Изберете експерименталните функции, които искате да изпробвате

Този документ е извадка от уебсайта EUR-Lex.

Документ 52010AG0006

    Standpunt (EU) nr. 6/2010 van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1331/2008 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie Vastgesteld door de Raad op 15 maart 2010 (Voor de EER relevante tekst)

    PB C 122E van 11.5.2010г., стр. 38—57 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    11.5.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 122/38


    STANDPUNT (EU) Nr. 6/2010 VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

    met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1331/2008 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie

    Vastgesteld door de Raad op 15 maart 2010

    (Voor de EER relevante tekst)

    2010/C 122 E/03

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 114,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Het vrije verkeer van veilig en gezond voedsel is een wezenlijk aspect van de interne markt en levert een aanzienlijke bijdrage tot de gezondheid en het welzijn van de burgers en hun sociale en economische belangen. Verschillen tussen nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de veiligheidsbeoordeling en goedkeuring van nieuwe voedingsmiddelen kunnen een belemmering vormen voor het vrije verkeer van deze producten en daardoor oneerlijke concurrentievoorwaarden scheppen.

    (2)

    Bij de uitvoering van het beleid van de Unie dient een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te worden gewaarborgd. Waar passend moet de nodige aandacht worden besteed aan de bescherming van het milieu en het dierenwelzijn.

    (3)

    Bij Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (3) en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie van 20 september 2001 houdende nadere regels voor de openbaarmaking van bepaalde gegevens en de bescherming van ingevolge Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad verstrekte gegevens (4) zijn de voorschriften van de Unie voor nieuwe voedingsmiddelen vastgesteld. Voor de duidelijkheid moeten Verordening (EG) nr. 258/97 en Verordening (EG) nr. 1852/2001 worden ingetrokken, en Verordening (EG) nr. 258/97 moet worden vervangen door de onderhavige verordening. Aanbeveling 97/618/EG van de Commissie van 29 juli 1997 betreffende de wetenschappelijke aspecten en de presentatie van de informatie die nodig is om aanvragen voor het in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten te ondersteunen alsmede het opstellen van de verslagen van de eerste beoordeling uit hoofde van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (5) moet daarom worden ingetrokken wat betreft nieuwe voedingsmiddelen.

    (4)

    Om te zorgen voor continuïteit met Verordening (EG) nr. 258/97, moet voor nieuwe voedingsmiddelen het criterium blijven gelden dat zij niet vóór de datum waarop die verordening van toepassing werd, namelijk 15 mei 1997, in significante mate in de Unie voor menselijke voeding zijn gebruikt. Met gebruik binnen de Unie wordt bedoeld gebruik in de lidstaten, ongeacht de datum waarop deze tot de Europese Unie zijn toegetreden.

    (5)

    Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (6) is van toepassing. De bestaande definitie van nieuwe voedingsmiddelen moet worden verduidelijkt en geactualiseerd door in plaats van de huidige categorieën een verwijzing op te nemen naar de algemene definitie van levensmiddelen in de genoemde verordening.

    (6)

    Bovendien moet worden verduidelijkt dat een voedingsmiddel als nieuw moet worden beschouwd wanneer daarop een productietechnologie is toegepast die binnen de Unie niet eerder voor levensmiddelenproductie werd gebruikt. Met name opkomende kweek-, fok- en levensmiddelenproductietechnologieën, die van invloed zijn op de levensmiddelen en dus mogelijk ook op de voedselveiligheid, moeten onder deze verordening vallen. Daarom moeten levensmiddelen die afkomstig zijn van dieren die met niet-traditionele foktechnieken zijn geproduceerd en van nakomelingen van die dieren, levensmiddelen die afkomstig zijn van planten die met niet-traditionele veredelingstechnieken) zijn geproduceerd, levensmiddelen die zijn geproduceerd met nieuwe productieprocedés die van invloed kunnen zijn op de levensmiddelen, en levensmiddelen die geheel of gedeeltelijk uit technisch vervaardigde nanomaterialen bestaan, ook als nieuwe voedingsmiddelen worden beschouwd. Levensmiddelen die afkomstig zijn van nieuwe plantensoorten of van diersoorten die met traditionele foktechnieken zijn geproduceerd, dienen niet als nieuwe voedingsmiddelen te worden beschouwd. Voorts moet worden verduidelijkt dat levensmiddelen uit derde landen die binnen de Unie nieuwe voedingsmiddelen zijn, uitsluitend als traditionele levensmiddelen kunnen worden beschouwd wanneer ze afkomstig zijn uit de primaire productie als omschreven in Verordening (EG) nr. 178/2002, ongeacht of het om verwerkte of onverwerkte levensmiddelen gaat (bijvoorbeeld fruit, jam, vruchtensap). Levensmiddelen die afkomstig zijn van planten die met niet-traditionele kweektechnieken zijn geproduceerd van dieren die met niet-traditionele foktechnieken zijn geproduceerd of van nakomelingen van die dieren, alsmede levensmiddelen die zijn geproduceerd met nieuwe productieprocedés, kunnen evenwel niet tot die categorie levensmiddelen behoren.

    (7)

    Het op 16 januari 2008 uitgebrachte advies van de Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën, opgericht bij besluit van de Commissie van 16 december 1997, en het op 15 juli 2008 aangenomen advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid wijzen echter uit dat de technieken voor het klonen van dieren, zoals de „somatic nuclear cell transfer”, specifieke kenmerken hebben die aangeven dat deze verordening niet alle vraagstukken in verband met klonen kan omvatten. De Commissie moet om die reden bij het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over voedingsmiddelen die worden geproduceerd van met een kloontechniek gekloonde dieren en van de nakomelingen ervan, en daarna indien nodig, een wetgevingsvoorstel indienen. Indien specifieke wetgeving wordt aangenomen, moet het toepassingsgebied van deze verordening dienovereenkomstig worden aangepast.

    (8)

    Er moeten uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld om criteria te verschaffen voor de beoordeling of een levensmiddel vóór 15 mei 1997 in de Unie in significante mate voor menselijke voeding is gebruikt. Als een levensmiddel vóór die datum uitsluitend gebruikt is als of in een voedingssupplement, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG (7), of als bestanddeel daarvan, mag het na die datum in de Unie in de handel worden gebracht zonder als nieuw voedingsmiddel te worden beschouwd. Bij de beoordeling of het levensmiddel vóór 15 mei 1997 in de Unie in significante mate voor menselijke voeding is gebruikt, dient echter geen rekening te worden gehouden met het gebruik als voedingssupplement of bestanddeel daarvan. Voor ander gebruik van het betrokken levensmiddel, dus niet als voedingssupplement, moet toestemming overeenkomstig deze verordening vereist zijn.

    (9)

    Het gebruik van technisch vervaardigde nanomaterialen in de productie van levensmiddelen kan toenemen door de verdere ontwikkeling van de technologie. Met het oog op het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid, het vrije verkeer van goederen en rechtszekerheid voor fabrikanten moet een uniforme definitie van technisch vervaardigde nanomaterialen op internationaal niveau worden opgesteld. De Unie dient te streven naar overeenstemming over een definitie in de bevoegde internationale gremia. Indien overeenstemming wordt bereikt, moet de definitie van technisch vervaardigde nanomaterialen in deze verordening dienovereenkomstig worden aangepast.

    (10)

    Levensmiddelen die zijn bereid uit ingrediënten die buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallen, in het bijzonder door de ingrediënten of de samenstelling of de hoeveelheid daarvan te wijzigingen, dienen niet te worden beschouwd als nieuwe voedingsmiddelen. Desalniettemin hebben wijzigingen van een levensmiddelingrediënt, zoals het gebruik van selectieve extracten of van andere delen van een plant, die tot nog toe binnen de Unie niet voor menselijke voeding zijn gebruikt, tot gevolg dat het levensmiddel binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt.

    (11)

    De bepalingen van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (8), moeten gelden wanneer een product, gelet op al zijn eigenschappen, zowel onder de definitie van „geneesmiddel” kan vallen als onder de definitie van een product dat onder andere wetgeving van de Unie valt. In dit verband moet een lidstaat, wanneer hij overeenkomstig Richtlijn 2001/83/EG vaststelt dat een product een geneesmiddel is, het in de handel brengen van dat product kunnen beperken in overeenstemming met het recht van de Unie. Bovendien vallen geneesmiddelen niet onder de definitie van levensmiddel die in Verordening (EG) nr. 178/2002 wordt gegeven en mag deze verordening er niet op worden toegepast.

    (12)

    Krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 toegelaten nieuwe voedingsmiddelen moeten als nieuw voedingsmiddel beschouwd blijven worden, maar voor nieuwe toepassingen van die voedingsmiddelen moet toestemming vereist zijn.

    (13)

    Levensmiddelen die voor technologische toepassingen bestemd zijn of genetisch gemodificeerd zijn, moeten niet onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Daarom vallen genetisch gemodificeerde levensmiddelen die onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1829/2003 (9) vallen, levensmiddelen die uitsluitend gebruikt worden als additieven die onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1333/2008 (10) vallen, aroma's die onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1334/2008 (11) vallen, enzymen die onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1332/2008 (12) vallen en extractiemiddelen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/32/EG (13), buiten het toepassingsgebied van deze verordening.

    (14)

    Het gebruik van vitaminen en mineralen is geregeld in specifieke sectorale levensmiddelenwetgeving. De vitaminen en mineralen die vallen onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/46/EG, Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (14) en Richtlijn 2009/39 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen (herschikking) (15), moeten daarom buiten het toepassingsgebied van deze verordening blijven. Deze specifieke wetgevingen treffen evenwel geen regeling voor de gevallen waarin goedgekeurde verbindingen van vitaminen en mineralen worden verkregen met productiemethoden of nieuwe bronnen waarmee geen rekening is gehouden toen die verbindingen werden goedgekeurd. In afwachting van de aanpassing van de specifieke wetgevingen mogen die verbindingen van vitaminen en mineralen derhalve niet buiten het toepassingsgebied van deze verordening worden gehouden wanneer het gebruik van de productiemethode of van nieuwe bronnen wijzigingen in de samenstelling of de structuur van de vitaminen of mineralen veroorzaakt die significant zijn voor hun voedingswaarde, hun metabolisme of hun gehalte aan ongewenste stoffen.

    (15)

    Voor bijzondere voeding, voor verrijking van levensmiddelen of voor gebruik als voedingssupplement bestemde nieuwe voedingsmiddelen, afgezien van vitaminen en mineralen, moeten worden beoordeeld overeenkomstig deze verordening. Tegelijkertijd moeten hierop de voorschriften in Richtlijn 2002/46/EG, in Verordening (EG) nr. 1925/2006 en in Richtlijn 2009/39/EG, en in de in die wetgeving en de bijlage daarbij bedoelde bijzondere richtlijnen van toepassing blijven.

    (16)

    De beoordeling of een levensmiddel vóór 15 mei 1997 binnen de Unie in significante mate voor menselijke voeding is gebruikt, moet plaatsvinden op basis van door exploitanten van levensmiddelenbedrijven verstrekte informatie en, waar passend, gesteund door andere informatie, die in de lidstaten beschikbaar is. Er moet een eenvoudige en transparante procedure worden vastgesteld voor situaties waarin er geen toereikende informatie beschikbaar is over het gebruik voor menselijke voeding vóór 15 mei 1997 en bij deze procedure moeten de Commissie, de lidstaten en eventuele betrokken partijen worden betrokken.

    (17)

    Nieuwe voedingsmiddelen mogen alleen in de Unie in de handel worden gebracht als zij veilig zijn en de consument niet misleiden. Wanneer het nieuwe voedingsmiddel bedoeld is ter vervanging van een ander levensmiddel, mag het daar bovendien niet zodanig van verschillen dat de normale consumptie ervan uit voedingsoogpunt nadelig voor de consument is.

    (18)

    Voor de veiligheidsbeoordeling en goedkeuring moet een geharmoniseerde gecentraliseerde procedure worden toegepast die doelmatig, aan termijnen gebonden en transparant is. Met het oog op verdere harmonisatie van de verschillende goedkeuringsprocedures voor levensmiddelen moeten de veiligheidsbeoordeling voor nieuwe voedingsmiddelen en de opname ervan op de EU-lijst plaatsvinden in overeenstemming met de procedure van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (16), die van toepassing moet zijn behalve wanneer deze verordening er specifiek van afwijkt. Wanneer de Commissie een aanvraag tot goedkeuring van een product als nieuw voedingsmiddel ontvangt, dient zij de geldigheid en de toepasselijkheid van de aanvraag te onderzoeken. Bij de goedkeuring van een nieuw voedingsmiddel moet ook rekening worden gehouden met andere factoren die van belang zijn voor het onderwerp in kwestie, zoals ethiek, milieu en dierenwelzijn, en het voorzorgsbeginsel.

    (19)

    Ook moeten criteria voor de beoordeling van de potentiële risico's van nieuwe voedingsmiddelen worden vastgesteld. Met het oog op een geharmoniseerde wetenschappelijke beoordeling van nieuwe voedingsmiddelen moet die beoordeling door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (hierna „de Autoriteit” genoemd) worden verricht.

    (20)

    Er is momenteel ontoereikende informatie over de risico's in verband met technisch vervaardigde nanomaterialen. Om de veiligheid van die materialen beter te kunnen beoordelen, dient de Commissie, in samenwerking met de Autoriteit, testmethodes te ontwikkelen die rekening houden met de specifieke kenmerken van technisch vervaardigde nanomaterialen.

    (21)

    De procedures moeten worden vereenvoudigd door aanvragers toe te staan één aanvraag in te dienen voor levensmiddelen die onder verschillende sectorale levensmiddelenwetgeving vallen. Verordening (EG) nr. 1331/2008 dient derhalve dienovereenkomstig te worden aangepast. Ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is, en moet het woord „Gemeenschap” in heel die verordening worden vervangen door het woord „Unie”.

    (22)

    Indien traditionele levensmiddelen uit derde landen voorkomen op de lijst van traditionele levensmiddelen uit derde landen mogen zij, onder soortgelijke voorwaarden als voor de levensmiddelen waarvan is aangetoond dat zij een geschiedenis van veilig gebruik hebben, in de Unie in de handel worden gebracht. Bij de beoordeling en het beheer van de veiligheid van traditionele levensmiddelen uit derde landen moet rekening worden gehouden met de geschiedenis van veilig gebruik als levensmiddel in hun land van oorsprong. Gebruik voor niet-voedingsdoeleinden of gebruik voor andere doeleinden dan een normaal voedingspatroon moet bij de vaststelling van een geschiedenis van veilig gebruik als levensmiddel buiten beschouwing blijven.

    (23)

    Zo nodig moeten op basis van de conclusies van de veiligheidsbeoordeling voorschriften worden vastgesteld voor monitoring van het gebruik van in de handel gebrachte nieuwe voedingsmiddelen voor menselijke voeding.

    (24)

    De opname van een nieuw voedingsmiddel op de EU-lijst van nieuwe voedingsmiddelen of op de lijst van traditionele levensmiddelen uit derde landen moet de mogelijkheid onverlet laten om de effecten van de totale inname van een stof die aan dat voedingsmiddel is toegevoegd of voor de vervaardiging ervan is gebruikt, dan wel van een vergelijkbaar product, overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1925/2006 te beoordelen.

    (25)

    Onder bepaalde omstandigheden, teneinde onderzoek en ontwikkeling, en bijgevolg innovatie, in de landbouw- en levensmiddelenindustrie te stimuleren, moeten de nieuwe wetenschappelijke bewijzen en door eigendomsrechten beschermde gegevens die worden verstrekt om een aanvraag voor de opname van een nieuw voedingsmiddel op de EU-lijst te ondersteunen, worden beschermd. Deze gegevens mogen gedurende een beperkte periode niet zonder toestemming van de eerste aanvrager ten gunste van een latere aanvrager worden gebruikt. De bescherming van door een aanvrager ingediende wetenschappelijke gegevens mag voor andere aanvragers geen beletsel vormen om op basis van hun eigen wetenschappelijke gegevens te proberen nieuwe voedingsmiddelen op de EU-lijst van nieuwe voedingsmiddelen te laten opnemen.

    (26)

    Voor nieuwe voedingsmiddelen gelden de algemene etiketteringsvoorschriften van Richtlijn 2000/13/EG (17) en, waar nodig, de voedingswaarde-etiketteringsbepalingen van Richtlijn 90/496/EEG (18). In bepaalde gevallen kan aanvullende informatie op het etiket nodig zijn, in het bijzonder in verband met de beschrijving, de oorsprong of de gebruiksvoorwaarden van de levensmiddelen. Wanneer een nieuw voedingsmiddel op de EU-lijst of op de lijst van traditionele levensmiddelen uit derde landen wordt geplaatst, kunnen hieraan specifieke gebruiksvoorwaarden of etiketteringsvoorschriften worden verbonden, die onder meer betrekking kunnen hebben op specifieke kenmerken of op eigenschappen van het voedingsmiddel, zoals samenstelling, voedingswaarde of nutritionele effecten en het beoogde gebruik van het voedingsmiddel, ethische overwegingen of gevolgen voor de gezondheid van bepaalde bevolkingsgroepen.

    (27)

    Bij Verordening (EG) nr. 1924/2006 (19) zijn de bepalingen in de lidstaten op het gebied van voeding en gezondheid geharmoniseerd. Claims voor nieuwe voedingsmiddelen moeten dan ook in overeenstemming zijn met die verordening.

    (28)

    De Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën kan in voorkomend geval worden geraadpleegd voor advies over ethische vraagstukken in verband met het in de Unie in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen.

    (29)

    Nieuwe voedingsmiddelen die op grond van Verordening (EG) nr. 258/97 in de Unie in de handel worden gebracht, moeten in de handel gebracht blijven worden. Nieuwe voedingsmiddelen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 258/97 zijn toegelaten, moeten op de bij deze verordening ingestelde EU-lijst van nieuwe voedingsmiddelen worden opgenomen. Voorts moeten verzoeken krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 die vóór de datum van toepassing van deze verordening zijn ingediend, worden omgezet in aanvragen krachtens de onderhavige verordening indien het verslag van de eerste beoordeling bedoeld in Verordening (EG) nr. 258/97 nog niet aan de Commissie is toegezonden, alsmede ingeval een aanvullend beoordelingsverslag nodig is overeenkomstig die verordening. Andere verzoeken krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 258/97 die vóór de datum van toepassing van onderhavige verordening zijn ingediend, worden behandeld volgens de bepalingen van Verordening (EG) nr. 258/97.

    (30)

    Bij Verordening (EG) nr. 882/2004 (20) zijn algemene regels vastgesteld voor het uitvoeren van officiële controles om de overeenstemming met de voedselwetgeving na te gaan. De lidstaten moet worden verzocht officiële controles uit te voeren overeenkomstig die verordening, teneinde een grotere overeenstemming met die verordening te bereiken.

    (31)

    De vereisten ten aanzien van de hygiëne van levensmiddelen als opgenomen in Verordening (EG) nr. 852/2004 (21) zijn van toepassing.

    (32)

    Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het vaststellen van geharmoniseerde regels voor het in de Unie in de handel brengen van nieuwe levensmiddelen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

    (33)

    De lidstaten moeten de regels vaststellen voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en moeten alle maatregelen nemen om te waarborgen dat zij worden toegepast. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn.

    (34)

    De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (22).

    (35)

    De Commissie moet met name de bevoegdheid krijgen om met het oog op de geharmoniseerde uitvoering van deze bepalingen door de lidstaten een aantal definities te verduidelijken op grond van ter zake doende criteria, waaronder de definitie van „technisch vervaardigde nanomaterialen”, rekening houdend met de technische en de wetenschappelijke ontwikkeling, en de definitie van niet-traditionele foktechnieken waaronder technieken voor ongeslachtelijke voortplanting van genetisch identieke dieren die vóór 15 mei 1997 in de Unie nog niet in het kader van levensmiddelenproductie werden gebruikt. Voorts moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om passende overgangsmaatregelen vast te stellen en de lijst van traditionele levensmiddelen uit derde landen en de EU-lijst bij te werken.

    (36)

    Daarenboven dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de criteria om te bepalen welke levensmiddelen vóór 15 mei 1997 in de Unie in significante mate voor menselijke voeding zijn gebruikt. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden deskundigen raadpleegt overeenkomstig de toezeggingen die zij heeft gedaan in haar Mededeling van 9 december 2009 betreffende de tenuitvoerlegging van artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK 1

    INLEIDENDE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Onderwerp

    Deze verordening bevat geharmoniseerde voorschriften voor het in de Unie in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen, die erop gericht zijn een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en de consumentbelangen te waarborgen en tegelijkertijd te zorgen voor een goed werkende interne markt, met inachtneming van, in voorkomend geval de bescherming van het milieu en het dierenwelzijn.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    1.   Deze verordening is van toepassing op het in de Unie in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen.

    2.   Deze verordening is niet van toepassing op:

    a)

    levensmiddelen wanneer en voor zover zij gebruikt worden als:

    i)

    levensmiddelenadditieven die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1333/2008 vallen;

    ii)

    levensmiddelenaroma's die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1334/2008 vallen;

    iii)

    extractiemiddelen, gebruikt bij de productie van levensmiddelen, die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/32/EG van de Raad vallen;

    iv)

    voedingsenzymen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1332/2008 vallen;

    v)

    vitaminen en mineralen die binnen het toepassingsgebied van respectievelijk Richtlijn 2002/46/EG, Verordening (EG) nr. 1925/2006 of Richtlijn 2009/39/EG vallen, met uitzondering van reeds goedgekeurde verbindingen van vitaminen en mineralen die worden verkregen door gebruik te maken van productiemethoden of nieuwe bronnen waarmee geen rekening is gehouden toen die verbindingen krachtens specifieke wetgeving werden goedgekeurd, wanneer die productiemethoden of nieuwe bronnen significante wijzigingen veroorzaken als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), punt iii), van deze verordening;

    b)

    levensmiddelen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1829/2003 vallen.

    Artikel 3

    Definities

    1.   Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities in Verordening (EG) nr. 178/2002 van toepassing.

    2.   Verder wordt verstaan onder:

    a)   „nieuwe voedingsmiddelen”: levensmiddelen die binnen de Unie vóór 15 mei 1997 niet in significante mate voor menselijke voeding werden gebruikt, onder meer:

    b)   „nakomeling”: een dier dat met traditionele foktechnieken is voortgebracht en waarvan ten minste één ouderdier met een niet-traditionele foktechniek is voortgebracht;

    c)   „technisch vervaardigd nanomateriaal”: doelbewust geproduceerd materiaal dat een of meer dimensies heeft van 100 nm of minder of dat is samengesteld uit afzonderlijke functionele delen, intern of aan de oppervlakte, waarvan er vele een of meer dimensies hebben van 100 nm of minder, inclusief structuren, agglomeraten of aggregaten, die een omvang kunnen hebben van meer dan 100 nm, maar die eigenschappen behouden die kenmerkend voor de nanoschaal zijn.

    Eigenschappen die kenmerkend voor de nanoschaal zijn, zijn onder andere:

    d)   „traditionele levensmiddelen uit een derde land”: andere dan de in de punten i) tot en met iv) van de onder a) bedoelde nieuwe voedingsmiddelen, afkomstig van de primaire productie, met een gebruiksgeschiedenis in een derde land, waarmee bedoeld wordt dat het levensmiddel gedurende ten minste 25 jaar voor een groot deel van de bevolking van het land een onderdeel van het normale voedingspatroon is geweest, en dat nog altijd is;

    e)   „geschiedenis van veilig gebruik als levensmiddel in een derde land”: de veiligheid van het voedingsmiddel wordt bevestigd door gegevens over de samenstelling, door de ervaring met het gebruik en door het ten minste 25 jaar voortgezette gebruik voor het gebruikelijke voedingspatroon van een groot deel van de bevolking van een land.

    3.   De Commissie kan volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure verdere criteria vaststellen ter verduidelijking van de definities in lid 2, onder a), punt i) tot en met punt iv), onder c), d) en onder e), van dit artikel.

    Artikel 4

    Procedure voor het vaststellen van de status van nieuw voedingsmiddel

    1.   De exploitanten van levensmiddelenbedrijven toetsen de status van voedingsmiddelen die zij in de Unie in de handel willen brengen met inachtneming van het toepassingsgebied van deze verordening.

    2.   Bij twijfel raadplegen de exploitanten van levensmiddelenbedrijven de bevoegde autoriteiten voor nieuwe voedingsmiddelen als omschreven in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1331/2008 over de status van het betrokken voedingsmiddel. Op verzoek van de bevoegde autoriteit verstrekken de exploitanten van levensmiddelenbedrijven informatie over de mate waarin het betrokken voedingsmiddel vóór 15 mei 1997 in de Unie voor menselijke voeding werd gebruikt.

    3.   Indien nodig kan een bevoegde autoriteit overleggen met andere bevoegde autoriteiten en met de Commissie over de mate waarin een voedingsmiddel vóór 15 mei 1997 in de Unie voor menselijke voeding werd gebruikt. Reacties in het kader van dat overleg worden eveneens aan de Commissie toegezonden. De Commissie maakt een overzicht van de ontvangen reacties en deelt het resultaat van het overleg mee aan de bevoegde autoriteiten.

    4.   De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen met het oog op lid 3 van dit artikel vaststellen volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure.

    Artikel 5

    Interpretatiebesluiten

    Zo nodig kan overeenkomstig de in artikel 19, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure worden vastgesteld of een soort voedingsmiddel binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt.

    HOOFDSTUK II

    VEREISTEN VOOR HET IN DE UNIE IN DE HANDEL BRENGEN VAN NIEUWE VOEDINGSMIDDELEN

    Artikel 6

    Verbod op nieuwe voedingsmiddelen die niet aan de eisen voldoen

    Niemand mag nieuwe voedingsmiddelen in de Unie in de handel brengen die niet aan deze verordening voldoen.

    Artikel 7

    Lijst van nieuwe voedingsmiddelen

    1.   De Commissie houdt een EU-lijst bij van goedgekeurde nieuwe voedingsmiddelen die geen traditionele levensmiddelen uit derde landen zijn (hierna „de EU-lijst”), die overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 zal worden bekendgemaakt.

    2.   De Commissie stelt een lijst op van de krachtens artikel 11, lid 5, van deze verordening toegestane traditionele levensmiddelen uit derde landen die in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie zal worden bekendgemaakt, en zij werkt deze lijst regelmatig bij.

    3.   Alleen nieuwe voedingsmiddelen die op de EU-lijst of op de lijst van traditionele levensmiddelen uit derde landen staan, mogen in de Unie in de handel worden gebracht.

    Artikel 8

    Algemene voorwaarden voor opneming van nieuwe voedingsmiddelen op de lijsten

    Een nieuw voedingsmiddel kan alleen op de betrokken lijsten worden opgenomen als het aan de volgende voorwaarden voldoet:

    a)

    het levert volgens de beschikbare wetenschappelijke gegevens geen gevaar voor de gezondheid van de consument op;

    b)

    het misleidt de consument niet;

    c)

    indien het bedoeld is ter vervanging van een ander levensmiddel, verschilt het daar niet zodanig van dat de normale consumptie ervan uit voedingsoogpunt nadelig voor de consument is.

    Artikel 9

    Inhoud van de EU-lijst

    1.   De EU-lijst wordt bijgewerkt volgens de procedure van Verordening (EG) nr. 1331/2008 en, waar van toepassing, volgens artikel 16 van deze verordening.

    2.   De vermelding van een nieuw voedingsmiddel op de EU-lijst omvat een specificatie van het levensmiddel, alsook de eventuele gebruiksvoorwaarden, aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften om de eindverbruiker te informeren en/of voorschriften voor monitoring na het in de handel brengen en, zo nodig, de in artikel 16, lid 4, bedoelde informatie.

    Artikel 10

    Inhoud van de lijst van traditionele levensmiddelen uit derde landen

    1.   De lijst van traditionele levensmiddelen uit derde landen wordt bijgewerkt volgens de in artikel 11 bedoelde procedure.

    2.   De opname van een traditioneel levensmiddel uit een derde land op de lijst van traditionele levensmiddelen uit derde landen omvat een specificatie van het levensmiddel, alsook de eventuele gebruiksvoorwaarden en/of aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften om de eindverbruiker te informeren.

    Artikel 11

    Procedure voor het in de lijst opnemen van een traditioneel levensmiddel uit een derde land

    1.   In afwijking van de in artikel 9, lid 1, van deze verordening bedoelde procedure dient een belanghebbende partij als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 die een traditioneel levensmiddel uit een derde land in de Unie in de handel wil brengen, een aanvraag in bij de Commissie.

    De aanvraag omvat:

    a)

    de benaming en de beschrijving van het levensmiddel,

    b)

    de samenstelling ervan,

    c)

    het land van herkomst,

    d)

    gedocumenteerde gegevens waaruit de geschiedenis van het veilige gebruik als levensmiddel in een derde land blijkt,

    e)

    de eventuele gebruiksvoorwaarden en specifieke etiketteringsvoorschriften,

    f)

    een samenvatting van de inhoud van de aanvraag.

    De aanvraag geschiedt overeenkomstig de in lid 7 van dit artikel bedoelde uitvoeringsvoorschriften.

    2.   De Commissie zendt de in lid 1 bedoelde geldige aanvraag onverwijld toe aan de lidstaten en aan de Autoriteit.

    3.   De Autoriteit brengt binnen zes maanden na ontvangst van een aanvraag haar advies uit. Wanneer de Autoriteit de belanghebbende partij om aanvullende informatie verzoekt, stelt zij in overleg met de belanghebbende partij een termijn vast waarbinnen deze informatie dient te worden verstrekt. De termijn van zes maanden voor het uitbrengen van advies wordt automatisch met de extra termijn verlengd. De aanvullende informatie wordt door de Autoriteit toegankelijk gemaakt voor de lidstaten en de Commissie.

    4.   Voor het opstellen van haar advies gaat de Autoriteit na of:

    a)

    de geschiedenis van het veilige gebruik als levensmiddel in een derde land blijkt uit de gegevens die door de belanghebbende partij zijn verstrekt; en

    b)

    de samenstelling van het levensmiddel en de eventuele gebruiksvoorwaarden geen gevaar vormen voor de gezondheid van consumenten in de Unie.

    De Autoriteit zendt haar advies aan de Commissie, de lidstaten en de belanghebbende partij.

    5.   Binnen drie maanden na ontvangst van het advies van de Autoriteit werkt de Commissie volgens de regelgevingsprocedure van artikel 19, lid 2, de lijst van traditionele levensmiddelen uit derde landen bij, rekening houdend met het advies van de Autoriteit, eventuele toepasselijke bepalingen van de EU-wetgeving en andere ter zake dienende factoren. De Commissie houdt de belanghebbende partij op de hoogte. Indien de Commissie besluit de lijst van traditionele levensmiddelen uit derde landen niet bij te werken, stelt zij de belanghebbende partij en de lidstaten daarvan in kennis, en geeft zij de redenen aan waarom zij van oordeel is dat de bijwerking niet gerechtvaardigd is.

    6.   De belanghebbende partij kan haar aanvraag in iedere fase van de procedure intrekken.

    7.   De Commissie stelt uiterlijk … (23) uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast, volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

    Artikel 12

    Technische richtsnoeren

    Onverminderd de uitvoeringsmaatregelen van artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1331/2008 verstrekt de Commissie in voorkomend geval uiterlijk … (23), in nauwe samenwerking met de Autoriteit en na overleg met de belanghebbende partijen, technische richtsnoeren en hulpmiddelen om de belanghebbende partijen, in het bijzonder exploitanten van levensmiddelenbedrijven en met name het midden- en kleinbedrijf of andere belanghebbende partijen te helpen bij het opstellen en indienen van aanvragen in het kader van deze verordening.

    Artikel 13

    Advies van de Autoriteit

    Bij de beoordeling van de veiligheid van nieuwe voedingsmiddelen moet de Autoriteit in het bijzonder in voorkomend geval:

    a)

    nagaan of het levensmiddel even veilig is als levensmiddelen van een vergelijkbare categorie levensmiddelen die al in de Unie in de handel zijn of als het levensmiddel ter vervanging waarvan het nieuwe voedingsmiddel is bedoeld;

    b)

    rekening houden met de geschiedenis van veilig gebruik als levensmiddel.

    Artikel 14

    Speciale verplichtingen van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven

    1.   De Commissie kan om redenen van voedselveiligheid en op basis van een advies van de Autoriteit voorschriften voor monitoring na het in de handel brengen vaststellen. De exploitanten van levensmiddelenbedrijven die de levensmiddelen in de Unie in de handel brengen, zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de na het in de handel brengen toepasselijke voorschriften die op de EU-lijst zijn vermeld.

    2.   De producent brengt de Commissie onverwijld op de hoogte van:

    a)

    alle nieuwe wetenschappelijke of technische informatie die van invloed zou kunnen zijn op de beoordeling van de veiligheid van het gebruik van het nieuwe voedingsmiddel;

    b)

    verboden of beperkingen die zijn opgelegd door de bevoegde instantie van een derde land waar het nieuwe voedingsmiddel in de handel wordt gebracht.

    Artikel 15

    Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën

    De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat de Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën raadplegen teneinde haar advies in te winnen over ethische vraagstukken in verband met wetenschappen en nieuwe technologieën met grote ethische implicaties.

    De Commissie maakt dit advies openbaar.

    Artikel 16

    Toelatingsprocedure in gevallen van gegevensbescherming

    1.   Op verzoek van de aanvrager en op basis van passende en controleerbare informatie in het aanvraagdossier kan worden besloten dat recentelijk ontwikkelde wetenschappelijke bewijzen en/of wetenschappelijke gegevens ter ondersteuning van de aanvraag gedurende vijf jaar vanaf de datum van opname van het nieuwe voedingsmiddel op de EU-lijst niet zonder toestemming van de aanvrager voor een andere aanvraag mogen worden gebruikt. Deze bescherming wordt geboden indien:

    a)

    de aanvrager bij zijn eerste aanvraag heeft aangegeven dat de recentelijk ontwikkelde wetenschappelijke bewijzen en/of wetenschappelijke gegevens door eigendomsrechten waren beschermd; en

    b)

    de vorige aanvrager ten tijde van de eerste aanvraag het exclusieve recht had om naar de door eigendomsrechten beschermde wetenschappelijke gegevens te verwijzen; en

    c)

    het nieuwe voedingsmiddel niet had kunnen worden toegelaten indien de vorige aanvrager de door eigendomsrechten beschermde wetenschappelijke gegevens niet had verstrekt.

    Een vorige aanvrager mag echter met een volgende aanvrager overeenkomen dat de gegevens en de informatie mogen worden gebruikt.

    2.   De Commissie bepaalt, in overleg met de aanvrager, welke informatie moet worden beschermd zoals bedoeld in lid 1 en deelt de aanvrager, de Autoriteit en de lidstaten haar besluit mee.

    3.   In afwijking van artikel 7, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 wordt, wanneer eigen wetenschappelijke gegevens overeenkomstig dit artikel worden beschermd, volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure besloten over de bijwerking van de EU-lijst met een nieuw voedingsmiddel dat geen traditioneel levensmiddel uit een derde land is. De goedkeuring wordt dan verleend voor de in het lid 1 van dit artikel genoemde periode.

    4.   In de in lid 3 van dit artikel bedoelde gevallen omvat de vermelding van een nieuw voedingsmiddel op de EU-lijst, naast de in artikel 9, lid 2, van deze verordening bedoelde informatie, ook:

    a)

    de datum waarop het nieuwe voedingsmiddel op de EU-lijst is opgenomen;

    b)

    het feit dat de vermelding gebaseerd is op eigen recentelijk ontwikkelde wetenschappelijke bewijzen en/of door eigendomsrechten beschermde gegevens die overeenkomstig dit artikel worden beschermd;

    c)

    naam en adres van de aanvrager;

    d)

    het feit dat het nieuwe voedingsmiddel uitsluitend door de aanvrager, bedoeld onder c), in de Unie in de handel mag worden gebracht, tenzij een volgende aanvrager goedkeuring voor het voedingsmiddel verkrijgt zonder naar de door de eerdere aanvrager als zodanig aangewezen door eigendomsrechten beschermde gegevens te verwijzen.

    5.   Vóór het verstrijken van de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn werkt de Commissie de EU-lijst bij volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure zodat, mits het toegelaten voedingsmiddel nog steeds aan de gestelde voorwaarde voldoet, de in lid 4 van dit artikel bedoelde specifieke vermeldingen er niet meer in opgenomen zijn.

    Artikel 17

    Voorlichting van het publiek

    De Commissie maakt de volgende elementen openbaar:

    a)

    de in artikel 7, lid 1, bedoelde EU-lijst en de in artikel 7, lid 2, bedoelde lijst van traditionele levensmiddelen uit derde landen, op één enkele speciaal daarvoor bestemde pagina op de website van de Commissie;

    b)

    de samenvattingen van de krachtens deze verordening ingediende aanvragen;

    c)

    de resultaten van het in artikel 4, lid 3, bedoelde overleg.

    De Commissie kan de uitvoeringsmaatregelen voor dit artikel, inclusief een regeling voor de openbaarmaking van de resultaten van het onder punt c) van het eerste lid van dit artikel bedoelde overleg, vaststellen volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure.

    HOOFDSTUK III

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 18

    Sancties

    De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat zij worden toegepast. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk … (24) van deze bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.

    Artikel 19

    Comitéprocedure

    1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.

    2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

    De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

    Artikel 20

    Gedelegeerde handelingen

    Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de verordening, als bepaald in artikel 1, stelt de Commissie, uiterlijk … (24), door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 21 en onder de in de artikelen 22 en 23 vastgestelde voorwaarden, verdere criteria vast voor het beoordelen van de vraag of een levensmiddel vóór 15 mei 1997 in de Unie in significante mate voor menselijke voeding is gebruikt, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a).

    Artikel 21

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.   De bevoegdheid om de in artikel 20 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch verlengd met dezelfde periode, tenzij het Europees Parlement of de Raad de bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 22.

    2.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft gesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

    3.   De aan de Commissie toegekende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, is onderworpen aan de voorwaarden die worden gesteld in de artikelen 22 en 23.

    Artikel 22

    Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie

    1.   De in artikel 20 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

    2.   De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, informeert de andere instelling en de Commissie hiervan uiterlijk een maand voordat een definitief besluit wordt genomen, en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom.

    3.   Het besluit tot intrekking doet opgave van de redenen voor de intrekking en maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 23

    Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen

    1.   Het Europees Parlement of de Raad kunnen bezwaar aantekenen tegen een gedelegeerde handeling binnen drie maanden na de datum van kennisgeving.

    2.   Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar hebben aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, of indien het Europees Parlement en de Raad beide voor die datum aan de Commissie hebben laten weten dat zij geen bezwaar zullen aantekenen, treedt de gedelegeerde handeling in werking op de daarin bepaalde datum.

    3.   Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling, geeft aan om welke redenen zij dit doet.

    Artikel 24

    Evaluatie

    1.   De Commissie zendt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk … (25) in het licht van de opgedane ervaring een verslag over de uitvoering van deze verordening, en in het bijzonder van de artikel 3, 11 en 16, dat in voorkomend geval vergezeld gaat van voorstellen.

    2.   De Commissie zendt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk … (26) een verslag toe over alle aspecten van levensmiddelen die afkomstig zijn van door gebruik van een kloontechniek ontstane dieren en van de nakomelingen van deze dieren, en dient daarna eventueel wetgevingsvoorstellen in.

    3.   De verslagen en de eventuele voorstellen worden openbaar gemaakt.

    HOOFDSTUK IV

    OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 25

    Intrekking

    Verordening (EG) nr. 258/97 en Verordening (EG) nr. 1852/2001 worden ingetrokken met ingang van … (27), behalve wat betreft lopende verzoeken die, zo staat in artikel 27 van deze verordening van toepassing is.

    Artikel 26

    Vaststelling van de EU-lijst

    Uiterlijk … (27) stelt de Commissie de EU-lijst vast door de krachtens de artikelen 4, 5 en 7 van Verordening (EG) nr. 258/97 toegelaten en/of aangemelde nieuwe voedingsmiddelen, met inbegrip van de eventuele toelatingsvoorwaarden, op deze EU-lijst op te nemen.

    Artikel 27

    Overgangsmaatregelen

    1.   Verzoeken om toestemming voor het in de Unie in de handel brengen van een nieuw voedingsmiddel die krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 258/97 aan een lidstaat zijn gericht vóór … (27), worden omgezet in aanvragen krachtens deze verordening indien het verslag van de eerste beoordeling bedoeld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 258/97 nog niet aan de Commissie is toegezonden, alsmede in gevallen waarin een aanvullende beoordeling nodig is overeenkomstig artikel 6, lid 3 of 4, van Verordening (EG) nr. 258/97.

    Andere lopende verzoeken die krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 258/97 vóór … (27) zijn ingediend, worden behandeld volgens de bepalingen van die verordening.

    2.   De Commissie kan volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure passende overgangsmaatregelen vaststellen voor de toepassing van lid 1 van dit artikel.

    Artikel 28

    Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1331/2008

    Verordening (EG) nr. 1331/2008 wordt als volgt gewijzigd:

    1.

    de titel wordt vervangen door:

    2.

    artikel 1, leden 1 en 2, worden vervangen door:

    „1.   Bij deze verordening wordt een uniforme evaluatie- en goedkeuringsprocedure (hierna de „uniforme procedure” genoemd) vastgesteld voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen, levensmiddelenaroma's en uitgangsmaterialen van levensmiddelenaroma's en van voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen, gebruikt of bestemd om te worden gebruikt in of op levensmiddelen en nieuwe voedingsmiddelen (hierna de „stoffen of producten”genoemd), die bijdraagt tot het vrije verkeer van levensmiddelen in de Unie en tot een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en een hoog niveau van consumentenbescherming, met inbegrip van de bescherming van consumentenbelangen. Deze verordening is niet van toepassing op rookaroma's die binnen het toepassings-gebied van Verordening (EG) nr. 2065/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 inzake in of op levensmiddelen gebruikte of te gebruiken rookaroma's vallen (28).

    2.   De uniforme procedure stelt de procedurele voorwaarden vast voor de bijwerking van de lijsten van stoffen en producten die in de Unie in de handel mogen worden gebracht krachtens Verordening (EG) nr. 1333/2008, Verordening (EG) nr. 1332/2008, Verordening (EG) nr. 1334/2008, en Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad van … inzake nieuwe voedingsmiddelen (29) (hierna de “sectorale levensmiddelenverordeningen”).

    3.

    in artikel 1, lid 3, artikel 2, leden 1 en 2, artikel 9, lid 2, artikel 12, lid 1, en artikel 13 wordt „stof” vervangen door „stof of product”, en wordt „stoffen” vervangen door „stoffen of producten”.

    4.

    de titel van artikel 2 komt als volgt te luiden:

    „EU-lijst van stoffen of producten”.

    5.

    in artikel 4 wordt het volgende lid toegevoegd:

    „3.   Voor een stof of product kan één aanvraag worden ingediend met het oog op de aanpassing van de verschillende EU-lijsten uit hoofde van verschillende sectorale levensmiddelenverordeningen, mits de aanvraag aan de voorschriften van elk van de sectorale levensmiddelenverordeningen voldoet.”.

    6.

    aan het begin van artikel 6, lid 1, wordt de volgende zin ingevoegd:

    „Ingeval op wetenschappelijke gronden bezorgdheid over de veiligheid bestaat, wordt de aanvrager gevraagd bepaalde aanvullende informatie in verband met de risicobeoordeling te verstrekken.”.

    7.

    artikel 7, leden 4, 5 en 6, worden vervangen door:

    „4.   De maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van elke sectorale levensmiddelenverordening behoudens inzake nieuwe voedingsmiddelen te wijzigen en die de schrapping van een stof van de EU-lijst betreffen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

    5.   Om redenen van doeltreffendheid moeten maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van elke sectorale levensmiddelenwetgeving behoudens inzake nieuwe voedingsmiddelen, onder meer door deze aan te vullen, en die de toevoeging van een stof aan de EU-lijst betreffen en ertoe strekken voorwaarden, specificaties of beperkingen die verbonden zijn aan het voorkomen van een stof op de EU-lijst toe te voegen, te verwijderen of te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

    6.   Behoudens voor nieuwe voedingsmiddelen en om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruik maken van de in artikel 14, lid 5, bedoelde spoedprocedure voor het verwijderen van een stof van de EU-lijst en voor het toevoegen, verwijderen of wijzigen van voorwaarden, specificaties of beperkingen die verbonden zijn aan het voorkomen van een stof op de EU-lijst.

    7.   De maatregelen die beogen een onder de verordening betreffende nieuwe voedingsmiddelen vallend product op de EU-lijst te plaatsen dan wel het van de EU-lijst te schrappen en/of voorwaarden, specificaties of beperkingen die verbonden zijn aan het voorkomen van een stof op de EU-lijst toe te voegen, te verwijderen of te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure.”.

    8.

    Het woord „Gemeenschap” wordt vervangen door „Unie”.

    Artikel 29

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van … (30).

    De artikelen 26, 27 en 28 zijn evenwel van toepassing met ingang van … (31). In afwijking van de tweede alinea van dit artikel en in afwijking van artikel 16, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 kunnen aanvragen overeenkomstig deze verordening worden ingediend vanaf … (31). wat betreft goedkeuringen voor levensmiddelen als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a), punt iv), van deze verordening vallen, wanneer die levensmiddelen op die datum reeds in de Unie in de handel zijn gebracht.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te …,

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    Voor de Raad

    De voorzitter


    (1)  PB C 224 van 30.8.2008, blz. 81.

    (2)  Standpunt van het Europees Parlement van 25 maart 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 15 maart 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), standpunt van het Europees Parlement van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (3)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

    (4)  PB L 253 van 21.9.2001, blz. 17.

    (5)  PB L 253 van 16.9.1997, blz. 1.

    (6)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

    (7)  Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51).

    (8)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.

    (9)  Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1).

    (10)  Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).

    (11)  Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34).

    (12)  Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 7).

    (13)  Richtlijn 2009/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan (herschikking) (PB L 141 van 6.6.2009, blz. 3).

    (14)  PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26.

    (15)  PB L 124 van 20.5.2009, blz. 21.

    (16)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.

    (17)  Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29).

    (18)  Richtlijn 90/496/EEG van de Raad van 24 september 1990 inzake de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen (PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40).

    (19)  Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9).

    (20)  Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).

    (21)  Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).

    (22)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    (23)  PB: datum invoegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

    (24)  PB: datum invoegen: 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

    (25)  PB: datum invoegen: vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

    (26)  PB: datum invoegen: een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

    (27)  PB: datum invoegen: 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

    (28)  PB L 309 van 26.11.2003, blz. 1.

    (29)  PB L … ”.

    (30)  PB: datum invoegen: 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

    (31)  PB: datum invoegen: de datum van inwerkingtreding van deze verordening.


    MOTIVERING VAN DE RAAD

    I.   INLEIDING

    De Commissie heeft op 15 januari 2008 een voorstel (1) ingediend voor een verordening betreffende nieuwe voedingsmiddelen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s. Dit voorstel was gebaseerd op artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

    Het Europees Parlement heeft, overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, op 25 maart 2009 advies in eerste lezing uitgebracht (2).

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft zijn advies uitgebracht op 29 mei 2008 (3).

    Conform artikel 294, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), heeft de Raad op 15 maart 2010 zijn standpunt in eerste lezing met eenparigheid van stemmen vastgesteld.

    II.   DOEL VAN DE VOORGESTELDE VERORDENING

    De Commissie heeft al in haar Witboek over voedselveiligheid van 12 januari 2000 (4) aangekondigd dat zij de toepassing van de wetgeving betreffende nieuwe voedingsmiddelen zou onderzoeken en de bestaande Verordening (EG) nr. 258/97 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten waar nodig zou aanpassen.

    Het voorstel heeft ten doel het regelgevingskader voor de toelating en het in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen te verduidelijken en te actualiseren en tegelijkertijd de voedselveiligheid te waarborgen, de menselijke gezondheid en de consumentenbelangen te beschermen en te zorgen voor een goed werkende interne markt. Het strekt tot intrekking van de huidige Verordening (EG) nr. 258/97 en van Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie.

    In het voorstel wordt vastgehouden aan 15 mei 1997 als uiterste datum voor de vaststelling of een voedingsmiddel als nieuw moet worden beschouwd en wordt verduidelijkt dat de definities van nieuwe voedingsmiddelen de voedingsmiddelen omvatten waarop een nieuwe technologie is toegepast of levensmiddelen afkomstig van planten of dieren waarop een niet-traditionele kweek- , respectievelijk foktechniek is toegepast.

    De Commissie stelde voor om voor het in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen een gecentraliseerde procedure op het niveau van de Gemeenschap in te voeren, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1331/2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure, die het huidige systeem van risicobeoordeling door de nationale autoriteiten zal vervangen. De risicobeoordeling wordt uitgevoerd door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA). De Commissie besluit op basis van het advies van de EFSA of een nieuw voedingsmiddel op de communautaire lijst van nieuwe voedingsmiddelen wordt opgenomen. Zij wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid (PCVD). Het definitieve besluit tot bijwerking van de lijst van nieuwe voedingsmiddelen wordt door de Commissie genomen volgens de comitéprocedure met toetsing.

    De aanvragergebonden toelatingen worden vervangen door vergunningsbesluiten die normaliter voor de hele Gemeenschap gelden en de vereenvoudigde procedure wordt afgeschaft. Om de innovatie in de landbouw- en levensmiddelenindustrie te bevorderen, kan gegevensbescherming worden verleend in gemotiveerde gevallen betreffende nieuwe wetenschappelijke bewijzen en door eigendomsrechten beschermde gegevens.

    Het voorstel bevat een definitie van „traditionele levensmiddelen uit een derde land” als categorie nieuwe voedingsmiddelen waarvoor een kennisgeving geldt als er door de EFSA of de lidstaten geen wetenschappelijk gemotiveerd bezwaar in verband met de veiligheid is aangetekend.

    De handel in reeds toegelaten nieuwe voedingsmiddelen wordt voortgezet en deze levensmiddelen worden in de communautaire lijst van nieuwe voedingsmiddelen opgenomen.

    III.   ANALYSE VAN HET STANDPUNT VAN DE RAAD

    1.    Inleiding

    Het standpunt van de Raad geeft het resultaat van de behandeling van het Commissievoorstel door de Raad weer. De Raad heeft een aantal wijzigingen in de tekst aangebracht, waarvan sommige zijn geïnspireerd op de amendementen van het Europees Parlement.

    De Commissie heeft ingestemd met alle wijzigingen van haar voorstel door de Raad, behalve het opnemen van een definitie van „nakomeling van gekloonde dieren” in artikel 3, lid 2, onder b), en de opneming van nakomelingen in artikel 3, lid 2, onder a), punt i).

    2.    De amendementen van het Europees Parlement

    Tijdens zijn plenaire vergadering van 25 maart 2009 heeft het Europees Parlement 76 amendementen op het voorstel aangenomen (5). De Raad heeft in zijn gemeenschappelijk standpunt 30 amendementen verwerkt, waarvan 20 volledig (de amendementen 7, 15, 16, 20, 35, 41, 42, 44, 45, 53, 63, 65, 67, 68, 69, 76, 77, 88, 89, 93), 5 gedeeltelijk (amendementen 1, 30, 40, 91, 92) en 5 in beginsel (amendementen 3, 6, 11, 25, 64).

    2.1.   Belangrijkste wijzigingen die de Raad in het voorstel heeft aangebracht, onder verwijzing naar de amendementen van het EP  (6)

    a)

    Doelstellingen van de verordening (artikel 1 en overwegingen 1 en 2) — de Raad heeft de bescherming van het milieu en het dierenwelzijn toegevoegd. Dit komt ten dele overeen met de amendementen 1 en 30 en is in de geest van amendement 3.

    b)

    Toepassingsgebied (artikel 2, lid 2, onder a), punt v), en overwegingen 13 en 14) — in afwachting van de dienovereenkomstige wijziging van Verordening (EG) nr. 1925/2006, Richtlijn 2002/46/EG en Richtlijn 89/398/EEG, heeft de Raad verduidelijkt dat het toepassingsgebied van de verordening betreffende nieuwe voedingsmiddelen zich uitstrekt tot vitaminen en mineralen die worden verkregen door gebruik te maken van nieuwe bronnen of productieprocédés waarmee geen rekening is gehouden toen die verbindingen werden goedgekeurd en die significante wijzigingen in de samenstelling of de structuur van de levensmiddelen veroorzaken die significant zijn voor hun voedingswaarde, hun metabolisme of hun gehalte aan ongewenste stoffen. Dit spoort met het eerste gedeelte van amendement 91.

    c)

    Definitie van nieuwe voedingsmiddelen (artikel 3, en overwegingen 6, 8, 10 en 11) — het basiscriterium bij de beoordeling of een voedingsmiddel nieuw is, blijft de vraag of het vóór 15 mei 1997 in de Unie in significante mate voor menselijke voeding is gebruikt. Ter wille van de juridische duidelijkheid heeft de Raad besloten dat vóór de datum waarop de verordening van toepassing wordt nadere criteria moeten worden vastgesteld om te bepalen of een levensmiddel vóór 15 mei 1997 binnen de Unie in significante mate voor menselijke voeding is gebruikt. De vaststelling van deze criteria is overeenkomstig artikel 290 VWEU overgedragen aan de Commissie. Tegelijkertijd is de toepassingsdatum verschoven tot 24 maanden na de inwerkingtreding van de verordening.

    Duidelijkheidshalve zijn in de definities de volgende wijzigingen aangebracht:

    er is een onderscheid gemaakt tussen levensmiddelen afkomstig van planten en van dieren. Levensmiddelen afkomstig van planten vallen alleen binnen het toepassingsgebied van de verordening wanneer op die planten een niet-traditionele kweektechniek is toegepast die significante wijzigingen in de samenstelling of de structuur van de levensmiddelen veroorzaakt;

    toevoeging van de definitie van „nakomeling” en van „synthetische nanomaterialen” (zie tevens de punten d), en e));

    ingrediënten die vóór 15 mei 1997 in voedingssupplementen zijn gebruikt, vallen alleen onder de definitie en er is alleen een goedkeuring noodzakelijk indien zij in andere levensmiddelen dan voedingssupplementen worden gebruikt;

    de definitie van „traditionele levensmiddelen uit een derde land” heeft betrekking op levensmiddelen die uitsluitend afkomstig zijn van primaire productie en waarvan is bewezen dat zij in een derde land gedurende 25 opeenvolgende jaren veilig zijn gebruikt in het normale voedingspatroon van een groot deel van de bevolking;

    opgemerkt is dat de hoge mate van harmonisering voor geneesmiddelen het mogelijk maakt dat een lidstaat die een stof overeenkomstig Richtlijn 2001/83/EG als geneesmiddel bestempelt, het op de markt brengen ervan overeenkomstig de wetgeving van de Unie kan beperken, ook al is dat product overeenkomstig de onderhavige verordening als nieuw voedingsmiddel toegelaten.

    De Raad is voorts overeengekomen dat de Commissie via de comitologieprocedure (regelgevend comité) nadere criteria kan vaststellen ter verduidelijking van de definities in artikel 3, lid 2, onder a), punt i) tot en met iv), onder c), onder d) en onder e), met het oog op een geharmoniseerde toepassing door de lidstaten.

    De wijzigingen komen overeen met de amendementen 15, 16, 35 en 63 en het grootste gedeelte van amendement 92.

    d)

    Levensmiddelen afkomstig van dieren die met niet-traditionele foktechnieken zijn geproduceerd en van nakomelingen van die dieren (artikel 3, lid 2, onder a), punt i), en overwegingen 6 en 7) - de Raad heeft besloten dat levensmiddelen die afkomstig zijn van dieren die met niet-traditionele foktechnieken zijn geproduceerd (bv. klonering) en de nakomelingen van die dieren binnen het toepassingsgebied van de verordening vallen. De Raad is echter van mening dat de verordening niet alle aspecten van klonering adequaat kan regelen en dat de Commissie dit onderwerp nader dient te bestuderen. Daartoe doet de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening een verslag toekomen over alle aspecten van levensmiddelen die afkomstig zijn van gekloonde dieren en de nakomelingen ervan, en dient daarna eventueel wetgevingsvoorstellen in (artikel 20, lid 2). Dit is in overeenstemming met amendement 93. De Raad was van mening dat levenmiddelen die afkomstig zijn van gekloonde dieren onder de voorgestelde verordening moeten vallen tot de Commissie specifieke wetgeving heeft voorgesteld en deze is aangenomen. Deze oplossing voorkomt dat er een rechtsvacuüm ontstaat, wat het geval is als deze levensmiddelen buiten de verordening worden gehouden, zoals het Europees Parlement heeft voorgesteld, en de productie van levensmiddelen op basis van gekloonde dieren dus niet wettelijk is geregeld.

    e)

    Nanomaterialen — de Raad erkende dat er voor levensmiddelen die geheel of gedeeltelijk uit synthetische nanomaterialen bestaan een systematische risicobeoordeling en goedkeuring nodig is, ongeacht de wijzigingen die de nanomaterialen in de kenmerken van de levensmiddelen kunnen teweegbrengen. Derhalve heeft de Raad duidelijk gemaakt dat deze levensmiddelen als nieuwe levensmiddelen moeten worden beschouwd (artikel 3, lid 2, onder a), punt iv)), en heeft hij een definitie van „synthetisch nanomateriaal” toegevoegd (artikel 3, lid 2, onder c)). De Raad heeft dus het gat gedicht dat in de wetgeving ontstaat wanneer het gebruik van nanotechnologieën geen belangrijke wijzigingen in de samenstelling of de structuur van de levensmiddelen in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), punt iii), veroorzaakt, maar de levensmiddelen toch synthetische nanomaterialen bevatten. In overweging 9 wordt gewezen op de noodzaak van een internationale aanvaarde definitie van nanomateriaal. Indien op internationaal niveau een andere definitie is overeengekomen, wordt de definitie in deze verordening aangepast volgens de gewone wetgevingsprocedure. De Commissie maakte voorbehoud omdat zij van oordeel is dat deze aanpassing krachtens artikel 290 VWEU aan haar moet worden overgedragen. De Raad heeft amendement 92 dus ten dele aanvaard.

    De Raad heeft de strekking van de amendementen 6 en 11 betreffende de noodzaak van adequate risicobeoordelingsmethoden voor synthetische nanomaterialen overgenomen (zie overweging 20).

    f)

    Vaststellen van de status van voedingsmiddelen (artikel 4 en overweging 16) — de Raad heeft besloten dat de vaststelling van de status van voedingsmiddelen die in de Unie in de handel worden gebracht, ten aanzien van de definitie van nieuw voedingsmiddel, tot de verantwoordelijkheid van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven behoort. Bij twijfel moeten zij hun nationale autoriteiten raadplegen.

    g)

    Goedkeuring van nieuwe voedingsmiddelen (artikel 9 en overweging 18) — de Raad heeft besloten dat de goedkeuring van nieuwe voedingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1331/2008 moet plaatsvinden tenzij de onderhavige verordening in een specifieke afwijking voorziet. De Raad verklaarde dat bij de goedkeuring van een nieuw voedingsmiddel ook rekening moet worden gehouden met factoren inzake ethiek, milieu en dierenwelzijn, en het voorzorgsbeginsel. Deze factoren dienen per geval te worden bezien naargelang de inhoud van de aanvraag. Dit komt overeen met amendement 20.

    h)

    Goedkeuring van traditionele levensmiddelen uit derde landen (artikel 11 en overweging 22) — de Raad heeft de door de Commissie voorgestelde „kennisgevingsprocedure” afgewezen. Teneinde de voedselveiligheid te garanderen, dient elke goedkeuring gebaseerd te zijn op het advies van de EFSA en dienen daaropvolgende goedkeuringen door de Commissie volgens de comitologieprocedure (regelgevend comité) te worden aangenomen. De EFSA-evaluatie dient in hoofdzaak gericht te zijn op bewijzen van veilig gebruik van voedingsmiddelen en op informatie over de samenstelling van traditionele levensmiddelen. Teneinde de procedure te bespoedigen, dienen kortere termijnen te worden vastgesteld — 6 maanden voor het EFSA-advies en 3 maanden voor de door de Commissie aan het PCVD voor te leggen ontwerp-maatregelen. Er zal een afzonderlijke lijst van traditionele levensmiddelen uit derde landen worden opgesteld (artikel 7, lid 2). De nieuwe aanpak van de Raad dekt evenwel de amendementen 65 en 68.

    i)

    Technische richtsnoeren (artikel 12) — de Commissie verstrekt vóór de datum van toepassing van de verordening (d.w.z. twee jaar na de inwerkingtreding) technische richtsnoeren en hulpmiddelen aan de belanghebbende partijen, in het bijzonder exploitanten van levensmiddelenbedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen. Het spreekt vanzelf dat Aanbeveling 97/618/EG van de Commissie van toepassing blijft tot Verordening (EG) nr. 258/1997 ingetrokken is. Dit is in overeenstemming met amendement 69.

    j)

    Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën — EGE (artikel 15 en overweging 28) — er is een bepaling toegevoegd die de Commissie de mogelijkheid biedt om op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat de EGE te raadplegen over ethische kwesties in verband met nieuwe voedingsmiddelen. Dit stemt overeen met amendement 76. Indien het advies van de EGE wordt ingewonnen, wordt daarmee rekening gehouden bij het risicomanagement.

    k)

    Gegevensbescherming (artikel 16 en overweging 25) — ten einde innovatie in de industrie te bevorderen heeft de Raad ermee ingestemd dat nieuwe wetenschappelijke bewijzen en door eigendomsrechten beschermde wetenschappelijke gegevens gedurende vijf jaar worden beschermd. Beschermde gegevens mogen niet zonder toestemming van de vorige aanvrager voor een andere aanvraag worden gebruikt; de goedkeuring blijft gedurende de periode van vijf jaar beperkt tot de vorige aanvrager tenzij een latere aanvrager een goedkeuring verkrijgt zonder naar de beschermde gegevens te verwijzen. Dit stemt volledig overeen met amendement 77. Hoewel amendement 25 als zodanig niet is aanvaard, is de geest ervan terug te vinden in artikel 16.

    l)

    Voorlichting van het publiek (artikel 17) — de samenvattingen van aanvragen, de resultaten van overleg voor het vaststellen van de status van voedingsmiddelen en de lijst van goedgekeurde nieuwe voedingsmiddelen dienen voor het publiek beschikbaar te worden gesteld, in het laatste geval op de speciaal daarvoor bestemde webpagina. Dit strookt met de amendementen 41, 53 en 67 en een deel van amendement 40 en met de strekking van amendement 64.

    m)

    Overgangsmaatregelen (artikel 23 en overweging 29) — hangende aanvragen krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 258/97 worden alleen overeenkomstig die verordening behandeld als het verslag van de eerste beoordeling bedoeld in artikel 6, lid 3, van de verordening is toegezonden, geen aanvullende beoordeling nodig is en de lidstaten geen bezwaar hebben geuit. Dit is in overeenstemming met de amendementen 88 en 89.

    Naast de bovengenoemde zijn ook de amendementen 7, 42, 44, 45 in het gemeenschappelijk standpunt verwerkt. Zij zijn technisch/redactioneel van aard en hebben ten doel de tekst te verduidelijken.

    Aangezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op 1 december 2009 in werking is getreden, moest de Raad de bepalingen van het Commissievoorstel waarop de regelgevingsprocedure met toetsing van toepassing is, aanpassen aan het VWEU. De Raad heeft besloten dat met betrekking tot de volgende bepalingen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden moeten worden toegekend (artikel 291, lid 2, VWEU):

    Artikel 3, lid 4: de eventuele vaststelling van nadere criteria ter verduidelijking van de definities in artikel 3, lid 2, onder a), punt i) tot en met punt iv), onder c), onder d) en onder e);

    Artikel 11, lid 5: de bijwerking van de lijst van traditionele levensmiddelen uit derde landen;

    Artikel 16, lid 5: de bijwerking van de EU-lijst in het geval van gegevensbescherming voor het verstrijken van de beschermingsperiode van vijf jaar;

    Artikel 27, lid 2: de eventuele overgangsmaatregelen voor de toepassing van artikel 27, lid 1;

    Artikel 9: de bijwerking van de EU-lijst van nieuwe voedingsmiddelen. Verordening (EG) 1331/2008 moet daartoe worden aangepast (zie artikel 28 van het standpunt van de Raad).

    Zoals hierboven reeds vermeld in punt c) heeft de Raad besloten dat de bevoegdheid om, vóór de datum waarop deze verordening van toepassing wordt (24 maanden na de inwerkingtreding), criteria vast te stellen om te bepalen of een voedingsmiddel vóór 15 mei 1997 in de Unie in significante mate voor menselijke voeding is gebruikt, overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie wordt overgedragen.

    2.2.   Niet aanvaarde amendementen van het Europees Parlement

    De Raad heeft 46 amendementen niet aanvaard om de volgende redenen:

    i)

    Amendement 2 — een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid en van de belangen van de consument met betrekking tot levensmiddelen en de goede werking van de interne markt zijn twee hoofddoelen van de levensmiddelenwetgeving van de EU (artikel 1 van Verordening (EG) nr. 178/2002). Deze twee aspecten komen aan bod in de overwegingen 1 en 2.

    ii)

    Amendement 9 — zoals in punt c) hierboven is uiteengezet, is het basiscriterium voor nieuwe voedingsmiddelen dat zij niet vóór 15 mei 1997 in significante mate in de Unie voor menselijke voeding zijn gebruikt. Gemodificeerde primaire molecuulstructuur, micro-organismen, schimmels of algen, nieuwe stammen van micro-organismen alsook concentraten van stoffen vallen nog onder de definitie en dienen niet afzonderlijk te worden vermeld.

    iii)

    Amendement 22 — De EFSA werkt bij de voorbereiding van haar adviezen samen met de lidstaten en zij kan gebruik maken van netwerken als bepaald in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 178/2002 en in Verordening (EG) nr. 2230/2004 van de Commissie.

    iv)

    Dierproeven (amendementen 21 en 78) — dierproeven, en in het bijzonder het vermijden van proeven op gewervelde dieren en het delen van resultaten van proeven, vallen niet binnen het toepassingsgebied van de verordening. Overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 (uniforme goedkeuringsprocedure) legt de EFSA een voorstel voor met betrekking tot de gegevens die nodig zijn voor de evaluatie van de risico’s van nieuwe voedingsmiddelen en daarbij dient rekening te worden gehouden met de noodzaak om onnodige dierproeven te voorkomen.

    v)

    Verbod op de productie, het in de handel brengen en de invoer van levensmiddelen afkomstig van gekloonde dieren en hun nakomelingen (amendementen 5, 10, 12, 14, 91 (lid 2, onder b bis)), 92 (lid 2, onder a), punt ii) en lid 2, onder c bis)) en 51 (tweede gedeelte) — de Raad kan er niet mee instemmen dat levensmiddelen afkomstig van gekloonde dieren en hun nakomelingen onmiddellijk van de werkingssfeer van de verordening worden uitgesloten (zie punt d) hierboven). Tevens zij erop gewezen dat de Commissie het initiatiefrecht heeft om EU-wetgeving voor te stellen en dat zij in een wetgevingsbesluit niet kan worden verplicht een wetgevingsvoorstel in te dienen.

    vi)

    Nanomaterialen

    a)

    amendement 13: valt buiten de werkingssfeer van de verordening nieuwe voedingsmiddelen. Verordening (EG) nr. 1935/2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen is van toepassing;

    b)

    amendement 90: systematische en specifieke etikettering van ingrediënten in de vorm van nanomaterialen is buitensporig. Overeenkomstig artikel 9, lid 2, moeten specifieke etiketteringsvoorschriften per geval worden bekeken;

    c)

    amendement 50: in geval van twijfel aan de veiligheid van levensmiddelen die nanomaterialen bevatten, is het voorzorgsbeginsel van toepassing. Voorts is de datum waarop de verordening van toepassing wordt met vierentwintig maanden verschoven zodat meer tijd blijft voor de ontwikkeling van risicobeoordelingsmethoden voor synthetische nanomaterialen.

    vii)

    Vaststelling van de status van voedingsmiddelen (amendement 18 en — gedeeltelijk — amendement 40) — deze amendementen passen niet in de door de Raad overeengekomen aanpak (zie punt d) hierboven).

    viii)

    Aanvullende criteria voor de risicobeoordeling door de EFSA:

    d)

    amendement 70: een verwijzing naar artikel 6 (artikel 8 van het gemeenschappelijk standpunt) is niet zinvol want dit artikel heeft betrekking op de criteria die moeten worden in acht genomen in de fase van het risicobeheer en niet op de risicobeoordeling door de EFSA;

    e)

    amendement 71: gaat in tegen de normale interne procedures van de EFSA. Bij de beoordeling van de veiligheid van voedingsmiddelen kan de EFSA andere aspecten bekijken dan schadelijke of toxische effecten op de menselijke gezondheid;

    f)

    amendement 74: hoort niet thuis in de fase van de risicobeoordeling. Het advies van de Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën (EGE) kan op verzoek van een lidstaat worden ingewonnen en wordt dan in de risicobeheersfase besproken.

    ix)

    Aanvullende voorwaarden voor de goedkeuring van nieuwe voedingsmiddelen (risicobeheer)

    g)

    amendement 23: ethische aspecten kunnen tijdens de risicobeheersfase worden bekeken. beoordeling door het Europees Milieuagentschap (EMA) is niet aan de orde;

    h)

    amendement 43: niet nodig, de EFSA houdt in de risicobeoordelingsfase rekening met de in het amendement genoemde elementen;

    i)

    amendement 47: niet van toepassing. Het is niet nodig en ook niet mogelijk om voor iedere aanvraag tot goedkeuring van een nieuw voedingsmiddel het Europese Milieuagentschap om advies te verzoeken;

    j)

    amendement 48: de EGE kan niet om advies worden verzocht voor iedere aanvraag tot goedkeuring van een nieuw voedingsmiddel. Indien een advies overeenkomstig artikel 15 vereist is, zal er in de risicobeheersfase rekening mee worden gehouden;

    k)

    amendement 49: de in dit amendement aan de orde gestelde amendementen worden door de EFSA in aanmerking genomen in de fase van de risicobeoordeling; zij kunnen ook onder de gebruiksvoorwaarden en aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften in de zin van artikel 9, lid 2, vallen.

    x)

    Voorzorgsbeginsel (amendementen 1 (2e deel), 19 en 52) — het voorzorgsbeginsel van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 178/2002 is altijd van toepassing. In overweging 18 wordt naar dat beginsel verwezen. Het is dus niet nodig het in andere overwegingen en als aanvullende goedkeuringsvoorwaarde te vermelden.

    xi)

    Aanvullende specificaties voor de vermelding van een nieuw voedingsmiddel op de EU-lijst

    l)

    amendement 54: alle genoemde punten staan al in de verordening, met uitzondering van punt f), dat onduidelijk is want de monitoringvoorschriften en de inspecties overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 inzake officiële controles zijn twee totaal verschillende dingen.

    m)

    amendement 57: overeenkomstig artikel 9, lid 2, wordt de aanwezigheid van ongewenste stoffen in nieuwe voedingsmiddelen al gecontroleerd door middel van de specificaties van het levensmiddel; het beperken van de blootstelling aan stoffen die in nieuwe voedingsmiddelen aanwezig zijn, valt onder de „gebruiksvoorwaarden”. Daartoe kan na advies van de EFSA worden besloten.

    xii)

    Monitoring na de marktintroductie (amendementen 55) en 75 — de systematische monitoring na de marktintroductie en het na 5 jaar opnieuw beoordelen van alle nieuwe voedingsmiddelen op de markt, zijn buitensporige eisen. Het zou een administratieve last zijn voor de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de autoriteiten van de lidstaten. Artikel 14 biedt de mogelijkheid om monitoring na het in de handel brengen per geval op te leggen. De producenten moeten de Commissie in kennis stellen van iedere nieuwe wetenschappelijke of technische informatie die van invloed kan zijn op de beoordeling van de veiligheid van het gebruik van een nieuw voedingsmiddel dat in de Unie reeds in de handel gebracht is.

    xiii)

    Etikettering van nieuwe voedingsmiddelen (amendementen 60 en 62) — het systematisch etiketteren van alle nieuwe voedingsmiddelen (amendement 62) is buitensporig en zou een administratieve last vormen. Specifieke etiketteringsvoorschriften zijn mogelijk op grond van artikel 9, lid 2. De etikettering van producten van dieren die met genetisch gemodificeerd diervoeder gevoerd zijn (amendement 60) valt buiten het bereik van deze verordening (Verordening (EG) nr. 1829/2003 is duidelijk uitgesloten).

    xiv)

    Traditionele levensmiddelen uit derde landen (amendementen 28, 64 en 66) — de Raad heeft voor de goedkeuring van deze levensmiddelen een andere procedure gekozen dan die in het Commissievoorstel (zie punt h) hierboven).

    xv)

    Raadpleging van de EGE (amendement 29) — de Raadsformulering van overweging 28 komt beter overeen met de inhoud van artikel 15 betreffende de raadpleging van de EGE (zie punt j) hierboven).

    xvi)

    Afstemming van de termijnen voor de goedkeuring van gezondheidsclaims en nieuwe voedingsmiddelen in het geval van gegevensbescherming (amendementen 27 en 80) — afstemming is wellicht wenselijk, maar in de praktijk moeilijk haalbaar omdat de beoordelingen volgens een verschillend tijdschema verlopen en de twee besluiten los van elkaar worden genomen.

    xvii)

    Amendement 61 — de actualisering van de EU-lijst dient in het geval van beschermde gegevens volgens de regelgevingsprocedure te worden beslist aangezien het gaat om individuele toelatingen en niet om een maatregel van algemene strekking.

    xviii)

    Amendementen 56 en 91 (lid 2 bis) — de goedkeuring van levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en aroma's waarop een nieuw productieprocedé is toegepast dat significante wijzigingen veroorzaakt, valt al onder de sectorale wetgeving inzake additieven (artikel 12 en overweging 11 van Verordening (EG) nr. 1333/2008), enzymen (artikel 14 en overweging 12 van Verordening (EG) nr. 1332/2008) en aroma's (art. 19 van Verordening (EG) nr. 1334/2008). De uniforme goedkeuringsprocedure geldt voor deze toelatingen.

    xix)

    Amendement 78 — de Raad heeft zich niet beraden over uit EU-middelen en/of overheidsgelden gefinancierde onderzoeksprojecten.

    xx)

    Amendement 81 — Verordening (EG) nr. 882/2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen (inclusief de verordening betreffende nieuwe voedingsmiddelen), is van toepassing en hoeft niet te worden herhaald.

    xxi)

    Amendement 82 — de Raad heeft ermee ingestemd de datum van toepassing van de verordening te verschuiven tot 24 maanden na de datum van bekendmaking. Dit is ook de uiterste datum voor de lidstaten om hun bepalingen inzake de sancties mee te delen.

    xxii)

    Amendement 83 — overbodig; overlapt met de toepasselijke bepalingen overeenkomstig de artikelen 53 en 54 van Verordening nr. 178/2002.

    De Raad heeft de amendementen 8 en 25 niet aanvaard omdat ze onduidelijk zijn, en de amendementen 4, 17 en 51 (eerste gedeelte) niet omdat de inhoud ervan vanzelfsprekend is en zij geen toegevoegde waarde hebben.

    IV.   CONCLUSIES

    De Raad is van mening dat zijn standpunt in eerste lezing een evenwicht tussen zorgpunten en belangen heeft gevonden dat strookt met de doelstellingen van de verordening. Hij ziet uit naar constructieve besprekingen met het Europees Parlement met het oog op een snelle aanneming van de verordening, waarmee een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en de consument zal worden gewaarborgd.


    (1)  5431/08.

    (2)  7990/09.

    (3)  PB C 224 van 30.8.2008, blz. 81.

    (4)  5761/00 — COM(1999) 719 def.

    (5)  Doc. 7990/09 (P6_TA(2009)0171).

    (6)  De nummers van de overwegingen en artikelen in dit deel hebben betrekking op de tekst van het standpunt van de Raad in eerste lezing.


    Нагоре