EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0077

Barcelona-proces: Unie voor het Middellandse Zeegebied Resolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2009 over het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied (2008/2231(INI))

PB C 76E van 25.3.2010, p. 76–83 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 76/76


Donderdag, 19 februari 2009
Barcelona-proces: Unie voor het Middellandse Zeegebied

P6_TA(2009)0077

Resolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2009 over het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied (2008/2231(INI))

2010/C 76 E/15

Het Europees Parlement,

gezien de verklaring van Barcelona, aangenomen op de Euromediterrane conferentie van ministers van Buitenlandse Zaken van 27 en 28 november 1995 in Barcelona, waarbij een Euromediterraan partnerschap werd ingesteld,

gezien de mededeling van de Commissie van 20 mei 2008 getiteld „Het proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied” (COM(2008)0319),

gezien de goedkeuring van „Het proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse- Zeegebied” door de Europese Raad in Brussel van 13 en 14 maart 2008,

gezien de gemeenschappelijke verklaring van de Top van Parijs voor de Middellandse Zee, die op 13 juli 2008 is gehouden,

gezien de slotverklaring van de bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, die op 3 en 4 november 2008 in Marseille is gehouden,

gezien de conclusies van de Euromediterrane conferentie van ministers van Buitenlandse Zaken van 5 en 6 november 2007 in Lissabon,

gezien de conclusies van de Euromediterrane Top van 27 en 28 november 2005 in Barcelona, ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Euromediterrane partnerschap,

gezien de verklaring van het Bureau van de Euromediterrane Parlementaire Vergadering (EMPV) van 12 juli 2008, de EMPV-verklaring over het vredesproces in het Midden-Oosten van 13 oktober 2008 en de EMPV-aanbeveling voor de eerste bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken van de landen die betrokken zijn bij het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied van 13 oktober 2008,

gezien het advies van het Comité van de Regio’s van 9 oktober 2008,

gezien de verklaring van de Euromediterrane top van de Economische en Sociale Raden die op 16 oktober 2008 in Rabat werd gehouden,

gezien de slotverklaring van het voorzitterschap van de EMPV alsook de aanbevelingen die tijdens de vierde plenaire zitting van de EMPV op 27 en 28 maart 2008 in Athene zijn aangenomen,

gezien de eerste bijeenkomst van EuroMedScola op 16 en 17 november 2008 waaraan jongeren uit de partnerlanden en landen van de EU in Straatsburg hebben deelgenomen,

onder verwijzing naar zijn vroegere ontwerpresoluties over het Middellandse-Zeebeleid van de Europese Unie, inzonderheid die van 5 juni 2008 over het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied (1),

gezien de mededeling van de Commissie van 21 mei 2003 getiteld „Een nieuwe impuls voor EU-maatregelen inzake mensenrechten en democratisering met mediterrane partners – Strategische richtsnoeren” (COM(2003)0294),

gezien de mededeling van de Commissie van 4 december 2006 getiteld „De versterking van het Europese nabuurschapsbeleid” (COM(2006)0726),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 november 2007 over de versterking van het Europese nabuurschapsbeleid (2),

gezien zijn prioriteiten voor zijn voorzitterschap van de EMPV (maart 2008-maart 2009),

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie internationale handel, de Commissie constitutionele zaken en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0502/2008),

A.

gezien het feit dat het Middellandse-Zeegebied een gebied van cruciaal belang aan het worden is en gezien de toenemende gemeenschappelijke belangen van de Europese Unie en de partnerlanden ten aanzien van de uitdagingen van globalisering en vreedzame co-existentie, met als gevolg de noodzaak om te zorgen voor een grotere regionale samenhang en de ontwikkeling van een gemeenschappelijke beleidsstrategie in de regio,

B.

overwegende dat de EU ernaar streeft en ernaar zou moeten blijven streven de millenniumontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties te halen,

C.

overwegende dat de economische, politieke en culturele afstand tussen de noordelijke en zuidelijke oevers van de Middellandse Zee steeds groter wordt en overwegende dat het noodzakelijk is om deze discrepanties weg te nemen om op termijn een ruimte van vrede, veiligheid en gedeelde welvaart te kunnen scheppen,

D.

overwegende dat er behoefte is aan een grondige en resultaatgerichte revisie en verdieping van de betrekkingen tussen de EU en de partnerlanden in het Middellandse-Zeegebied, een revisie die zou moeten uitgaan van het beginsel van gelijkheid van alle partners en van de kapitalisatie van het werk dat reeds is verricht, maar die ook gericht zou moeten zijn op de beperkingen en tekortkomingen van het tot dusverre geïmplementeerde beleid en in bijzonder de teleurstellende stand van zaken met betrekking tot het proces van Barcelona,

E.

overwegende dat het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) ten aanzien van de landen in het Middellandse-Zeegebied zijn beperkingen kent en overwegende dat dit beleid niet in balans is en niet kan bijdragen aan een gedeeld proces van significante hervorming in de regio, omdat de nadruk gelegd wordt op bilaterale betrekkingen,

F.

overwegende dat er behoefte is aan het tot stand brengen van betrekkingen op basis van een hecht partnerschap en de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat tussen de EU en de landen van het gehele Middellandse-Zeegebied,

G.

overwegende dat sinds het begin van het Proces van Barcelona geen duidelijke vooruitgang is geboekt in sommige partnerlanden met betrekking tot het overnemen en naleven van bepaalde universele waarden en beginselen die zijn benadrukt in de Verklaring van Barcelona in 1995 en waartoe deze landen zich hebben verbonden, in het bijzonder met betrekking tot de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat,

H.

overwegende dat het zaak is de regionale en economische integratie tussen de verschillende landen van het Middellandse-Zeegebied te bevorderen; overwegende dat daadwerkelijke regionale en economische integratie alleen kan worden bereikt wanneer concrete vooruitgang wordt geboekt bij de oplossing van bestaande conflicten en op het gebied van democratie en mensenrechten,

I.

overwegende dat dankzij de nauwere banden tussen de EU en de landen van het Middellandse-Zeegebied het verkeer tussen deze landen sterk is gegroeid, een ontwikkeling die echter niet gepaard is gegaan met de noodzakelijke verbetering en modernisering van de betrokken infrastructuren,

J.

overwegende dat de staatshoofden en regeringsleiders in de gemeenschappelijke verklaring van de Top van Parijs van 13 juli 2008 met betrekking tot et Middellandse-Zeegebied de EMPV hebben erkend als legitieme, parlementaire neerslag van het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied en dat zij eveneens hun krachtige steun hebben betuigd voor de versterking van de rol van de EMPV in de betrekkingen met de mediterrane partners,

K.

onderstrepende dat het geheel van de politieke betrekkingen tussen de landen van de Euromediterrane regio niet op louter intergouvernementeel niveau kan worden aangepakt,

L.

de belangrijke rol benadrukkend van de EMPV als enige parlementaire vergadering waarin dialoog en samenwerking in de Euromediterrane regio mogelijk is teneinde de 27 lidstaten van de EU en alle partijen die betrokken zijn bij het vredesproces in het Midden-Oosten, bij elkaar te brengen,

M.

overwegende dat het van belang is dat de betrokkenheid van de plaatselijke en regionale overheden projecten en initiatieven die door het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied tot stand zijn gebrachtn worden gewaarborgd, en overwegende dat recente voorstellen van deze instanties moeten worden meegewogen,

N.

overwegende dat het verzekeren van de participatie van de sociale partners en de maatschappelijke organisaties van belang is voor een nieuwe impuls aan de Euromediterrane betrekkingen,

O.

overwegende dat dubbel gebruik van en overlapping tussen bestaande instrumenten, beleidsmaatregelen en institutionele niveaus moet worden voorkomen en dat moet worden gezorgd voor algehele samenhang in het stelsel van de Euromediterrane betrekkingen,

P.

overwegende dat een snelle en vreedzame oplossing van alle conflicten waar landen rond het Middellandse-Zeegebied bij zijn betrokken noodzakelijk is, en het belang onderkennend van het gaande houden van een interculturele dialoog op dit gebied,

Q.

overwegende dat het recentelijk opnieuw oplaaien van het Israëlisch-Palestijns conflict een negatieve invloed heeft op de politieke dialoog van het Europees-mediterrane partnerschap en het bereiken van verscheidene van de, door de nieuwe instelling nagestreefde de doelstellingen in gevaar kan brengen,

R.

overwegende dat het uitblijven van een oplossing voor de ernstige politieke spanningen in de Westelijke Sahara de herlancering van het Europees-mediterrane partnerschap niet ten goede komt,

1.

is van oordeel dat het voorstel voor het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied, aangenomen door de staats- en regeringshoofden tijdens de topontmoeting over het Middellandse-Zeegebied op 13 juli 2008 in Parijs, bijdraagt tot de vrede en welvaart en een stap voorwaarts zal zijn in de richting van economische en regionale integratie, alsmede de samenwerking op het gebied van milieu en klimaat tussen de landen van het Middellandse-Zeegebied, mits dit proces de beloften die het inhoudt kan inlossen, en concrete en zichtbare resultaten oplevert; wijst erop dat de openstelling van het proces voor landen die niet zijn betrokken bij het partnerschap, de ontwikkeling van betrekkingen op basis van gelijkheid tussen de EU en de partnerlanden in het Middellandse-Zeegebied en het aanpakken van de problemen van de regio op een alomvattende manier waarschijnlijker maakt;

2.

herhaalt zijn standpunt zoals neergelegd in zijn resolutie van 15 januari 2009 over de situatie in Gazastrook (3) en drukt zijn bezorgdheid uit over het oplaaien van het Israëlisch-Palestijns conflict, wat reeds een invloed heeft gehad op de politieke dialoog tussen de partners van het Europees-mediterrane partnerschap; acht het belangrijk verdere vertraging in deze beginfase van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied te vermijden en hoopt dat het samenwerkingsproces zo snel mogelijk weer aan snelheid wint, en een bijdrage levert aan de gedeelde doelstelling van vrede in het Midden-Oosten; benadrukt, met betrekking tot de beginselen die zijn overeengekomen tijdens de reeds aangehaalde Top van Parijs van 13 juli 2008 en tijdens de reeds aangehaalde bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken in Marseille op 3 en 4 november 2008, dat de nieuwe instellingen van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied moeten gericht zijn op een duidelijke projectgeoriënteerde dimensie, wat de belangrijkste meerwaarde ervan is;

3.

constateert dat tijdens de bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken op 3 en 4 november 2008 in Marseille is voorgesteld om het „Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied” om te dopen tot „Unie voor het Middellandse-Zeegebied”; is van oordeel dat deze benaming het mogelijk maakt het paritaire karakter van het partnerschap beter tot uiting te laten komen ten einde projecten inzake economische en territoriale integratie te verwezenlijken; acht het echter noodzakelijk dat de strategische waarde van de Euromediterrane betrekkingen en het acquis van het Proces van Barcelona, met name de participatie van het maatschappelijk middenveld, andermaal worden bekrachtigd op basis van de beleidsterreinen die de EU reeds met haar mediterrane partners ontwikkelt in de vorm van regionale en subregionale programma’s en gemeenschappelijke richtsnoeren voor bilaterale samenwerking;

4.

verzoekt in dit verband de Raad en de Commissie om te zorgen voor samenhang bij het optreden van de EU, vooral ten aanzien van mogelijke institutionele ontwikkelingen (met name de rol van de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid als vicevoorzitter van de Commissie) en het gebruik van de communautaire begroting;

5.

spreekt zijn voldoening uit over het feit dat de instellingen van de EU de oprichting van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied hebben gesteund;

6.

stemt in met het besluit om de nadruk te leggen op een multilateraal kader via het vaststellen van bepaalde grote projecten, die moeten worden gerealiseerd aan de hand van de nieuwe instrumenten van het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied; wijst echter op het ontbreken van strategieën voor economische en regionale integratie van de Middellandse-Zeeregio om deze projecten te schragen;

7.

is van mening dat voor de verwezenlijking van de projecten geopteerd moet worden voor de formule van „programma-afspraken”, waarin, op basis van het subsidiariteitsbeginsel, de verantwoordelijkheden van de diverse institutionele niveaus – Europese Unie, lidstaten, regio’s, ondernemingen, sociale partners – op het vlak van de financiering, het beheer en de controle duidelijk worden afgebakend;

8.

wijst erop dat de projecten die worden gefinancierd in het kader van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, moeten worden ondersteund door financiering door de Gemeenschap, de partnerlanden en vanuit particulieren bronnen; verzoekt te dien einde de Raad en de Commissie om de rol en de initiatieven van de Euromediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (FEMIP) te preciseren en te versterken, die middels haar investeringsprogramma de economische openstelling en modernisering van de mediterrane landen mogelijk maakt; betuigt andermaal zijn steun voor de oprichting van een Euromediterrane Investeringsbank en voor de coördinatie met internationale investeerders; onderstreept het belang van het overmaken van spaargelden van emigranten uit landen ten zuiden van het Middellandse-Zeegebied naar hun land van herkomst en is van mening dat van deze gelden voor de ontwikkeling van die landen een enorme hefboomwerking uitgaat, een hefboomwerking die tot op heden onvoldoende is gebruikt;

9.

is van oordeel dat, in afwachting van de herziening van de financiële vooruitzichten, het aandeel van de Europese Unie in de financiering van de mediterrane projecten gewaarborgd moet zijn, maar niet ten koste mag gaan van de lopende of geplande Euromediterrane regionale programma’s, op de versterking waarvan het Europees Parlement bij herhaling heeft aangedrongen; wijst in dit verband op de bevoegdheden van het Europees Parlement in het kader van de begrotingsprocedure; spreekt de wens uit dat het Parlement regelmatig wordt geïnformeerd over de voortgang van de projecten;

10.

is van oordeel dat het secretariaat een belangrijk potentieel in zich bergt voor het revitaliseren van de Euromediterrane betrekkingen dankzij zijn operationeel vermogen en het politieke gewicht van zijn samenstelling; dringt erop aan er zo spoedig mogelijk voor te zorgen dat het secretariaat operationeel is, zodat wordt bewezen dat het mogelijk is de huidige spanningen te overwinnen door reële en concrete wederzijdse samenwerkingsprojecten te bevorderen; is verheugd over het feit dat een unaniem akkoord over de zetel van het secretariaat tot stand is gekomen; herinnert eraan dat de stad Barcelona de plaats is waar het Euromediterrane partnerschap is ontstaan;

11.

stemt ermee in dat het medevoorzitterschap, vanuit het perspectief van de EU, verenigbaar moet zijn met de externe vertegenwoordiging van de EU overeenkomstig de vigerende verdragsbepalingen; hoopt in dit opzicht, ervan uitgaand dat het Verdrag van Lissabon in werking zal treden, dat de Europese Unie zal zorgen voor de samenhang en continuïteit van haar vertegenwoordiging in de nieuwe instellingen van de Unie voor het Middellandse Zeegebied;

12.

is verheugd over het besluit van de ministeriële conferentie van 3 november 2008, waarin naar behoren rekening is gehouden met de aanbeveling van de EMPV, die op 13 oktober 2008 in Jordanië is goedgekeurd; steunt het besluit om een sterke parlementaire dimensie aan de Unie voor het Middellandse-Zeegebied te verlenen, waardoor haar democratische legitimiteit wordt vergroot doordat zij op de EMPV steunt die verder versterkt moet worden en waarvan de werkzaamheden beter zouden moeten worden afgestemd op die van de andere instellingen van het partnerschap door te overwegen haar rechtspersoonlijkheid te verlenen, alsmede het recht om voorstellen te doen voor en controle uit te oefenen op economische en regionale integratie-strategieën en projecten, en haar toe te staan om aanbevelingen te doen ter attentie van de bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken; verwacht dat deze erkenning van de EMPV als een institutie tevens tot uiting komt in haar deelneming als waarnemer aan alle bijeenkomsten van de uitvoerende macht, de bijeenkomsten van de staatshoofden en regeringsleiders, de bijeenkomsten van ministers en alle voorbereidende bijeenkomsten van hoge ambtenaren;

13.

is verheugd over het besluit van de ministers van Buitenlandse Zaken van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied om de Arabische Liga als deelnemer te betrekken bij alle bijeenkomsten op alle niveaus, dit in het licht van haar positieve bijdrage aan de doelstellingen van vrede, welvaart en stabiliteit in het Middellandse-Zeegebied;

14.

onderstreept de noodzaak om de regionale en plaatselijke overheden te betrekken bij het nieuwe institutionele kader; is verheugd over het advies van het Comité van de regio’s en het voorstel om een Euromediterrane regionale en plaatselijke vergadering in te stellen;

15.

is van mening dat, parallel aan de uitbreiding van de parlementaire dimensie, een vergelijkbare ontwikkeling vereist is om maatschappelijke organisaties te betrekken bij de daartoe geëigende institutionele structuur van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, vooral met behulp van mechanismen die de raadpleging van maatschappelijke organisaties waarborgen bij de keuze, de uitvoering en de follow-up van de projecten; verzoekt de EMPV in dit verband om maatschappelijke organisaties ten noorden en ten zuiden van de Middellandse Zee meer bij haar werkzaamheden te betrekken; dringt erop aan de rol van de sociale partners bij de instelling van een Euromediterraan Economisch en Sociaal Comité te vergroten;

16.

stelt vast dat een aantal landen die deelnemen aan het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied, geen deel uitmaakten van het Euromediterrane partnerschap en roept daarom de Raad, de Commissie en alle staten die deelnemen aan het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied, op om in dit verband een samenhangend kader van betrekkingen op te stellen, dat gericht is op de economische en regionale integratie tussen de EU en alle landen van het Middellandse-Zeegebied; verzoekt de Raad en de Commissie te garanderen dat alle lidstaten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied toegang kunnen krijgen tot de regionale programma’s die reeds zijn gepland in het kader van het Euromediterrane partnerschap;

17.

onderstreept dat deelname aan de Unie voor het Middellandse-Zeegebied geen alternatief is voor de uitbreiding van de Europese Unie en de toetredingsvooruitzichten van enige huidige of toekomstige kandidaat-lidstaat niet beïnvloedt; is van mening dat de Unie voor het Middellandse-Zeegebied geen belemmering vormt voor andere regionale samenwerkingsinitiatieven;

18.

onderstreept dat het gehele Euromediterrane beleid aan een grondige vernieuwing toe is, door versterking van de politieke dimensie en de gezamenlijke ontwikkeling, en wijst er op dat het initiatief van het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied, geen afbreuk doet aan de bredere perspectieven van dat beleid;

19.

is van mening dat het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied de bestaande samenwerkingsverbanden in het kader van Euromed zou moeten versterken om alle partnerlanden in staat te stellen deel te nemen aan de regionale programma’s en het daaraan verbonden beleid van de EU op basis van prioriteiten en volgens doelstellingen die in gezamenlijk overleg zijn vastgelegd, herinnert eraan dat het belangrijk is de communautaire programma’s uit te breiden tot de partnerlanden, met name op het gebied van onderwijs, onderzoek en beroepsopleidingen (uitwisseling van studenten, enz.);

20.

is van oordeel dat de vraagstukken van vrede en veiligheid, mensenrechten en democratie, alsook de culturele samenwerking, in een Euromediterrane context moeten worden aangepakt; benadrukt dat de Unie voor het Middellandse-Zeegebied tot taak heeft zich, door middel van strategische plannen en specifieke projecten, bezig te houden met regionale, infrastructurele en milieuproblemen; hoopt dat deze concrete dimensie kan bijdragen tot een hernieuwing van het Euromediterrane partnerschap;

21.

herinnert aan de eerste initiatieven die tijdens de Top van Parijs over de Middellandse Zee op 13 juli 2008 zijn voorgesteld: sanering van de Middellandse Zee, snelwegen op zee en op het land, burgerbescherming, mediterraan plan voor zonne-energie, hoger onderwijs en onderzoek en het initiatief ter ontwikkeling van het bedrijfsleven in de mediterrane regio;

22.

wijst erop dat de terreinen van samenwerking met het oog op de verwezenlijking van de ambitieuze doelstellingen van het Proces van Barcelona met spoed moeten worden uitgebreid tot waterbeheer, landbouw, veiligheid van de voedselvoorziening, energie, beroepsopleiding, cultuur, gezondheid, toerisme, enz.;

23.

is een groot voorstander van de aandacht voor milieuaspecten in het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied en de daaraan gerelateerde initiatieven en projecten zoals het nieuwe Euromediterrane initiatief voor het schoner maken van de Middellandse Zee en het mediterrane project voor zonne-energie;

24.

is van mening dat de opneming van alle mediterrane landen in het Proces van Barcelona: de Unie voor het Middellandse-Zeegebied de gelegenheid biedt om de problematiek van de regio op een meer omvattende manier aan te pakken en om het proces op een doelmatiger manier te relateren aan en te coördineren met reeds bestaande programma’s zoals het Actieplan voor het Middellandse-Zeegebied van het UNEP (Milieuprogramma van de Verenigde Naties);

25.

verwelkomt het voorstel dat is opgenomen in de slotverklaring van het voorzitterschap van de vierde plenaire zitting van de EMPV op 27 en 28 maart 2008, voor de oprichting van een Euromediterrane energiegemeenschap, ondersteund door de EMPV, onderkent het belang van een versterkte samenwerking op het gebied van energie tussen de Euromediterrane partners en de noodzaak van de ontwikkeling van een regionale energiemarkt met het oog op de implementatie van grootschalige projecten voor duurzame energie en energie-infrastructuur in de Euromediterrane regio;

26.

hoopt dat de versterking van de Euromediterrane betrekkingen een impuls zal zijn voor de ontwikkeling van een gebied van vrede en welvaart; onderstreept dat de vrede en de politieke stabiliteit in het Middellandse-Zeegebied van doorslaggevend belang zijn voor de individuele en collectieve veiligheid van een gebied dat veel verder reikt dan haar kusten; onderstreept dat dit doel alleen kan worden bereikt indien de conflicten in de regio via onderhandelingen en op allesomvattende wijze worden opgelost; is van oordeel dat de EU een leidinggevende rol moet spelen bij de oplossing van deze conflicten door het vertrouwen te winnen van alle betrokken partijen; benadrukt de noodzaak van een formele samenwerking in de strijd tegen het internationale terrorisme, de drugshandel, de georganiseerde misdaad en de mensenhandel; is verheugd over de oproep in de Verklaring van Marseille aan de betrokken partijen om te trachten een proces van geleidelijke demilitarisering en ontwapening van het Midden-Oosten op gang te brengen, ten einde vooral een zone te creëren die vrij is van kernwapens en massavernietigingswapens;

27.

is van oordeel dat voor het verminderen van de spanningen in het Middellandse-Zeegebied een betere intercultureel en intersociaal begrip tussen de volkeren daar nodig is en dat daarom initiatieven, zoals de Alliance of Civilisations, moet worden ondersteund als primair platform voor dialoog dat bijdraagt tot de stabilisering van de regio; dringt er bij de Raad en de Commissie op aan met strategieën te komen ter bevordering van deze dialoog; moedigt de verbetering van de betrekkingen tussen de EMPV en de Stichting Anna Lindh aan, met inbegrip van het beleggen van bijeenkomsten tussen de belangrijkste netwerken van de Stichting Anna Lindh en van de Commissie cultuur van de EMPV;

28.

wijst erop dat een van de belangrijkste doelstellingen van het Euromediterrane beleid bestaat in de bevordering van de rechtsstaat, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en politiek pluralisme en stelt vast dat er nog steeds zeer ernstige schendingen daarvan plaatsvinden; benadrukt opnieuw het belang van de bescherming van de mensenrechten en de rechtsstaat; dringt aan op een evaluatie van hetgeen tot dusverre bereikt is en op de aanpassing van de binnen het partnerschap toegepaste instrumenten; roept de Commissie ertoe op om precieze criteria voor de inzetbaarheid van die instrumenten te definiëren, ook met betrekking tot andere internationale organisaties zoals de Raad van Europa, en om een doeltreffend systeem voor de controle van de tenuitvoerlegging ervan in te voeren; verzoekt in dit verband alle betrokken partijen om de eerbiediging van de godsdienstvrijheid, de gewetensvrijheid en de rechten van minderheden te verdiepen en uit te dragen; wenst dat gezamenlijk een institutioneel kader wordt afgebakend dat grotere wederzijdse samenwerking vergemakkelijkt zowel bij het opsporen van de problemen als bij het zoeken naar gemeenschappelijke oplossingen;

29.

verzoekt derhalve de Raad en de Commissie om de bescherming van de mensenrechten en de bevordering van de democratie duidelijk vast te leggen in de doelstellingen van dit nieuwe initiatief, om de implementatie van bestaande mechanismen, zoals de mensenrechtenclausule die is opgenomen in de associatieovereenkomsten, en het opzetten van subcommissies voor de mensenrechten verder te versterken, en om een mechanisme op te zetten om die clausule op te nemen in de nieuwe generatie overeenkomsten en bilaterale actieplannen van de ENB; benadrukt dat de middelen ter bescherming van de mensenrechten die in het kader van het ENB ter beschikking staan, zo goed mogelijk moeten worden gebruikt waarbij een betere politieke samenhang tussen de Europese instellingen wordt gewaarborgd;

30.

verzoekt alle aan het partnerschap deelnemende landen, de Commissie en de toekomstige instellingen van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied om een nieuwe impuls te geven aan een gemeenschappelijk migratiebeleid teneinde een beter gebruik te maken van menselijk kapitaal en uitwisselingen tussen de volkeren van het Middellandse-Zeegebied te versterken, terwijl tevens een „veiligheid eerst”-benadering wordt vermeden; is van oordeel dat immigratievraagstukken zich moeten concentreren op de mogelijkheden van legale mobiliteit, de strijd tegen illegale migratiestromen, een betere integratie van immigranten en de uitoefening van het asielrecht; hecht belang aan een nauwe samenwerking en een geest van gedeelde verantwoordelijkheid tussen de lidstaten van de Europese Unie en de landen aan de zuidelijke oever van de Middellandse Zee, is verheugd over het feit dat in november 2007 de ministeriële conferentie Euromed over migratie heeft plaatsgevonden en acht het noodzakelijk de Unie voor het Middellandse-Zeegebied prioritaire aandacht geeft aan een geordend beheer van de migratiestromen;

31.

neemt nota van de gemeenschappelijke verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders op de op 13 juli 2008 in Parijs gehouden top met betrekking tot het Middellandse-Zeegebied waarin zij verklaarden dat het Proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied sterk is gericht op de ontwikkeling van menselijk kapitaal en van de werkgelegenheid, overeenkomstig de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, onder meer door het terugdringen van armoede, en ziet uit naar het ontstaan van nieuwe initiatieven, programma’s en financiële voorzieningen op dit vlak;

32.

is van mening dat de economische en handelsinitiatieven van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, met het oog op de totstandbrenging van een voor beide zijden gunstige Euromediterrane vrijhandelszone, de economische groei van de regio moeten bevorderen, de opneming van de regio in de wereldeconomie moeten helpen verbeteren en moeten bijdragen aan het verkleinen van het verschil in ontwikkeling tussen het noorden en zuiden van het Middellandse-Zeegebied, waarbij de sociale samenhang moet worden versterkt;

33.

benadrukt dat het onontbeerlijk is om de sociale weerslag van de liberaliseringsprocessen systematisch te evalueren en in aanmerking te nemen, met name op het gebied van de voedselzekerheid; benadrukt tevens dat deze weerslag van sector tot sector en van land tot land sterk kan verschillen;

34.

wijst op het belang van de informele sector en de volkseconomie in de zuidelijke en oostelijke landen van het Middellandse-Zeegebied; is van mening dat het met het oog op de ontwikkeling van de regio noodzakelijk is om de geleidelijke opneming van deze activiteiten in de formele economie te ondersteunen;

35.

wijst erop dat de handel tussen de nieuwe lidstaten van de EU en hun mediterrane partners sinds de toetredingen in 2004 en 2007 is blijven toenemen; vraagt om deze ontwikkeling in het kader van het partnerschap in aanmerking te nemen en te ondersteunen;

36.

onderstreept de noodzaak jonge mensen aan te moedigen kleine bedrijven op te zetten, onder meer door de toegang tot kredieten en microkredieten te vergemakkelijken; is ook van mening dat de steun via het FEMIP moet worden opgevoerd;

37.

neemt kennis van het feit dat akkoorden tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en de landen uit het Middellandse-Zeegebied anderzijds voorzien in samenwerkingsmaatregelen op het gebied van immigratie en asielpolitiek, met inbegrip van de financiering van centra voor immigranten, en dringt er bij de EU en de lidstaten op aan te controleren of de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in deze centra volledig worden gerespecteerd;

38.

acht het van wezenlijk belang om concrete en tastbare doelstellingen op sociaal vlak te realiseren; herinnert er in dit verband aan dat de doelstelling van de totstandbrenging van een vrijhandelszone niet alleen mag worden beoordeeld uit het oogpunt van de economische groei, maar ook en vooral uit dat van de werkgelegenheid; wijst erop dat de werkloosheid onder jongeren en vrouwen het meest dringende sociale probleem is in de Middellandse-Zeelanden;

39.

verzoekt de partnerlanden van het zuidelijke Middellandse-Zeegebied te komen tot een Zuid-Zuid-handel, zoals in het kader van de economisch overeenkomst van Agadir die is ondertekend door Egypte, Jordanië, Marokko en Tunesië, en benadrukt dat de instellingen van de EU moeten openstaan voor de vraag om technische ondersteuning teneinde deze economische Zuid-Zuid-integratie te bevorderen;

40.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten en van alle partnerlanden van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied.


(1)  Aangenomen teksten van deze dag, P6_TA(2008)0257.

(2)  PB C 282 E van 6.11.2008, blz. 443.

(3)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0025.


Top