekend;

de afzonderlijke projecten worden medegefinancierd in het kader van meerjarenprogramma’s. Zolang een meerjarenprogramma niet is afgesloten, kunnen de terug te vorderen bedragen niet precies worden vastgesteld, omdat de middelen die werden gebruikt voor ongeoorloofde uitgaven, onder bepaalde voorwaarden aan andere, regelmatige projecten kunnen worden toegewezen, en omdat de latere tranches en vooral de saldobetalingen het in bepaalde gevallen mogelijk maken de eerder gedane onregelmatige uitgaven te regulariseren. In deze tabel zijn voorlopige cijfers opgenomen die berusten op de mededelingen die tot eind februari 2010 zijn ontvangen en verwerkt. Deze gegevens kunnen worden gewijzigd naar aanleiding van aanvullende mededelingen die later worden toegezonden.

Aan de hand van de door de lidstaten medegedeelde gegevens kunnen geen nauwkeurige uitspraken worden gedaan over de kansen op terugvordering in afzonderlijke gevallen. De belangrijkste bewegingen sedert 2008 betreffen stijgingen in verband met de landen van de EU-10. De tenuitvoerlegging van het cohesiebeleid ging volledig van start in 2004 en sedertdien steeg het aantal medegedeelde onregelmatigheden, doordat er veel meer medegefinancierde acties plaatsvonden en gecontroleerd werden. Een andere belangrijke wijziging ten opzichte van 2008 betreft het Verenigd Koninkrijk, dat veel meer onregelmatigheden heeft medegedeeld na uitgebreide controles van de gefinancierde verrichtingen.

In deze rubriek is ook een bedrag van 165 miljoen EUR opgenomen in verband met het ELGF (2008: 153 miljoen EUR). De lidstaten deelden de Commissie de bedragen mee die zijn opgenomen in hun debiteurenadministratie, alsook de bedragen die nog in de eerste fase van controle verkeerden. Het zijn die voorlopige bedragen die in deze rubriek zijn opgenomen.

5.3.   AAN DE GANG ZIJNDE FINANCIËLE CORRECTIES, IN AFWACHTING VAN EEN EINDBESLUIT

Deze informatie, die betrekking heeft op de terugvordering van EU-uitgaven, wordt nu samen met gerelateerde informatie bekendgemaakt in toelichting 6 bij deze financiële staten.

5.4.   OVERIGE VOORWAARDELIJKE ACTIVA

Deze rubriek omvat andere kleinere voorwaardelijke activa die niet in de bovenstaande rubrieken kunnen worden ingedeeld.

VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN

5.5.   VERSTREKTE GARANTIES

5.5.1.    Op leningen uit de eigen middelen van de EIB

miljoen EUR

 

Risk Sharing 31.12.2009

„Non-risk Sharing”31.12.2009

Uitstaand bedrag 31.12.2009

Totaal

Uitstaand bedrag 31.12.2008

Openbare instantie

Private onderneming

Garantie 65 %

3 127

9 126

2 692

14 945

12 429

Garantie 70 %

109

1 981

506

2 596

2 908

Garantie 75 %

0

617

233

850

1 049

Garantie 100 %

0

625

196

821

1 008

Totaal Total

3 236

12 349

3 627

19 212

17 394

De EU-begroting staat borg voor de door de EIB tot 31 december 2009 ondertekende en aan derde landen toegestane leningovereenkomsten uit eigen middelen (met inbegrip van de leningen die aan lidstaten werden toegekend voor hun toetreding). De EU-garantie is evenwel beperkt tot een percentage van het maximum van de toegestane kredieten 65 %, 70 %, 75 % of 100 %. Indien het maximum niet bereikt is, geldt de EU-garantie voor het gehele uitstaande bedrag. Op 31 december 2009 beliep het uitstaande bedrag 19,212 miljard EUR, hetgeen derhalve het maximumrisico vertegenwoordigt dat de EU moet dragen.

Voor de leningen die worden gedekt door de garantie van de EU-begroting vraagt de EIB ook garanties van derden (staten, openbare of particuliere financiële instellingen). In die gevallen is de Commissie een secundaire borgsteller. De waarborg van de EU-begroting dekt alleen het politieke risico van garanties die worden gegeven onder de noemer „risk sharing”. Wanneer de eerste borgsteller zijn verbintenissen niet nakomt, worden de andere risico's gedekt door de EIB. Bij garanties die worden gegeven onder de noemer „non-risk sharing”, worden alle risico's gedekt door de EU-begroting wanneer de eerste borgsteller zijn verbintenissen niet nakomt. Indien de eerste borgsteller een openbare instantie is, zijn deze risico's normaal beperkt tot het politieke risico, maar wanneer de garanties uitgaan van een particuliere instelling of vennootschap, kan dit ertoe leiden dat de EU-begroting tevens het commerciële risico moet dekken.

5.5.2.    Overige verstrekte garanties

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Financieringsfaciliteit met „risk sharing”

94

48

MEDA: Marokkaanse garanties

17

66

Garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten

6

1

Overige

1

1

Totaal

118

116

Onder de financieringsfaciliteit met „risk sharing” (RSFF) wordt de bijdrage van de Commissie gebruikt om voorzieningen aan te leggen voor financiële risico's in verband met leningen en garanties die door de EIB worden gegeven aan onderzoeksprojecten die daarvoor in aanmerking komen. In totaal heeft de Commissie maximaal 1 miljard EUR begroot voor de periode 2007-2013, waarvan maximaal 800 miljoen EUR komt uit het specifieke programma „samenwerking” en maximaal 200 miljoen EUR uit het specifieke programma „capaciteiten”. De EIB heeft er zich toe verbonden om hetzelfde bedrag te geven. De Commissie heeft een bedrag van 94 miljoen EUR geblokkeerd als „kapitaalallocatie”. Deze kapitaalallocatie dekt onverwachte verliezen op leningen en garanties die de EIB gegeven heeft in het kader van de RSFF. Het is het maximale verlies dat de Commissie zou kunnen lijden wanneer verstrekte leningen of garanties niet zouden worden terugbetaald. Het is de bovengrens van de garantie die de Commissie heeft gegeven met betrekking tot de RSFF en de EU beschouwt dit dus als een voorwaardelijke verplichting.

Als onderdeel van het MEDA-programma heeft de Commissie een garantiemechanisme gecreëerd via een speciaal fonds, dat ten goede zal komen aan twee Marokkaanse organisaties, namelijk de Caisse Centrale de Garantie en het Fonds Dar Ad-Damane. Op 31 december 2009 viel 17 miljoen EUR onder de garantie van de Commissie.

Het garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten (2007-2013) wil garanties verstrekken om het ontvangstenrisico in de eerste fase van de Ten-vervoerprojecten te verzachten. De garantie moet meer specifiek stand-bykredietlijnen volledig dekken, die alleen kunnen worden opgevraagd wanneer de kasstromen van het project ontoereikend zijn om bevoorrechte schulden te dekken. Het gaat om een gezamenlijk financieel product van de Commissie en de EIB, waarvoor 500 miljoen EUR op de EU-begroting wordt uitgetrokken. De EIB zal ook 500 miljoen EUR toewijzen, zodat het totale beschikbare bedrag 1 miljard EUR bedraagt. Het bedrag dat hier is opgenomen, 6 miljoen EUR, vertegenwoordigt de bijdrage voor onverwachte verliezen in verband met operaties van het garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten.

5.6.   GELDBOETEN

Deze bedragen betreffen door de Commissie opgelegde geldboeten voor inbreuken op de mededingingsregels die voorlopig zijn betaald en waartegen ofwel beroep is aangetekend of waarvan niet bekend is of er beroep tegen zal worden aangetekend. Deze voorwaardelijke verplichting zal behouden blijven totdat in de zaak definitief uitspraak is gedaan door het Hof van Justitie. De rente op voorlopige betalingen (460 miljoen EUR) wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijke verplichting vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen.

5.7.   ELGF — AANHANGIGE RECHTSZAKEN

Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met de ELGF-conformiteitsbeschikkingen, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van de verplichting alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie. In de balans is een raming van de vermoedelijk te betalen bedragen opgenomen als langetermijnvoorziening (zie toelichting 2.13).

5.8.   BEDRAGEN MET BETREKKING TOT RECHTSZAKEN EN ANDERE GESCHILLEN

Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, op andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten.

Overige bedragen betreffen geschillen met leveranciers, contractanten en voormalige personeelsleden. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 288 van het EG-Verdrag moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden, dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade.

5.9.   OVERIGE VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN

Deze rubriek omvat andere kleinere voorwaardelijke verplichtingen die niet in de bovenstaande rubrieken kunnen worden ingedeeld.

ANDERE SIGNIFICANTE BEKENDMAKINGEN

5.10.   NIET-OPGENOMEN VERPLICHTINGEN FINANCIËLE ACTIVITEITEN

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Niet opgenomen verplichtingen financiële activiteiten

5 733

4 885

Dit zijn lening- en participatieovereenkomsten die gesloten zijn door de Commissie (die niet door de nog betaalbaar te stellen verplichtingen (RAL) gedekt zijn), maar die door de andere partij niet voor het einde van het jaar werden opgenomen. De belangrijkste bedragen betreffen betalingsbalansleningen die in 2008 en 2009 zijn ondertekend maar die niet voor het einde van het jaar werden opgenomen (5,4 miljard EUR op 31 december 2009).

5.11.   GEDANE BEGROTINGSVASTLEGGINGEN, RAL

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Gedane begrotingsvastleggingen, RAL

134 689

120 023

De RAL („Reste à Liquider”) is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s. Op 31 december 2009 was met de RAL een bedrag van in totaal 177,272 miljard EUR gemoeid. Het bovenvermelde bedrag is deze RAL min gerelateerde bedragen die als uitgaven zijn opgenomen in de economische resultatenrekening van 2009, wat bovenvermeld totaal oplevert.

5.12.   SIGNIFICANTE JURIDISCHE VERBINTENISSEN

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

Structurele acties

275 761

332 995

Protocol met de mediterrane landen

263

263

Visserijovereenkomsten

249

401

Galileo-programma

1 517

2 023

GMES-programma

556

624

TEN-T

4 289

4 571

Overige contractuele verbintenissen

1 325

983

Totaal

283 960

341 860

Deze verplichtingen zijn het gevolg van juridische verbintenissen op lange termijn die door de EU werden aangegaan voor bedragen die nog niet door vastleggingskredieten waren gedekt. Het kan gaan om meerjarige programma's zoals structurele acties of om bedragen die de Europese Unie in de toekomst zal moeten betalen uit hoofde van administratieve contracten die op de balansdatum bestaan (bv. voor het verstrekken van diensten als beveiliging, poetsen enz., maar ook contractuele verbintenissen in verband met specifieke projecten zoals bouwwerken). Niet alle meerjarenprogramma’s bevatten verbintenissen waarvoor bedragen in deze rubriek moeten worden opgenomen aangezien uitgaven in latere begrotingsjaren onderworpen blijven aan de jaarlijkse besluiten van de begrotingsautoriteit of de ontwikkeling van de betrokken regelgeving.

5.12.1.    Structurele acties

De onderstaande tabel toont een vergelijking tussen de juridische verbintenissen waarvoor nog geen bedragen in de begroting zijn vastgelegd en de maximale vastleggingen van de bedragen die opgenomen zijn in het financiële kader 2007-2013. De structurele acties bestaan uit geplande steun voor de periode 2007-2013. De vorm en de doelstellingen van het financieel kader dat in 2007 aanving, verschillen van die van de vorige periode.

miljoen EUR

 

Bedragen financiële vooruitzichten 2007-2013

(A)

Gesloten juridische verbintenissen

(B)

Begrotingsvastleggingen 2007-2009

(C)

Juridische verbintenissen min begrotingsvastleggingen

(= B-C)

Maximum vastleggingen

(=A-C)

Middelen voor het cohesiebeleid

346 543

346 136

140 318

205 818

206 225

Natuurlijke hulpbronnen

100 624

98 388

39 533

58 855

61 091

Instrument voor pretoetredingssteun

10 958

5 195

2 513

2 682

8 445

Totaal

458 125

449 719

182 364

267 355

275 761

5.12.2.    Protocollen met de mediterrane landen

Deze vastleggingen belopen in totaal 263 miljoen EUR en hebben betrekking op financiële protocollen met mediterrane landen die geen lid van de EU zijn. Het opgenomen bedrag is het verschil tussen het totale bedrag van de ondertekende protocollen en het bedrag van de in de rekeningen opgenomen budgettaire verplichtingen. Deze protocollen zijn internationale verdragen die niet kunnen worden beëindigd zonder de instemming van beide partijen, hoewel het proces ter beëindiging ervan aan de gang is.

5.12.3.    Visserijovereenkomsten

Deze vastleggingen belopen in totaal 249 miljoen EUR en hebben betrekking op verrichtingen met derde landen uit hoofde van internationale visserijovereenkomsten.

5.12.4.    Galileo-programma

Galileo is een wereldwijd systeem voor navigatie per satelliet (GNSS), dat momenteel wordt gebouwd door de Europese Unie en het Europees Ruimteagentschap (ESA). Het Galileo-programma wordt thans volledig gefinancierd uit de EU-begroting en het is de Commissie die het programma namens de EU beheert. Verwacht wordt dat de eerste fase van het programma, de „In-Orbit Validation” („IOV”), in 2012 zal worden voltooid en de overdracht van de gecreëerde activa aan de Commissie zal dan plaatsvinden.

Opgemerkt zij dat de Commissie tot eind 2009 en met inbegrip van de bovengenoemde investering in de gemeenschappelijke onderneming Galileo 1,028 miljard EUR heeft betaald aan de IOV-fase van het Galileo-programma. Aangezien dit programma momenteel nog steeds in de onderzoeksfase verkeert, zijn de betaalde middelen overeenkomstig de EU-boekhoudregels onder de uitgaven opgenomen en zijn er geen immateriële activa opgenomen. De totale (indicatieve) bijdrage van de Commissie die voor de volgende fase van het Galileo-programma (van 2008 tot 2013) is gepland, beloopt 2,645 miljard EUR.

5.12.5.    GMES-programma

De Commissie heeft een contract gesloten met de ESA voor de periode van 2008 tot 2013 voor de tenuitvoerlegging van de ruimtecomponent van de wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES). Het totale indicatieve bedrag voor die periode is 624 miljoen EUR. In 2009 werd een bedrag van 68 miljoen EUR aan de ESA betaald.

5.12.6.    TEN-T-verbintenissen

Dit bedrag betreft subsidies op het gebied van het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T) voor de periode 2007-2013. Het programma is van toepassing op projecten die zijn vastgesteld voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnetwerk om zowel infrastructuurprojecten als projecten voor onderzoek en ontwikkeling te steunen om de integratie van nieuwe technologieën en innovatieve processen op de uitrol van nieuwe vervoersinfrastructuur aan te moedigen. Het totale indicatieve bedrag voor dit programma is 8,013 miljard EUR.

5.12.7.    Overige contractuele verbintenissen

De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. Deze rubriek omvat de uitstaande contractuele verplichting ten belope van 117 miljoen EUR in verband met bouwcontracten van de Raad, alsmede 441 miljoen EUR in verband met bouwcontracten van het Parlement. De overige hier opgenomen significante bedragen zijn 480 miljoen EUR in verband met de aankoopregelingen tussen het Agentschap Fusion for Energy (gemeenschappelijke onderneming ITER en de ontwikkeling van fusie-energie) en ITER International en 165 miljoen EUR in verband met de aankoopovereenkomsten tussen het Agentschap Fusion for Energy, het Japanse Agentschap voor atoomenergie en ITER International.

5.13.   PARTICIPATIES IN GELIEERDE ORGANISATIES

Dit bedrag komt overeen met de betalingen die nog moeten worden verricht op het niet-volgestorte gedeelte van de participatie van de Commissie.

5.13.1.    Niet-opgevraagd aandelenkapitaal: EBWO

miljoen EUR

EBWO

Totaal kapitaal EBWO

Participatie Commissie

Kapitaal

19 794

600

Volgestort

(5 198)

(157)

Niet-opgevraagd

14 596

443

5.13.2.    Niet-opgevraagd aandelenkapitaal: EIF

miljoen EUR

EIF

Totaal kapitaal EIF

Participatie Commissie

Kapitaal

2 940

861

Volgestort

(588)

(172)

Niet-opgevraagd

2 352

689

Na de uitgifte van 1 000 nieuwe aandelen door het EIF in 2007 schreef de EU in 2009 in op nog eens 75 aandelen met een nominale waarde van 1 miljoen EUR per aandeel. In 2009 werden 20 % van het nominale bedrag en de premie betaald. De participatie van de EU is beperkt tot 900 aandelen (voor 900 miljoen EUR). Zie ook toelichting 2.3.1.

5.14.   VASTLEGGINGEN VOOR OPERATIONELE LEASES

miljoen EUR

Omschrijving

In de toekomst te betalen bedragen

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Gebouwen

334

1 236

842

2 412

IT-materiaal en overige uitrusting

6

7

0

13

Totaal

340

1 243

842

2 425

Deze rubriek heeft betrekking op gebouwen en andere voorzieningen die zijn gehuurd in het kader van operationeleleasecontracten en die niet voldoen aan de voorwaarden om in de balans onder de activa te worden opgenomen. De opgegeven bedragen stemmen overeen met vastleggingen die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald.

In 2009 werd voor operationele leases 364 miljoen EUR geboekt als uitgaven in de economische resultatenrekening.

6.   FINANCIËLE CORRECTIES EN TERUGVORDERINGEN NA HET ONTDEKKEN VAN ONREGELMATIGHEDEN

Bij de uitvoering van de EU-begroting moet ervoor worden gezorgd dat onregelmatigheden en fraude worden voorkomen, ontdekt en gecorrigeerd. In deze toelichting wordt een overzicht gegeven van de verschillende procedures waarin de toepasselijke wetgeving voorziet voor de behandeling van onregelmatigheden die door de Commissie en de lidstaten worden ontdekt, en wordt het totale betrokken bedrag zo goed mogelijk geraamd. Het gaat om het laatste stadium in de toepassing van controlesystemen, dat essentieel is om goed financieel beheer te kunnen aantonen.

6.1.   INLEIDING

6.1.1.    Overzicht van de procedure voor financiële correctie en terugvordering per beheersvorm

Terugvorderingen en financiële correcties kunnen volgen na controles en audits op elk niveau van het controlesysteem, gaande van controles op EU-niveau (Commissie, Europese Rekenkamer, OLAF) tot controles door de lidstaten in het geval van gedeeld beheer. Hoewel zich in elke fase van een project onregelmatigheden kunnen voordoen is het mogelijk dat zij pas in de eindfase worden ontdekt wanneer de begunstigde zijn verzoek om saldobetaling indient, dat in de meeste gevallen ter plaatse wordt gecontroleerd en/of door een onafhankelijke controleur wordt gecertificeerd. Er moet echter een onderscheid worden gemaakt tussen terugvorderingen enerzijds, en de financiële correcties waarin de sectorale wetgeving voorziet anderzijds. Dit onderscheid vloeit voort uit de verschillen in beheersvorm.

Terugvorderingen

Op grond van artikel 71, lid 3, van het Financieel Reglement moeten ten onrechte betaalde bedragen worden teruggevorderd. Van terugvordering is in dit verband sprake als de Commissie of de lidstaat daadwerkelijk bedragen terugvordert nadat is ontdekt dat onverschuldigde of onregelmatige uitgaven zijn gebeurd.

Financiële correcties

Overeenkomstig de sectorale wetgeving op de vele uitgavengebieden van de EU (voornamelijk onder gedeeld beheer) geschiedt de correctie van onregelmatigheden door middel van een mechanisme dat financiële correctie wordt genoemd. Het doel van financiële correcties, hetzij door de Commissie hetzij door de lidstaat, is het herstel van een situatie waarin 100 % van de uitgaven die voor financiering of medefinanciering (cohesiebeleid) zijn gedeclareerd in overeenstemming is met de toepasselijke nationale en EU-wetgeving en -regels.

Onder gedeeld beheer zijn de lidstaten primair verantwoordelijk voor het verrichten van de nodige financiële correcties met betrekking tot afzonderlijke of stelselmatige onregelmatigheden die in operationele programma's worden ontdekt. De Commissie is ervoor verantwoordelijk dat de door de nationale autoriteiten ingevoerde systemen doeltreffend zijn en als dat niet het geval is, moet zij de lidstaten financiële correcties opleggen.

Als er bij EU-controles onterechte betalingen aan begunstigden worden geconstateerd, kunnen financiële correcties worden beschouwd als de eerste stap in een daadwerkelijk terugvorderingsproces, aangezien de lidstaten op grond van de toepasselijke wetgeving follow-up moeten geven aan de hen opgelegde financiële correcties en zelf de gelden van de eindbegunstigden moeten terugvorderen. Ook bij controles door de nationale autoriteiten zijn de lidstaten wettelijk verplicht om de gelden terug te vorderen van de eindbegunstigde.

Hieronder volgt een overzicht per beheersvorm van de verschillende procedures voor terugvordering en financiële correctie en het effect daarvan voor de EU-begroting.

6.1.2.    Direct beheer

Wanneer de Commissie de begroting rechtstreeks beheert, worden niet-subsidiabele uitgaven ofwel teruggevorderd van de begunstigde ofwel in mindering gebracht op de volgende kostenstaat. Indien de begunstigde de bedragen zelf in mindering brengt alvorens de kostenstaat in te dienen, wordt de informatie niet opgenomen in het boekhoudsysteem. Dit is zeer vaak het geval omdat de meeste begunstigden een gecertificeerde of gecontroleerde definitieve kostenstaat bij de Commissie moeten indienen voordat zij hun saldobetaling kunnen ontvangen. In deze gecertificeerde verklaring moeten geconstateerde onregelmatigheden worden gecorrigeerd.

6.1.3.    Gedeeld beheer

Ongeveer 80 % van de EU-begroting wordt gezamenlijk beheerd door de Europese Commissie en de lidstaten. Het gaat voornamelijk om uitgaven voor landbouw en plattelandsontwikkeling, cohesiebeleid en visserij.

Voor uitgaven onder gedeeld beheer worden uitvoerende taken en verantwoordelijkheden gedelegeerd aan de lidstaten, die primair verantwoordelijk zijn voor het ontdekken en het corrigeren van onregelmatigheden die door begunstigden worden begaan en, bijgevolg, voor het garanderen van de regelmatigheid van de uitgaven die bij de Commissie worden gedeclareerd. Het zijn dus de lidstaten die financiële correcties verrichten en wanneer zij bij hun eigen controles of EU-controles onverschuldigde betalingen aan begunstigden constateren, zijn zij wettelijk verplicht om tegen deze begunstigden een terugvorderingsprocedure in te leiden.

De Europese Commissie heeft een algemene toezichthoudende functie: zij controleert of de beheers- en controlesystemen van de lidstaten goed functioneren en neemt corrigerende maatregelen wanneer zij concludeert dat dit niet het geval is, zodat zij haar eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting kan nemen (artikel 53b, lid 4, van het Financieel Reglement). De Commissie kan ook formeel besluiten om financiële correcties toe te passen op de lidstaat, wanneer de lidstaat de vereiste correcties niet heeft verricht of wanneer er ernstige tekortkomingen zijn in de beheers- of controlesystemen die tot stelselmatige onregelmatigheden zouden kunnen leiden.

De Commissie legt financiële correcties op voor afzonderlijke onregelmatigheden die worden ontdekt, maar zij is tevens bevoegd om geëxtrapoleerde of forfaitaire correcties toe te passen. Extrapolatie wordt toegepast wanneer uit een representatieve steekproef van dossiers blijkt dat er sprake is van een structurele onregelmatigheid. Forfaitaire correcties worden toegepast bij afzonderlijke inbreuken of bij structurele onregelmatigheden wanneer de financiële impact niet precies kan worden berekend en de administratieve kosten van een precieze berekening onevenredig hoog zouden zijn. Zelfs wanneer terugvordering van de begunstigden niet mogelijk is, vormen deze correcties in beide gevallen een belangrijk middel om de zwakke punten in de systemen van de lidstaten te verbeteren en zo onregelmatige betalingen aan begunstigden te voorkomen c.q. te ontdekken en terug te vorderen.

6.1.4.    Overige beheersvormen

Voor uitgaven onder gedecentraliseerd beheer en indirect gecentraliseerd beheer wordt de verantwoordelijkheid voor de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen gedelegeerd aan lidstaten, derde landen of agentschappen. Voor uitgaven onder gezamenlijk beheer worden in de overeenkomsten die met internationale organisaties worden gesloten, correctiemechanismen vastgesteld. Net als bij gedeeld beheer kan de Commissie financiële correcties verrichten wanneer blijkt dat de EU-voorschriften in verband met de uitgavenregelingen niet correct zijn gevolgd.

6.1.5.    Overzicht van terugvorderingen en financiële correcties in 2009

Overzicht van terugvorderingen en financiële correcties die in 2009 zijn bevestigd of waartoe in 2009 is besloten

miljoen EUR

Financiële correcties

Toelichting

2009

2008

EOGFL/ELGF/ELFPO

6.2.2

462

917

Cohesiebeleid (EU controles)

Programma's 1994-1999

6.2.4

521

414

Programma's 2000-2006

6.2.4

1 890

1 173

Subtotaal Cohesiebeleid

 

2 411

1 587

Totaal financiële correcties

 

2 873

2 504


miljoen EUR

Terugvorderingen

Toelichting

2009

2008

EOGFL/ELGF/ELFPO (ontdekt door lidstaat)

6.3

163

360

Cohesiebeleid (EU controles)

6.3

102

31

Overige beheersvormen

6.3

181

72

Totaal teruggevorderde bedragen

 

446

463

Totaal bescherming EU-begroting

 

3 319

2 967

Deze tabel omvat niet de bedragen die de lidstaten na eigen controles in het kader van het cohesiebeleid hebben teruggevorderd of geschrapt. Hoewel zij de Commissie informatie moeten verstrekken over schrappingen en terugvorderingen, zijn zij op grond van de wetgeving voor de programma's 2000-2006 niet verplicht om terugvorderingen naar aanleiding van hun eigen controles afzonderlijk te vermelden. Om deze reden en om overlappingen met financiële correcties te vermijden, zijn de bedragen die de lidstaten hebben teruggevorderd of geschrapt (2009: 1,233 miljard EUR) niet opgenomen (zie toelichting 6.5).

Overzicht van terugvorderingen en financiële correcties die in 2009 zijn verricht

miljoen EUR

Financiële correcties

Toelichting

Bevestigd in 2009

Bevestigd vóór 2009

Totaal

EOGFL/ELGF/ELFPO

6.2.2

274

429

703

Cohesiebeleid

Programma's 1994-1999

6.2.4

163

137

300

Programma's 2000-2006

6.2.4

313

96

409

Subtotaal Cohesiebeleid

 

476

233

709

Totaal financiële correcties

 

750

662

1 412


miljoen EUR

Terugvorderingen

Toelichting

Bevestigd in 2009

Bevestigd vóór 2009

Totaal

EOGFL/ELGF/ELFPO

6.3.

117

31

148

Cohesiebeleid

6.3.

102

0

102

Overige beheersvormen

6.3.

147

34

181

Totaal terugvorderingen

 

366

65

431

Totaal bescherming EU begroting

 

1 116

727

1 843

6.2.   FINANCIËLE CORRECTIES ONDER GEDEELD BEHEER

Onder gedeeld beheer verlopen de financiële correcties in drie stappen:

(1)

Het bedrag moet nog worden vastgesteld in een juridische procedure op tegenspraak („hangend” - zie toelichting 6.4).

(2)

Het bedrag is vastgesteld en definitief („besloten” in een besluit van de Commissie of „bevestigd” in een overeenkomst met de lidstaten onder gedeeld beheer).

(3)

Het bedrag is daadwerkelijk teruggevorderd, ofwel doordat van de lidstaat gelden zijn ontvangen (besloten correctie), ofwel doordat het door de lidstaat in mindering is gebracht (schrapping/terugvordering) op een toekomstige betalingsaanvraag („verricht”). Zie toelichting 6.2.4 voor nadere informatie over nog niet verrichte financiële correcties.

6.2.1.    Landbouw en plattelandsontwikkeling

Voor het ELGF en het ELFPO, die de afdeling Garantie van het EOGFL hebben vervangen, is in de toepasselijke wetgeving bepaald dat de Commissie financiële correcties verricht via de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen.

Procedure voor de goedkeuring van de rekeningen

De Commissie voert de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen. De procedure bestaat uit een jaarlijkse financiële goedkeuring van de rekeningen van elk betaalorgaan en een meerjarige conformiteitsgoedkeuring waarbij wordt nagegaan of de door een lidstaat gedeclareerde uitgaven overeenkomstig de EU-regelgeving zijn gedaan. Voor het ELGF worden al deze bedragen in de economische resultatenrekening van de Commissie geboekt als ontvangsten. Voor het ELFPO kunnen de bedragen die de lidstaten zelf hebben teruggevorderd, alsook de bedragen die het resultaat zijn van de jaarlijkse financiële goedkeuring van de rekeningen, doorgaans opnieuw voor het programma worden gebruikt.

Financiële goedkeuring. De Commissie stelt jaarlijks een besluit tot goedkeuring van de rekeningen vast, waardoor zij formeel de jaarrekeningen van de betaalorganen aanvaardt op basis van beheerscontroles en van de certificaten en rapporten van de certificerende instanties.

Conformiteitsgoedkeuring. Deze procedure is bedoeld om uitgaven die niet overeenkomstig de EU-regelgeving zijn gedaan, aan financiering door de EU te onttrekken. De conformiteitsgoedkeuring is derhalve geen mechanisme waardoor onregelmatige betalingen rechtstreeks van de eindbegunstigden worden teruggevorderd, maar meer een sterke stimulans voor de lidstaten om hun beheers- en controlesystemen te verbeteren en zodoende onregelmatige betalingen aan eindbegunstigden te voorkomen of te ontdekken en terug te vorderen. Een conformiteitscorrectie ontslaat de lidstaat immers niet van zijn verantwoordelijkheid om op te treden tegen geconstateerde onregelmatigheden. De conformiteitsgoedkeuring volgt geen jaarcyclus, aangezien zij uitgaven bestrijkt die in meer dan één begrotingsjaar gedaan zijn.

Financiële goedkeuring van betalingen die zijn verricht zonder de reglementaire termijnen in acht te nemen. Overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 883/06 wordt driemaal per jaar stelselmatig gecontroleerd of de vastgestelde termijnen voor betalingen aan begunstigden door de lidstaten zijn nageleefd. Als de termijnen niet zijn nageleefd, past de Commissie verlagingen toe, waarbij rekening wordt gehouden met bijzondere gevallen en buitengewone omstandigheden en met de evenredigheid. Deze financiële correcties worden behandeld als „negatieve betalingen” en worden in de economische resultatenrekening geboekt als een verlaging van de uitgaven.

6.2.2.    Financiële correcties in 2009 voor landbouw en plattelandsontwikkeling

Totaal in 2009 besloten financiële correcties voor landbouw en plattelandsontwikkeling

miljoen EUR

 

2009

2008

Procedure voor de goedkeuring van de rekeningen

Financiële goedkeuring en niet nageleefde betalingstermijnen

103

58

Conformiteitsgoedkeuring

359

859

Totaal

462

917

Alle bovenvermelde bedragen hebben betrekking op het ELGF, aangezien er in 2009 voor het ELFPO voor slechts ongeveer 0,4 miljoen EUR financiële correcties werden verricht. Deze bedragen worden in de economische resultatenrekening opgenomen. Zie bijlage 1 voor een uitsplitsing van de bovenvermelde bedragen per lidstaat.

De afname voor conformiteitsgoedkeuring tussen 2008 en 2009 valt toe te schrijven aan een aantal niet-uitgevoerde conformiteitsbeschikkingen van eind 2008 voor een totaalbedrag van 368 miljoen EUR.

In 2009 verrichte financiële correcties voor landbouw en plattelandsontwikkeling

miljoen EUR

 

Verricht in 2009

Procedure voor de goedkeuring van de rekeningen

Financiële goedkeuring en niet nageleefde betalingstermijnen

103

Conformiteitsgoedkeuring

600

Totaal

703

Zie bijlage 2 voor een uitsplitsing van de bovenvermelde bedragen per lidstaat.

6.2.3.    Cohesiebeleid

In de wetgeving die van toepassing is op het cohesiebeleid is bepaald dat acties om financiële correcties te verrichten, zowel door de lidstaten als door de Commissie worden ondernomen:

Lidstaten mogen financiële correcties verrichten op twee manieren:

ofwel schrappen zij de betrokken uitgaven onmiddellijk uit het programma door deze in mindering te brengen op de volgende uitgavenstaat die bij de Commissie wordt ingediend, waardoor de EU-middelen worden vrijgemaakt en voor andere verrichtingen kunnen worden vastgelegd;

ofwel laten zij de uitgaven voorlopig in het programma in afwachting van het resultaat van de procedure om het ten onrechte betaalde bedrag van de begunstigden terug te vorderen. Terugvordering geschiedt door terugbetaling van de gelden of door de betrokken bedragen te compenseren met verdere betalingen die aan dezelfde begunstigde verschuldigd zijn. Zie toelichting 6.5 voor nadere informatie over dat soort terugvorderingen.

De lidstaten moeten de Commissie gegevens verstrekken over de financiële correcties die zij verrichten door bedragen te schrappen en door bedragen terug te vorderen. De twee reeksen gegevens zijn onderscheiden en aanvullend. Bij de schrappingen worden immers alleen geschrapte uitgaven opgenomen waarvoor niet wordt gewacht op het resultaat van de terugvorderingsprocedure. Bij de terugvorderingen worden uitgaven opgenomen die niet meteen geschrapt zijn maar die in de uitgavenstaat zijn gelaten totdat terugvordering heeft plaatsgevonden. De lidstaten hoeven correcties naar aanleiding van EU-controles niet te onderscheiden van correcties naar aanleiding van hun eigen controlewerkzaamheden. Die rapportageverplichting is pas vanaf de programmeringsperiode 2007-2013 ingevoerd.

Financiële correcties na EU-controles en —audits, worden als volgt verricht:

Wanneer de lidstaat er na een EU-controle of —audit mee instemt een correctie te verrichten, kan hij de reeds gedeclareerde onregelmatige uitgaven uit de volgende betalingsaanvraag schrappen (die cumulatief is voor elk programma of project van het Cohesiefonds afzonderlijk) en de vrijgekomen EU-middelen hergebruiken voor andere subsidiabele uitgaven in het betrokken programma, die echter geen verband houden met de verrichting(en) waarvoor de correctie wordt verricht.

De Commissie geeft invorderingsopdrachten af om financiële correcties te verrichten in de volgende gevallen:

na formele besluiten in verband met financiële correcties;

bij de afsluiting van een programma; en

bij de afsluiting van een programma na terugvordering door de lidstaten van de begunstigden.

In die gevallen hebben invorderingsopdrachten een effect op de rekening van de Commissie.

In andere gevallen van financiële correcties geeft de Commissie geen invorderingsopdracht af, met name wanneer lidstaten de financiële correctie aanvaarden en uitvoeren. In die gevallen wordt deze informatie niet opgenomen in het boekhoudsysteem van de Commissie.

6.2.4.    Financiële correcties in 2009 voor het cohesiebeleid

De onderstaande tabel bevat niet de resultaten van de eigen controles van de lidstaten van de uitgaven voor de structurele acties.

In 2009 bevestigde financiële correcties

miljoen EUR

 

EFRO

CF

ESF

FIOV

EOGFL Oriëntatie

Totaal

Financiële correcties periode 1994-1999:

Verricht

87

10

21

41

4

163

Nog niet verricht

358

0

0

0

0

358

Subtotaal periode 1994-1999

445

10

21

41

4

521

Financiële correcties periode 2000-2006:

Verricht

82

63

141

2

25

313

Nog niet verricht

1 534

13

18

3

9

1 577

Subtotaal periode 2000-2006

1 616

76

159

5

34

1 890

Totaal financiële correcties 2009

2 061

86

180

46

38

2 411

Totaal financiële correcties 2008

949

92

522

19

5

1 587

Opmerking: in de bevestigde cijfers van 2009 zijn financiële correcties opgenomen die in 2008 zijn besloten/bevestigd, maar nog niet eerder waren opgenomen. Het gaat om 90 miljoen EUR.

De toename in de bevestigde bedragen voor het EFRO in 2009 ten opzichte van 2008 valt toe te schrijven aan de strenge acties die zijn ondernomen in het kader van het actieplan ter versterking van de toezichthoudende rol van de Commissie in het kader van het gedeeld beheer van structurele acties (COM(2010) 52) en aan de aanvaarding van een grote financiële correctie voor Spanje in november 2009.

De afname in de bevestigde bedragen voor het ESF in 2009 ten opzichte van de bedragen die voor 2008 waren opgegeven, valt toe te schrijven aan het feit dat in 2008 het bovenvermelde actieplan van de Commissie, dat de besluitprocedures over hangende financiële correcties beoogde te versnellen, ten uitvoer werd gelegd. Hierdoor moesten er in 2009 minder correcties worden verricht. Van de 522 miljoen EUR in 2008 bevestigde financiële correcties werden bij het ESF niet minder dan 518 miljoen EUR financiële correcties ook voor dat jaar verricht.

De in de vorige tabellen opgenomen cijfers zijn vastgesteld op toerekeningsbasis, wat betekent dat sommige van deze bedragen al in 2009 zijn uitgevoerd (709 miljoen EUR voor alle fondsen) en dat de overige in de volgende jaren zullen worden uitgevoerd.

Bevestigde financiële correcties — cumulatieve cijfers

miljoen EUR

 

Periode 2000-2006

Periode 1994-1999

Totaal

31.12.2009

31.12.2009

31.12.2009

Cohesiefonds

233

273

506

EFRO

3 797

1 633

5 430

ESF

1 130

392

1 522

FIOV

7

97

104

EOGFL, afdeling Oriëntatie

36

121

157

Totaal

5 203

2 516

7 719

Zie bijlage 3 voor een uitsplitsing van de bovenvermelde bedragen per lidstaat.

Op 31 december 2009 bevestigde financiële correcties, die evenwel op 31 december 2009 nog niet waren verricht (cumulatieve cijfers)

De terugvordering of de financiële correctie is „nog niet uitgevoerd” wanneer zij besloten of bevestigd is, maar het bedrag nog niet geïnd, in mindering gebracht of geschrapt is.

miljoen EUR

Nog te verrichten op 31.12.2009

EFRO

CF

ESF

FIOV

EOGFL Oriëntatie

Totaal

Financiële correcties periode 1994-1999

359

11

1

0

0

371

Financiële correcties periode 2000-2006

1 904

23

22

3

9

1 961

Totaal te verrichten op 31.12.2009

2 263

34

23

3

9

2 332

Het lage bedrag aan correcties dat is verricht voor besluiten van 2009 houdt verband met het EFRO.

Voor de programmeringsperiode 1994-1999 zijn de meeste financiële correcties die nog niet in 2009 zijn verricht, financiële correcties waartoe in het vierde kwartaal van 2009 is besloten. Zij zullen in het eerste kwartaal van 2010 worden verricht.

Voor de programmeringsperiode 2000-2006 mag een lidstaat die er na een EU-controle mee instemt een financiële correctie te verrichten, die correctie verrichten door het bedrag van de onregelmatige uitgaven te schrappen uit de volgende uitgavenstaat en in plaats daarvan andere subsidiabele uitgaven van hetzelfde programma inbrengen. Aangezien voor de meeste EFRO-programma's en projecten van het Cohesiefonds (2000-2006) het betalingsplafond bereikt is, zal de aftrek van niet-subsidiabele uitgaven pas tot uiting komen in de afsluitdocumenten (definitieve certificering van de uitgaven, vereffeningsdeclaratie en eindverslag over de uitvoering) die de lidstaat in de komende maanden moet indienen.

In 2009 verrichte financiële correcties (bevestigd in 2009 en in vorige jaren)

miljoen EUR

 

EFRO

CF

ESF

FIOV

EOGFL Oriëntatie

Totaal

Financiële correcties periode 1994-1999:

Bevestigd in 2009

87

10

21

40

5

163

Bevestigd vorige jaren

131

0

0

6

0

137

Subtotaal periode 1994-1999

218

10

21

46

5

300

Financiële correcties periode 2000-2006:

Bevestigd in 2009

82

63

141

2

25

313

Bevestigd in vorige jaren

34

16

44

2

0

96

Subtotaal periode 2000-2006

116

79

185

4

25

409

Totaal financiële correcties uitgevoerd in 2009

334

89

206

50

30

709

Zie bijlage 4 voor een uitsplitsing van de bovenvermelde bedragen per lidstaat.

6.3.   TERUGVORDERINGEN DOOR DE COMMISSIE OF DOOR DE LIDSTATEN

Deze rubriek betreft de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen ingevolge fouten of onregelmatigheden die zijn vastgesteld door de Commissie, de lidstaten, de Europese Rekenkamer of OLAF.

In 2009 bevestigde terugvorderingen

miljoen EUR

 

2009

2008

Gedeeld beheer

Landbouw: EOGFL/ELGF

163

360

Cohesiebeleid

102

31

Subtotaal

265

391

Overige beheersvormen

externe acties

81

32

intern beleid

100

40

Subtotaal

181

72

Totaal

446

463


In 2009 verrichte terugvorderingen

miljoen EUR

 

Bevestigd in 2009

Bevestigd vóór 2009

Totaal

Gedeeld beheer

Landbouw: EOGFL/ELGF

117

31

148

Cohesiebeleid

102

0

102

Subtotaal

219

31

250

Overige beheersvormen

externe acties

60

21

81

intern beleid

87

13

100

Subtotaal

147

34

181

Totaal

366

65

431

6.3.1.    Landbouw: terugvordering wegens door de lidstaten ontdekte onregelmatigheden

De lidstaten moeten volgens hun nationale regelgeving en procedures vaststellen welke bedragen zij verloren hebben als gevolg van onregelmatigheden en deze terugvorderen. Als het gaat om door het ELGF gefinancierde maatregelen, crediteren zij de Commissie voor de geïnde bedragen, die in de economische resultatenrekening worden geboekt als ontvangsten. Voor het ELFPO worden de geïnde bedragen in mindering gebracht op het volgende betalingsverzoek, waarna het betrokken ELFPO-bedrag voor het programma kan worden hergebruikt. Als een lidstaat niet tot terugvordering overgaat of geen spoed zet achter zijn maatregelen, kan de Commissie besluiten om in te grijpen via de procedure voor conformiteitsgoedkeuring en de betrokken lidstaat een financiële correctie opleggen.

De daling van ontvangsten uit onregelmatigheden valt voornamelijk toe te schrijven aan de positieve effecten van de meer doeltreffende controlesystemen in de lidstaten, waaronder het effect van de 50 %-procedure bij goedkeuring van de rekeningen (artikel 32, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad).

6.3.2.    Cohesiebeleid

De lidstaten zijn primair verantwoordelijk voor het voorkomen, ontdekken en corrigeren van onregelmatigheden en het terugvorderen van ten onrechte betaalde bedragen, in voorkomend geval met achterstandsrente. De door de lidstaten geïnde bedragen zijn niet in bovenvermelde tabel opgenomen (zie toelichting 6.5 voor uitleg). De geïnde bedragen die in deze rubriek zijn opgenomen, zijn rechtstreeks door de Commissie teruggevorderd.

6.3.3.    Overige beheersvormen

De terugvordering van onregelmatigheden die bij overige beheersvormen worden ontdekt, gebeurt door middel van een invorderingsopdracht, of door het bedrag in mindering te brengen op een volgende betaling. In het geval waarin de begunstigde wordt gevraagd een gecorrigeerde definitieve kostenstaat in te dienen, wordt het bedrag van de onregelmatigheid niet noodzakelijkerwijs in het boekhoudsysteem van de Commissie opgenomen.

6.4.   HANGENDE FINANCIËLE CORRECTIES NA EU-CONTROLES

6.4.1.    Landbouw

miljoen EUR

 

Hangende financiële correcties op 31.12.2008

Nieuwe hangende financiële correcties in 2009

In 2009 besloten financiële correcties

Aanpassingen in besloten of hangende financiële correcties op 31.12.2008

Hangende financiële correcties op 31.12.2009

EOGFL

1 733

657

– 317

690

2 763

Elk jaar bepaalt de Commissie op basis van een jaarlijkse risicoanalyse die voor de hele waaier van landbouwuitgaven verricht wordt, welke maatregelen en welke lidstaten op conformiteit zullen worden gecontroleerd. De procedure voor conformiteitsgoedkeuring duurt enkele jaren. Tegen het einde van 2009 waren de conformiteitscontroles voor uitgaven van vóór 2003 grotendeels voltooid. De controles voor de jaren 2003 tot 2009 zijn nog aan de gang.

Overeenkomstig haar beleid inzake financiële verslaggeving en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen kan de Commissie ramingen gebruiken voor de voorbereiding van de jaarrekening. Dit is het geval voor het bedrag van de uitgaven dat waarschijnlijk aan EU-financiering zal worden onttrokken ingevolge toekomstige conformiteitsbesluiten. Bij deze raming wordt rekening gehouden met de meest betrouwbare informatie die voorhanden is. Omdat de ELGF-correcties worden vastgesteld per begrotingsjaar waarin de uitgaven zijn gedaan, is het mogelijk om het gemiddelde van de correcties per afgesloten begrotingsjaar te berekenen en dit percentage te extrapoleren naar meer recente begrotingsjaren waarvoor de controles nog aan de gang zijn. De betrouwbaarheid van deze raming wordt beoordeeld op basis van de vergelijking met de bedragen van de „hangende correcties” voor de jaren waarvoor die informatie beschikbaar is, en getoetst aan de resultaten van de conformiteitscontroles die in het betrokken jaar zijn verricht. Voorts blijkt dat het gemiddelde van de correcties per begrotingsjaar betrekkelijk stabiel is en tussen 1,1 % en 1,9 % ligt.

Het bedrag van 2,763 miljard EUR is een raming van het bedrag dat moet worden ontvangen uit hoofde van toekomstige conformiteitsbesluiten voor controles van de uitgaven voor de jaren 2003-2009. 2,1 miljard EUR daarvan vertegenwoordigt de hangende financiële correcties waarvoor het bedrag berekend is op basis van momenteel lopende controlezaken (die voornamelijk betrekking hebben op de uitgaven van de jaren 2003 tot 2007).

De toename van de bovenvermelde raming valt toe te schrijven aan de toename, ten opzichte van de vorige jaren, van het gemiddelde percentage van correcties tegenover uitgaven (van 1,1 % tot 1,5 %). De laatste cijfers die beschikbaar zijn voor „hangende correcties” voor 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007 bevestigen dit percentage en wijzen zelfs op een hoger gemiddeld correctiepercentage dan 1,5 %. In dit stadium vallen de financiële gevolgen van de invoering in 2005 van de bedrijfstoeslagregeling moeilijk te voorspellen. Enerzijds kan ervan worden uitgegaan dat er minder correcties zullen zijn in het aantal zaken. Anderzijds kunnen de forfaitaire correcties van de bedrijfstoeslagregeling financieel gezien meer effect hebben. Omdat de bedragen nog niet definitief zijn, zijn zij niet in de balans opgenomen.

6.4.2.    Structurele acties

miljoen EUR

 

Hangende financiële correcties op 31.12.2008

Nieuwe hangende financiële correcties in 2009

In 2009 bevestigde financiële correcties

Aanpassingen in bevestigde of hangende financiële correcties op 31.12.2008

Hangende financiële correcties op 31.12.2009

Structuur- en cohesiefondsen (programma's 1994-1999 en 2000-2006)

EFRO

1 771

89

–1 087

– 343

430

Cohesiefonds

178

98

–80

–47

149

ESF

630

2

–56

– 250

326

FIOV

35

0

–33

0

2

EOGFL Oriëntatie + ELFPO

4

221

–38

4

191

Totaal

2 618

410

–1 294

– 636

1 098

Het bovenvermelde bedrag is gebaseerd op de controlebevindingen van de Commissie en die van de Rekenkamer of OLAF, die allemaal van de bevoegde DG's follow-up hebben gekregen in de vorm van formele juridische procedures en hangende procedures op tegenspraak met de betrokken lidstaten. Dit is de best mogelijke raming, waarbij rekening is gehouden met de stand van zaken van de follow-up van de controles en de verzonden definitieve standpunten (of aan opschorting voorafgaande brieven) op 31 december 2009. Dit bedrag kan gewijzigd worden na de procedure op tegenspraak voor opschortingen en financiële correcties, die de lidstaten de gelegenheid geeft om in een hoorzitting extra bewijsmateriaal over te leggen om hun vorderingen te staven.

6.5.   MAATREGELEN VAN DE LIDSTATEN MET HET OOG OP TERUGVORDERING EN FINANCIËLE CORRECTIE VOOR DE STRUCTURELE ACTIES OF HET COHESIEBELEID

Op het gebied van het cohesiebeleid worden de correcties die door de lidstaten na eigen controles of EU-controles worden verricht, niet in de boekhouding van de Commissie opgenomen, aangezien de lidstaten deze bedragen kunnen hergebruiken voor andere subsidiabele uitgaven. Niettemin moeten de lidstaten de Commissie actuele informatie verstrekken over schrappingen, geïnde bedragen en hangende terugvorderingen van middelen voor structurele acties voor 2009, en cumulatief voor de perioden 2000-2006 en 2007-2013, en dit voor de vier structuurfondsen (EFRO, ESF, EOGFL, afdeling Oriëntatie en FIOV). Zij zijn echter niet verplicht de correcties die naar aanleiding van EU-controles zijn verricht, afzonderlijk te vermelden. Daarom worden de financiële correcties van de lidstaten niet bij die van de Commissie gevoegd.

Blijkens de gegevens die door de lidstaten overeenkomstig hun verplichting uit hoofde van de Verordeningen (EG) nr. 438/2001 en (EG) nr. 448/2001 zijn medegedeeld, belopen de schrappingen en geïnde bedragen in 2009 respectievelijk 986 miljoen EUR en 247 miljoen EUR, hetzij 1,233 miljard EUR in totaal. In deze cijfers is rekening gehouden met de resultaten van de eerste analyse van de Commissie, die tot correcties van bepaalde gegevens heeft geleid. Uit de controles ter plaatse van de gegevens van de lidstaten, die de Commissie in 2009 in negen lidstaten (2008: tien lidstaten) heeft verricht, blijkt dat de systemen voor het verzamelen en mededelen van gegevens nog niet in alle lidstaten volledig betrouwbaar zijn, hoewel er aanwijzingen zijn dat de kwaliteit is verbeterd en dat de toestand erop is vooruitgegaan ten opzichte van de vorige jaren. Daarnaast zijn de cijfers onvolledig, voornamelijk in verband met de gegevens voor de hele programmeringsperiode, aangezien sommige van de grotere lidstaten nog geen gegevens hebben verstrekt over correcties die zijn verricht in de eerste jaren van de periode. Toch is er zelfs wat de volledigheid betreft enige verbetering ten opzichte van de vorige jaren en hebben de lidstaten ermee ingestemd bij de sluiting volledige informatie te verstrekken.

Er bestaat voor de periode 2000-2006 een risico dat de cijfers in verband met de financiële correcties ingevolge de werkzaamheden van EU-organen (controles door de Commissie en de Rekenkamer en onderzoeken van OLAF) en de cijfers die door de lidstaten op basis van eigen controles zijn medegedeeld, elkaar overlappen. Een groot deel van de financiële correcties als resultaat van de werkzaamheden van de EU-organen wordt immers door de lidstaten aanvaard en zonder een formeel besluit van de Commissie door hen uitgevoerd door de betrokken uitgaven in mindering te brengen op hun uitgavendeclaraties. Omdat de lidstaten niet verplicht zijn om een onderscheid te maken tussen correcties als resultaat van de werkzaamheden van EU-organen en correcties na eigen controles en audits, kan niet precies worden berekend hoe groot de overlapping is. Voorts is het mogelijk dat een lidstaat een correctie pas werkelijk verricht in een ander jaar dan het jaar waarin hij de financiële correctie aanvaardt. De mogelijke overlapping blijft derhalve slechts een raming. Op grond van een vergelijking - per lidstaat- van de cijfers van de lidstaten voor 2009 en de bedragen van de correcties ingevolge de werkzaamheden van EU-organen die door de lidstaten zijn aanvaard, kan echter worden geconcludeerd dat de overlapping niet meer bedraagt dan 465 miljoen EUR. Voor 2008 zou de overlapping niet meer bedragen dan 600 miljoen EUR.

In de programmeringsperiode 2007-2013 heeft de Commissie de jaarlijkse verslaglegging in haar IT-systeem geïncorporeerd. Hierdoor zal zij gegevens rechtstreeks in elektronische vorm van de lidstaten ontvangen. Ook moeten de lidstaten krachtens sectorale voorschriften de correcties die voortvloeien uit de werkzaamheden van EU-organen afzonderlijk opgeven, om overlappingen te voorkomen.

Toelichting 6 —   Bijlage 1: totaal in 2009 besloten financiële correcties en terugvorderingen voor landbouw en plattelandsontwikkeling

Uitgesplitst per lidstaat

miljoen EUR

Lidstaat

Financiële goedkeuring

Conformiteitsgoedkeuring

Gedeclareerde onregelmatigheden

Totaal

België

0

12

2

15

Bulgarije

0

0

5

5

Tsjechië

0

0

0

1

Denemarken

0

101

4

104

Duitsland

0

2

15

17

Estland

0

0

0

0

Ierland

–2

3

2

4

Griekenland

2

18

1

21

Spanje

7

62

38

106

Frankrijk

3

73

35

111

Italië

–3

5

13

15

Cyprus

0

0

0

0

Letland

0

0

0

0

Litouwen

0

2

1

4

Luxemburg

0

0

0

0

Hongarije

6

13

2

22

Malta

0

0

0

0

Nederland

1

30

5

36

Oostenrijk

0

2

1

3

Polen

0

11

2

13

Portugal

0

9

8

18

Roemenië

5

0

9

14

Slovenië

0

1

0

2

Slowakije

0

0

1

1

Finland

2

0

0

2

Zweden

0

0

2

2

Verenigd Koninkrijk

83

12

14

109

Totaal besloten

103

359

163

625

Opmerking: de bovenvermelde cijfers zijn afgerond op miljoen EUR en waar 0 staat vermeld, gaat het om bedragen van minder dan 500 000 EUR.

Toelichting 6 —   Bijlage 2: totaal in 2009 verrichte financiële correcties en terugvorderingen voor landbouw en plattelandsontwikkeling

Uitgesplitst per lidstaat

miljoen EUR

Lidstaat

Financiële goedkeuring en niet-nageleefde betalingstermijnen

Conformiteitsgoedkeuring

Door de lidstaten gedeclareerde onregelmatigheden (terugbetaald aan de EU)

Totaal

België

0

12

2

14

Bulgarije

0

1

1

Tsjechië

0

0

0

Denemarken

0

101

4

105

Duitsland

0

1

16

18

Estland

0

0

0

0

Ierland

–2

5

2

5

Griekenland

2

189

5

196

Spanje

7

23

30

59

Frankrijk

3

46

34

82

Italië

–3

167

13

177

Cyprus

0

0

1

Letland

0

0

0

0

Litouwen

0

0

2

2

Luxemburg

0

0

0

Hongarije

6

3

9

Malta

0

0

Nederland

1

2

6

9

Oostenrijk

0

1

1

Polen

0

2

2

Portugal

0

0

7

7

Roemenië

5

7

12

Slovenië

0

1

0

2

Slowakije

0

0

0

0

Finland

2

0

1

2

Zweden

0

12

2

14

Verenigd Koninkrijk

83

41

9

133

Totaal verricht

103

600

148

851

Opmerking: de bovenvermelde cijfers zijn afgerond op miljoen EUR en waar 0 staat vermeld, gaat het om bedragen van minder dan 500 000 EUR.

Toelichting 6 —   Bijlage 3: totaal in 2009 bevestigde financiële correcties voor structurele acties

Uitgesplitst per lidstaat

miljoen EUR

 

Jaar 2008

In 2009 bevestigde financiële correcties

Jaar 2009

Lidstaat

 

EFRO

CF

ESF

FIOV

EOGFL afdeling Oriëntatie

Totaal

 

1994-1999

1 995

445

10

21

41

4

521

2 516

België

5

0

0

5

Denemarken

3

0

0

3

Duitsland

286

49

4

53

339

Ierland

42

0

0

42

Griekenland

526

0

0

526

Spanje

244

250

5

17

32

0

304

548

Frankrijk

83

0

0

1

84

Italië

442

63

63

505

Luxemburg

1

0

4

4

5

Nederland

168

1

9

9

177

Oostenrijk

2

0

0

0

2

Portugal

113

19

5

24

137

Finland

1

0

0

0

1

Zweden

1

0

0

1

Verenigd Koninkrijk

77

54

54

131

INTERREG

1

9

9

10

2000-2006

3 313

1 616

76

159

5

34

1 890

5 203

België

5

2

3

5

10

Bulgarije

2

2

2

Tsjechië

0

0

0

Denemarken

0

0

0

0

Duitsland

10

0

2

2

12

Estland

0

0

0

Ierland

26

16

16

42

Griekenland

867

37

2

14

53

920

Spanje

1 246

1 200

22

24

3

8

1 257

2 503

Frankrijk

249

3

9

0

12

261

Italië

608

135

80

2

217

825

Cyprus

Letland

3

1

0

1

4

Litouwen

1

1

1

2

Luxemburg

2

2

2

Hongarije

4

41

7

0

52

52

Malta

Nederland

1

0

1

1

2

Oostenrijk

Polen

37

85

12

0

11

108

145

Portugal

95

31

0

0

31

126

Roemenië

2

8

14

22

24

Slovenië

2

0

0

2

Slowakije

1

38

38

39

Finland

0

0

0

0

0

Zweden

11

0

0

11

Verenigd Koninkrijk

149

63

5

68

217

INTERREG

1

1

1

Totaal bevestigd

5 308

2 061

86

180

46

38

2 411

7 719

Opmerking: de bovenvermelde cijfers zijn afgerond op miljoen EUR en waar 0 staat vermeld, gaat het om bedragen van minder dan 500 000 EUR.

Toelichting 6 —   Bijlage 4: totaal in 2009 verrichte financiële correcties voor structurele acties

Uitgesplitst per lidstaat

miljoen EUR

 

In 2009 uitgevoerde besluiten

Lidstaat

EFRO

CF

ESF

FIOV

EOGFL afdeling Oriëntatie

Totaal

Periode 1994-1999

218

10

21

46

5

300

België

0

0

Denemarken

2

2

Duitsland

109

0

4

113

Ierland

0

0

1

Griekenland

0

0

Spanje

3

5

17

32

0

57

Frankrijk

1

0

5

6

Italië

41

41

Luxemburg

0

4

4

Nederland

7

9

16

Oostenrijk

0

0

0

Portugal

1

5

6

Finland

0

0

0

Zweden

0

0

Verenigd Koninkrijk

52

52

INTERREG

2

2

Periode 2000-2006

116

79

185

4

25

409

België

3

3

Bulgarije

3

3

Tsjechië

0

0

Denemarken

Duitsland

Estland

0

0

Ierland

Griekenland

47

5

14

66

Spanje

7

14

38

0

59

Frankrijk

1

0

2

Italië

10

80

4

93

Cyprus

Letland

0

0

Litouwen

1

1

Luxemburg

2

2

Hongarije

40

1

0

41

Malta

Nederland

Oostenrijk

Polen

42

42

11

95

Portugal

9

9

18

Roemenië

6

14

20

Slovenië

Slowakije

Finland

0

0

Zweden

Verenigd Koninkrijk

5

5

Interreg

0

0

Totaal verricht

334

89

206

50

30

709

Opmerking: de bovenvermelde cijfers zijn afgerond op miljoen EUR en waar 0 staat vermeld, gaat het om bedragen van minder dan 500 000 EUR.

7.   FINANCIEEL RISICOBEHEER

De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het financieel risicobeheer van de Europese Unie heeft betrekking op:

de kasverrichtingen die door de Europese Commissie werden verricht om de EU-begroting uit te voeren;

de leningsactiviteiten van de Europese Commissie in het kader van macrofinanciële bijstand, het betalingsbalansmechanisme en de acties van Euratom;

het Garantiefonds voor externe acties; en

de leningsactiviteiten en kasverrichtingen die door de Europese Unie via de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (in liquidatie) werden verricht.

7.1.   BELEID INZAKE RISICOBEHEER

7.1.1.    Kasmiddelen

De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie voor de uitvoering van de begroting zijn vastgelegd in Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 (gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 2028/2004) en in het Financieel Reglement (Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan (Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002, gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 478/2007).

Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:

de eigen middelen worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de Commissie werden geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij het orgaan dat de lidstaat aangewezen heeft. De Commissie mag slechts geld van de bovenvermelde rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen te voldoen;

de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen door de Commissie meestal in euro luiden;

bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet overschreden worden;

het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro, wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.

Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.

De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de internecontrolenormen van de Commissie en de controleprincipes.

Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden (bv. uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen, bedrijfscontinuïteit enz.) en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd. Daarnaast vinden tussen DG BUDG en DG ECFIN bijeenkomsten plaats om informatie uit te wisselen over risicobeheer en beste praktijken.

7.1.2.    Leningsactiviteiten (macrofinanciële bijstand, betalingsbalans en Euratom)

De leningtransacties alsmede het daarmee samenhangende beheer van de kasmiddelen worden door de EU verricht overeenkomstig de respectieve Euratombesluiten van de Raad, indien van toepassing, en interne richtsnoeren. Er zijn schriftelijke procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals opgenomen leningen, verstrekte leningen en het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd. In de regel worden geen afdekkingsactiviteiten verricht om rente- of valutaschommelingen te compenseren, aangezien leningsactiviteiten door middel van „back-to-back”-verrichtingen worden gefinancierd en er geen open rente- of valutaposities bestaan.

7.1.3.    Garantiefonds

De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het Garantiefonds (zie toelichting 2.3.3) zijn vastgelegd in de overeenkomst tussen de Europese Commissie en de EIB van 25 november 1994 en de latere wijzigingen daarvan van 17-23 september 1996, 8 mei 2002 en 25 februari 2008. Het Garantiefonds werkt in een enkele valuta: de euro. Het investeert uitsluitend in deze valuta teneinde valutarisico’s te vermijden. Het beheer van de activa is gebaseerd op de traditionele regels inzake behoedzaamheid die worden gehanteerd voor financiële activiteiten. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de vermindering van de risico’s en er wordt voor gezorgd dat de beheerde activa een voldoende mate van liquiditeit en overdraagbaarheid hebben, gelet op de gedekte verplichtingen.

7.1.4.    EGKS in liquidatie

De Europese Commissie beheert de liquidatie van de verplichtingen van de EGKS en er zijn geen nieuwe leningen of overeenstemmende middelen voor de EGKS in liquidatie gepland. Opname van nieuwe leningen door de EGKS blijft dus beperkt tot herfinancieringen met als oogmerk de financieringskosten te verminderen. Ten aanzien van de kasverrichtingen worden de beginselen van behoedzaamheid toegepast teneinde de financiële risico's te beperken.

7.2.   MARKTRISICO

Marktrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van veranderingen in de marktprijzen. Marktrisico bestaat niet alleen uit potentieel verlies, maar ook uit potentiële baten. Het omvat valutarisico, renterisico en overige prijsrisico. De EU heeft geen betekenisvol overige prijsrisico.

7.2.1.    Valutarisico

Valutarisico is het risico dat de verrichtingen van de EU of de waarde van haar investeringen beïnvloed zullen worden door veranderingen in de wisselkoers. Dit risico vloeit voort uit de verandering van de prijs van een valuta tegenover een andere valuta.

7.2.1.1.    Kasmiddelen

De eigen middelen die door de lidstaten in andere valuta's dan de euro worden betaald, worden overeenkomstig het eigenmiddelenbesluit bewaard op de eigenmiddelenrekeningen. Zij worden in euro omgezet wanneer dat nodig is om betalingen in euro uit te voeren. De procedures die voor het beheer van deze middelen moeten worden gevolgd, zijn in het eigenmiddelenbesluit vastgesteld. Af en toe worden zij onmiddellijk gebruikt voor betalingen die in dezelfde valuta worden uitgevoerd.

De Commissie houdt een aantal rekeningen in andere Europese munten dan de euro en in Amerikaanse dollar aan bij commerciële banken om betalingen in deze valuta's te verrichten. Deze rekeningen worden aangevuld naargelang van het bedrag van de te verrichten betalingen. Hun overnightsaldo wordt zeer laag gehouden om de blootstelling aan wisselkoersschommelingen zo beperkt mogelijk te houden.

Wanneer diverse bedragen (behalve eigen middelen) in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen in dezelfde valuta wanneer dat nodig is om de uitvoering van betalingen te dekken, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro. Gelden ter goede rekening in andere munten dan de euro worden aangevuld naargelang van de verwachte behoefte aan plaatselijke betalingen op korte termijn in dezelfde munten. De saldi op deze rekeningen worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.

Aangezien alle voorlopig geïnde geldboeten in euro worden opgelegd en betaald, is er geen blootstelling aan een valutarisico.

7.2.1.2.    Leningsactiviteiten (macrofinanciële bijstand, betalingsbalans en Euratom)

De meeste financiële activa en verplichtingen zijn in euro uitgedrukt, dus in die gevallen staat de EU niet bloot aan een valutarisico. Via het financiële instrument Euratom verstrekt de EU echter leningen die in Amerikaanse dollar zijn uitgedrukt en die gefinancierd zijn met leningen van hetzelfde bedrag in Amerikaanse dollar („back-to-back”-verrichtingen). Op de balansdatum staat de EU niet bloot aan een valutarisico in verband met Euratom.

7.2.1.3.    Garantiefonds

De financiële activa zijn in euro uitgedrukt en derhalve is er geen valutarisico.

7.2.1.4.    EGKS in liquidatie

De EGKS in liquidatie loopt een klein nettovalutarisico dat gelijk is 2,2 miljoen EUR en dat voortvloeit uit woningleningen (het equivalent van 1,5 miljoen EUR) en banksaldi (het equivalent van 0,7 miljoen EUR).

7.2.2.    Renterisico

Renterisico is de mogelijkheid dat de waarde van een effect, en dan vooral een obligatie, vermindert, door een stijging van de rentevoet. Over het algemeen leiden hogere rentevoeten tot lagere prijzen van obligaties met vaste rentevoet en omgekeerd.

7.2.2.1.    Kasmiddelen

De afdeling thesaurie van de Commissie leent geen geld. Bijgevolg is zij niet blootgesteld aan een renterisico. Zij ontvangt echter rente op de saldi op haar verschillende bankrekeningen. De Commissie heeft daarom maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de verkregen rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan. Rekeningen geopend bij schatkisten of nationale centrale banken van lidstaten leveren geen rente op en zijn vrij van kosten. Voor alle andere rekeningen bij nationale centrale banken hangt de vergoeding af van de specifieke voorwaarden van elke bank; De geldende rentevoeten zijn variabel en worden aangepast aan schommelingen op de markten.

Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële banken worden aangehouden, leveren dagelijks rente op. Die is gebaseerd op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. Voor de meeste rekeningen is de rentevoet gekoppeld aan de marginale rentevoet van de Europese Centrale Bank (ECB) voor haar belangrijkste herfinancieringstransacties, die aangepast wordt aan eventuele schommelingen van deze rentevoet. Voor sommige andere rekeningen is de rentevoet gekoppeld aan de Euro overnight index average (EONIA). Dit heeft als resultaat dat er geen risico bestaat dat de Commissie rente verdient aan een lagere rentevoet dan de marktrente.

7.2.2.2.    Leningsactiviteiten (macrofinanciële bijstand, betalingsbalans en Euratom)

Opgenomen en verstrekte leningen met variabele rentevoeten

Gezien de aard van de verstrekte en opgenomen leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. De MFB- en Euratomleningen tegen variabele rentevoeten stellen de EU bloot aan renterisico. De renterisico’s die voortvloeien uit opgenomen leningen worden echter gecompenseerd door verstrekte leningen waarvan de termijnen en voorwaarden vergelijkbaar zijn („back-to-back”-verrichtingen). Op de balansdatum beloopt het bedrag aan verstrekte leningen van de EU met variabele rente (uitgedrukt in nominale bedragen) 0,96 miljard EUR (2008: 1,05 miljard EUR). Aanpassingen vinden om de zes maanden plaats.

Opgenomen en verstrekte leningen met vaste rentevoeten

De EU heeft ook MFB- en Euratomleningen met vaste rentevoeten, die in 2009 in totaal 110 miljoen EUR belopen (2008: 85 miljoen EUR) en die een looptijd hebben tussen één en vijf jaar (25 miljoen EUR) en van meer dan vijf jaar (85 miljoen EUR).

Meer significant heeft de EU in 2009 in het kader van het betalingsbalansmechanisme zes leningen met vaste rentevoeten lopen voor in totaal 9,2 miljard EUR (2008: 2 miljard EUR). Deze leningen hebben een looptijd tussen één en vijf jaar (5 miljard EUR) en van meer dan vijf jaar (4,2 miljard EUR).

7.2.2.3.    Garantiefonds

Schuldeffecten in het Garantiefonds die met variabele rentevoeten zijn uitgegeven, ondergaan de volatiliteitseffecten van die rentevoeten, terwijl schuldeffecten met vaste rentevoeten een risico lopen in verband met hun reële waarde. Op de balansdatum maken obligaties met vaste rentevoet ongeveer 97 % uit van de investeringsportefeuille (2008: 96 %).

7.2.2.4.    EGKS in liquidatie

Vanwege de aard van haar activiteiten staat de EGKS in liquidatie bloot aan een renterisico. Het renterisico dat voortvloeit uit ontleningsactiviteiten, wordt meestal geneutraliseerd door leningen tegen soortgelijke voorwaarden („back-to-back”-verrichtingen). Voor het activabeheer maken de obligaties met vaste rentevoet ongeveer 97 % uit van de obligatieportefeuille (2008: 97 %).

7.3.   KREDIETRISICO

Kredietrisico is het risico van verlies doordat een schuldenaar/leningnemer een lening of een andere kredietlijn (hoofdsom of rente (coupon) of beide) niet betaalt of op een andere manier zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Het kan gaan om laattijdige terugbetalingen, herstructurering van de terugbetalingen van de leningnemenr en faillissement.

7.3.1.    Kasmiddelen

De meeste kasmiddelen van de Commissie worden conform Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad aangehouden op rekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen (eigen middelen). Al deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten. Deze instellingen houden voor de Commissie zo goed als geen krediet- of tegenpartijrisico in, aangezien het gaat om blootstelling aan haar lidstaten.

Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke rekening wordt het laagst mogelijk saldo aangehouden, in verhouding tot het gemiddelde bedrag van de betalingen die dagelijks vanuit die rekening worden verricht. Bijgevolg zijn de bedragen die overnight op deze rekeningen staan, voortdurend zeer laag (gemiddeld tussen 50 miljoen EUR en 150 miljoen EUR, gespreid over meer dan 30 rekeningen). Hierdoor is de Commissie hier slechts in beperkte mate blootgesteld aan kredietrisico. Deze bedragen moeten worden gezien in het licht van het totaal van de kasmiddelensaldi, dat fluctueert tussen 1 miljard EUR en 35 miljard EUR, en in het licht van het totale bedrag van de betalingen die in 2009 zijn verricht, namelijk 130 miljard EUR.

Daarnaast worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het kredietrisico waaraan de Commissie is blootgesteld, nog verder te minimaliseren.

Alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, moeten de banken minimaal over een rating op korte termijn beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig (S&P A-1 of Fitch F1). In bepaalde omstandigheden volstaat een lagere rating.

De commerciële banken die specifiek geselecteerd zijn voor het aanhouden van voorlopig geïnde geldboeten, moeten in de regel minimaal over een rating op lange termijn beschikken van S&P AA of gelijkwaardig. Als de rating van een bank in deze groep wordt verlaagd, worden er specifieke maatregelen getroffen.

In de loop van 2009 heeft de afdeling thesaurie van de Commissie een alternatief systeem ingevoerd voor het beheer van voorlopig geïnde geldboeten, specifiek om het risico te beperken. Op grond van Besluit C(2009) 4264 van de Commissie zullen geldboeten die vanaf 1 januari 2010 worden opgelegd, volgens het nieuwe systeem worden beheerd en niet langer bij commerciële banken worden aangehouden.

Gelden ter goede rekening worden aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure. De vereiste ratings zijn afhankelijk van de plaatselijke situatie en kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken worden de saldi op deze rekeningen zo laag mogelijk gehouden (waarbij rekening wordt gehouden met de operationele behoeften), worden deze rekeningen periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.

De kredietrating van de commerciële banken waarbij de Commissie rekeningen heeft, wordt minstens maandelijks bekeken en met een hogere frequentie indien nodig. Naar aanleiding van de financiële crisis werden strengere toezichtsmaatregelen ingevoerd, die gedurende heel 2009 van toepassing bleven.

7.3.2.    Leningsactiviteiten (macrofinanciële bijstand, betalingsbalans en Euratom)

De blootstelling aan kredietrisico wordt in de eerste plaats beheerd door van het land garanties te verkrijgen (in het geval van Euratom), dan via het Garantiefonds (macrofinanciële bijstand en Euratom) en ten slotte via de begroting van de EU (betalingsbalansmechanisme en, mochten de andere maatregelen niet volstaan, macrofinanciële bijstand en Euratom). In het eigenmiddelenbesluit dat in 2009 van kracht was, is het plafond voor de bni-bron vastgesteld op 1,24 % van het bni van de lidstaten en in 2009 werd 1,01 % daadwerkelijk gebruikt om betalingskredieten te dekken. Dit betekent dat er op 31 december 2009 een beschikbare marge van 0,23 % bestond om deze garantie te dekken. Vanaf 2010 daalt het plafond tot 1,23 %. Het Garantiefonds voor externe acties werd in 1994 ingesteld ter dekking van risico’s van wanbetaling in verband met opgenomen leningen waaruit leningen aan landen buiten de Europese Unie worden gefinancierd. In elk geval wordt de blootstelling aan kredietrisico verzacht door de mogelijkheid een beroep te doen op de EU-begroting wanneer een schuldenaar een verschuldigd bedrag niet volledig kan terugbetalen. Hiervoor mag de EU een beroep doen op alle lidstaten om ervoor te zorgen dat de juridische verbintenis van de EU ten opzichte van haar leners kan worden nageleefd.

De belangrijkste begunstigden van deze leningen zijn Hongarije, Letland en Roemenië. Deze landen vertegenwoordigen respectievelijk ongeveer 54 %, 21 % en 18 % van het totale volume aan verstrekte leningen. Wat de kasmiddelen betreft, moeten de richtsnoeren inzake de keuze van de tegenpartijen worden toegepast. De operationele eenheid zal bijgevolg alleen overeenkomsten kunnen sluiten met in aanmerking komende banken, die als tegenpartij over voldoende limieten beschikken.

7.3.3.    Garantiefonds

Overeenkomstig de tussen de EU en de EIB gesloten overeenkomst betreffende het beheer van het Garantiefonds zouden alle interbankinvesteringen minimaal een rating P-1 van Moody's of gelijkwaardig moeten hebben. Op 31 december 2009 waren alle investeringen (153 miljoen EUR) gedaan bij dergelijke tegenpartijen (2008: 183 miljoen EUR). Op 31 december 2009 had het Garantiefonds geïnvesteerd in vier financiële instrumenten op korte termijn en waren al die investeringen (37 miljoen EUR) gedaan bij tegenpartijen met een minimumrating P-1 van Moody's of gelijkwaardig. Alle effecten in de voor verkoop beschikbare portefeuille zijn in overeenstemming met de beheersrichtsnoeren.

7.3.4.    EGKS in liquidatie

Het kredietrisico wordt beheerd door geregeld te onderzoeken of de ontleners in staat zijn te voldoen aan rente- en kapitaalterugbetalingsverplichtingen. Het kredietrisico wordt ook beheerd door het verkrijgen van zakelijke en persoonlijke, alsmede landen- en bedrijfsgaranties. 52 % van het totale bedrag aan uitstaande leningen is gedekt door garanties van een lidstaat of een gelijkwaardige instantie (bv. overheidsinstellingen). 36 % van de uitstaande leningen is verstrekt aan banken of gegarandeerd door banken. Wat de kasmiddelen betreft, moeten de richtsnoeren inzake de keuze van de tegenpartijen worden toegepast. De operationele eenheid mag alleen overeenkomsten sluiten met in aanmerking komende banken, die als tegenpartij over voldoende limieten beschikken.

7.4.   LIQUIDITEITSRISICO

Liquiditeitsrisico is het risico dat voortvloeit uit de moeilijkheid om een actief te verkopen, bv. het risico dat een bepaald effect of actief niet snel genoeg kan worden verhandeld op de markt om een verlies te voorkomen of een verplichting na te komen.

7.4.1.    Kasmiddelen

De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar volstaan om alle betalingen uit te voeren. De totale bijdragen van de lidstaten zijn in feite gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse schijven, terwijl de betalingen een bepaald ritme volgen.

Om ervoor te zorgen dat in elke maand de kasmiddelen altijd toereikend zijn om de uit te voeren betalingen te dekken, worden procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Onder bepaalde voorwaarden kunnen eigen middelen vroegtijdig bij de lidstaten worden afgeroepen.

Daarnaast zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er dagelijks op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen.

7.4.2.    Leningsactiviteiten (macrofinanciële bijstand, betalingsbalans en Euratom)

Het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit leningsactiviteiten wordt meestal geneutraliseerd door leningen tegen soortgelijke voorwaarden („back-to-back”-verrichtingen). Voor de macrofinanciële bijstand en Euratom dient het Garantiefonds als liquiditeitsreserve (of vangnet) in geval de leners niet of laattijdig betalen. Voor het betalingsbalansmechanisme voorziet Verordening (EG) nr. 431/2009 in een procedure die voldoende tijd laat om middelen uit de EU-begroting te mobiliseren.

7.4.3.    Garantiefonds

Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. Het fonds moet minstens 100 miljoen EUR in portefeuille houden met een looptijd van minder dan 12 maanden, die in monetaire instrumenten moeten worden belegd. Op 31 december 2009 beliepen deze beleggingen 190 miljoen EUR. Voorts moet minstens 20 % van de nominale waarde van het fonds bestaan uit monetaire instrumenten, obligaties met vaste rentevoet met een resterende looptijd van minder dan een jaar en obligaties met variabele rentevoet. Op 31 december 2009 beliep het aandeel daarvan 27 %.

7.4.4.    EGKS in liquidatie

Het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit leningsactiviteiten wordt meestal geneutraliseerd door leningen tegen soortgelijke voorwaarden („back-to-back”-verrichtingen). In het kader van het beheer van de activa en passiva van de EGKS in liquidatie beheert de Commissie de liquiditeitsvereisten op basis van een prognose omtrent de uitbetalingen die werd opgesteld na overleg met de verantwoordelijke diensten van de Commissie.

7.5.   REËLE WAARDE

7.5.1.    Leningsactiviteiten (macrofinanciële bijstand, betalingsbalans en Euratom)

Initiële situatie:

Overeenkomstig boekhoudregel 11 van de EU zijn de bovengenoemde leningen voor het eerst opgenomen tegen hun nominale bedrag. Als in plaats daarvan IAS 39 was toegepast, zouden de leningen voor het eerst tegen reële waarde zijn opgenomen. Het verschil tussen de twee boekhoudkundige verwerkingen blijkt uit onderstaande tabel (alleen voor de betalingsbalansleningen op hun datum van uitgifte):

miljoen EUR

 

Boekhoudregel 11 van de EU (nominaal bedrag)

IAS 39 (reële waarde)

Verschil in boekhoudkundige verwerking

Waardering van de betalingsbalansleningen bij uitgifte in 2009

7 200

6 649

551

Waardering van de betalingsbalansleningen bij uitgifte in 2008

2 000

1 767

233

De redenen voor de boekhoudkundige verwerking overeenkomstig boekhoudregel 11 van de EU zijn de volgende:

Er doet zich compensatie voor tussen opgenomen en verstrekte leningen, omdat het gaat om „back-to-back”-verrichtingen. De werkelijke rentevoet van de verstrekte lening is gelijk aan de werkelijke rentevoet van de opgenomen lening.

Het eerste verschil weerspiegelt de opportuniteitskost van een alternatieve investering op de kapitaalmarkt. Omdat de EU geen geld mag investeren op de kapitaalmarkten, is de „optie” van de opportuniteitskost niet van toepassing en geeft zij niet correct het wezen van de verrichtingen weer.

Het bovenstaande eerste verschil zou de volgende jaren worden gecompenseerd door de renteontvangsten.

Huidige situatie op 31 december 2009:

De geraamde reële waarde wordt als volgt bepaald:

Voor verstrekte leningen: aan de hand van een „discounted cash flow”-model (model van waardeberekening op basis van de contante waarde van de verwachte kasstroom) waarbij gebruik wordt gemaakt van voor het land specifieke rendementscurves die passen bij de resterende looptijd.

Voor opgenomen leningen: aan de hand van een „discounted cash flow”-model waarbij gebruik wordt gemaakt van AAA-rendementscurves die passen bij de resterende looptijd.

Leningen met variabele rentevoet worden geacht hun nominale bedrag te benaderen, omdat de herziening om de zes maanden tegen marktrente plaatsvindt.

In de volgende tabel wordt de geraamde reële waarde aan het einde van het jaar van de MFB-, betalingsbalans- en Euratomleningen met vaste rentevoet zodanig getoond dat die kan worden vergeleken met de overeenstemmende boekwaarde in de balans:

miljoen EUR

 

Verstrekte leningen 31/12/2009

Verstrekte leningen 31/12/2008

Opgenomen leningen 31/12/2009

Opgenomen leningen 31/12/2008

Reële waarde

8 785

1 863

9 626

2 118

Boekwaarde

9 416

2 091

9 416

2 091

Verschil

(631)

(228)

210

27

Op de balansdatum waren de betalingsbalansleningen goed voor 98,8 % van deze opgenomen en verstrekte leningen. Omdat de EU een kredietrating van AAA heeft en de marktrente momenteel hoger is dan de rentevoeten waartegen de EU heeft geleend, blijkt uit deze tabel dat de reële waarde van de door haar opgenomen leningen hoger is dan het nominale bedrag. Omdat Hongarije, Letland en Roemenië, de belangrijkste ontvangers van deze leningen, lagere ratings hebben dan AAA, is de reële waarde van de verstrekte leningen lager dan het nominale bedrag, ook al is de marktrente hoger dan de rentevoet die de EU heeft aangerekend.

7.5.2.    EGKS in liquidatie

De geraamde reële waarde van verstrekte en opgenomen leningen wordt vastgesteld op grond van een „discounted cash flow”-model. Overeenkomstig dit model wordt de waarde van verwachte toekomstige kasstromen berekend door AAA-rendementscurves toe te passen die passen bij de resterende looptijd. Er wordt aangenomen dat de geraamde reële waarde van tegen variabele rente verstrekte leningen hun boekwaarde benadert, aangezien herzieningen om de drie of zes maanden tegen marktrente plaatsvinden. De geraamde reële waarde van leningen met vaste rente kon niet worden vastgesteld aangezien de noodzakelijke gegevens voor de berekening van deze waarden niet beschikbaar waren.

De voor verkoop beschikbare effecten zijn tegen reële waarde opgenomen, d.w.z. de marktprijs plus opgelopen rente. Bij het waarderen van financiële instrumenten tegen reële waarde wordt geen waarderingstechniek gebruikt die niet door waarneembare marktprijzen of tarieven wordt ondersteund. De nominale waarde verminderd met een voorziening voor waardevermindering van de handelsvorderingen en de nominale waarde van handelsschulden worden verondersteld hun reële waarde te benaderen. De reële waarde van geldmiddelen en kasequivalenten met inbegrip van rekeningen-courant en kortetermijndeposito’s (van minder dan drie maanden) is hun boekwaarde.

8.   INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

8.1.   VERBONDEN PARTIJEN

De verbonden partijen van de EU zijn haar geconsolideerde entiteiten en de leidinggevenden van deze entiteiten (zie hieronder). Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU en derhalve gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen. In toelichting 10 is een lijst van de geconsolideerde entiteiten opgenomen.

8.2.   RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de Europese Unie, werden deze in vijf categorieën onderverdeeld:

Categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van het Hof van Justitie.

Categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie.

Categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht van eerste aanleg, de voorzitter en de leden van het Gerecht voor ambtenarenzaken, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming;

Categorie 4: de voorzitter en de leden van de Rekenkamer.

Categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen.

Hieronder volgt een overzicht van hun geldelijke rechten. Verdere informatie kan worden gevonden in het Publicatieblad van de Europese Unie (187 van 8.8.1967, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 202/2005 van 18 januari 2005 (PB L 33 van 5.2.2005) en Publicatieblad L 268 van 20.10.1977 (laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1293/2004 van 30 april 2004 (PB L 243 van 15.7.2004)). Overige informatie is ook beschikbaar in het statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website, dat het officiële document is waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn beschreven. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.

Geldelijke rechten van leidinggevenden

EUR

Rechten (per personeelslid)

Categorie 1

Categorie 2

Categorie 3

Categorie 4

Categorie 5

Basissalaris (per maand)

24 874,61

22 531,36 – 23 432,62

18 025,08 – 20 278,22

19 467,10 – 20 728,85

11 461,32 – 18 025,09

Verblijfstoelage/Ontheemdingstoelage

15 %

15 %

15 %

15 %

16 %

Gezinstoelagen:

Kostwinnerstoelage (% salaris)

2 % + 167,31

2 % + 167,31

2 % + 167,31

2 % + 167,31

2 % + 167,31

Kindertoelage

365,60

365,60

365,60

365,60

365,60

Voorschoolse toelage

89,31

89,31

89,31

89,31

89,31

Schooltoelage

248,06

248,06

248,06

248,06

248,06

Schooltoelage buiten standplaats

496,12

496,12

496,12

496,12

496,12

Voorzitterstoelage

n.v.t.

n.v.t.

500 – 810,74

n.v.t.

n.v.t.

Representatietoelage

1 418,07

0 – 911,38

500 – 607,71

n.v.t.

n.v.t.

Jaarlijkse reiskosten

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

ja

Overdrachten naar lidstaten

Schooltoelage (6)

ja

ja

ja

ja

ja

% salaris (6)

5 %

5 %

5 %

5 %

5 %

% salaris zonder correctiecoëfficiënt

max 25 %

max 25 %

max 25 %

max 25 %

max 25 %

Representatiekosten

Terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

n.v.t.

n.v.t.

Ambtsaanvaarding:

Inrichtingskosten

49 749,22

45 062,72 – 46 865,24

36 050,16 – 40 556,44

38 934,20 – 41 457,70

terugbetaald

Reiskosten familie

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

Verhuiskosten

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

Ambtsneerlegging:

Inrichtingskosten

24 874,61

22 531,36 – 23 432,62

18 025,08 – 20 278,22

19 467,10 – 20 728,85

terugbetaald

Reiskosten familie

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

Verhuiskosten

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

terugbetaald

Overbrugging (% salaris) (7)

40 % – 65 %

40 % – 65 %

40 % – 65 %

40 % – 65 %

n.v.t.

Ziektekostenverzekering

Gedekt

gedekt

gedekt

gedekt

facultatief

Pensioen (% salaris, vóór belastingen)

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

Inhoudingen:

Gemeenschapsbelasting

8 % - 45 %

8 % - 45 %

8 % - 45 %

8 % - 45 %

8 % - 45 %

Ziektekostenverzekering (% salaris)

1,8 %

1,8 %

1,8 %

1,8 %

1,8 %

Speciale heffing op salaris

4,64 %

4,64 %

4,64 %

4,64 %

4,64 %

Pensioenbijdrage

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

11,3 %

Aantal personen per 31.12.2009

3

7

91

27

81

9.   GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

Op de datum van goedkeuring van deze rekeningen zijn er buiten de hieronder verstrekte informatie geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem aangemeld. Bij het opstellen van de jaarrekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruik gemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.

Europees financieel stabilisatiemechanisme

Op 11 mei 2010 nam de Raad een Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM) aan om de financiële stabiliteit in Europa te vrijwaren (Verordening (EG) nr. 407/2010 van de Raad). Dit mechanisme is gebaseerd op artikel 122, lid 2, van het Verdrag en maakt het mogelijk financiële bijstand te verlenen aan een lidstaat die zich voor een feitelijke of ernstig dreigende serieuze economische of financiële verstoring gesteld ziet die wordt veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn die door de EU-begroting wordt gewaarborgd. Wanneer op het mechanisme een beroep wordt gedaan, wordt de Commissie gemachtigd namens de EU leningen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen aan te gaan en deze aan de begunstigde lidstaat te lenen. In de conclusies van de Raad (Ecofin) wordt de faciliteit tot 60 miljard EUR beperkt. Het EFSM is ingevoerd naast de bestaande betalingsbalansfaciliteit waardoor financiële bijstand kan worden verleend aan lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone.

Opgemerkt zij, ook al is er geen effect op de EU-rekeningen of de EU-begroting, dat er voor de lidstaten van de eurozone en andere deelnemende lidstaten een soortgelijk financieel bijstandspakket werd ingevoerd, namelijk de Europese financiële stabiliteitsfaciliteit (EFSF). Deze mogelijke financiële bijstand aan lidstaten van de eurozone zou worden gegeven via een „special purpose vehicle” (SPV), waarvoor de deelnemende lidstaten garanties tot 440 miljard EUR verstrekken. Deze faciliteit loopt af in juni 2013.

Daarnaast ten slotte zal het IMF ook aan bovenstaande acties deelnemen, wat naar verwachting 250 miljard EUR extra aan mogelijke bijstand zal opleveren. Dit heeft evenmin effect op de EU-rekeningen of —begroting.

10.   GECONSOLIDEERDE ENTITEITEN

A.   ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND

1.    Instellingen en raadgevende organen

 

Comité van de Regio’s

 

Raad van de Europese Unie

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

 

Europese Commissie

 

Europese Rekenkamer

 

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

 

Europees Economisch en Sociaal Comité

 

Europese Ombudsman

 

Europees Parlement

2.    EU-agentschappen

 

Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk

 

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

 

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding

 

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

 

Europees Milieuagentschap

 

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

 

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

 

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

 

Europees Geneesmiddelenbureau

 

Europees Chemicaliënagentschap

 

Fusion for Energy (Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie)

 

Eurojust (8)

 

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

 

Europees Agentschap voor netwerk en informatiebeveiliging

 

Europese Stichting voor opleiding

 

Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie

 

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

 

Europese Toezichtautoriteit voor het GNSS

 

Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

 

Europees Spoorwegbureau

 

Communautair Bureau voor plantenrassen

 

Communautair Bureau voor visserijcontrole

 

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

 

Europese Politieacademie (EPA) (8)

 

Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie

 

Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur

 

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (9)

 

Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten

 

Uitvoerend Agentschap voor het trans Europees vervoersnetwerk

 

Uitvoerend Agentschap Onderzoek (9)

3.    Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (in liquidatie)

B.   GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN

 

Europees Investeringsfonds

 

Gemeenschappelijke onderneming Clean Sky (9)

 

Gemeenschappelijke onderneming Artemis (9)

C.   GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN

 

Internationale ITER-Organisatie voor fusie-energie (ITER)

 

Gemeenschappelijke onderneming Sesar

 

Gemeenschappelijke onderneming Galileo in liquidatie

 

Gemeenschappelijke onderneming IMI (9)

11.   NIET-GECONSOLIDEERDE ENTITEITEN

Hoewel de EU de activa beheert van de hieronder vermelde entiteiten, voldoen deze niet aan de consolidatievereisten en zijn zij derhalve niet in de rekening van de Europese Unie opgenomen.

11.1   EUROPEES ONTWIKKELINGSFONDS (EOF)

Het EOF is het voornaamste instrument voor het verstrekken van ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie in de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-staten) en de landen en gebieden overzee (LGO). Het Verdrag van Rome van 1957 voorzag al in de oprichting van dit fonds om technische en financiële bijstand te verlenen, oorspronkelijk aan de Afrikaanse landen die toen nog niet onafhankelijk waren en waarmee sommige landen historische banden hadden.

Het EOF wordt niet gefinancierd uit de EU-begroting doch met rechtstreekse bijdragen van de lidstaten, die in het kader van onderhandelingen worden vastgelegd. De Commissie en de EIB beheren de middelen van het EOF. Elk EOF wordt gewoonlijk voor een periode van ongeveer vijf jaar gesloten. Sinds de sluiting van de eerste partnerschapsovereenkomst in 1964 volgen de EOF-programmeringscycli in het algemeen die van de partnerschapsovereenkomsten.

Het EOF heeft een eigen Financieel Reglement (PB L 78, 19.3.2008) dat voorziet in de presentatie van eigen financiële staten, los van deze van de EU. De jaarrekening en het middelenbeheer van het EOF vallen onder de externe controle van de Rekenkamer en het Parlement. Ter informatie zijn de balans en de economische resultatenrekening van het 8e, 9e en 10e EOF hieronder opgenomen:

Balans — 8e, 9e en 10e EOF

miljoen EUR

 

31.12.2009

31.12.2008

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

196

269

VLOTTENDE ACTIVA

1 389

957

Totaal activa

1 585

1 226

VLOTTENDE PASSIVA

(860)

(709)

Totaal passiva

(860)

(709)

NETTOACTIVA

725

517

MIDDELEN EN RESERVES

Afgeroepen middelen van het fonds

20 381

17 079

Overige reserves

2 252

2 252

Van vorige jaren overgedragen economisch resultaat

(18 814)

(15 784)

Economisch resultaat van het begrotingsjaar

(3 094)

(3 030)

Nettoactiva

725

517


Economische resultatenrekening — 8e, 9e en 10e EOF

miljoen EUR

 

2009

2008

BELEIDSONTVANGSTEN

49

23

BELEIDSUITGAVEN

(3 192)

(3 066)

TEKORT VAN BELEIDSACTIVITEITEN

(3 143)

(3 043)

FINANCIËLE ACTIVITEITEN

49

13

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET BEGROTINGSJAAR

(3 094)

(3 030)

11.2   HET ZIEKTEKOSTENSTELSEL

In het kader van het ziektekostenstelsel wordt de ziektekostenverzekering geregeld van de personeelsleden van de verschillende organen van de Europese Unie. De middelen van het ziektekostenstelsel zijn eigendom van het stelsel en worden niet door de Europese Unie gecontroleerd, hoewel de financiële activa van het stelsel door de Commissie worden beheerd. Het stelsel wordt gefinancierd met bijdragen van zijn leden (personeelsleden) en van de werkgevers (de instellingen/agentschappen/organen). Alle overschotten blijven binnen het stelsel.

Het stelsel heeft vier verschillende entiteiten. Het belangrijkste stelsel heeft betrekking op de personeelsleden van de instellingen en agentschappen van de Europese Unie en drie kleinere stelsels hebben betrekking op de personeelsleden van Europese Universiteit van Firenze, de Europese scholen en de personeelsleden die buiten de EU werkzaam zijn zoals personeelsleden in de delegaties van de EU. De totale activa van het stelsel bedroegen op 31 december 2009 297 miljoen EUR (2008: 288 miljoen EUR).

11.3   GARANTIEFONDS VOOR DEELNEMERS

Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) worden betaald, zijn daadwerkelijk gedekt door een garantiefonds voor deelnemers. Dit is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de financiële risico's van de Unie en de deelnemers te dekken tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen van KP7, aangezien het kapitaal en de rente ervan een uitvoeringsgarantie vormen. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die de vorm van een subsidie aannemen, dragen 5 % van de totale bijdrage van de EU bij aan het kapitaal van het Garantiefonds voor deelnemers voor de duur van de maatregel. Als zodanig zijn de deelnemers de eigenaars van het Garantiefonds voor deelnemers, en de EU, vertegenwoordigd door de Commissie, treedt alleen op als hun uitvoerend agent. Op 31 december 2009 beliepen de activa van het Garantiefonds in totaal 580 miljoen EUR (2008: 283 miljoen EUR). De middelen van het Garantiefonds zijn eigendom van het fonds en worden niet door de Europese Unie gecontroleerd, hoewel de financiële activa van het stelsel door de Commissie worden beheerd.

DEEL II -

GECONSOLIDEERDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE EUROPESE UNIE EN TOELICHTINGEN DAARBIJ

INHOUDSOPGAVE

A.

Geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de begroting

1.

Begrotingsresultaat

2.

Staat van vergelijking van de begroting en de werkelijke bedragen

Ontvangsten:

3.

Geconsolideerd overzicht van de uitvoering van de ontvangstenzijde van de begroting

Uitgaven:

4.

Samenstelling en ontwikkeling van de vastleggings- en betalingskredieten per rubriek van het financieel kader

5.

Besteding van de vastleggingskredieten per rubriek van het financieel kader

6.

Besteding van de betalingskredieten per rubriek van het financieel kader

7.

Ontwikkeling van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen per rubriek van het financieel kader

8.

Samenstelling van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen naar jaar van oorsprong per rubriek van het financieel kader

9.

Samenstelling en ontwikkeling van de vastleggings- en betalingskredieten per beleidsterrein

10.

Besteding van de vastleggingskredieten per beleidsterrein

11.

Besteding van de betalingskredieten per beleidsterrein

12.

Ontwikkeling van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen per beleidsterrein

13.

Samenstelling van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen naar jaar van oorsprong per beleidsterrein

Instellingen:

14.

Geconsolideerd overzicht van de uitvoering van de ontvangstenzijde van de begroting per instelling

15.

Besteding van de vastleggings- en betalingskredieten per instelling

Agentschappen:

16.

Inkomsten agentschap: begrotingsramingen, vastgestelde rechten en ontvangen bedragen

17.

Vastleggings- en betalingskredieten per agentschap

18.

Begrotingsresultaat met inbegrip van de agentschappen

B.

Toelichtingen bij de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de begroting

1.

Begrotingsbeginselen, structuur en kredieten

2.

Toelichting bij de verslagen over de uitvoering van de begroting

AFDELING A:   GECONSOLIDEERDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING (10)

BEGROTINGSRESULTAAT

1.   Begrotingsresultaat 2009

miljoen EUR

 

TOTAAL 2009

TOTAAL 2008

Ontvangsten van het begrotingsjaar

117 626

121 584

Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar

(116 579)

(115 550)

Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten

(1 759)

(3 914)

Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n-1

2 791

188

Wisselkoersverschillen voor het jaar

185

(498)

Begrotingsresultaat  (11)

2 264

1 810

Het begrotingsoverschot voor de Europese Unie wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die de lidstaten voor dat jaar zijn verschuldigd.

2.   Staat van vergelijking van de begroting en de werkelijke bedragen

Ontvangsten

miljoen EUR

Titel

Oorspronkelijke begroting

Definitieve begroting

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Verschil definitief - werkelijk

Ontvangsten als % van de begroting

Nog te ontvangen

1

2

3

4

5=2-4

6=4/2

7=3-4

1.

Eigen middelen

114 736

110 238

110 462

110 373

– 135

100,12 %

89

3.

Overschotten, saldi en aanpassingen

0

410

330

330

80

80,56 %

0

4.

Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere communautaire organen

1 120

1 120

1 033

1 025

94

91,59 %

7

5.

Ontvangsten voortvloeiende uit de administratieve werking van de instellingen

77

85

436

335

– 250

394,05 %

101

6.

Bijdragen en terugbetalingen in het kader van communautaire overeenkomsten en programma’s

10

368

4 834

4 559

–4 191

1 238,97 %

275

7.

Achterstandsrente en geldboeten

123

757

12 774

933

– 176

123,25 %

11 841

8.

Opgenomen en verstrekte leningen

0

0

80

4

–4

76

9.

Diverse ontvangsten

30

58

85

66

–8

114,11 %

19

Totaal

116 096

113 035

130 032

117 626

–4 590

104,06 %

12 407


Uitgaven — per rubriek van het financieel kader

miljoen EUR

Rubriek van het financieel kader

Oorspronkelijke begroting

Definitieve begroting (12)

Verrichte betalingen

Verschil definitief - werkelijk

%

Overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

1

2

3

4=2-3

5=3/2

6

7=2-3-6

1.

Duurzame groei

46 000

47 520

44 684

2 837

94,03 %

2 381

456

2.

Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen

52 566

57 107

55 877

1 230

97,85 %

986

244

3.

Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

1 296

2 174

1 993

181

91,66 %

75

106

4.

De Europese Unie als mondiale partner

8 324

8 804

7 983

821

90,67 %

220

601

5.

Beheer

7 701

8 754

7 615

1 139

86,99 %

857

281

6.

Compensaties

209

209

209

0

100,00 %

0

0

Totaal

116 096

124 569

118 361

6 208

95,02 %

4 519

1 688


Uitgaven - per beleidsterrein

miljoen EUR

Beleidsterrein

Oorspronkelijke begroting

Definitieve begroting (13)

Verrichte betalingen

Verschil definitief - werkelijk

%

Overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

1

2

3

4=2-3

5=3/2

6

7=2-3-6

01

Economische en financiële zaken

487

345

327

18

94,82 %

14

4

02

Ondernemingen

601

705

558

147

79,21 %

89

58

03

Mededinging

90

107

95

12

88,32 %

10

2

04

Werkgelegenheid en sociale zaken

11 203

9 929

8 906

1 023

89,70 %

755

268

05

Landbouw en plattelandsontwikkeling

51 478

56 413

55 209

1 204

97,87 %

954

249

06

Energie en vervoer

2 481

2 480

2 253

227

90,84 %

177

51

07

Milieu

496

409

356

52

87,17 %

30

22

08

Onderzoek

4 960

5 644

4 826

818

85,50 %

789

30

09

Informatiemaatschappij en media

1 356

1 552

1 375

177

88,58 %

173

5

10

Eigen onderzoek

366

735

411

324

55,87 %

314

10

11

Visserij en maritieme zaken

927

715

592

122

82,87 %

19

103

12

Interne markt

66

76

66

10

86,89 %

7

3

13

Regionaal beleid

24 570

26 793

26 740

53

99,80 %

15

38

14

Belastingen en douane-unie

106

131

120

11

91,54 %

9

3

15

Onderwijs en cultuur

1 363

1 654

1 495

159

90,38 %

153

6

16

Communicatie

211

229

204

25

89,22 %

16

8

17

Gezondheid en consumentenbescherming

582

632

526

106

83,25 %

35

71

18

Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

678

830

744

86

89,64 %

16

70

19

Externe betrekkingen

3 579

3 805

3 673

131

96,55 %

72

59

20

Handel

79

88

77

10

88,09 %

8

3

21

Ontwikkeling en betrekkingen met de ACS-landen

1 680

1 872

1 698

174

90,68 %

138

37

22

Uitbreiding

1 661

1 437

1 308

128

91,08 %

18

110

23

Humanitaire hulp

797

859

800

59

93,13 %

47

12

24

Fraudebestrijding

74

80

71

9

88,65 %

7

2

25

Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

188

212

185

27

87,27 %

20

7

26

Administratie van de Commissie

986

1 226

1 034

192

84,34 %

164

28

27

Begroting

278

285

271

14

95,19 %

12

1

28

Audit

11

12

10

1

90,05 %

1

0

29

Statistiek

101

138

120

18

87,27 %

15

3

30

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

1 160

1 136

1 117

19

98,36 %

0

19

31

Taalkundige diensten

389

479

422

58

87,91 %

53

5

40

Reserves

244

229

0

229

0,00 %

0

229

90

Overige instellingen

2 848

3 334

2 771

563

83,12 %

392

171

Totaal

116 096

124 569

118 361

6 208

95,02 %

4 519

1 688

3.   Overzicht van de uitvoering van de ontvangstenzijde van de begroting 2009

miljoen EUR

Titel

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvangsten als % van begroting

Nog te ontvangen

Oorspronkelijk

Definitief

Lopend jaar

Overgedragen

Totaal

Op rechten van lopend jaar

Op overgedragen rechten

Totaal

1.

Eigen middelen

114 736

110 238

109 103

1 358

110 462

109 098

1 275

110 373

100,12 %

89

3.

Overschotten, saldi en aanpassingen

0

410

330

0

330

330

0

330

80,56 %

0

4.

Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere communautaire organen

1 120

1 120

1 026

7

1 033

1 020

6

1 025

91,59 %

7

5.

Ontvangsten voortvloeiende uit de administratieve werking van de instellingen

77

85

345

90

436

309

26

335

394,05 %

101

6.

Bijdragen en terugbetalingen in het kader van communautaire overeenkomsten en programma’s

10

368

4 430

404

4 834

4 277

282

4 559

1 238,97 %

275

7.

Achterstandsrente en geldboeten

123

757

2 836

9 938

12 774

193

740

933

123,25 %

11 841

8.

Opgenomen en verstrekte leningen

0

0

53

27

80

1

3

4

 

76

9.

Diverse ontvangsten

30

58

53

32

85

47

20

66

114,11 %

19

Totaal

116 096

113 035

118 175

11 857

130 032

115 274

2 351

117 626

104,06 %

12 407


Detail titel 1: Eigen middelen

Hoofdstuk

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvangsten als % van begroting

Van de kredieten van het jaar

Oorspronkelijk

Definitief

Lopend jaar

Overgedragen

Totaal

Op rechten van lopend jaar

Op overgedragen rechten

Totaal

10.

Landbouwrechten

1 404

0

– 350

350

0

– 350

350

0

0

11.

Suikerheffingen

147

139

104

28

132

104

28

132

94,40 %

0

12.

Douanerechten

17 656

14 441

13 505

980

14 485

13 499

897

14 397

99,69 %

89

13.

Btw

19 616

13 668

13 743

0

13 743

13 743

0

13 743

100,54 %

0

14.

Bni

75 914

81 989

82 413

0

82 413

82 413

0

82 413

100,52 %

0

15.

Correctie van begrotingsonevenwichtigheden

0

0

– 315

0

– 315

– 315

0

– 315

0

16.

Vermindering van de bni-bijdragen van Nederland en Zweden

0

0

4

0

4

4

0

4

0

Totaal

114 736

110 238

109 103

1 358

110 462

109 098

1 275

110 373

100,12 %

89


Detail titel 3: Overschotten, saldi en aanpassingen

Hoofdstuk

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvangsten als % van begroting

Van de kredieten van het jaar

Oorspronkelijk

Definitief

Lopend jaar

Overgedragen

Totaal

Op rechten van lopend jaar

Op overgedragen rechten

Totaal

30.

Overschot van het voorgaande begrotingsjaar

0

1 796

1 796

0

1 796

1 796

0

1 796

100,00 %

0

31.

Btw-saldi

0

– 954

– 946

0

– 946

– 946

0

– 946

99,17 %

0

32.

Bni-saldi

0

– 432

– 431

0

– 431

– 431

0

– 431

99,70 %

0

34.

Aanpassing i.v.m. niet-participatie in het beleid inzake justitie en binnenlandse zaken

0

0

6

0

6

6

0

6

0

35.

Correctie voor het Verenigd Koninkrijk — aanpassing

0

0

–6

0

–6

–6

0

–6

0

37.

Aanpassing eigenmiddelenbesluit 2007/436/EG

0

0

–89

0

–89

–89

0

–89

0

Totaal

0

410

330

0

330

330

0

330

80,56 %

0

4.   Samenstelling en ontwikkeling van de vastleggings- en betalingskredieten per rubriek van het financieel kader

miljoen EUR

 

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Rubriek van het financieel kader

Goedgekeurde kredieten

Wijzigingen (overschrijvingen en GB)

Overgedragen

Bestemmingsontvangsten

Totaal aanvullend

Totaal toegestaan

Goedgekeurde kredieten

Wijzigingen (overschrijvingen en GB)

Overgedragen

Bestemmingsontvangsten

Totaal aanvullend

Totaal toegestaan

1

2

3

4

5=3+4

6=1+2+5

7

8

9

10

11=9+10

12=7+8+11

1.

Duurzame groei

60 196

2 003

19

1 705

1 724

63 923

46 000

– 795

176

2 139

2 315

47 520

2.

Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen

56 121

585

0

6 011

6 012

62 718

52 566

–2 290

829

6 002

6 831

57 107

3.

Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

1 515

617

83

113

196

2 328

1 296

725

23

131

153

2 174

4.

De EU als mondiale partner

8 104

0

271

339

610

8 714

8 324

– 224

378

326

704

8 804

5.

Beheer

7 701

– 100

8

416

424

8 025

7 701

– 101

725

429

1 154

8 754

6.

Compensaties

209

0

0

0

0

209

209

0

0

0

0

209

Totaal

133 846

3 105

381

8 585

8 966

145 917

116 096

–2 686

2 132

9 026

11 158

124 569

5.   Besteding van de vastleggingskredieten per rubriek van het financieel kader

miljoen EUR

Rubriek van het financieel kader

Toegestane vastleggingskredieten

Gedane vastleggingen

Naar 2010 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Van de kredieten van het jaar

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Bestemmingsontvangsten

Overdrachten bij besluit

Totaal

%

Van de kredieten van het jaar

Van overdrachten

Bestemmingsontvangsten (EVA)

Totaal

%

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10=9/1

11

12

13

14=11+12+13

15=14/1

1.

Duurzame groei

63 923

61 630

19

796

62 444

97,69 %

908

64

972

1,52 %

505

0

1

507

0,79 %

2

Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen

62 718

56 413

0

5 072

61 484

98,03 %

940

253

1 193

1,90 %

41

0

0

41

0,07 %

3

Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

2 328

2 118

83

63

2 264

97,27 %

50

0

50

2,15 %

14

0

0

14

0,59 %

4

De EU als mondiale partner

8 714

8 038

271

173

8 481

97,34 %

166

0

166

1,91 %

66

0

0

66

0,76 %

5

Beheer

8 025

7 398

8

255

7 662

95,48 %

161

11

172

2,14 %

191

0

0

191

2,38 %

6

Compensaties

209

209

0

0

209

100,00 %

0

0

0

0,00 %

0

0

0

0

0,00 %

Totaal

145 917

135 806

381

6 358

142 545

97,69 %

2 225

328

2 553

1,75 %

817

0

2

819

0,56 %

6.   Besteding van de betalingskredieten per rubriek van het financieel kader

miljoen EUR

Rubriek van het financieel kader

Toegestane betalingskredieten

Verrichte betalingen

Naar 2010 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Van de kredieten van het jaar

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Overdrachten van rechtswege

Overdrachten bij besluit

Bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van de kredieten van het jaar

Van overdrachten

Bestemmingsontvangsten (EVA)

Totaal

%

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9

10=7+8+9

11=10/1

12

13

14

15=12+13+14

16=15/1

1

Duurzame groei

47 520

43 866

133

684

44 684

94,03 %

129

808

1 443

2 381

5,01 %

401

43

12

456

0,96 %

2

Bescherming en beheer natuurlijke hulpbronnen

57 107

50 026

773

5 078

55 877

97,85 %

47

15

924

986

1,73 %

188

56

0

244

0,43 %

3

Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

2 174

1 915

15

63

1 993

91,66 %

7

2

67

75

3,46 %

98

7

1

106

4,88 %

4

De EU als mondiale partner

8 804

7 564

224

195

7 983

90,67 %

43

46

131

220

2,50 %

447

154

0

601

6,83 %

5

Beheer

8 754

6 745

637

233

7 615

86,99 %

651

11

196

857

9,79 %

193

88

0

281

3,21 %

6

Compensaties

209

209

0

0

209

100,00 %

0

0

0

0

0,00 %

0

0

0

0

0,00 %

Totaal

124 569

110 325

1 782

6 253

118 361

95,02 %

877

882

2 760

4 519

3,63 %

1 326

350

13

1 688

1,36 %

7.   Ontwikkeling van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen per rubriek van het financieel kader

miljoen EUR

 

Aan het einde van het vorige jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Vastleggingen van het jaar

 

Rubriek van het financieel kader

Van vorige jaren overgedragen vastleggingen

Vrijmakingen/Herwaarderingen/Annuleringen

Betalingen

Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Vastleggingen tijdens het jaar

Betalingen

Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Totaal aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

1.

Duurzame groei

119 797

– 647

–39 892

79 259

62 444

–4 792

–10

57 642

136 901

2.

Behoud en beheer van natuurlijke hulpbronnen

14 123

– 189

–7 370

6 564

61 484

–48 507

–0

12 977

19 541

3.

Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

1 535

– 144

– 560

830

2 264

–1 433

0

832

1 662

4.

De EU als mondiale partner

18 840

– 876

–5 455

12 509

8 481

–2 528

–1

5 953

18 462

5.

Beheer

750

–90

– 646

15

7 662

–6 970

–1

692

706

6.

Compensaties

0

0

0

0

209

– 209

0

0

0

Totaal

155 045

–1 946

–53 923

99 177

142 545

–64 438

–12

78 095

177 272

8.   Samenstelling van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen naar jaar van oorsprong per rubriek van het financieel kader

miljoen EUR

Rubriek van het financieel kader

< 2003

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Totaal

1.

Duurzame groei

626

624

1 268

2 814

18 348

11 584

43 995

57 642

136 901

2.

Behoud en beheer van natuurlijke hulpbronnen

73

23

27

98

1 912

167

4 264

12 977

19 541

3.

Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

18

15

36

45

86

257

373

832

1 662

4.

De EU als mondiale partner

991

431

711

1 020

2 632

2 455

4 270

5 953

18 462

5.

Beheer

0

0

0

0

0

1

14

692

706

Totaal

1 709

1 093

2 042

3 977

22 978

14 463

52 915

78 095

177 272

9.   Samenstelling en ontwikkeling van de vastleggings- en betalingskredieten per beleidsterrein

miljoen EUR

Beleidsterrein

Nog te ontvangen

Totaal

Goedgekeurde kredieten

Wijzigingen (overschrijvingen/gewijzigde begroting)

Overgedragen

Bestemmingsontvangsten

Totaal aanvullend

Totaal toegestaan

Goedgekeurde kredieten

Wijzigingen (overschrijvingen/gewijzigde begroting)

Overgedragen

Bestemmings- ontvangsten

Totaal aanvullend

Totaal toegestaan

1

1

3

4

5 = 3 + 4

6 = 1 + 2 + 5

7

8

9

10

11 = 9 + 10

12 = 7 + 8 + 11

01

Economische en financiële zaken

442

–17

0

20

20

445

487

– 179

16

21

37

345

02

Ondernemingen

663

–2

0

96

96

757

601

–22

20

105

125

705

03

Mededinging

90

–0

0

4

4

94

90

–0

13

4

17

107

04

Werkgelegenheid en sociale zaken

11 188

51

2

14

16

11 255

11 203

–1 305

18

13

31

9 929

05

Landbouw en plattelandsontwikkeling

54 682

586

0

5 993

5 993

61 260

51 478

–2 030

972

5 993

6 964

56 413

06

Energie en vervoer

2 740

1 998

1

120

121

4 859

2 481

– 171

21

150

171

2 480

07

Milieu

483

–23

0

27

27

488

496

– 126

20

19

39

409

08

Onderzoek

4 665

70

0

654

654

5 388

4 960

– 411

46

1 049

1 095

5 644

09

Informatiemaatschappij en media

1 512

–71

0

168

168

1 609

1 356

–71

16

252

267

1 552

10

Eigen onderzoek

371

0

0

424

424

795

366

–5

38

337

374

735

11

Visserij en maritieme zaken

1 014

–35

0

6

6

985

927

– 222

4

6

10

715

12

Interne markt

66

–0

0

2

2

68

66

–0

7

2

10

76

13

Regionaal beleid

37 901

629

24

6

30

38 560

24 570

2 027

192

3

195

26 793

14

Belastingen en douane-unie

131

–1

0

3

3

134

106

13

9

3

12

131

15

Onderwijs en cultuur

1 401

–2

0

292

292

1 691

1 363

–38

17

312

328

1 654

16

Communicatie

214

–0

0

4

4

217

211

–3

17

3

20

229

17

Gezondheid en consumentenbescherming

624

49

0

22

22

695

582

–1

30

22

52

632

18

Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

924

1

75

31

107

1 032

678

110

14

28

43

830

19

Externe betrekkingen

4 072

–12

0

107

107

4 168

3 579

91

50

84

134

3 805

20

Handel

80

–2

0

2

2

81

79

1

6

2

9

88

21

Ontwikkeling en betrekkingen met de ACS-landen

1 894

93

265

178

443

2 430

1 680

–21

32

180

213

1 872

22

Uitbreiding

1 081

0

6

45

51

1 132

1 661

– 296

16

56

72

1 437

23

Humanitaire hulp

797

110

0

8

8

915

797

49

6

7

13

859

24

Fraudebestrijding

78

0

0

0

0

78

74

0

6

0

6

80

25

Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

188

–2

0

8

8

194

188

–2

18

8

25

212

26

Administratie van de Commissie

981

12

0

99

99

1 093

986

13

126

101

227

1 226

27

Begroting

278

–9

0

5

5

274

278

–9

10

5

16

285

28

Audit

11

–0

0

1

1

11

11

–0

1

1

1

12

29

Statistiek

133

–1

0

11

11

143

101

14

7

16

23

138

30

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

1 160

–24

0

0

0

1 136

1 160

–24

0

0

0

1 136

31

Taalkundige diensten

389

–10

0

77

77

456

389

–10

24

77

101

479

40

Reserves

744

– 241

0

0

0

503

244

–15

0

0

0

229

90

Overige instellingen

2 848

–43

8

156

164

2 970

2 848

–43

361

167

528

3 334

Totaal

133 846

3 105

381

8 585

8 966

145 917

116 096

–2 686

2 132

9 026

11 158

124 569

10.   Besteding van de vastleggingskredieten per beleidsterrein

miljoen EUR

Beleidsterrein

Toegestane vastleggingskredieten

Gedane vastleggingen

Naar 2010 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Van de kredieten van het jaar

Van overdrachten

Bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Bestemmingsontvangsten

Overdrachten bij besluit

Totaal

%

Van de kredieten van het jaar

Van overdrachten

Bestemmingsontvangsten (EVA)

Totaal

%

1

2

3

4

5 = 2 + 3 + 4

6 = 5/1

7

8

9 = 7 + 8

10 = 9/1

11

12

13

= 11 + 12 + 13

15 = 14/1

01

Economische en financiële zaken

445

421

0

19

440

98,90 %

2

0

2

0,35 %

3

0

0

3

0,76 %

02

Ondernemingen

757

657

0

41

698

92,12 %

55

0

55

7,32 %

4

0

0

4

0,56 %

03

Mededinging

94

90

0

2

92

97,29 %

2

0

2

1,96 %

1

0

0

1

0,75 %

04

Werkgelegenheid en sociale zaken

11 255

11 186

2

8

11 196

99,47 %

6

40

46

0,41 %

13

0

0

13

0,12 %

05

Landbouw en plattelandsontwikkeling

61 260

54 989

0

5 065

60 054

98,03 %

928

252

1 180

1,93 %

26

0

0

26

0,04 %

06

Energie en vervoer

4 859

4 727

1

76

4 803

98,86 %

44

0

44

0,91 %

11

0

0

12

0,24 %

07

Milieu

488

451

0

9

460

94,25 %

19

0

19

3,83 %

9

0

0

9

1,92 %

08

Onderzoek

5 388

4 732

0

352

5 084

94,35 %

301

0

301

5,59 %

3

0

0

3

0,06 %

09

Informatiemaatschappij en media

1 609

1 440

0

115

1 556

96,68 %

52

0

52

3,25 %

1

0

0

1

0,07 %

10

Eigen onderzoek

795

365

0

67

433

54,39 %

357

4

361

45,37 %

2

0

0

2

0,24 %

11

Visserij en maritieme zaken

985

974

0

2

976

99,07 %

4

1

4

0,45 %

5

0

0

5

0,48 %

12

Interne markt

68

65

0

1

66

96,60 %

1

0

1

1,62 %

1

0

0

1

1,78 %

13

Regionaal beleid

38 560

38 495

24

5

38 523

99,90 %

2

20

22

0,06 %

15

0

0

15

0,04 %

14

Belastingen en douane-unie

134

125

0

1

126

94,45 %

2

0

2

1,22 %

6

0

0

6

4,33 %

15

Onderwijs en cultuur

1 691

1 397

0

169

1 566

92,61 %

123

0

124

7,30 %

1

0

0

1

0,08 %

16

Communicatie

217

212

0

2

214

98,32 %

1

0

1

0,64 %

2

0

0

2

1,04 %

17

Gezondheid en consumentenbescherming

695

665

0

11

675

97,17 %

11

0

11

1,59 %

9

0

0

9

1,24 %

18

Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

1 032

916

75

17

1 008

97,67 %

15

0

15

1,42 %

9

0

0

9

0,91 %

19

Externe betrekkingen

4 168

4 052

0

53

4 105

98,51 %

54

0

54

1,29 %

8

0

0

8

0,20 %

20

Handel

81

76

0

1

78

96,18 %

1

0

1

1,63 %

2

0

0

2

2,20 %

21

Ontwikkeling en de betrekkingen met de ACS-landen

2 430

1 982

265

78

2 325

95,68 %

100

0

100

4,11 %

5

0

0

5

0,21 %

22

Uitbreiding

1 132

1 079

6

35

1 120

98,96 %

10

1

10

0,91 %

1

0

0

1

0,12 %

23

Humanitaire hulp

915

906

0

7

913

99,79 %

1

0

1

0,11 %

1

0

0

1

0,10 %

24

Fraudebestrijding

78

77

0

0

77

98,64 %

0

0

0

0,00 %

1

0

0

1

1,36 %

25

Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

194

183

0

4

187

96,65 %

4

0

4

1,97 %

3

0

0

3

1,38 %

26

Administratie van de Commissie

1 093

985

0

63

1 048

95,92 %

36

0

36

3,34 %

8

0

0

8

0,74 %

27

Begroting

274

268

0

3

272

99,07 %

2

0

2

0,74 %

1

0

0

1

0,19 %

28

Audit

11

10

0

0

11

96,77 %

0

0

0

1,93 %

0

0

0

0

1,30 %

29

Statistiek

143

129

0

4

133

92,73 %

7

0

7

4,94 %

3

0

0

3

2,33 %

30

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

1 136

1 117

0

0

1 117

98,36 %

0

0

0

0,00 %

19

0

0

19

1,64 %

31

Taalkundige diensten

456

375

0

49

424

93,01 %

28

0

28

6,25 %

3

0

0

3

0,74 %

40

Reserves

503

0

0

0

0

0,00 %

0

0

0

0,00 %

503

0

0

503

100,00 %

90

Overige instellingen

2 970

2 659

8

100

2 767

93,16 %

56

10

66

2,22 %

137

0

0

137

4,62 %

Totaal

145 917

135 806

381

6 358

142 545

97,69 %

2 225

328

2 553

1,75 %

817

0

2

819

0,56 %

11.   Besteding van de betalingskredieten per beleidsterrein

miljoen EUR

Beleidsterrein

Toegestane betalingskredieten

Payments made

Naar 2010 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Van de kredieten van het jaar

Van overdrachten

Bestemmingsontvangsten (EVA)

Totaal

%

Overdrachten van rechtswege

Overdrachten bij besluit

Bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van de kredieten van het jaar

Van overdrachten

Bestem-mings- ontvangsten (EVA)

Totaal

%

1

2

3

4

5 = 2 + 3 + 4

6 = 5/1

7

8

9

10 = 7 + 8 + 9

11 = 10/1

12

13

14

15 = 12 + 13 + 14

16 = 15/1

01

Economische en financiële zaken

345

300

15

13

327

94,82 %

6

0

9

14

4,10 %

3

1

0

4

1,08 %

02

Ondernemingen

705

514

16

28

558

79,21 %

13

0

76

89

12,57 %

52

4

2

58

8,22 %

03

Mededinging

107

82

11

2

95

88,32 %

8

0

2

10

9,40 %

1

2

0

2

2,28 %

04

Werkgelegenheid en sociale zaken

9 929

8 886

13

7

8 906

89,70 %

17

732

6

755

7,60 %

263

5

0

268

2,70 %

05

Landbouw en plattelandsontwikkeling

56 413

49 365

780

5 064

55 209

97,87 %

26

0

929

954

1,69 %

58

192

0

249

0,44 %

06

Energie en vervoer

2 480

2 177

16

61

2 253

90,84 %

17

75

85

177

7,12 %

41

5

4

51

2,04 %

07

Milieu

409

328

16

12

356

87,17 %

18

6

7

30

7,40 %

19

3

0

22

5,44 %

08

Onderzoek

5 644

4 490

36

300

4 826

85,50 %

44

0

745

789

13,97 %

16

10

4

30

0,53 %

09

Informatiemaatschappij en media

1 552

1 268

13

94

1 375

88,58 %

15

0

158

173

11,13 %

2

2

0

5

0,30 %

10

Eigen onderzoek

735

321

34

56

411

55,87 %

32

2

280

314

42,73 %

6

4

0

10

1,40 %

11

Visserij en maritieme zaken

715

588

3

2

592

82,87 %

4

11

4

19

2,69 %

102

1

0

103

14,45 %

12

Interne markt

76

59

6

1

66

86,89 %

6

0

1

7

9,47 %

1

1

0

3

3,64 %

13

Regionaal beleid

26 793

26 564

174

1

26 740

99,80 %

13

0

2

15

0,06 %

20

18

0

38

0,14 %

14

Belastingen en douane-unie

131

111

8

1

120

91,54 %

7

0

2

9

6,53 %

1

1

0

3

1,92 %

15

Onderwijs en cultuur

1 654

1 310

15

171

1 495

90,38 %

14

0

140

153

9,27 %

3

2

1

6

0,35 %

16

Communicatie

229

189

13

2

204

89,22 %

15

0

2

16

7,17 %

5

4

0

8

3,61 %

17

Gezondheid en consumentenbescherming

632

484

28

14

526

83,25 %

28

0

7

35

5,58 %

68

2

0

71

11,16 %

18

Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

830

718

7

19

744

89,64 %

6

0

9

16

1,89 %

63

7

0

70

8,47 %

19

Externe betrekkingen

3 805

3 576

38

59

3 673

96,55 %

43

6

24

72

1,90 %

46

12

0

59

1,54 %

20

Handel

88

71

5

1

77

88,09 %

6

0

1

8

8,56 %

2

1

0

3

3,35 %

21

Ontwikkeling en betrekkingen met de ACS-landen

1 872

1 588

27

83

1 698

90,68 %

40

0

98

138

7,37 %

31

5

0

37

1,95 %

22

Uitbreiding

1 437

1 250

11

48

1 308

91,08 %

9

1

8

18

1,25 %

106

5

0

110

7,67 %

23

Humanitaire hulp

859

788

5

7

800

93,13 %

6

40

1

47

5,42 %

12

0

0

12

1,45 %

24

Fraudebestrijding

80

67

4

0

71

88,65 %

7

0

0

7

8,51 %

1

2

0

2

2,84 %

25

Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

212

167

14

3

185

87,27 %

15

0

4

20

9,32 %

3

4

0

7

3,42 %

26

Administratie van de Commissie

1 226

875

108

50

1 034

84,34 %

113

0

51

164

13,35 %

10

18

0

28

2,30 %

27

Begroting

285

259

9

2

271

95,19 %

9

0

3

12

4,29 %

1

1

0

1

0,52 %

28

Audit

12

10

0

0

10

90,05 %

1

0

0

1

7,43 %

0

0

0

0

2,52 %

29

Statistiek

138

107

6

7

120

87,27 %

6

0

8

15

10,63 %

2

1

0

3

2,09 %

30

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

1 136

1 117

0

0

1 117

98,36 %

0

0

0

0

0,00 %

19

0

0

19

1,64 %

31

Taalkundige diensten

479

354

22

45

422

87,91 %

21

0

32

53

11,02 %

3

2

0

5

1,07 %

40

Reserves

229

0

0

0

0

0,00 %

0

0

0

0

0,00 %

229

0

0

229

100,00 %

90

Overige instellingen

3 334

2 344

327

100

2 771

83,12 %

315

10

67

392

11,75 %

137

34

0

171

5,13 %

Totaal

124 569

110 325

1 782

6 253

118 361

95,02 %

877

882

2 760

4 519

3,63 %

1 326

350

13

1 688

1,36 %

12.   Ontwikkeling van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen per beleidsterrein

miljoen EUR

Beleidsterrein

Aan het einde van het vorige jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Vastleggingen van het jaar

Totaal aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Van vorige jaren overgedragen vastleggingen

Vrijmakingen/Herwaarderingen/Annuleringen

Betalingen

Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Vastleggingen tijdens het jaar

Betalingen

Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

01

Economische en financiële zaken

329

–17

– 129

183

440

– 199

–0

241

424

02

Ondernemingen

653

–25

– 238

390

698

– 321

–0

377

767

03

Mededinging

13

–1

–11

1

92

–83

–0

8

9

04

Werkgelegenheid en sociale zaken

24 080

–90

–8 675

15 315

11 196

– 231

–0

10 964

26 279

05

Landbouw en plattelandsontwikkeling

12 405

–98

–6 854

5 457

60 054

–48 355

–0

11 699

17 155

06

Energie en vervoer

4 302

– 139

–1 471

2 692

4 803

– 782

–0

4 021

6 714

07

Milieu

682

–36

– 225

421

460

– 131

–0

329

750

08

Onderzoek

8 253

– 103

–3 319

4 831

5 084

–1 507

–7

3 569

8 400

09

Informatiemaatschappij en media

2 255

–24

– 947

1 283

1 556

– 428

–1

1 127

2 411

10

Eigen onderzoek

146

–10

–87

49

433

– 324

–0

109

158

11

Visserij en maritieme zaken

1 347

–99

– 364

884

976

– 229

–1

747

1 631

12

Interne markt

17

–2

–13

2

66

–53

–0

13

15

13

Regionaal beleid

81 674

– 225

–25 542

55 907

38 523

–1 198

–0

37 325

93 232

14

Belastingen en douane-unie

90

–13

–54

23

126

–67

–1

59

82

15

Onderwijs en cultuur

563

–48

– 232

283

1 566

–1 263

–0

303

586

16

Communicatie

88

–8

–68

13

214

– 136

–0

77

90

17

Gezondheid en consumentenbescherming

614

–58

– 289

268

675

– 237

–0

438

706

18

Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

866

–81

– 308

477

1 008

– 436

–0

572

1 049

19

Externe betrekkingen

8 785

– 183

–2 492

6 110

4 105

–1 181

–0

2 924

9 034

20

Handel

21

–2

–14

5

78

–63

–0

14

19

21

Ontwikkeling en betrekkingen met de ACS-landen

2 818

–54

– 790

1 974

2 325

– 908

–0

1 417

3 391

22

Uitbreiding

3 905

– 543

– 989

2 373

1 120

– 320

–0

800

3 173

23

Humanitaire hulp

422

–23

– 248

151

913

– 551

–0

362

513

24

Fraudebestrijding

29

–3

–16

10

77

–55

0

22

32

25

Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

21

–4

–16

1

187

– 169

–0

19

19

26

Administratie van de Commissie

173

–18

– 136

19

1 048

– 898

–1

149

168

27

Begroting

10

–1

–9

0

272

– 262

–0

10

10

28

Audit

1

–0

–0

0

11

–10

–0

1

1

29

Statistiek

92

–4

–44

45

133

–77

–0

56

101

30

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

0

0

0

0

1 117

–1 117

0

0

0

31

Taalkundige diensten

24

–2

–22

0

424

– 400

–0

24

24

90

Overige instellingen

366

–34

– 321

11

2 767

–2 450

0

317

328

Totaal

155 045

–1 946

–53 923

99 177

142 545

–64 438

–12

78 095

177 272

13.   Samenstelling van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen naar jaar van oorsprong per beleidsterrein

miljoen EUR

Beleidsterrein

<2003

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Totaal

01

Economische en financiële zaken

0

0

0

17

93

32

41

241

424

02

Ondernemingen

12

8

7

19

37

88

219

377

767

03

Mededinging

0

0

0

0

0

0

1

8

9

04

Werkgelegenheid en sociale zaken

133

17

28

466

4 283

1 363

9 024

10 964

26 279

05

Landbouw en plattelandsontwikkeling

35

0

2

26

1 737

4

3 653

11 699

17 155

06

Energie en vervoer

80

31

100

172

302

743

1 264

4 021

6 714

07

Milieu

1

7

17

43

66

112

175

329

750

08

Onderzoek

84

235

238

440

841

1 232

1 761

3 569

8 400

09

Informatiemaatschappij en media

3

16

29

113

195

329

598

1 127

2 411

10

Eigen onderzoek

1

1

0

5

8

8

26

109

158

11

Visserij en maritieme zaken

39

17

9

34

301

32

451

747

1 631

12

Interne markt

0

0

0

0

0

0

2

13

15

13

Regionaal beleid

412

476

1 085

1 825

13 108

7 765

31 235

37 325

93 232

14

Belastingen en douane-unie

0

0

0

0

1

6

16

59

82

15

Onderwijs en cultuur

12

8

7

23

43

54

136

303

586

16

Communicatie

0

0

0

0

0

2

11

77

90

17

Gezondheid en consumentenbescherming

4

9

14

8

23

45

164

438

706

18

Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

5

1

9

19

32

156

256

572

1 049

19

Externe betrekkingen

579

166

330

386

987

1 439

2 222

2 924

9 034

20

Handel

0

0

0

0

0

2

3

14

19

21

Ontwikkeling en betrekkingen met de ACS-landen

131

56

103

215

346

442

682

1 417

3 391

22

Uitbreiding

174

45

62

164

561

566

801

800

3 173

23

Humanitaire hulp

2

0

0

0

4

25

120

362

513

24

Fraudebestrijding

0

0

0

0

0

4

5

22

32

25

Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

0

0

0

0

0

0

0

19

19

26

Administratie van de Commissie

0

0

0

0

0

5

13

149

168

27

Begroting

0

0

0

0

0

0

0

10

10

28

Audit

0

0

0

0

0

0

0

1

1

29

Statistiek

1

0

0

3

7

9

25

56

101

30

Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

0

0

31

Taalkundige diensten

0

0

0

0

0

0

–0

24

24

90

Overige instellingen

0

0

0

0

0

0

11

317

328

Totaal

1 709

1 093

2 042

3 977

22 978

14 463

52 915

78 095

177 272

14.   Overzicht van de uitvoering van de ontvangstenzijde van de begroting per instelling

miljoen EUR

Instelling

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvangsten als % van begroting

Nog te betalen

Oorspronkelijk

Definitief

Lopend jaar

Overgedragen

Totaal

Op rechten van lopend jaar

Op overgedragen rechten

Totaal

Europees Parlement

99

99

164

86

250

137

4

141

142,54 %

109

Raad

53

53

96

12

108

90

12

102

192,94 %

6

Commissie

115 869

112 808

117 818

11 758

129 576

114 950

2 335

117 285

103,97 %

12 291

Hof van Justitie

38

38

41

0

41

41

0

41

106,26 %

0

Europese Rekenkamer

19

19

19

1

19

18

0

19

98,50 %

0

Economisch en Sociaal Comité

10

10

16

0

16

16

0

16

164,23 %

0

Comité van de Regio’s

7

7

20

0

20

20

0

20

309,74 %

0

Europese Ombudsman

1

1

1

0

1

1

0

1

112,93 %

0

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

1

1

1

0

1

1

0

1

78,73 %

0

Totaal

116 096

113 035

118 175

11 857

130 032

115 274

2 351

117 626

104,06 %

12 407

15.   Besteding van de vastleggings- en betalingskredieten per instelling

Vastleggingskredieten

miljoen EUR

Instelling

Toegestane vastleggingskredieten

Gedane vastleggingen

Naar 2010 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Van de kredieten van het jaar

Van overdrachten

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

%

Van bestemmings-ontvangsten

Overdrachten bij besluit

Totaal

%

Van de kredieten van het jaar

Overgedragen kredieten

Bestemmingsontvangsten (EVA)

Totaal

%

1

2

3

4

5 = 2 + 3 + 4

6 = 5/1

7

8

9 = 7 + 8

10 = 9/1

11

12

13

14 = 11 + 12 + 13

15 = 14/1

Europees Parlement

1 596

1 418

8

42

1 467

91,94 %

16

10

26

1,65 %

102

0

0

102

6,42 %

Raad

642

551

0

41

593

92,33 %

38

0

38

5,88 %

12

0

0

12

1,80 %

Commissie

142 947

133 147

373

6 258

139 779

97,78 %

2 169

318

2 487

1,74 %

680

0

2

682

0,48 %

Hof van Justitie

318

311

0

1

313

98,50 %

1

0

1

0,37 %

4

0

0

4

1,14 %

Europese Rekenkamer

188

173

0

0

173

92,19 %

0

0

0

0,21 %

14

0

0

14

7,59 %

Economisch en Sociaal Comité

122

117

0

3

120

98,02 %

0

0

0

0,33 %

2

0

0

2

1,65 %

Comité van de Regio’s

88

75

0

12

87

98,37 %

0

0

0

0,08 %

1

0

0

1

1,56 %

Europese Ombudsman

9

8

0

0

8

91,98 %

0

0

0

 

1

0

0

1

8,02 %

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

7

5

0

0

5

81,44 %

0

0

0

 

1

0

0

1

18,56 %

Totaal

145 917

135 806

381

6 358

142 545

97,69 %

2 225

328

2 553

1,75 %

817

0

2

819

0,56 %


Betalingskredieten

miljoen EUR

Instelling

Toegestane betalingskredieten

Verrichte betalingen

Naar 2010 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Van de kredieten van het jaar

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Overdrachten van rechtswege

Overdrachten bij besluit

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van de kredieten van het jaar

Van overdrachten

Bestemmingsontvangsten (EVA)

Totaal

%

1

2

3

4

5 = 2 + 3 + 4

6 = 5/1

7

8

9

10 = 7 + 8 + 9

11 = 10/1

12

13

14

15 = 12 + 13 + 14

16 = 15/1

Europees Parlement

1 799

1 237

186

43

1 466

81,50 %

180

10

22

212

11,78 %

102

19

0

121

6,72 %

Raad

762

510

108

41

659

86,44 %

41

0

42

83

10,86 %

12

9

0

21

2,70 %

Commissie

121 235

107 981

1 455

6 154

115 590

95,34 %

562

872

2 693

4 127

3,40 %

1 189

316

13

1 517

1,25 %

Hof van Justitie

332

293

13

1

307

92,47 %

18

0

1

19

5,84 %

4

2

0

6

1,69 %

Europese Rekenkamer

200

112

11

0

123

61,35 %

61

0

0

62

30,76 %

14

2

0

16

7,89 %

Economisch en Sociaal Comité

128

110

4

3

117

91,69 %

6

0

1

8

5,95 %

2

1

0

3

2,37 %

Comité van de Regio’s

95

69

5

12

86

90,09 %

6

0

1

6

6,75 %

1

2

0

3

3,17 %

Europese Ombudsman

10

8

1

0

8

84,57 %

1

0

0

1

7,57 %

1

0

0

1 %

7,86 %

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

8

4

1

0

5

64,24 %

1

0

0

1

15,02 %

1

0

0

2

20,75 %

Totaal

124 569

110 325

1 782

6 253

118 361

95,02 %

877

882

2 760

4 519

3,63 %

1 326

350

13

1 688

1,36 %

16.   Inkomsten agentschap: begrotingsramingen, vastgestelde rechten en ontvangen bedragen

miljoen EUR

Agentschap

Begrotingsraming

Vastgestelde rechten

Ontvangen bedragen

Nog te ontvangen

Financiering van de Commissie (beleidsterrein)

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

122

102

92

10

06

Frontex

89

80

80

0

18

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

19

18

17

1

15

Europese Politieacademie

9

7

7

0

18

Europees Chemicaliënagentschap

70

71

71

0

02

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding

51

49

49

0

17

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

15

16

15

0

18

Europees Milieuagentschap

40

42

42

0

07

Communautair Bureau voor visserijcontrole

10

10

10

0

11

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

69

65

65

0

17

Europese Toezichtautoriteit voor het GNSS

44

41

41

0

06

Fusion for Energy

174

174

143

31

08

Eurojust

28

28

28

0

18

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

53

51

51

0

06

Harmonisatiebureau voor de interne markt

225

194

194

0

12

Europees Geneesmiddelenbureau

194

198

196

1

02

Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging

8

8

8

0

09

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

17

13

13

0

18

Europees Spoorwegbureau

21

21

21

0

06

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

14

13

13

0

04

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

63

52

45

7

31

Europese Stichting voor opleiding

20

19

19

0

15

Communautair Bureau voor plantenrassen

13

12

12

0

17

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

20

20

20

0

04

Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur

48

48

48

0

15

Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie

13

13

13

0

06

Uitvoerend Agentschap voor Europese Onderzoeksraad

14

13

13

0

08

Uitvoerend Agentschap Onderzoek

22

22

21

0

08

Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten

6

6

6

0

17

Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk

9

9

9

0

06

Totaal

1 501

1 415

1 363

52

 


miljoen EUR

Soort ontvangsten

Begrotingsraming

Vastgestelde rechten

Ontvangen bedragen

Nog te ontvangen

Subsidie van de Commissie

824

796

796

-0

Honoraria

415

399

388

11

Andere baten

262

220

179

41

Totaal

1 501

1 415

1 363

52

17.   Agentschappen: vastleggings- en betalingskredieten per agentschap

miljoen EUR

Agentschappen

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Kredieten

Gedane vastleggingen

Overgedragen naar 2010

Kredieten

Verrichte betalingen

Overgedragen naar 2010

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

136

107

27

150

96

52

Frontex

90

82

2

119

77

25

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

21

19

1

22

18

2

Europese Politieacademie

13

10

2

14

6

5

Europees Chemicaliënagentschap

70

67

0

83

57

20

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding

51

48

0

67

44

18

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

16

16

0

17

15

1

Europees Milieuagentschap

42

42

0

48

40

7

Communautair Bureau voor visserijcontrole

10

10

0

11

10

1

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

71

69

0

87

67

10

Europese Toezichtautoriteit voor het GNSS

145

119

26

120

68

52

Fusion for Energy

404

400

4

206

133

60

Eurojust

28

26

1

31

23

6

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

49

46

0

57

46

2

Harmonisatiebureau voor de interne markt

338

146

0

367

140

31

Europees Geneesmiddelenbureau

194

185

0

230

181

40

Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging

8

8

0

10

8

2

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

17

17

0

24

17

7

Europees Spoorwegbureau

21

21

0

25

20

5

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

15

13

1

19

13

5

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

63

36

0

66

36

4

Europese Stichting voor opleiding

21

20

2

23

20

2

Communautair Bureau voor plantenrassen

14

12

0

14

12

0

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

21

21

1

26

20

6

Uitvoerend Agentschap Onderwijs, audiovisuele media en cultuur

48

46

0

54

46

6

Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie

13

12

0

15

12

1

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

14

13

0

21

17

2

Uitvoerend Agentschap Onderzoek

22

23

0

22

18

4

Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten

6

6

0

7

5

1

Uitvoerend Agentschap voor het trans-Europees vervoersnetwerk

9

8

0

10

8

1

Totaal

1 972

1 647

68

1 964

1 272

377


miljoen EUR

Soort uitgave

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Kredieten

Gedane vastleggingen

Overgedragen naar 2010

Kredieten

Verrichte betalingen

Overgedragen naar 2010

Personeel

547

508

0

561

500

15

Administratieve uitgaven

246

238

0

331

232

83

Beleidsuitgaven

1 179

901

67

1 072

540

279

Totaal

1 972

1 647

68

1 964

1 272

377

18.   Begrotingsresultaat met inbegrip van de agentschappen

miljoen EUR

 

Europese unie

Agentschappen

Uitsluiting van de subsidies voor de agentschappen

TOTAAL

Ontvangsten van het begrotingsjaar

117 626

1 363

(796)

118 193

Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar

(116 579)

(1 082)

796

(116 865)

Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten

(1 759)

(377)

0

(2 136)

Annulering niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n-1

2 791

188

0

2 979

Wisselkoersverschillen voor het jaar

185

(5)

0

180

Begrotingsresultaat

2 264

87

0

2 351

AFDELING B:   TOELICHTINGEN BIJ DE GECONSOLIDEERDE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING

1.   BEGROTINGSBEGINSELEN, -STRUCTUUR EN KREDIETEN

1.1.   RECHTSGRONDSLAG EN HET FINANCIEEL REGLEMENT

De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van dit Financieel Reglement. De algemene begroting, het voornaamste instrument van het financiële beleid van de EU, is het besluit waarbij elk jaar de ontvangsten en uitgaven van de EU worden geraamd en toegestaan.

Elk jaar raamt de Commissie voor het komende jaar de ontvangsten en uitgaven van alle instellingen en stelt zij een voorontwerp van begroting op dat zij aan de begrotingsautoriteit toezendt. Op basis van dit voorontwerp stelt de Raad een ontwerpbegroting op, waarover de twee takken van de begrotingsautoriteit vervolgens onderhandelen. De vaststelling van de begroting wordt geconstateerd door de voorzitter van het Parlement, die daarmee de begroting uitvoerbaar maakt. De uitvoering van de begroting is een opdracht die vooral toevalt aan de Commissie.

1.2.   BEGROTINGSBEGINSELEN

De algemene begroting van de Europese Unie is onderworpen aan verschillende basisbeginselen:

—   eenheid en begrotingswaarachtigheid: alle uitgaven en ontvangsten moeten tezamen in een enkel begrotingsdocument worden opgenomen en in een begrotingsonderdeel worden opgevoerd. De uitgaven mogen de toegestane kredieten niet overschrijden;

—   universaliteit: dit beginsel behelst twee regels:

onbestemdheid, hetgeen betekent dat de ontvangsten niet mogen worden bestemd voor welbepaalde uitgaven (alle ontvangsten dekken alle uitgaven);

niet-compensatie, hetgeen betekent dat de ontvangsten en uitgaven voor het volle bedrag in de begroting moeten worden opgenomen en niet met elkaar mogen worden verrekend;

—   jaarperiodiciteit: de kredieten worden toegestaan voor de duur van één begrotingsjaar en moeten dus tijdens dat begrotingsjaar worden besteed;

—   evenwicht: de begroting omvat hetzelfde bedrag aan ontvangsten als aan uitgaven (de geraamde ontvangsten zijn gelijk aan de betalingskredieten);

—   specialiteit: elk krediet heeft een bepaalde bestemming en moet voor dat doel worden gebruikt;

—   rekeneenheid: de begroting wordt in euro opgesteld en uitgevoerd, alsook de rekening;

—   goed financieel beheer: de begrotingskredieten worden aangewend volgens het beginsel van goed financieel beheer, dat zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid inhoudt;

—   transparantie: de begroting en de gewijzigde begroting, alsook de definitieve rekening worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

1.3.   STRUCTUUR VAN DE BEGROTING

De begroting omvat:

(a)

een algemene staat van ontvangsten;

(b)

afdelingen, verdeeld in staten van ontvangsten en van uitgaven van elke instelling: afdeling I: het Parlement; afdeling II: de Raad; afdeling III: de Commissie; afdeling IV: het Hof van Justitie; afdeling V: de Rekenkamer; afdeling VI: het Economisch en Sociaal Comité; afdeling VII: het Comité van de Regio’s; afdeling VIII: de Ombudsman; afdeling IX: de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

De ontvangsten en de uitgaven van elke instelling worden verdeeld in titels, hoofdstukken, artikelen en posten, naargelang hun aard of bestemming. Een deel van de middelen van de EGKS in liquidatie werd ter beschikking gesteld voor de beleidsbegroting van de EGKS in liquidatie. Deze beleidsbegroting werd jaarlijks door de Commissie vastgesteld na overleg met de Raad en het Europees Parlement. De laatste begroting werd opgesteld voor de periode van 1 januari tot 23 juli 2002. Sinds 24 juli 2002 worden de ontvangsten en kosten in verband met de beleidsbegroting opgenomen in de jaarrekening van de EGKS in liquidatie. De nog uitstaande verplichtingen worden vermeld aan de passiefzijde van de balans.

1.4.   STRUCTUUR VAN DE BEGROTINGSBOEKHOUDING

1.4.1.    Algemeen overzicht

Alleen de begroting van de Commissie bestaat uit administratieve kredieten en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste kredieten en gesplitste kredieten. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Zij omvatten alle administratieve onderdelen van de afdeling van de Commissie van de begroting en alle andere afdelingen in hun geheel, ELGF-kredieten die alleen op het jaar betrekking hebben en bepaalde technische kredieten (terugbetalingen, garanties voor verstrekte of opgenomen leningen enz.). Het bedrag van de vastleggingskredieten is bij de niet-gesplitste kredieten hetzelfde als dat van de betalingskredieten.

De gesplitste kredieten zijn ingevoerd om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. Gesplitste kredieten dienen ter dekking van meerjarenacties en omvatten alle andere kredieten in alle hoofdstukken behalve hoofdstuk 1 van de afdeling van de Commissie.

De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:

—   vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de tenuitvoerlegging zich over verschillende begrotingsjaren uitstrekt. Vastleggingen voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan een begrotingsjaar uitstrekt, mogen echter volgens artikel 76, lid 3, van het Financieel Reglement in jaartranches worden verdeeld wanneer het basisbesluit daarin voorziet.

—   betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.

1.4.2.    Herkomst van de kredieten

De belangrijkste bron van kredieten is de EU-begroting van het lopende begrotingsjaar. Daarnaast bestaan nog andere soorten kredieten die voortvloeien uit de bepalingen van het Financieel Reglement. Het gaat om kredieten die afkomstig zijn van voorgaande begrotingsjaren of uit externe bronnen.

De oorspronkelijke begrotingskredieten die voor het lopende jaar zijn goedgekeurd, kunnen worden aangevuld met overschrijvingen tussen begrotingsonderdelen overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in de artikelen 22 tot en met 24 van het Financieel Reglement, en door gewijzigde begrotingen (overeenkomstig de artikelen 37 en 38 van het Financieel Reglement).

De huidige begroting wordt ook aangevuld met van het vorige jaar overgedragen kredieten of wederopgevoerde kredieten. Dit zijn:

niet-gesplitste kredieten die van rechtswege uitsluitend naar het volgende begrotingsjaar kunnen worden overgedragen overeenkomstig artikel 9, lid 4, van het Financieel Reglement;

bij besluit van de instellingen overgedragen kredieten in een van de volgende twee gevallen: de voorbereidende stadia zijn beëindigd (artikel 9, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement) of de rechtsgrondslag is laat in het jaar goedgekeurd (artikel 9, lid 2, onder b)). Zowel vastleggingskredieten als betalingskredieten kunnen worden overgedragen (artikel 9, lid 3); en

naar aanleiding van vrijmakingen wederopgevoerde kredieten: hierbij gaat het om vastleggingskredieten met betrekking tot de structuurfondsen die opnieuw in de begroting worden opgenomen nadat zij zijn vrijgemaakt. Deze wederopvoering geschiedt bij wijze van uitzondering indien de Commissie een fout heeft begaan of het bedrag onmisbaar blijkt voor de uitvoering van het programma (artikel 157 van het Financieel Reglement).

Bestemmingsontvangsten, die bestaan uit:

terugbetalingen die bestemd zijn voor het begrotingsonderdeel ten laste waarvan de oorspronkelijke uitgave kwam en die onbeperkt kunnen worden overgedragen;

EVA-kredieten. De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte voorziet in een financiële deelneming van haar leden in bepaalde activiteiten van de EU-begroting. De betrokken begrotingsonderdelen en de uitgetrokken bedragen worden gepubliceerd in bijlage III bij de EU-begroting. De betrokken onderdelen worden verhoogd met de EVA-bijdrage. De kredieten die aan het einde van het begrotingsjaar niet zijn gebruikt, worden geannuleerd en aan de EER-landen terugbetaald;

ontvangsten van derden/andere landen die met de Europese Unie overeenkomsten hebben gesloten die voorzien in een financiële deelneming in EU-activiteiten. De in verband hiermee ontvangen bedragen worden beschouwd als van derden afkomstige ontvangsten en zijn bestemd voor de desbetreffende begrotingsonderdelen (vaak op het gebied van onderzoek); zij kunnen onbeperkt worden overgedragen (artikel 10 en artikel 18, onder a) en d), van het Financieel Reglement);

werken voor derden. In het kader van hun onderzoeksactiviteiten kunnen de EU-onderzoekscentra werkzaamheden verrichten voor externe organisaties (artikel 161, lid 2, van het Financieel Reglement). Zoals de ontvangsten van derden zijn de werken voor derden voor bepaalde begrotingsonderdelen bestemd en kunnen zij onbeperkt worden overdragen (artikel 10 en artikel 18, onder d), van het Financieel Reglement); en

na terugstorting van vooruitbetalingen wederopgevoerde kredieten. Het gaat om EU-middelen die door de begunstigden zijn terugbetaald en die onbeperkt kunnen worden overgedragen. Op het gebied van de structuurfondsen is de wederopneming gebaseerd op een besluit van de Commissie (artikel 18, lid 2, van het Financieel Reglement en artikel 228 van de uitvoeringsvoorschriften).

1.4.3.    Samenstelling van de toegestane kredieten

Definitieve begrotingskredieten = oorspronkelijke goedgekeurde begrotingskredieten + kredieten van gewijzigde begrotingen + overschrijvingen;

Aanvullende kredieten = bestemmingsontvangsten (zie boven) + van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten en naar aanleiding van vrijmakingen wederopgevoerde kredieten;

Totaal toegestane kredieten = definitieve begrotingskredieten + aanvullende kredieten;

Kredieten voor het begrotingsjaar (zoals gebruikt voor de berekening van het begrotingsresultaat) = definitieve begrotingskredieten + bestemmingsontvangsten.

1.5.   UITVOERING VAN DE BEGROTING

De uitvoering van de begroting gebeurt overeenkomstig het Financieel Reglement, waarvan artikel 48, lid 1, bepaalt: „De Commissie voert de begroting […] uit overeenkomstig deze verordening, onder haar eigen verantwoordelijkheid en binnen de grens van de toegekende kredieten.” Artikel 50 bepaalt dat de Commissie de overige instellingen de bevoegdheden toekent die nodig zijn voor de uitvoering van hun afdeling van de begroting.

1.6.   NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

Door de invoering van de gesplitste kredieten ontstond een verschil tussen de aangegane verplichtingen en de verrichte betalingen. Dit verschil, de nog betaalbaar te stellen verplichtingen, houdt verband met het tijdsverloop tussen het moment waarop de verplichtingen worden aangegaan en het moment waarop de desbetreffende betalingen worden verricht.

2.   TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING

2.1.   BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR ( tabel 1 )

2.1.1.    Algemeen

De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen.

Voor de berekening van het resultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de betalingskredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de betalingskredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen geboekt die welke de lidstaten tussen 16 oktober 2008 en 15 oktober 2009 hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari 2010 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een latere conformiteitsbeschikking worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht.

Het begrotingsresultaat bestaat uit twee delen: het resultaat van de Europese Unie en het resultaat van de deelneming van de EVA-landen die lid zijn van de EER. Overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 betreffende de eigen middelen weerspiegelt dit resultaat het verschil tussen:

de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar, en

het bedrag van de betalingen uit de kredieten van dat begrotingsjaar, vermeerderd met de betalingskredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.

Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:

het nettobedrag dat voortvloeit uit de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen;

het saldo dat voortvloeit uit de tijdens het begrotingsjaar geboekte wisselkoersbaten en -verliezen.

Het begrotingsresultaat wordt het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat begrotingsjaar zijn verschuldigd.

Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden uiteraard nooit geannuleerd en worden opgenomen onder de aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting 2009 en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting 2008. De betalingskredieten voor wederaanwending en de na terugstorting van vooruitbetalingen wederopgevoerde kredieten maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar.

De overgedragen betalingskredieten omvatten: overdrachten van rechtswege en overdrachten bij besluit. De annulering van niet-gebruikte betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen toont de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen. Dit omvat ook de daling van bestemmingsontvangsten die naar het volgende jaar zijn overgedragen in vergelijking met 2008.

2.1.2.    Afstemming begrotingsresultaat — economisch resultaat

Het economisch resultaat van het jaar is berekend op transactiebasis. Doch het begrotingsresultaat is gebaseerd op het gewijzigdekasbeginsel, zoals bepaald in het Financieel Reglement. Aangezien beide resultaten het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of zij op elkaar kunnen worden afgestemd. In onderstaande tabel is deze afstemming opgenomen, met vermelding van de belangrijkste afgestemde bedragen, opgesplitst in ontvangsten en uitgaven.

Afstemming: economisch resultaat — begrotingsresultaat 2009

miljoen EUR

 

2009

2008

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

4 457

12 686

Ontvangsten

Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet geïnd zijn

(2 806)

(4 685)

Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn

2 563

3 485

Toegerekende baten (netto)

436

(724)

Uitgaven

Toegerekende uitgaven (netto)

5 381

6 353

Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar

(432)

(219)

Netto-effect voorfinanciering

(9 458)

(16 446)

Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar

(1 759)

(3 914)

Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van niet-gebruikte betalingskredieten

4 573

1 182

Mutaties in voorzieningen

(329)

4 316

Overige

(153)

(88)

Economisch resultaat agentschappen + EGKS

(209)

(136)

BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR

2 264

1 810

Afstemmingsposten — ontvangsten

De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd zijn, ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien zij geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.

De netto toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit toegerekende baten voor landbouwheffingen, eigen middelen en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

Afstemmingsposten — uitgaven

De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan de EU hebben gedeclareerd.

Hoewel toegerekende uitgaven niet als begrotingsuitgaven worden beschouwd, maken de betalingen die in het lopende jaar zijn verricht in verband met facturen die in vorige jaren zijn geboekt, wel deel uit van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar.

Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van (1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn en (2) de goedkeuring van de voorfinancieringen die in het lopende jaar of in vorige jaren werden betaald ingevolge de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, doch geen uitgave in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

Naast de betalingen die verricht zijn uit de kredieten van het jaar, dienen de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen, ook in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit overgedragen kredieten en de annulering van niet-gebruikte betalingskredieten.

De mutaties in de voorzieningen hebben betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de boekhouding op transactiebasis zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen zijn verschillende elementen zoals de waardevermindering van activa, de aankoop van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële participaties, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.

Ten slotte dient het economische resultaat van de agentschappen en de EGKS, dat wel is opgenomen in het geconsolideerde economisch resultaat, te worden uitgesloten uit het begrotingsresultaat, aangezien de begrotingsuitvoering daarvan geen deel uitmaakt van het geconsolideerde begrotingsresultaat.

2.2.   VERGELIJKING VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN ( Tabel 2 )

Het bedrag van de vastleggingskredieten van het begrotingsjaar in de oorspronkelijk goedgekeurde begroting, die op 18 december 2008 door de voorzitter van het Europees Parlement werd ondertekend, werd vastgelegd op 116,096 miljard EUR, voor 114,736 miljard EUR uit eigen middelen te financieren. Opgemerkt zij dat de geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting in de loop van het begrotingsjaar worden aangepast, en dat deze wijzigingen in gewijzigde begrotingen worden opgenomen. Wijzigingen in de eigenmiddelenbetalingen op basis van het bni van de lidstaten garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. In overeenstemming met het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangsten en de uitgaven van de begroting (betalingskredieten) in evenwicht zijn.

Ontvangsten:

In 2009 werden tien gewijzigde begrotingen goedgekeurd. Hun invloed aan de ontvangstenzijde van de begroting 2009 resulteerde in een totaal van 113,035 miljard EUR aan ontvangsten. Die werden voor een totaal van 110,238 miljard EUR (dus 4,498 miljard EUR minder dan aanvankelijk geraamd) uit eigen middelen gefinancierd en voor de rest uit andere ontvangsten. Dat er minder behoefte bestond aan eigen middelen was voornamelijk toe te schrijven aan de opname van 1,796 miljard EUR in verband met het overschot van het vorige jaar en aan het gecombineerde effect van een daling van de betalingskredieten en een stijging van de geraamde ontvangsten in de gewijzigde begroting nr. 10/2009. Daardoor namen de eigen middelen nog eens met 2,888 miljard EUR af.

In verband met de eigen middelen zij opgemerkt dat de inning van de traditionele eigen middelen het geraamde bedrag zeer dicht benaderde. Dit wordt verklaard door het feit dat de begrotingsramingen werden gewijzigd bij het opstellen van de gewijzigde begroting nr. 6/2009 (verlaging met 5,226 miljard EUR) en nogmaals bij het opstellen van de gewijzigde begroting nr. 10/2009 (verhoging met 600 miljoen EUR). Deze aanpassingen werden enerzijds gebaseerd op de nieuwe macro-economische prognoses van het voorjaar van 2009, die minder optimistisch waren dan de vorige, en anderzijds op de ontwikkeling van de werkelijke inning van de bijdragen.

De definitieve btw- en bni-betalingen van de lidstaten benaderden ook heel dicht de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden verklaard door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het ogenblik waarop de lidstaten die geen deel uitmaken van de EMU, hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.

Uitgaven:

In 2009 verkeerde de EU-begroting nog steeds in een overgangsfase van het ene financiële kader op het volgende. De vastleggingskredieten waren in overeenstemming met de richtsnoeren voor de uitgaven die voor de nieuwe programmeringsperiode 2007-2013 waren afgesproken, terwijl het aandeel van de betalingsaanvragen die nog betrekking hadden op het vorige financieel kader 2000-2006 bijna 12 % beliep.

Wat de vastleggingen betreft, werd de oorspronkelijke begroting (en bijgevolg de politieke doelstellingen) virtueel zoals gepland uitgevoerd. Het bestedingspercentage met uitsluiting van de niet-gebruikte reserves (447 miljoen EUR voor het Fonds voor aanpassing aan de globalisering en 56 miljoen EUR voor noodhulp) bereikte 99,6 % van de begroting en werd slechts licht aangepast in de loop van het jaar. Voor rubriek 2, natuurlijke hulpbronnen, werden de vastleggingen verhoogd met 259 miljoen EUR (namelijk een herstelplanverhoging van 600 miljoen EUR voor plattelandsontwikkeling, een verlaging aan het einde van het jaar van 390 miljoen EUR, en een verhoging van 49 miljoen EUR voor maatregelen in verband met blauwtong). Rubriek 5, beheer, nam af met 55 miljoen EUR. Deze zijn tezamen goed voor een toename van slechts 0,15 % ten opzichte van de oorspronkelijke begroting, als er geen rekening wordt gehouden met de verhoging van 615 miljoen EUR voor het Europees Solidariteitsfonds (omdat het om een reserve voor onvoorzienbare uitgaven gaat). Het uitvoeringspercentage voor betalingen, met uitsluiting van de ongebruikte reserve voor noodhulp, beliep 95 % van de oorspronkelijke begroting en 97 % van de definitieve begroting. De voornaamste verlagingen in de betalingskredieten gebeurden via gewijzigde begrotingen in rubriek 1a, concurrentiekracht, voor in totaal 738 miljoen EUR (waarvan 448 miljoen EUR voor onderzoek), in rubriek 2, natuurlijke hulpbronnen, voor in totaal 2,632 miljard EUR (2,192 miljard EUR voor plattelandsontwikkeling) en uitbreiding (244 miljoen EUR).

De niet-gebruikte goedgekeurde kredieten, met uitsluiting van reserves, beliepen in totaal 2,395 miljard EUR en bestonden voornamelijk uit: het Europees Sociaal Fonds (convergentie 674 miljoen EUR en regionale concurrentiekracht 248 miljoen EUR), het instrument voor pretoetredingssteun (142 miljoen EUR), administratie van de Commissie (394 miljoen EUR) en concurrentiekracht (377 miljoen EUR verspreid over rubriek 1a).

In het verslag over het begrotings- en financieel beheer - Begrotingsjaar 2009 van de Commissie, deel A (overzicht op begrotingsniveau) en deel B (over elke rubriek van het financieel kader afzonderlijk), is een gedetailleerde analyse opgenomen van de begrotingsaanpassingen, hun specifieke context, hun motivering en hun effect.

2.3.   ONTVANGSTEN ( Tabel 3 )

De ontvangsten van de algemene begroting van de Europese Unie vallen onder twee hoofdcategorieën: eigen middelen en andere ontvangsten. Dit is vastgelegd in artikel 311 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat bepaalt: „De begroting wordt, onverminderd andere ontvangsten, volledig uit eigen middelen gefinancierd.” Het grootste deel van de begrotingsuitgaven wordt uit de eigen middelen gefinancierd. De andere ontvangsten vertegenwoordigen slechts een klein deel van de totale financiering.

Er zijn drie categorieën eigen middelen: traditionele eigen middelen, btw-middelen en bni-middelen. De traditionele eigen middelen omvatten suikerheffingen en douanerechten. Een mechanisme voor de correctie van begrotingsonevenwichtigheden (korting ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk) alsook een brutovermindering van de jaarlijkse bni-bijdrage van Nederland en Zweden maken integrerend deel uit van het stelsel van eigen middelen.

De toewijzing van eigen middelen gebeurt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie. Dat besluit is op 1 maart 2009 in werking getreden, maar de regeling is van kracht vanaf 1 januari 2007. Bijgevolg is in het begrotingsjaar 2009 rekening gehouden met de terugwerkende effecten.

2.3.1.    Traditionele eigen middelen

Wat de traditionele eigen middelen betreft: elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van beide door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen:

—   in de „gewone”: boekhouding bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000: elk geïnd of gewaarborgd bedrag;

—   in de „specifieke”: boekhouding bedoeld in artikel 6, lid 3, onder b), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; de gegarandeerde, maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.

De lidstaten zenden de Commissie een kwartaaloverzicht van de specifieke boekhouding toe, waarin het volgende wordt vermeld:

het saldo dat in het vorige kwartaal nog moest worden geïnd;

de tijdens het betrokken kwartaal geïnde bedragen;

rectificaties van de grondslag (rectificaties/annuleringen) tijdens het betrokken kwartaal;

de geschrapte bedragen;

het aan het eind van het betrokken kwartaal nog te innen saldo.

Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), worden geboekt op de rekening van de Commissie bij de schatkist of het door de lidstaat aangewezen orgaan. De lidstaten houden als inningskosten 25 % van de traditionele eigen middelen in. De voorwaardelijke rechten op eigen middelen worden aangepast naargelang het waarschijnlijk is dat zij zullen worden geïnd.

2.3.2.    Bni- en btw-middelen

De btw-middelen vloeien voort uit de toepassing van een voor alle lidstaten geldend uniform percentage op de geharmoniseerde btw-grondslag, die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder b), van het eigenmiddelenbesluit van 2007. Het uniforme percentage is vastgesteld op 0,30 %, met uitzondering van de periode 2007-2013, waarin het percentage was vastgesteld op 0,225 % voor Oostenrijk, 0,15 % voor Duitsland en 0,10 % voor Nederland en Zweden. De btw-grondslag wordt voor alle lidstaten afgetopt op 50 % van het bni.

De btw-middelen vloeien voort uit de toepassing van een voor alle lidstaten geldend uniform percentage op de geharmoniseerde btw-grondslag, die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder c), van het besluit van de Raad van 29 september 2000. De btw-grondslag wordt voor alle lidstaten afgetopt op 50 % van het bni.

De bni-middelen vormen een variabele middelenbron die tijdens een gegeven begrotingsjaar de ontvangsten moet leveren ter dekking van de uitgaven die boven het bedrag liggen dat is geïnd uit hoofde van traditionele eigen middelen, btw-middelen en diverse ontvangsten. De ontvangsten vloeien voort uit de toepassing van een uniform percentage op de som van de bni's van alle lidstaten. De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de btw- en bni-grondslagen die tijdens de opstelling van het voorontwerp van begroting worden gemaakt. Deze ramingen worden later bijgesteld. Dit gebeurt tijdens het betrokken begrotingsjaar via een gewijzigde begroting.

De definitieve gegevens met betrekking tot de btw- en bni-grondslagen zijn beschikbaar tijdens het begrotingsjaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. De Commissie berekent de verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (bijgestelde) ramingen. Deze btw- en bni-saldi, die positief of negatief kunnen zijn, worden voor de eerste werkdag van december van het jaar dat volgt op het begrotingsjaar in kwestie door de Commissie bij de lidstaten afgeroepen. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. De eerder berekende saldi worden dan aangepast en het verschil wordt tegelijk met de btw- en bni-saldi voor het vorige begrotingsjaar afgeroepen.

Bij het verrichten van controles van btw-overzichten en bni-gegevens kan de Commissie tegen de lidstaten voorbehoud formuleren ten aanzien van bepaalde punten, die gevolgen kunnen hebben voor hun bijdragen aan eigen middelen. Deze punten van voorbehoud kunnen bv. gebaseerd zijn op een gebrek aan aanvaardbare gegevens of de noodzaak een passende methodiek te ontwikkelen. Deze punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldi of via afzonderlijke afroepingen van middelen.

2.3.3.    Correctie voor het Verenigd Koninkrijk

Dit mechanisme vermindert de stortingen van eigen middelen van het Verenigd Koninkrijk in verhouding tot de „begrotingsonevenwichtigheid” ten nadele van dit land en vermeerdert de stortingen van eigen middelen van de andere lidstaten in dezelfde mate. Het mechanisme ter correctie van de begrotingsonevenwichtigheden ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk is ingesteld door de Europese Raad van Fontainebleau (juni 1984) en het daaruit voortvloeiende eigenmiddelenbesluit van 7 mei 1985. Het doel van dit mechanisme was de begrotingsonevenwichtigheid ten nadele van het Verenigd Koninkrijk te compenseren door een vermindering van de door dit land aan de EU af te dragen middelen. Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Nederland dragen in mindere mate aan die correctie bij (beperkt tot een vierde van hun normale aandeel).

2.3.4.    Brutovermindering voor Nederland en Zweden

Op grond van het eigenmiddelenbesluit van 2007 krijgen Nederland en Zweden een brutovermindering van hun jaarlijkse bni-bijdrage voor de periode 2007-2013. De brutovermindering - 650 miljoen EUR voor Nederland en 150 miljoen EUR voor Zweden (in prijzen van 2004) — wordt aan de huidige prijzen aangepast door toepassing van de bbp-deflator voor de EU uitgedrukt in EUR en wordt toegekend na de berekening van de correctie ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk en de financiering daarvan.

2.3.5.    Aanpassing in verband met de tenuitvoerlegging van het eigenmiddelenbesluit van 2007 voor de jaren 2007 en 2008

Artikel 11 van het eigenmiddelenbesluit van 2007 bepaalt dat het besluit na zijn inwerkingtreding van kracht is op 1 januari 2007. Dit betekent dat de financiering voor de jaren 2007 en 2008 moest worden herberekend volgens de nieuwe regels. De aanpassing (de verschillen tussen het oude en het nieuwe eigenmiddelenbesluit voor de jaren 2007 en 2008) werd opgenomen in de gewijzigde begroting nr. 3/2009 en werd in een enkele betaling uitgevoerd op 1 juni 2009.

Nadere informatie over de uitvoering van de ontvangsten kan worden gevonden in het verslag over het begrotings- en financieel beheer - Begrotingsjaar 2009 van de Commissie.

2.4.   UITGAVEN ( tabellen 4 tot en met 13 )

2.4.1.    Financieel kader 2007-2013

De uitgaven worden per grote uitgavencategorie van de EU gepresenteerd volgens de indeling in rubrieken van het financieel kader 2007-2013. Het begrotingsjaar 2009 was het derde jaar van het financieel kader 2007-2013. Het totale maximum van de vastleggingskredieten bedraagt voor 2009 134,722 miljard EUR of 1,13 % van het bni. Het totale maximum van de kredieten voor betalingen bedraagt 120,445 miljard EUR of 1,01 % van het bni. In de onderstaande tabel wordt het financieel kader voor 2013 gegeven, geraamd tegen de huidige prijzen.

miljoen EUR

 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

1.

Duurzame groei

53 979

57 653

61 696

63 555

63 974

66 964

69 957

2.

Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen

55 143

59 193

56 333

59 955

60 338

60 810

61 289

3.

Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

1 273

1 362

1 518

1 693

1 889

2 105

2 376

4.

De EU als mondiale partner

6 578

7 002

7 440

7 893

8 430

8 997

9 595

5.

Beheer

7 039

7 380

7 525

7 882

8 334

8 670

9 095

6.

Compensaties

445

207

210

0

0

0

0

Vastleggingskredieten:

124 457

132 797

134 722

140 978

142 965

147 546

152 312

Totaal betalingskredieten:

122 190

129 681

120 445

134 289

134 280

141 360

143 331

Rubriek 1 —   Duurzame groei

Deze rubriek is onderverdeeld in twee afzonderlijke, maar onderling afhankelijke componenten:

1a. Concurrentiekracht voor groei en werkgelegenheid, die uitgaven bevat voor onderzoek en innovatie, onderwijs en opleiding, trans-Europese netwerken, sociaal beleid, de interne markt en bijbehorende beleidslijnen.

1b. Cohesie voor groei en werkgelegenheid, bedoeld om de convergentie van de minst ontwikkelde lidstaten en regio's te verhogen, om de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling buiten de minder welvarende regio's aan te vullen en om de interregionale samenwerking te steunen.

Rubriek 2 —   Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen

Rubriek 2 omvat gemeenschappelijke beleidslijnen voor landbouw en visserij, maatregelen voor plattelandsontwikkeling en milieu, meer bepaald Natura 2000. Het bedrag dat bestemd is voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid is de neerslag van de overeenkomst die werd bereikt tijdens de Europese Raad van Brussel in oktober 2002.

Rubriek 3 —   Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

De nieuwe rubriek 3 (Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid) heeft betrekking op het groeiend belang dat de EU hecht aan bepaalde domeinen waarin de Unie nieuwe opdrachten heeft gekregen, meer bepaald justitie en binnenlandse zaken, bescherming van de grenzen, immigratie- en asielbeleid, gezondheidszorg en consumentenbescherming, cultuur, jeugd, informatie en de dialoog met de burgers. Zij is opgesplitst in twee componenten: 3a. Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, en 3b. Burgerschap.

Rubriek 4 —   De EU als mondiale partner

Rubriek 4 heeft betrekking op alle externe maatregelen, onder meer pretoetredingsinstrumenten. Hoewel de Commissie had voorgesteld om het EOF in het financieel kader te integreren, waren de Europese Raad en het Europees Parlement het eens om het erbuiten te laten.

Rubriek 5 —   Beheer

Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven van alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen. Voor de andere instellingen dan de Commissie vormen al hun uitgaven administratieve uitgaven, maar de agentschappen en andere organen doen beide: zowel administratieve als beleidsuitgaven.

Rubriek 6 —   Compensaties

Overeenkomstig het politieke akkoord dat de nieuwe lidstaten helemaal aan het begin van hun lidmaatschap geen nettobetalers aan de begroting zouden worden, is hiervoor in deze rubriek voorzien in een compensatie. Dit bedrag zal beschikbaar worden gesteld via overschrijvingen om hun begrotingsontvangsten en -bijdragen in evenwicht te brengen.

2.4.2.    Beleidsterreinen

Als onderdeel van het activiteitsgestuurd beheer (activity based management, afgekort ABM) voert de Commissie voor haar plannings- en beheersprocessen de activiteitsgestuurde begroting (activity based budgeting, afgekort ABB) in. Het gaat daarbij om een begrotingsstructuur waarin de begrotingstitels overeenkomen met beleidsterreinen en de begrotingshoofdstukken met activiteiten. Met de activiteitsgestuurde begroting wordt beoogd een duidelijk kader te verschaffen voor de omzetting van de beleidsdoelstellingen van de Commissie in acties door wetgeving, door financiële middelen of door andere middelen van openbaar beleid. Door alles wat de Commissie doet, te structureren in termen van activiteiten, wordt een duidelijk beeld gegeven van wat de Commissie onderneemt en tegelijkertijd een gemeenschappelijk kader geboden voor de vaststelling van prioriteiten. In de begrotingsprocedure worden middelen toegewezen aan prioriteiten, waarbij de activiteiten worden gebruikt als de bouwstenen voor budgetteringsdoeleinden. Door een verband te leggen tussen activiteiten en de aan deze activiteiten toegewezen middelen wordt met de activiteitsgestuurde begroting getracht binnen de Commissie de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het gebruik van de middelen te verhogen.

Een beleidsterrein kan worden gedefinieerd als een homogene groep activiteiten die een onderdeel van de werkzaamheden van de Commissie vormt, wat van belang is voor het besluitvormingsproces. Elk beleidsterrein stemt doorgaans met een DG overeen en omvat gemiddeld ongeveer zes of zeven afzonderlijke activiteiten. Bij de meeste van deze beleidsterreinen gaat het om activiteiten ten behoeve van derden. De beleidsbegroting wordt aangevuld met de nodige administratieve uitgaven voor elk beleidsterrein.

Nadere informatie over de uitvoering van de uitgaven kan worden gevonden in het verslag over het begrotings- en financieel beheer - Begrotingsjaar 2009 van de Commissie.

2.5.   INSTELLINGEN EN AGENTSCHAPPEN ( tabellen 14 tot en met 18 )

Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld. Agentschappen hebben geen afzonderlijke begroting binnen de EU-begroting en zij worden gedeeltelijk gefinancierd met een begrotingssubsidie van de Commissie.

Om alle relevante begrotingsgegevens voor de agentschappen te kunnen verstrekken, zijn in het begrotingsgedeelte van de geconsolideerde jaarrekeningen afzonderlijke verslagen opgenomen over de uitvoering van de individuele begrotingen van de traditionele geconsolideerde agentschappen.


(1)  Overeenkomstig artikel 83 van het Statuut [Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968, gewijzigd] waarborgen de lidstaten gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.

(2)  Het Europees Parlement heeft op 17 december 2009 een begroting goedgekeurd waarin is bepaald dat de verplichtingen op korte termijn van de EU worden betaald uit eigen middelen die in 2010 bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd.

(3)  De jaarrekening 2008 omvatte de geldmiddelen van het Garantiefonds als geldmiddelen en niet als investeringen.

(4)  De bovengrenswaarde heeft betrekking op een lening met vaste rente die wordt gedekt door een renteswap.

(5)  De bovengrenswaarde heeft betrekking op een lening met vaste rente die wordt gedekt door een renteswap.

(6)  Met toepassing van de correctiecoëfficiënt.

(7)  Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.

(8)  Gedecentraliseerd orgaan van de EU dat ressorteert onder de pijler „politiële en justitiële samenwerking in strafzaken”.

(9)  Voor het eerst geconsolideerd in 2009.

(10)  Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoenen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in deze begrotingstabellen niet correct zijn opgeteld.

(11)  Waarvan de EVA goed is voor 11 miljoen EUR in 2009 en 14 miljoen EUR in 2008.

(12)  met inbegrip van overgedragen kredieten en bestemmingsontvangsten

(13)  met inbegrip van overgedragen kredieten en bestemmingsontvangsten


Top