Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010AG0005

    Standpunt (EU) nr. 5/2010 van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 Vastgesteld door de Raad op 11 maart 2010 (Voor de EER relevante tekst)

    PB C 122E van 11.5.2010, p. 19–37 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    11.5.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 122/19


    STANDPUNT (EU) Nr. 5/2010 VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

    met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004

    Vastgesteld door de Raad op 11 maart 2010

    (Voor de EER relevante tekst)

    2010/C 122 E/02

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 71, lid 1, en artikel 100, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

    Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Het optreden van de Unie op het vlak van zeevervoer en vervoer over binnenwateren moet onder meer gericht zijn op de waarborging van een hoog niveau van bescherming van de passagiers dat met andere vervoerswijzen vergelijkbaar is. Voorts moeten de eisen op het gebied van consumentenbescherming in het algemeen volledig in acht worden genomen.

    (2)

    Omdat passagiers die over zee en binnenwateren reizen de zwakste partij zijn bij de vervoersovereenkomst, dient hun allen een minimumniveau van bescherming te worden geboden. Niets mag de vervoerders ervan weerhouden contractuele voorwaarden aan te bieden die voor de passagier gunstiger zijn dan de in deze verordening neergelegde voorwaarden.

    (3)

    De bescherming van passagiers dient niet enkel te gelden voor passagiersdiensten tussen havens op het grondgebied van de lidstaten, maar ook voor passagiersdiensten tussen dergelijke havens en havens buiten het grondgebied van de lidstaten, rekening houdend met het risico van concurrentieverstoring op de markt voor passagiersvervoer. Derhalve moet de term „communautaire vervoerder” voor de toepassing van deze verordening zo ruim mogelijk worden opgevat, zonder echter afbreuk te doen aan de overeenkomstige termen in andere wetgeving van de Unie, zoals Verordening (EEG) nr. 4056/86 van de Raad van 22 december 1986 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag op het zeevervoer (3) en Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad van 7 december 1992 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de lidstaten (cabotage in het zeevervoer) (4).

    (4)

    De interne markt voor vervoersdiensten voor passagiers over zee en binnenwateren moet voordelen opleveren voor de burgers in het algemeen. Gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit als gevolg van een handicap, leeftijd of een andere factor moeten dan ook mogelijkheden krijgen om gebruik te maken van passagiersdiensten en cruises die vergelijkbaar zijn met die van andere burgers. Gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit hebben dezelfde rechten als alle andere burgers op vrij verkeer, keuzevrijheid en non-discriminatie.

    (5)

    In het licht van artikel 9 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap en teneinde personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit mogelijkheden te bieden om over zee en binnenwateren te reizen die vergelijkbaar zijn met die van andere burgers, moeten er regels worden vastgesteld betreffende non-discriminatie en bijstand tijdens de reis. Het vervoer van die personen moet daarom worden aanvaard en mag niet worden geweigerd op grond van hun handicap of gebrek aan mobiliteit, behalve om door de bevoegde instanties vastgestelde en op grond van de gezondheid en de veiligheid gerechtvaardigde redenen. Zij moeten aanspraak kunnen maken op bijstand in havens en aan boord van passagiersschepen. In het belang van de sociale integratie moeten de betrokkenen die bijstand kosteloos krijgen. Vervoerders moeten regels voor toegankelijkheid bepalen, bij voorkeur op basis van het Europese normalisatiesysteem.

    (6)

    Bij eventuele beslissingen over het ontwerp van nieuwe havens en terminals, en als onderdeel van grootschalige verbouwingen, moeten de voor deze installaties verantwoordelijke instanties, waar mogelijk, rekening houden met de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit. Evenzo moeten vervoerders, waar nodig, rekening houden met dergelijke behoeften bij beslissingen over het ontwerp van nieuwe en te renoveren passagiersschepen in overeenstemming met Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (5) en Richtlijn 2006/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (6).

    (7)

    De bijstand die verleend wordt in havens op het grondgebied van een lidstaat, moet gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit onder meer in staat stellen zich van het punt van aankomst bij de haven naar een passagiersschip te begeven en van het passagiersschip naar het punt vanwaar zij de haven verlaten, met inbegrip van het in- en ontschepen.

    (8)

    Bij het organiseren van de bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, alsmede bij de opleiding van hun personeel, moeten vervoerders samenwerken met organisaties die gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit vertegenwoordigen. Bij dit werk moeten zij ook rekening houden met de bepalingen in kwestie van het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst en met de „Recommendation on the Design and Operation of passenger ships to respond to elderly and disabled persons' needs” van de Internationale Maritieme Organisatie.

    (9)

    Passagiers moeten voldoende worden ingelicht in geval van annulering of vertraging van een passagiersdienst of een cruise. Die informatie moet passagiers helpen de nodige maatregelen te treffen en indien nodig informatie te verkrijgen over alternatieve aansluitingen.

    (10)

    Het ongemak dat passagiers door de annulering of lange vertraging van hun reis ondervinden, moet worden beperkt. Daartoe moeten passagiers voldoende worden verzorgd, en moeten zij hun reis kunnen annuleren en hun vervoerbewijzen terugbetaald krijgen of onder bevredigende voorwaarden vervangend vervoer krijgen.

    (11)

    Vervoerders dienen ervoor te zorgen dat passagiers een schadeloosstelling ontvangen in geval van een annulering of vertraging van een passagiersdienst, op basis van een percentage van de prijs van het vervoerbewijs, tenzij de annulering of vertraging het gevolg is van weersomstandigheden die de veilige bedrijfsvoering van het schip in gevaar brengen, of van uitzonderlijke omstandigheden die zelfs als alle redelijke maatregelen waren genomen, niet voorkomen hadden kunnen worden.

    (12)

    Weersomstandigheden die de veilige bedrijfsvoering van het schip in gevaar brengen zijn onder meer harde wind, zware zeegang, sterke stroming, moeilijke ijsomstandigheden en uitzonderlijk hoge of lage waterstanden.

    (13)

    Uitzonderlijke omstandigheden zijn onder meer terroristische aanslagen, arbeidsconflicten, het aan land brengen van zieken, gewonden of overledenen, zoek- en reddingsoperaties op zee of op binnenwateren, maatregelen ter bescherming van het milieu, besluiten van de verkeersleiding of de havenautoriteiten of besluiten van de bevoegde instanties inzake de openbare orde en veiligheid, alsmede inzake dringende vervoersbehoeften.

    (14)

    Samen met de belanghebbenden, beroepsorganisaties en organisaties van consumenten, passagiers, gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, moeten vervoerders op nationaal of Europees niveau samenwerken om de zorg voor en de bijstand aan passagiers te verbeteren wanneer hun reis wordt onderbroken, met name in geval van langdurige vertragingen of annulering van een reis.

    (15)

    De onderhavige verordening doet geen afbreuk aan de rechten van passagiers die zijn vastgesteld bij Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 inzake pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (7). Deze verordening is niet van toepassing in gevallen waarin een pakketreis geannuleerd wordt om andere redenen dan de annulering van de passagiersdienst of de cruise.

    (16)

    Passagiers moeten volledig op de hoogte zijn van hun rechten op grond van deze verordening, zodat ze die rechten effectief kunnen uitoefenen. De rechten van passagiers moeten het ontvangen van informatie over de passagiersdienst of cruise vóór en tijdens de reis omvatten. Alle essentiële informatie verstrekt aan passagiers moet tevens worden verstrekt in formaten die toegankelijk zijn voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.

    (17)

    Passagiers moeten hun rechten kunnen uitoefenen door middel van gepaste, door de vervoerders ingestelde klachtenprocedures of, in voorkomend geval, door het indienen van klachten bij de daartoe door de lidstaat aangewezen instantie(s). Vervoerders moeten binnen een gestelde termijn reageren op klachten van passagiers met dien verstande dat, als zij niet tijdig reageren, dit tegen hen kan worden gebruikt.

    (18)

    Rekening houdend met de door een lidstaat ingestelde klachtenprocedures, moet een klacht met betrekking tot bijstand in een haven of aan boord van een schip bij voorkeur worden gericht aan de instantie(s) die voor de handhaving van deze verordening is (zijn) aangewezen in de lidstaat waarin de haven van inscheping ligt en, voor passagiersdiensten van een derde land, in de lidstaat waarin de haven van ontscheping ligt.

    (19)

    De lidstaten moeten ervoor zorgen dat deze verordening wordt nageleefd en moeten een bevoegde instantie voor de uitvoering van toezichts- en handhavingstaken aanwijzen. Dit doet geen afbreuk aan het recht van passagiers om overeenkomstig het nationale recht verhaal te halen bij een rechtbank.

    (20)

    De lidstaten dienen de sancties vast te stellen inzake de overtredingen van deze verordening en ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn.

    (21)

    Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het verzekeren van een hoog niveau van bescherming van en bijstand aan passagiers in alle lidstaten en het garanderen dat de marktdeelnemers hun activiteiten in de interne markt in geharmoniseerde omstandigheden kunnen uitoefenen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de strekking en de gevolgen van de verordening, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    (22)

    De handhaving van deze verordening moet zijn gebaseerd op Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming) (8). Die verordening moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (23)

    Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9) moet strikt worden nageleefd en uitgevoerd, om eerbiediging van de privacy van natuurlijke personen en rechtspersonen te verzekeren en om ervoor te zorgen dat de gevraagde informatie en verslagen alleen dienen om de in deze verordening neergelegde verplichtingen te vervullen en niet ten nadele van dergelijke personen worden aangewend.

    (24)

    De onderhavige verordening eerbiedigt de grondrechten en volgt de beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, zoals aangehaald in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Onderwerp

    Deze verordening stelt regels vast inzake:

    a)

    non-discriminatie tussen passagiers met betrekking tot vervoersvoorwaarden die door vervoerders worden aangeboden;

    b)

    non-discriminatie van en bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit;

    c)

    de rechten van passagiers bij annulering of vertraging;

    d)

    aan passagiers te verstrekken minimum-informatie;

    e)

    afhandeling van klachten;

    f)

    algemene voorschriften inzake handhaving.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    1.   Deze verordening is van toepassing op passagiers die reizen:

    a)

    met een passagiersdienst waarvan de haven van inscheping gelegen is op het grondgebied van een lidstaat;

    b)

    met een passagiersdienst waarvan de haven van inscheping gelegen is buiten het grondgebied van een lidstaat en de haven van ontscheping gelegen is op het grondgebied van een lidstaat, mits de dienst door een Unie-vervoerder wordt verricht;

    c)

    met een cruise waarvan de haven van inscheping gelegen is op het grondgebied van een lidstaat. Artikel 16, lid 2, artikel 18, artikel 19 en artikel 20, lid 1 en lid 4, zijn echter niet van toepassing op deze passagiers.

    2.   Deze verordening is niet van toepassing op passagiers die reizen:

    a)

    met schepen met een vergunning om tot 36 passagiers te vervoeren;

    b)

    met schepen waarvan de voor de bedrijfsvoering van het schip verantwoordelijke bemanning uit ten hoogste hooguit drie leden bestaat of die voor een passagiersdienst in totaal een afstand van minder dan 500 meter enkele reis afleggen; of

    c)

    op andere excursies en toeristischetrips dan cruises.

    3.   De lidstaten mogen gedurende een periode van twee jaar te rekenen vanaf … (10) zeegaande vaartuigen van minder dan 300 brutoton die voor binnenlands vervoer worden gebruikt, vrijstellen van de toepassing van deze verordening, op voorwaarde dat de rechten van de passagiers krachtens deze verordening op afdoende wijze in de nationale wetgeving worden gegarandeerd.

    4.   De lidstaten kunnen passagiersdiensten die vallen onder openbaredienstverplichtingen, openbaredienstcontracten of geïntegreerde diensten, vrijstellen van de toepassing van deze verordening indien de passagiersrechten die uit deze verordening voortvloeien, in de nationale wetgeving op afdoende wijze worden gegarandeerd.

    5.   Niets in deze verordening wordt uitgelegd als een technisch vereist dat vervoerders, terminalexploitanten of andere entiteiten verplicht hun schepen of infrastructuur en installaties in havens, zoals haventerminals, te verbouwen of te vervangen.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

    a)   „gehandicapte” of „persoon met beperkte mobiliteit”: elke persoon wiens mobiliteit bij het gebruik van vervoer beperkt is ten gevolge van een lichamelijke (zintuiglijke of motorische, permanente of tijdelijke) handicap, een verstandelijke handicap of stoornis, of enige andere oorzaak van handicap, of ten gevolge van ouderdom, en wiens situatie vereist dat hij passende aandacht krijgt en dat de aan alle passagiers verstrekte diensten aan zijn bijzondere behoeften worden aangepast;

    b)   „grondgebied van een lidstaat”: grondgebied waarop het Verdrag van toepassing is als bedoeld in artikel 355 van het Verdrag, op de aldaar vermelde voorwaarden;

    c)   „toegangsvoorwaarden”: toepasselijke normen, richtsnoeren en informatie inzake de toegankelijkheid van haventerminals en schepen, en de faciliteiten ervan, voor gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit;

    d)   „vervoerder”: een natuurlijke of rechtspersoon die het grote publiek vervoer door middel van passagiersdiensten of cruises aanbiedt;

    e)   „Unie-vervoerder”: een vervoerder die gevestigd is op het grondgebied van een lidstaat of vervoer aanbiedt per passagiersdiensten naar of vanaf het grondgebied van een lidstaat;

    f)   „passagiersdienst”: een commerciële dienst voor het vervoer van passagiers over zee of over binnenwateren volgens een gepubliceerde dienstregeling;

    g)   „geïntegreerde diensten”: onderling verbonden diensten binnen een bepaald geografisch gebied met één informatiedienst, kaartverkoopregeling en dienstregeling;

    h)   „uitvoerende vervoerder”: een andere persoon dan de vervoerder, die feitelijk het vervoer in zijn geheel of gedeeltelijk verricht;

    i)   „binnenwater”: een natuurlijk of kunstmatig bevaarbaar binnenwater, of een stelsel van onderling verbonden wateren, gebruikt voor vervoer, zoals meren, rivieren of kanalen of een combinatie daarvan;

    j)   „haven”: plaats of geografisch gebied met verbeteringswerken en voorzieningen die dienen voor de ontvangst van schepen, waar passagiers regelmatig in- en ontschepen;

    k)   „haventerminal”: een door een vervoerder of terminalexploitant bemande terminal in een haven met voorzieningen, zoals incheckbalies, balies voor kaartverkoop of lounges en personeel voor de in- en ontscheping van passagiers die reizen met passagiersdiensten of die een cruise maken;

    l)   „schip”: een vaartuig dat wordt gebruikt voor de zee- en binnenvaart;

    m)   „vervoersovereenkomst”: een overeenkomst tussen een vervoerder en een passagier voor de verstrekking van een of meer passagiersdiensten of cruises;

    n)   „vervoerbewijs”: een geldig document of een ander bewijs van een vervoersovereenkomst;

    o)   „verkoper van vervoerbewijzen”: een detailhandelaar die namens een vervoerder vervoersovereenkomsten sluit;

    p)   „reisagent”: een detailhandelaar die namens de passagier optreedt voor het sluiten van vervoersovereenkomsten;

    q)   „touroperator”: een organisator, niet zijnde vervoerder, zoals bedoeld in artikel 2, leden 2 en 3, van Richtlijn 90/314/EEG;

    r)   „boeking”: een boeking van een specifiek vertrek van een passagiersdienst of een cruise;

    s)   „exploitant van een terminal”: een particuliere of openbare instantie op het grondgebied van een lidstaat die verantwoordelijk is voor het bestuur en het beheer van een haventerminal;

    t)   „cruise”: vervoersdienst over zee of binnenwateren, uitsluitend bedoeld voor plezier of recreatie, aangevuld met accommodatie en andere voorzieningen, met meer dan twee overnachtingen aan boord;

    u)   „scheepvaartincident”: schipbreuk, kapseizen, aanvaring of stranden van het schip, explosie of brand aan boord, of defect aan het schip.

    Artikel 4

    Vervoerbewijzen en niet-discriminerende voorwaarden van de overeenkomst

    1.   Vervoerders geven de passagier een vervoerbewijs, tenzij, volgens de nationale wetgeving, andere documenten recht geven op vervoer. Het vervoerbewijs kan elektronisch zijn.

    2.   De door vervoerders of verkopers van vervoerbewijzen toegepaste overeenkomstvoorwaarden en tarieven zullen, onverminderd sociale tarieven, aan het grote publiek worden aangeboden zonder rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie op grond van de nationaliteit van de eindgebruiker of de plaats van vestiging van de vervoerders of de verkopers van vervoerbewijzen in de Unie.

    Artikel 5

    Andere uitvoerende partijen

    1.   Indien de vervulling van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening is toevertrouwd aan een uitvoerende vervoerder, een verkoper van vervoerbewijzen of enige andere persoon, blijven de vervoerder, de reisagent, de touroperator of de exploitant van de terminal, die dergelijke verplichtingen hebben toevertrouwd, in de uitoefening van hun taak aansprakelijk voor de handelingen en het verzuim van die uitvoerende partij.

    2.   In aanvulling op het bepaalde in lid 1 valt degene aan wie de vervoerder, de reisagent, de touroperator of de exploitant van een terminal de vervulling van een verplichting heeft toevertrouwd, bovendien, voor de verplichting die hem is toevertrouwd, onder de bepalingen van deze verordening, daaronder begrepen bepalingen inzake aansprakelijkheden en verweren.

    Artikel 6

    Uitsluiting van ontheffing

    Verplichtingen ingevolge deze verordening mogen niet worden beperkt of er mag geen ontheffing voor worden gegeven door met name een afwijking of restrictieve clausule in de vervoersovereenkomst.

    HOOFDSTUK II

    RECHTEN VAN GEHANDICAPTEN EN PERSONEN MET BEPERKTE MOBILITEIT

    Artikel 7

    Recht op vervoer

    1.   Vervoerders, reisagenten en touroperators mogen niet om reden van handicap of beperkte mobiliteit weigeren een boeking te aanvaarden, een vervoerbewijs af te geven of anderszins te verstrekken of iemand te laten inschepen.

    2.   Boekingen en vervoerbewijzen worden zonder extra kosten aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit aangeboden.

    Artikel 8

    Afwijkingen en bijzondere voorwaarden

    1.   Niettegenstaande artikel 7, lid 1, mogen vervoerders, reisagenten en touroperators weigeren met betrekking tot een persoon een boeking te aanvaarden of een vervoerbewijs af te geven of anderszins te verstrekken, of deze persoon te laten inschepen om reden van handicap of beperkte mobiliteit:

    a)

    wanneer dit noodzakelijk is om te voldoen aan de veiligheids- en gezondheidseisen die in de internationale wetgeving, wetgeving van de Unie of nationale wetgeving zijn vastgesteld of om te voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde veiligheids- en gezondheidseisen;

    b)

    wanneer het ontwerp van het passagiersschip of de haveninfrastructuur en -installatie, waaronder de haventerminals, het in- of ontschepen of vervoeren van de gehandicapte of persoon met beperkte mobiliteit op een veilige of operationeel haalbare wijze onmogelijk maakt.

    2.   Indien op grond van lid 1 geweigerd wordt een boeking te aanvaarden of een vervoerbewijs af te geven of anderszins te verstrekken, doen de vervoerders, de reisagenten en de touroperators redelijke inspanningen om de betrokkene aanvaardbaar alternatief vervoer met een door de vervoerder verzorgde passagiersdienst of cruise aan te bieden.

    3.   Indien een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit die over een boeking of een vervoerbewijs beschikt en heeft voldaan aan de vereisten van artikel 11, lid 2, op grond van zijn handicap of beperkte mobiliteit niet mag inschepen, hebben de betrokkene en zijn begeleider overeenkomstig lid 4 van dit artikel de keus tussen recht op terugbetaling of recht op vervoer langs een andere route overeenkomstig bijlage I. Het recht op de mogelijkheid van een terugreis of vervoer langs een andere route is afhankelijk van de vraag of aan alle veiligheids- en gezondheidseisen wordt voldaan.

    4.   Onder de voorwaarden van lid 1 kunnen vervoerders, reisagenten en touroperators eisen dat een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit wordt begeleid door een andere persoon, die in staat is de bijstand te bieden die de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit nodig heeft. Wat betreft passagiersdiensten wordt de begeleidende persoon gratis vervoerd.

    5.   Wanneer vervoerders, reisagenten en touroperators gebruik maken van de in lid 1 of lid 4 toegestane afwijking, stellen zij de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit onmiddellijk in kennis van de specifieke redenen daarvan. Deze redenen worden aan de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit uiterlijk vijf werkdagen nadat de betrokkene op de hoogte is gebracht, gemeld. Bij weigering op grond van lid 1, punt a), worden de toepasselijke veiligheids- en gezondheidseisen vermeld.

    Artikel 9

    Toegankelijkheid en informatie

    1.   In samenwerking met representatieve organisaties van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, stellen vervoerders en exploitanten van terminals, zo nodig via hun organisaties, niet-discriminerende toegangsvoorwaarden voor het vervoer van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit vast.

    2.   De in lid 1 bedoelde toegangsvoorwaarden worden door vervoerders en exploitanten van terminals fysiek of op internet bekendgemaakt, in dezelfde talen als die waarin de informatie voor alle passagiers in het algemeen wordt meegedeeld.

    3.   Touroperators geven de beschikking over de in lid 1 bedoelde toegangsvoorwaarden betreffende reizen die deel uitmaken van pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten, die zij organiseren, verkopen of aanbieden.

    4.   Vervoerders, reisagenten en touroperators garanderen dat alle nodige informatie, ook bij onlineboeking en raadpleging van informatie op het internet betreffende de vervoersvoorwaarden, de reis en de toegangsvoorwaarden in passende en toegankelijke formaten beschikbaar is voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.

    Artikel 10

    Recht op bijstand in havens en aan boord

    Met inachtneming van de toegangsvoorwaarden als bedoeld in artikel 9, lid 1, verstrekken vervoerders en exploitanten van terminals, binnen de grenzen van hun bevoegdheid, kosteloze bijstand, als nader omschreven in de bijlagen II en III, aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit in havens, ook bij in- en ontscheping, en aan boord van schepen als bedoeld in de bijlagen II en III.

    Artikel 11

    Voorwaarden waaronder bijstand wordt verleend

    1.   Vervoerders en exploitanten van terminals verlenen, binnen de grenzen van hun bevoegdheid, bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit overeenkomstig artikel 10, en wel op onderstaande voorwaarden:

    a)

    de vervoerder of de exploitant van de terminal wordt minstens twee werkdagen voordat de bijstand nodig is, in kennis gesteld van de behoefte van de persoon aan deze bijstand;

    b)

    de gehandicapte of persoon met beperkte mobiliteit meldt zich in de haven of op het aangewezen punt, bedoeld in artikel 12, lid 3:

    i)

    op een door de vervoerder schriftelijk meegedeeld tijdstip, uiterlijk 60 minuten voor de gepubliceerde inschepingstijd, of

    ii)

    indien geen inschepingstijdstip is bepaald, uiterlijk 60 minuten voor de gepubliceerde vertrektijd.

    2.   In aanvulling op het bepaalde in lid 1 moeten gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit de vervoerder bij de boeking of bij de aankoop vooraf van het vervoerbewijs in kennis stellen van hun specifieke behoeften qua accommodatie of zitplaats of van hun behoefte medische apparatuur mee te nemen, voor zover zij op dat tijdstip kennis hebben van die behoefte.

    3.   Een kennisgeving overeenkomstig lid 1, punt a), en lid 2 kan altijd aan de reisagent of de touroperator waarbij het vervoerbewijs is gekocht, worden gedaan. Wanneer het vervoerbewijs recht geeft op meerdere reizen is één kennisgeving voldoende, mits er adequate informatie over de tijdstippen van de vervolgreizen wordt verstrekt.

    4.   Indien geen kennisgeving wordt gedaan overeenkomstig lid 1, punt a), en lid 2, leveren de vervoerders en exploitanten van terminals alle redelijke inspanningen om op zodanige wijze bijstand te verlenen dat de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit kan in- en ontschepen en aan boord van het schip kan reizen;

    5.   Wanneer een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit wordt vergezeld door een erkende assistentiehond, wordt de hond bij de betrokken persoon geïnstalleerd, mits de vervoerder, de reisagent of de touroperator daarvan in kennis wordt gesteld overeenkomstig de geldende nationale regels inzake het vervoer van erkende assistentiehonden aan boord van passagiersschepen, indien zulke regels bestaan.

    Artikel 12

    Ontvangst van kennisgevingen en aanwijzing van verzamelpunten

    1.   Vervoerders, exploitanten van terminals, reisagenten en touroperators nemen alle maatregelen die nodig zijn om deontvangst van de overeenkomstig artikel 11, lid 1, punt a), en artikel 11, lid 2, gedane kennisgevingen te vergemakkelijken. Deze verplichting is van toepassing op al hun verkooppunten, en ook bij verkoop via telefoon en internet.

    2.   Indien reisagenten of touroperators de in lid 1 bedoelde kennisgeving ontvangen; sturen zij deze informatie tijdens hun normale kantooruren onverwijld door naar de vervoerder of de exploitant van een terminal.

    3.   Vervoerders en exploitanten van terminals wijzen in of buiten haventerminals een punt aan waar gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit hun aankomst kunnen melden en om bijstand kunnen vragen. Dit punt wordt duidelijk aangeduid en de passagier vindt er in een toegankelijk formaat de belangrijkste informatie over de haventerminal en de geboden bijstand.

    Artikel 13

    Kwaliteitsnormen voor de bijstand

    1.   Exploitanten van terminals en vervoerders die haventerminals of passagiersdiensten beheren met in totaal meer dan 100 000 commerciële passagiersbewegingen tijdens het voorgaande kalenderjaar stellen, binnen de grenzen van hun bevoegdheid, kwaliteitsnormen vast voor de in de bijlagen II en III vermelde bijstand en bepalen, waar passend via hun organisaties, samen met organisaties die personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit vertegenwoordigen, de vereiste middelen om aan die normen te voldoen.

    2.   De in lid 1 bedoelde kwaliteitsnormen worden door exploitanten van terminals en vervoerders fysiek of op internet bekendgemaakt, in toegankelijke formaten en in dezelfde talen als die waarin de informatie voor alle passagiers in het algemeen wordt meegedeeld.

    Artikel 14

    Opleiding en instructies

    Onverminderd het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst en de regelingen die zijn aangenomen overeenkomstig de Herziene Rijnvaartakte en het Verdrag betreffende de scheepvaart op de Donau stellen de vervoerders en in voorkomend geval de exploitanten van een terminal procedures voor opleiding ter zake van de problematiek van gehandicapten, met inbegrip van instructies, vast en zorgen zij ervoor dat:

    a)

    hun personeelsleden, met inbegrip van die van een andere uitvoerende partij, die rechtstreekse bijstand verlenen aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, worden opgeleid of geïnstrueerd als omschreven in bijlage IV A en B; en

    b)

    hun personeelsleden die anderszins verantwoordelijk zijn voor het boeken en verkopen van vervoerbewijzen of de in- en ontscheping, met inbegrip van de personeelsleden van een andere uitvoerende partij, worden opgeleid of geïnstrueerd zoals bedoeld in bijlage IV A.

    Artikel 15

    Schadevergoeding voor mobiliteitshulpmiddelen of andere speciale hulpmiddelen

    1.   Vervoerders en exploitanten van terminals zijn aansprakelijk voor verlies ten gevolge van verlies van of schade aan mobiliteitshulpmiddelen of andere speciale hulpmiddelen, gebruikt door een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit, indien de gebeurtenis die tot het verlies heeft geleid te wijten was aan de schuld of nalatigheid van de vervoerder of de exploitant van de terminal. Schuld of nalatigheid van de vervoerder wordt aangenomen bij verlies veroorzaakt door een scheepvaartincident.

    2.   De in lid 1 bedoelde schadevergoeding moet overeenstemmen met de vervangingswaarde van de betrokken hulpmiddelen of, in voorkomend geval, met de reparatiekosten.

    3.   De leden 1 en 2 gelden niet wanneer artikel 4 van Verordening (EG) nr. 392/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee bij ongevallen (11) van toepassing is.

    4.   Bovendien zullen alle inspanningen worden geleverd om snel voor tijdelijke vervanging van de hulpmiddelen te zorgen.

    HOOFDSTUK III

    VERPLICHTINGEN VAN VERVOERDERS EN EXPLOITANTEN VAN TERMINALS BIJ ONDERBREKING VAN DE REIS

    Artikel 16

    Informatie in geval van annulering of vertraging van het vertrek

    1.   In geval van annulering of vertraging van het vertrek van een passagiersdienst of een cruise, worden de passagiers die uit een haventerminal vertrekken door de vervoerder en, in voorkomend geval, de exploitant van de terminal, zo snel mogelijk en in ieder geval uiterlijk 30 minuten na de geplande vertrektijd op de hoogte gesteld van de situatie en van de verwachte vertrek- en aankomsttijden, zodra die informatie beschikbaar is.

    2.   Indien passagiers door een annulering of vertraging een aansluitende vervoersdienst missen, moet de vervoerder of, in voorkomend geval, de exploitant van de terminal, alle redelijke inspanningen leveren om de betrokken passagiers van de alternatieve aansluitingen op de hoogte te stellen.

    3.   De vervoerder of, in voorkomend geval, de exploitant van de terminal, zorgt ervoor dat gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie in toegankelijke formaten ontvangen.

    Artikel 17

    Bijstand in geval van geannuleerd en vertraagd vertrek

    1.   Indien een vervoerder redelijkerwijs verwacht dat het vertrek van een passagiersdienst of een cruise wordt geannuleerd of een vertraging van meer dan 120 minuten na de geplande vertrektijd zal oplopen, worden aan de passagiers die uit haventerminals vertrekken gratis snacks, maaltijden of verfrissingen aangeboden die in een redelijke verhouding staan tot de wachttijd, mits deze beschikbaar zijn of redelijkerwijs kunnen worden geleverd.

    2.   In geval van annulering of vertraging van het vertrek waarbij een verblijf van één of meer nachten of een langer verblijf dan door de passagier gepland noodzakelijk wordt, biedt de vervoerder, voor zover en indien zulks fysiek mogelijk is, de passagiers die uit haventerminals vertrekken, naast de in lid 1 bepaalde snacks, maaltijden of verfrissingen ook gratis passend verblijf aan boord of op de wal aan, evenals vervoer tussen de haventerminal en de plaats van het verblijf. De vervoerder mag de totale kosten per passagier van het verblijf op de wal beperken tot 120 EUR, daarbij het vervoer tussen de haventerminal en de plaats van het verblijf niet inbegrepen.

    3.   Bij de toepassing van de leden 1 en 2 besteedt de vervoerder bijzondere aandacht aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit en hun begeleiders.

    Artikel 18

    Vervoer langs een andere route en terugbetaling in geval van annulering of vertraging van het vertrek

    1.   Indien een vervoerder redelijkerwijs verwacht dat een passagiersdienst zal worden geannuleerd of bij het vertrek uit een haventerminal meer dan 120 minuten vertraging zal oplopen, wordt de passagiers onmiddellijk de keuze geboden tussen:

    a)

    vervoer langs een andere route naar de eindbestemming, onder vergelijkbare voorwaarden, zoals bedoeld in de vervoersovereenkomst, bij de eerste gelegenheid;

    b)

    terugbetaling van de prijs van het vervoerbewijs en, eventueel, een gratis terugreis naar het eerste vertrekpunt, zoals bedoeld in de vervoersovereenkomst, bij de eerste gelegenheid.

    2.   Indien een passagiersdienst wordt geannuleerd bij het vertrek uit een haven meer dan 120 minuten vertraging oploopt, hebben de passagiers recht op dergelijk vervoer langs een andere route of dergelijke terugbetaling van het vervoerbewijs door de vervoerder.

    3.   De in lid 1, punt b), en in lid 2 bedoelde terugbetaling gebeurt binnen zeven dagen, in contant geld, door middel van een elektronische overmaking per bank, per bankoverschrijving of bankcheque tegen de volledige prijs waarvoor het vervoerbewijs gekocht was, voor het gedeelte of de gedeelten van de reis die niet zijn gemaakt, en voor het gedeelte of de gedeelten die reeds zijn gemaakt indien verder reizen in het licht van het oorspronkelijke reisplan van de passagier geen zin meer heeft.

    Artikel 19

    Vergoeding van de prijs van het vervoerbewijs in geval van vertraging bij aankomst

    1.   Zonder het recht op vervoer te verliezen, kunnen passagiers de vervoerder om schadevergoeding verzoeken indien zij bij aankomst op de in de vervoersovereenkomst genoemde eindbestemming vertraging oplopen. Het minimumbedrag van de vergoeding is 25% van de prijs van het vervoerbewijs voor een vertraging van minstens:

    a)

    één uur in geval van een geregelde dienst met een duur van hooguit vier uur;

    b)

    twee uur in geval van een geregelde dienst van meer dan vier, maar minder dan acht uur;

    c)

    drie uur in geval van een geregelde dienst van meer dan acht, maar ten hoogste vierentwintig uur; of

    d)

    zes uur in geval van een geregelde dienst van meer dan vierentwintig uur.

    Indien de vertraging dubbel zo lang duurt als aangegeven onder a) tot en met d), bedraagt de vergoeding 50% van de prijs van het vervoerbewijs.

    2.   Passagiers die in het bezit zijn van een reispasje of een abonnement en die gedurende de geldigheidsperiode daarvan herhaaldelijk geconfronteerd worden met vertragingen bij aankomst, kunnen om passende schadevergoeding verzoeken overeenkomstig de regelingen inzake schadevergoedingen van de vervoerder. In deze regelingen worden de criteria voor de vaststelling van vertragingen bij aankomst en voor de berekening van de schadevergoeding vastgesteld.

    3.   De schadevergoeding wordt berekend in verhouding tot de prijs die de passagier daadwerkelijk voor de vertraagde passagiersdienst heeft betaald.

    4.   Indien het gaat om een heen- en terugreis wordt de schadevergoeding voor vertraging bij aankomst tijdens de heen- of terugreis berekend op basis van de helft van de prijs die voor vervoer door die passagiersdienst is betaald.

    5.   De vergoeding wordt betaald binnen een maand na de indiening van het verzoek om schadevergoeding. De schadevergoeding kan in de vorm van bonnen en/of andere diensten worden uitbetaald, mits de voorwaarden soepel zijn, met name wat betreft de geldigheidsduur en de bestemming. Indien de passagier daarom verzoekt, wordt de schadevergoeding uitbetaald in geld.

    6.   De vergoeding van de prijs van het vervoerbewijs wordt niet verminderd met financiële transactiekosten zoals vergoedingen, telefoonkosten of zegels. Vervoerders kunnen een minimumdrempel invoeren waaronder geen schadevergoeding wordt uitbetaald. Deze drempel bedraagt niet meer dan 10 EUR.

    Artikel 20

    Vrijstellingen

    1.   Zolang het tijdstip van vertrek niet is aangegeven, gelden de artikelen 17, 18 en 19 niet voor passagiers met een open vervoerbewijs, met uitzondering van passagiers met een reispasje of een abonnement.

    2.   Artikel 17 en artikel 19 zijn niet van toepassing indien de passagier nog voor de aankoop van het vervoerbewijs op de hoogte is gesteld van de annulering of de vertraging, of indien de annulering of de vertraging aan de passagier te wijten is.

    3.   Artikel 17, lid 2, is niet van toepassing indien de annulering of vertraging het gevolg is van weersomstandigheden die de veilige bedrijfsvoering van het schip in het gedrang brengen.

    4.   Artikel 19 is niet van toepassing indien de annulering of vertraging het gevolg is van weersomstandigheden die de veilige bedrijfsvoering van het schip in het gedrang brengen of van buitengewone omstandigheden die de uitvoering van de passagiersdienst belemmeren en die, zelfs als alle redelijke maatregelen waren getroffen, niet voorkomen hadden kunnen worden.

    Artikel 21

    Andere vorderingen

    Niets in deze verordening belet passagiers om voor nationale rechtbanken en overeenkomstig nationale wetgeving een schadevergoeding te vorderen voor het uit de annulering of vertraging van vervoersdiensten voortvloeiende verlies, inclusief uit hoofde van Richtlijn 90/314/EEG.

    HOOFDSTUK IV

    ALGEMENE VOORSCHRIFTEN INZAKE INFORMATIEVOORZIENING EN KLACHTEN

    Artikel 22

    Recht op reisinformatie

    Vervoerders en exploitanten van terminals verstrekken, binnen de grenzen van hun bevoegdheid, passagiers tijdens de gehele reis voldoende informatie in toegankelijke formaten en in dezelfde talen als die waarin de informatie voor alle passagiers in het algemeen wordt meegedeeld. Daarbij wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.

    Artikel 23

    Informatie over de rechten van de passagiers

    1.   Vervoerders en exploitanten van terminals zorgen er, binnen de grenzen van hun bevoegdheid, voor dat informatie over de rechten van passagiers uit hoofde van deze verordening zowel aan boord van schepen als in haventerminals openbaar wordt gemaakt. De informatie wordt verstrekt in toegankelijke formaten en in dezelfde talen als die waarin de informatie voor alle passagiers in het algemeen wordt meegedeeld. Bij het verstrekken van die informatie wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.

    2.   Teneinde aan het in lid 1 bedoelde informatievereiste te voldoen, kunnen de vervoerders en exploitanten van terminals gebruikmaken van een door de Commissie in alle officiële talen van de Europese Unie opgestelde samenvatting van deze verordening die hun ter beschikking wordt gesteld.

    3.   Vervoerders en exploitanten van terminals zorgen ervoor dat de reizigers op adequate wijze aan boord en in de haventerminals worden geïnformeerd over de contactgegevens van de krachtens artikel 25, lid 1, door de lidstaten aangewezen handhavingsinstantie.

    Artikel 24

    Klachten

    1.   Vervoerders zetten een klachtenbehandelingsmechanisme op voor de onder deze verordening vallende rechten en verplichtingen.

    2.   Indien een onder deze verordening vallende passagier bij de vervoerder een klacht wil indienen, doet hij dat binnen twee maanden vanaf de datum waarop een dienst is uitgevoerd of had moeten worden uitgevoerd. Binnen een maand na ontvangst van de klacht deelt de vervoerder de passagier mee of zijn klacht is bevestigd, is verworpen of nog in behandeling is. De definitieve antwoordtermijn mag niet langer zijn dan drie maanden vanaf de ontvangst van een klacht.

    HOOFDSTUK V

    HANDHAVING EN NATIONALE HANDHAVINGSINSTANTIES

    Artikel 25

    Nationale handhavingsinstanties

    1.   Elke lidstaat wijst (een) nieuwe of bestaande instantie(s) aan die verantwoordelijk is/zijn voor de handhaving van de verordening met betrekking tot passagiersdiensten en cruises vanuit de havens op het grondgebied van de lidstaat en met betrekking tot passagiersdiensten vanuit een derde land naar deze havens. Elke instantie neemt de nodige maatregelen om de naleving van deze verordening te garanderen.

    Elke instantie is in haar organisatie, financieringsbeslissingen, rechtsstructuur en besluitvorming onafhankelijk van vervoerders, touroperators en exploitanten van terminals.

    2.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de in overeenstemming met dit artikel aangewezen instantie(s).

    3.   Elke passagier kan overeenkomstig de nationale wet bij de krachtens lid 1 aangewezen bevoegde instantie of bij enige andere door een lidstaat aangewezen bevoegde instantie een klacht indienen over vermeende inbreuken op deze verordening.

    Een lidstaat kan besluiten:

    a)

    dat de passagier de onder deze verordening vallende klacht in eerste instantie moet indienen bij de vervoerder; en/of;

    b)

    dat de nationale handhavingsinstantie of enig andere door de lidstaat aangewezen bevoegde instantie optreedt als beroepsinstantie voor klachten die niet met toepassing van artikel 24 konden worden opgelost.

    4.   Lidstaten die ervoor kiezen om een vrijstelling toe te kennen voor bepaalde diensten overeenkomstig artikel 2, lid 4, moeten voor een vergelijkbaar mechanisme voor de handhaving van passagiersrechten zorgen.

    Artikel 26

    Handhavingsverslag

    Op 1 juni … (12) en daarna om de twee jaar publiceren de overeenkomstig artikel 25 aangewezen handhavingsinstanties een verslag over hun activiteiten tijdens de voorbije twee kalenderjaren, dat in het bijzonder bestaat in een beschrijving van de genomen maatregelen ter uitvoering van de bepalingen van deze verordening, gedetailleerde informatie over de toegepaste sancties en cijfers over klachten en toegepaste sancties.

    Artikel 27

    Samenwerking tussen handhavingsinstanties

    De in artikel 25, lid 1, bedoelde nationale handhavingsinstanties wisselen, waar passend, informatie uit over hun werkzaamheden en besluitvormingsprincipes en -praktijk. De Commissie helpt hen hierbij.

    Artikel 28

    Sancties

    De lidstaten stellen regels vast met betrekking tot de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te verzekeren dat deze worden toegepast. De vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten delen deze regels en maatregelen uiterlijk … (13) aan de Commissie mee en stellen haar onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen ervan.

    HOOFDSTUK VI

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 29

    Verslag

    De Commissie brengt uiterlijk op … (14) aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking en de resultaten van deze verordening. Het verslag gaat waar nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen om de bepalingen van de verordening gedetailleerder ten uitvoer te leggen of de verordening te wijzigen.

    Artikel 30

    Wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004

    In de bijlage van Verordening (EG) nr. 2006/2004 wordt het volgende punt toegevoegd:

    „19.

    Verordening (EU) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad van … betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen (15).

    Artikel 31

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing vanaf … (16).

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te …

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter

    Voor de Raad

    De voorzitter


    (1)  Advies van 16 juli 2009 (PB C 317 van 23.12.2009, blz. 89).

    (2)  Standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van …

    (3)  PB L 378 van 31.12.1986, blz. 4.

    (4)  PB L 364 van 12.12.1992, blz. 7.

    (5)  PB L 163 van 25.6.2009, blz. 1.

    (6)  PB L 389 van 30.12.2006, blz. 1.

    (7)  PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59.

    (8)  PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1.

    (9)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

    (10)  Datum van toepassing van deze verordening.

    (11)  PB L 131 van 28.5.2009, blz. 24.

    (12)  Twee jaar na de toepassingsdatum van deze verordening.

    (13)  Datum van toepassing van deze verordening.

    (14)  Drie jaar na datum van toepassing van deze verordening.

    (15)  PB …”.

    (16)  36 maanden na bekendmaking van deze verordening.


    BIJLAGE I

    Recht op terugbetaling of vervangend vervoer voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit zoals bedoeld in artikel 8

    1.

    Wanneer naar deze bijlage wordt verwezen, krijgen gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit de keuze tussen:

    a)

    terugbetaling van het vervoerbewijs binnen zeven dagen, in contant geld, middels een elektronische overmaking aan de bank, per bankoverschrijving of bankcheque tegen de prijs waarvoor het gekocht was, voor het gedeelte of de gedeelten van de reis die niet zijn gemaakt, en voor het gedeelte of de gedeelten die reeds zijn gemaakt indien verder reizen in het licht van het oorspronkelijke reisplan van de passagier geen zin meer heeft, alsmede in voorkomend geval,

    een terugreis naar het eerste vertrekpunt bij de eerste gelegenheid; of

    b)

    vervangend vervoer naar de eindbestemming volgens de vervoersovereenkomst, onder vergelijkbare voorwaarden, bij de eerste gelegenheid; of

    c)

    vervangend vervoer naar de eindbestemming volgens de vervoersovereenkomst, onder vergelijkbare voorwaarden, op een latere datum naar keuze van de passagier, indien er plaats beschikbaar is.

    2.

    Punt 1, onder a), is ook van toepassing op passagiers wier reis onderdeel is van een pakket, behalve wat het recht op terugbetaling betreft indien dit recht bestaat krachtens Richtlijn 90/314/EEG (1).

    3.

    Wanneer een vervoerder, in het geval waarin een stad of regio door meerdere havens wordt bediend, een passagier een reis aanbiedt naar een andere haven dan die waarvoor was geboekt, draagt de vervoerder de kosten van de reis van die andere haven naar de haven waarvoor was geboekt of naar een andere met de passagier overeengekomen nabijgelegen bestemming.


    (1)  PB L 158 van 23.6.1999, blz. 55.


    BIJLAGE II

    Bijstand in havens, inclusief bij in- en ontscheping, zoals bedoeld in de artikelen 9 en 14

    1.

    Bijstand en regelingen die nodig zijn om gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit in staat te stellen om:

    mee te delen dat zij bij een haventerminal zijn aangekomen, en bijstand te vragen;

    zich van een punt van binnenkomst naar de (eventuele) incheckbalie of naar het schip te begeven;

    indien nodig, bagage in te checken en te registreren;

    zich van de (eventuele) incheckbalie naar het schip te begeven, via de emigratie- en veiligheidspunten;

    aan boord van het schip te gaan; hiervoor moeten, waar nodig, liften, rolstoelen of andere voorzieningen ter beschikking worden gesteld;

    zich van de deur van het schip naar hun stoel/ruimte te begeven;

    hun bagage op het schip op te bergen en weer bij zich te nemen;

    zich van hun stoel naar de deur van het schip te begeven;

    van boord te gaan; hiervoor moeten, waar nodig, liften, rolstoelen of andere voorzieningen ter beschikking worden gesteld;

    eventuele bagage weer bij zich te nemen, en de immigratie- en douanepunten te doorlopen;

    zich van de bagagehal of de ontschepingsplaats naar een aangeduide uitgang te begeven;

    zo nodig naar het toilet (indien aanwezig) te gaan.

    2.

    Indien een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit wordt bijgestaan door een begeleider, moet deze persoon op verzoek de benodigde bijstand mogen verlenen in de haven en bij het in- en ontschepen.

    3.

    Afhandeling van alle benodigde mobiliteitshulpmiddelen, zoals elektrische rolstoelen.

    4.

    Tijdelijke vervanging van beschadigde of verloren mobiliteitshulpmiddelen, zij het niet noodzakelijkerwijze door identieke hulpmiddelen.

    5.

    Indien nodig, afhandeling aan wal van erkende assistentiehonden.

    6.

    Mededeling in een toegankelijk formaat van informatie die nodig is om in te schepen en te ontschepen.


    BIJLAGE III

    Bijstand aan boord zoals bedoeld in de artikelen 10 en 13

    1.

    Vervoer van erkende assistentiehonden aan boord van het schip, voor zover de nationale regelgeving dit toestaat.

    2.

    Vervoer van medische apparatuur en van de mobiliteitshulpmiddelen die de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit nodig heeft, inclusief elektrische rolstoelen.

    3.

    Mededeling van wezenlijke reisinformatie in een toegankelijk formaat.

    4.

    Op verzoek alle redelijke inspanningen leveren om te komen tot een stoelopstelling die tegemoetkomt aan de behoeften van gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit, voor zover de veiligheidseisen en de beschikbaarheid dit toestaan.

    5.

    Bijstand om zo nodig naar het toilet (indien aanwezig) te gaan.

    6.

    Indien een gehandicapte of persoon met beperkte mobiliteit wordt bijgestaan door een begeleider levert de vervoerder alle redelijke inspanningen om deze persoon een stoel of een hut te bieden naast de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit.


    BIJLAGE IV

    Opleiding over de problematiek van gehandicapten, met inbegrip van instructies, als bedoeld in artikel 14

    A.   Opleiding ter bewustmaking van de problematiek van gehandicapten, met inbegrip van instructies

    De opleiding ter bewustmaking van de problematiek van gehandicapten, met inbegrip van instructies, houdt in:

    bewustzijn van en passend reageren op personen met een fysieke, zintuiglijke (auditieve of visuele), of verborgen handicap of leermoeilijkheden, met inbegrip van de manier om de mogelijkheden van personen met beperkte mobiliteit, oriëntatie of communicatievaardigheden in te schatten;

    belemmeringen voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit; met inbegrip van attitudeproblemen, omgevings-/fysieke obstakels en organisatorische belemmeringen;

    erkende assistentiehonden, met inbegrip van de rol en de behoefte van een assistentiehond;

    omgaan met onverwachte gebeurtenissen;

    sociale vaardigheden en technieken om te communiceren met slechthorenden, visueel gehandicapten, mensen met een spraakprobleem en mensen met leermoeilijkheden;

    algemeen bewustzijn van de richtsnoeren van de IMO betreffende de „Recommendation on the Design and Operation of passenger ships to respond to elderly and disabled persons' needs”.

    B.   Opleiding inzake bijstand aan gehandicapten, met inbegrip van instructies

    De opleiding inzake bijstand aan gehandicapten, met inbegrip van instructies, houdt in:

    hoe een rolstoelgebruiker te helpen in- en uit zijn rolstoel te stappen;

    vaardigheden om bijstand te verlenen aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die reizen met een erkende assistentiehond, met aandacht voor de rol en de behoefte van die honden;

    technieken voor de begeleiding van visueel gehandicapte passagiers en voor de omgang met en het vervoer van erkende geleidehonden;

    kennis van de soorten uitrusting om gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit te helpen en van de manier waarop die uitrusting voorzichtig moet worden gebruikt;

    het gebruik van in- en uitstaphulpmiddelen en van de correcte procedures voor bijstand bij het in- en uitstappen, waarbij de veiligheid en de waardigheid van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit worden gewaarborgd;

    begrip van de behoefte aan betrouwbare en professionele bijstand. Tevens bewustzijn van de mogelijke gevoelens van kwetsbaarheid die gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit door hun afhankelijkheid van de geboden bijstand tijdens de reis kunnen ervaren;

    kennis van eerste hulp.


    MOTIVERING VAN DE RAAD

    I.   INLEIDING

    Op 4 december 2008 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (1).

    Het Europees Parlement heeft op 23 april 2009 advies in eerste lezing uitgebracht (2).

    Op 9 oktober 2009 heeft de Raad een politiek akkoord bereikt over de ontwerp-verordening. Na de bijwerking van de tekst door de juristen-vertalers heeft de Raad op 11 maart 2010 overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure als vastgesteld in artikel 294 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld.

    De Raad heeft bij zijn werkzaamheden rekening gehouden met het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité. Het Comité van de Regio's heeft geen advies uitgebracht.

    II.   ANALYSE VAN HET STANDPUNT IN EERSTE LEZING

    1.   Algemeen

    Het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen past in de algemene doelstelling van de EU om de rechten van passagiers, en in het bijzonder die van gehandicapten en personen met verminderde mobiliteit, te versterken. Gelijkaardige wetgeving is reeds goedgekeurd voor passagiers die per luchtvervoer (3) of per spoor (4) reizen. Het voorstel omvat enerzijds voorschriften inzake discriminatievrije toegang, alsmede bijstand, voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, en anderzijds voorschriften betreffende het recht op bijstand, informatie en eventuele schadevergoeding voor alle categorieën van passagiers in geval van vertraging of annulering.

    De Raad is het weliswaar eens met de Commissie wat de doelstelling van het voorstel betreft, maar heeft toch het oorspronkelijke voorstel ingrijpend gewijzigd. De Raad heeft een aantal van de voorgestelde bepalingen niet kunnen aanvaarden omdat ze voor de vervoerders en voor de nationale overheden een te grote administratieve belasting zouden vormen en te hoge kosten met zich mee zouden brengen, zonder dat hier voor de passagiers veel toegevoegde waarde tegenover zou staan. Andere bepalingen zijn opnieuw geformuleerd om de verordening te vereenvoudigen en te verduidelijken.

    Door deze aanpak verwijdert het standpunt van de Raad in eerste lezing zich aanzienlijk van het oorspronkelijke Commissievoorstel doordat de redactie is aangepast en verscheidene bepalingen zijn geschrapt. Dit betekent dat alle amendementen van het advies in eerste lezing van het Europees Parlement die op de geschrapte bepalingen betrekking hadden, niet door de Raad zijn overgenomen.

    2.   Voornaamste beleidspunten

    i)   Toepassingsgebied

    Geografisch toepassingsgebied

    De Commissie heeft voorgesteld dat de verordening van toepassing zou zijn op passagiersdiensten en cruises tussen havens in de lidstaten alsmede in de havens van de lidstaten.

    De Raad meent dat dit aspect van het Commissievoorstel moet worden verduidelijkt ten einde verstoring van de concurrentieverhoudingen tussen de passagiersdiensten binnen de EU en die daarbuiten te voorkomen. In het standpunt van de Raad in eerste lezing zijn deze bepalingen derhalve bijgesteld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds passagiersdiensten waar de haven van inscheping gelegen is op het grondgebied van een lidstaat, en anderzijds passagiersdiensten waar de haven van inscheping niet op het grondgebied van een lidstaat gelegen is, maar de haven van ontscheping wel. In het laatste geval is de verordening alleen van toepassing indien de dienst door een vervoerder uit de Unie wordt verricht. De definitie van vervoerder uit de Unie dient echter zo ruim mogelijk te worden opgevat opdat er zoveel mogelijk passagiersdiensten tussen havens van de EU en andere havens onder de verordening kunnen vallen. Wat cruises betreft is de verordening alleen van toepassing op cruises indien de haven van inscheping zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt.

    Voorts heeft de Raad een definitie van „grondgebied van een lidstaat” toegevoegd.

    Vrijstellingen van de toepassing

    Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie bestreek in beginsel alle passagiersdiensten, ongeacht het aantal vervoerde passagiers, de door de dienst afgelegde afstand, het doel van de reis, enzovoort. De Commissie had alleen de mogelijkheid tot vrijstelling door de lidstaten ingebouwd voor diensten die onder een openbaredienstcontract vallen.

    De Raad heeft gemeend deze bepalingen te moeten aanpassen aan wat praktisch haalbaar en noodzakelijk is. Daarom heeft hij een aantal vrijstellingen ingevoerd, met betrekking waartoe het bepaalde in de verordening niet van toepassing is. De Raad is het erover eens dat passagiers buiten de toepassing van de verordening vallen indien zij reizen met schepen met een vergunning om tot 36 passagiers te vervoeren, met schepen met niet meer dan drie bemanningsleden, of met een passagiersdienst waarmee in totaal een enkele reis van niet meer dan vijfhonderd meter wordt afgelegd. Eveneens uitgesloten zijn excursies en sightseeing (andere dan cruises).

    Tevens kunnen de lidstaten voor een periode van twee jaar vanaf de datum van toepassing van deze verordening zeegaande vaartuigen van minder dan 300 brutoton die voor binnenlands vervoer worden gebruikt, vrijstellen. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij via het nationale recht de rechten van de passagiers op passende wijze te beschermen. De lidstaten kunnen passagiersdiensten die onder openbaredienstverplichtingen, openbaredienstcontracten of geïntegreerde diensten vallen, vrijstellen indien de passagiersrechten in de nationale wetgeving op afdoende wijze worden gegarandeerd.

    Het Europees Parlement heeft de aanpak van de Commissie in beginsel gevolgd, maar heeft voor de lidstaten de mogelijkheid toegevoegd om stedelijke en voorstedelijke vervoersdiensten vrij te stellen (amendement 10). De Raad heeft dit amendement niet overgenomen, maar de vrijstellingen van de toepassing van de verordening die hij voorstelt, zullen er in de praktijk toe leiden dat vele van dergelijke diensten worden vrijgesteld.

    ii)   Rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit

    De Raad staat van ganser harte achter het doel van de Commissie ervoor te zorgen dat gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit zonder discriminatie toegang hebben tot vervoer over zee of over de binnenwateren. Derhalve volgt de Raad, op een paar vereenvoudigingen en verduidelijkingen na, het Commissievoorstel op de voet.

    Wat de vrijstellingen ten aanzien van het recht op vervoer betreft, had de Commissie voorgesteld dat een gehandicapte onder verwijzing naar de veiligheidseisen of de structuur van het betrokken passagiersschip het vervoer zou kunnen worden ontzegd. Hieraan heeft de Raad ook nog gezondheidseisen toegevoegd, ten einde rekening te houden met gevallen waarin de medische toestand van de passagier zodanig is dat hem of haar geen veilig vervoer kan worden gegarandeerd.

    In dit verband had het Europees Parlement voorgesteld alle verwijzingen naar veiligheidseisen te schrappen (amendementen 1, 26 en 29) en een verwijzing toe te voegen naar vervoer op een veilige, waardige en in de praktijk haalbare manier (amendement 27). Dit laatste amendement, met uitzondering van het woord „waardig”, is door de Raad in zijn standpunt in eerste lezing overgenomen. De Raad meent dat niemand, behalve de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit, kan besluiten wat een waardige manier van vervoer is en dat een dergelijk besluit niet door de vervoerder dient te worden genomen.

    Volgens het oorspronkelijke voorstel kon de vervoerder eisen dat een gehandicapte of een persoon met verminderde mobiliteit vergezeld wordt door een andere persoon, die in staat is eerstgenoemde te helpen. Volgens het standpunt van de Raad in eerste lezing wordt, indien de vervoerder ten aanzien van een passagiersdienst een dergelijke eis stelt, de begeleider kosteloos door de vervoerder vervoerd.

    Voor de verstrekte bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit geldt de voorwaarde dat de betrokkene de vervoerder of de terminalexploitant uiterlijk twee werkdagen tevoren (de Commissie had 48 uur voorgesteld) op de hoogte stelt en ten minste 60 minuten voor de inschepings- of vertrektijd op een hiertoe aangewezen plaats in de haven aanwezig is. Voorts dient de betrokkene indien hij specifieke behoeften qua accommodatie of zitplaats of betreffende het meenemen van medische apparatuur heeft, voor zover hij op dat tijdstip kennis heeft van die behoeften, de vervoerder bij de reservering van deze behoeften in kennis te stellen. Deze aanvullende eis, die door de Raad is ingevoerd, zal het de vervoerder mogelijk maken aan die specifieke behoeften te voldoen en de betrokkene de best mogelijke dienst te verlenen.

    Verscheidene van de amendementen van het Europese Parlement hadden betrekking op informatie, die verstrekt moest worden in voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit toegankelijke formaten. Deze amendementen zijn door de Raad overgenomen. Hetzelfde geldt voor de amendementen van het Parlement waarin „hulpdier” veranderd is in „hulphond”.

    iii)   Verplichtingen van vervoerders in geval van een onderbroken reis

    In het Commissievoorstel komen aan de orde het recht op informatie, bijstand (waaronder maaltijden, verfrissingen en eventueel verblijf in een hotel), vervangend vervoer en terugbetaling, alsmede vergoeding van de prijs van het vervoerbewijs bij vertraging voor alle passagiers en, in bepaalde gevallen, bij annulering van een passagiersdienst of cruise. De vergoeding van de prijs van het vervoerbewijs wordt evenwel niet betaald indien de vertraging of annulering te wijten was aan buitengewone omstandigheden die het leveren van de vervoersdienst hebben belet.

    De Raad stemt in met het beginsel dat vervoerders en terminalexploitanten zorg hebben te dragen voor hun passagiers, en laat dit beginsel gelden voor alle gevallen van annulering. Desalniettemin is het in bepaalde gevallen niet mogelijk of redelijk te eisen dat bijvoorbeeld in een niet-bemande haven informatie over vertragingen wordt verstrekt. Daarom wordt in het standpunt van de Raad in eerste lezing het begrip „haventerminal” ingevoerd, dat wil zeggen een bemande terminal in een haven met voorzieningen en personeel (zoals incheckbalies, balies voor kaartverkoop of lounges). Bepaalde verplichtingen van vervoerders en terminalexploitanten gelden alleen voor passagiers die van deze haventerminals vertrekken. Dit is het geval bij informatie en bijstand en, tot op zekere hoogte, bij vervangend vervoer en bij terugbetaling.

    Een andere overweging die aan het standpunt van de Raad in eerste lezing ten grondslag ligt is die van de veiligheid op zee. Teneinde te voorkomen dat vervoerders om economische redenen zee kiezen of snelheid betrachten in weersomstandigheden die de veilige bedrijfsvoering van het schip in het gedrang brengen, is er een vrijstelling ingevoerd ten aanzien van de verplichting om in dergelijke gevallen accommodatie of vergoeding van de prijs van het vervoerbewijs te verstrekken. Voorts worden de begrippen slechte weersomstandigheden en buitengewone omstandigheden in twee overwegingen op niet-uitputtende wijze omschreven. Er zijn nog enige vrijstellingen ten aanzien van het recht op bijstand en schadevergoeding ingevoerd voor gevallen waarin de passagier voor de aankoop van het vervoerbewijs op de hoogte was gesteld van de annulering of vertraging, of deze zelf heeft veroorzaakt. Ten slotte krijgt de vervoerder de mogelijkheid om de kosten voor de accommodatie en het onderdak te beperken tot 120 euro en een minimumdrempel in te voeren waaronder geen vergoeding wordt betaald (vervoerbewijzen die 10 euro of minder kosten).

    Het Europees Parlement heeft vrijstellingen in overweging gegeven voor gevallen van overmacht (amendementen 23 en 60) en voor gevallen waarin annulering of vertraging tevoren worden aangekondigd (amendement 59). De Raad heeft deze amendementen naar de geest overgenomen. Voorts heeft het Parlement als maximumprijs voor de accommodatie twee maal de prijs van het vervoerbewijs vastgesteld (amendement 53). De Raad acht dit in bepaalde gevallen te ongunstig voor de passagiers en de vervoerders en beschouwt de beperking tot 120 euro als redelijker, zowel voor de passagiers als voor de vervoerders.

    iv)   Klachtenbehandeling en nationale handhavingsinstanties

    Het Commissievoorstel omvatte gedetailleerde regels voor het behandelen van klachten door de vervoerder, met in het bijzonder vergaande juridische consequenties bij niet-beantwoording van klachten, alsmede voor het aanwijzen van de nationale handhavingsinstanties en voor hun taken.

    De Raad is het weliswaar in beginsel met het voorstel eens, vooral op het punt dat vervoerders klachten van hun klanten moeten beantwoorden, maar maakt het systeem flexibeler ten einde mogelijke onvoorziene gevolgen voor de rechtsstelsels of administratieve structuren van de lidstaten te voorkomen.

    Het Europees Parlement heeft geopperd dat per lidstaat slechts één nationale handhavingsinstantie kan worden aangewezen (amendementen 5, 6, 66, 67 en 68) en dat het de lidstaten en niet de vervoerders zijn die een onafhankelijk klachtenbehandelingmechanisme dienen op te zetten (amendement 65). Om de hierboven uitgelegde redenen van flexibiliteit acht de Raad het niet passend aldus de beslissingsruimte van de lidstaten in te perken. Ook heeft het Parlement voorgesteld dat de nationale handhavingsinstanties onafhankelijk zouden moeten zijn van alle commerciële belangen (amendement 66). In het standpunt van de Raad in eerste lezing wordt verduidelijkt dat deze organen onafhankelijk moeten zijn van vervoerders, touroperators en terminalexploitanten.

    v)   Toepassingsdatum van de richtlijn

    De Commissie had voorgesteld dat de gehele verordening van toepassing zou zijn met ingang van twee jaar na de bekendmaking, maar dat sommige bepalingen ervan reeds na een jaar na de bekendmaking ervan in werking zouden treden.

    In het standpunt van de Raad in eerste lezing is bepaald dat de gehele verordening drie jaar na haar bekendmaking van toepassing is.

    3.   Overige beleidspunten

    De Raad heeft besloten de titel van de verordening te vereenvoudigen.

    De Raad heeft besloten de bepalingen betreffende het uitbesteden van bepaalde uit de verordening voortvloeiende verplichtingen te verduidelijken door een algemeen artikel over andere uitvoerende partijen toe te voegen.

    De Raad heeft besloten de eis te schrappen dat vervoerders een afzonderlijke boekhouding inzake de kosten voor het verstrekken van bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit moeten voeren, waarmee met name kleinere vervoerders onnodige administratieve lasten worden bespaard. Met hetzelfde doel voor ogen heeft de Raad besloten de verplichting om voor deze bijstand kwaliteitsnormen vast te stellen, alleen te laten gelden voor grotere terminalexploitanten en vervoerders, en de eisen qua scholing en instructies inzake de problematiek van gehandicapten te beperken tot de personeelscategorieën die ze nodig hebben.

    4.   Andere door het Europees Parlement voorgestelde amendementen

    Andere amendementen die in het standpunt van de Raad in eerste lezing niet zijn overgenomen, betreffen de volgende zaken:

    in alle gevallen waarin havens, terminals en passagiersschepen ontworpen dan wel gerenoveerd worden, moet met de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit rekening gehouden worden, zonder de kwalificaties „waar mogelijk” en „waar nodig” (amendement 2);

    de bepalingen betreffende het inschepen van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit mogen geen afbreuk doen aan de algemene regels betreffende het inschepen van passagiers (amendement 3);

    de Commissie wordt opgeroepen duidelijke regels voor te stellen voor de rechten van de passagiers op de punten waar de passagiers van vervoer over land worden overgebracht naar vervoer over zee of over binnenwateren (amendement 7);

    bij een toekomstig wetgevingsinitiatief inzake passagiersrechten zou een horizontale wetgevende benadering met betrekking tot alle vervoersmiddelen moeten worden gevolgd (amendement 8);

    aan de definitie van gehandicapte of persoon met verminderde mobiliteit dient „psychosociale handicap” te worden toegevoegd (amendement 11);

    wijzigingen in de definities van „vervoersovereenkomst” (amendement 14) en „verkoper van vervoerbewijzen” (amendement 15);

    de voorgestelde definities van: „toegankelijke formaten” (amendement 18), „passagier” (amendement 19), „aankomst” (amendement 20), „vertrek” (amendement 21), „prijs van het vervoerbewijs” (amendement 22) en „overmacht” (amendement 23);

    de toegangsregels voor het vervoer van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit dienen onder toezicht van de nationale handhavingsinstanties te worden vastgesteld en deze regels omvatten ook de begeleiders en de toegankelijkheid van de gemonteerde hulpuitrusting (amendement 31);

    er moet een schriftelijke bevestiging worden verstrekt betreffende de bijstandverlening aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit (amendement 34);

    de bijstand moet zijn aangepast aan de individuele behoeften van de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit (amendement 35);

    het behoort tot de verantwoordelijkheid van de havenbeheerder ervoor te zorgen dat de haven toegankelijk is voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit (amendement 37);

    voor het verlenen van de bijstand kan tussen de bijstandverlener en de passagier een kortere kennisgevingsperiode overeengekomen worden (amendement 38);

    gegarandeerd moet worden dat de passagier een bevestiging ontvangt waarin vermeld staat dat kennis is gegeven van de behoefte aan bijstand (amendement 39);

    de vervoerder is verplicht om bij beschadiging van mobiliteitsmiddelen tijdens de reis vervangende mobiliteitsmiddelen te verstrekken die geschikt zijn met het oog op de behoeften van de betrokken passagier (amendement 50);

    in geval van vertraging dient een passagier alleen de terugbetaling van de prijs van het vervoerbewijs te worden aangeboden indien hij besluit niet met de vervoerder te reizen (amendement 54);

    iedere krachtens deze verordening toegekende schadevergoeding kan op eventuele verdere vergoedingen in mindering worden gebracht (amendement 61);

    er worden sancties vastgesteld voor inbreuk op de verordening, die het betalen van compensatie aan de betrokken persoon kunnen omvatten (amendement 70);

    de amendementen 71, 72 en 75 betreffende de bijlagen bij de verordening.

    III.   CONCLUSIE

    Bij het opstellen van zijn standpunt in eerste lezing heeft de Raad het Commissievoorstel en het advies in eerste lezing van het Europees Parlement volledig in acht genomen. Wat de amendementen van het Europees Parlement betreft, wijst de Raad erop dat reeds een groot aantal daarvan naar de geest, gedeeltelijk of volledig in het gemeenschappelijk standpunt in eerste lezing is overgenomen.


    (1)  Doc. 11990/08.

    (2)  A6-0209/2009.

    (3)  Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91, PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1, alsmede Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen, PB L 204 van 26.7.2006, blz. 1.

    (4)  Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 14).


    Top