EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0075

De Europese veiligheidsstrategie en het EVDB Resolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2009 over de Europese veiligheidsstrategie en het EVDB (2008/2202(INI))

PB C 76E van 25.3.2010, p. 61–68 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 76/61


Donderdag, 19 februari 2009
De Europese veiligheidsstrategie en het EVDB

P6_TA(2009)0075

Resolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2009 over de Europese veiligheidsstrategie en het EVDB (2008/2202(INI))

2010/C 76 E/13

Het Europees Parlement,

gelet op titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

gelet op het Verdrag van Lissabon,

gezien de Europese veiligheidsstrategie (EVS) „Een veilig Europa in een betere wereld”, goedgekeurd door de Europese Raad op 12 december 2003,

gezien de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens, goedgekeurd door de Europese Raad op 12 december 2003,

gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 11-12 december 2008 waarin het verslag van 11 december 2008 van de secretaris-generaal van de Raad/EU-hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) over de toepassing van de Europese veiligheidsstrategie – Veiligheid in een veranderende wereld (1) wordt onderschreven,

gezien de conclusies van de Europese Raad inzake het Europese veiligheids- en defensiebeleid (EVDB), aangenomen op 12 december 2008,

gezien de nota van 14 maart 2008 van de hoge vertegenwoordiger en de Commissie aan de Europese Raad „Klimaatverandering en internationale veiligheid” (2),

gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (operatie Atalanta) (3),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 april 2005 over de Europese veiligheidsstrategie (4),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 november 2006 over de tenuitvoerlegging van de Europese veiligheidsstrategie in het kader van het EVDB (5),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 juni 2008 over de tenuitvoerlegging van de Europese veiligheidsstrategie en het EVDB (6),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 juli 2008 over ruimte en veiligheid (7),

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0032/2009),

Algemene overwegingen

1.

wijst erop dat de Europese Unie haar strategische autonomie dient te ontwikkelen door middel van een sterk en effectief buitenlands, defensie- en veiligheidsbeleid om de vrede en de internationale veiligheid te kunnen bevorderen, haar belangen in de wereld te kunnen verdedigen, haar burgers te kunnen beschermen, tot een effectief multilateralisme te kunnen bijdragen, de eerbiediging van de mensenrechten en de democratische waarden wereldwijd te kunnen bevorderen en de wereldvrede te kunnen waarborgen;

2.

erkent dat de EU deze doelstellingen moet nastreven door multilaterale samenwerking binnen internationale organisaties, in de eerste plaats de Verenigde Naties, en door partnerschappen met andere sleutelactoren in overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties, de beginselen van de Slotakte van Helsinki en de doelstellingen van het Handvest van Parijs;

3.

bevestigt opnieuw dat de organisatie van de Verenigde Naties moet worden hervormd, zodat de VN ten volle aan hun verantwoordelijkheden kunnen voldoen en doeltreffender kunnen zijn bij het vinden van oplossingen voor de mondiale uitdagingen en het reageren op grote bedreigingen;

4.

wijst nogmaals op het belang van de trans-Atlantische betrekkingen en erkent de noodzaak van coördinatie tussen EVDB- en NAVO-acties, maar pleit tegelijkertijd voor een evenwichtiger partnerschap zonder concurrentie en met respect voor elkaars autonomie en met wederzijds begrip in het geval van uiteenlopende strategische overwegingen;

5.

is van mening dat veel nieuwe dreigingen niet alleen van militaire aard zijn, en dat deze niet met alleen militaire middelen kunnen worden aangepakt;

6.

merkt op dat dit beleid zowel civiele als militaire middelen en capaciteiten moet gebruiken en een nauwe en naadloze samenwerking tussen alle betrokkenen vereist;

7.

onderschrijft het concept „verantwoordelijkheid om te beschermen” zoals door de VN in 2005 gemunt en het concept „menselijke veiligheid”, dat berust op het primaat van het individu en niet van de staat; wijst erop dat deze concepten tot praktische consequenties en sterke politieke richtsnoeren voor de strategische koers van het Europees veiligheidsbeleid leiden, wil het in staat zijn in crisissituaties effectief op te treden; beklemtoont evenwel dat er voor de EU geen automatische verplichting bestaat om in geval van een crisis een civiele of militaire EVDB-missie op te zetten, en dat zij daar ook niet voor is toegerust;

8.

benadrukt dat het poolen van inspanningen en capaciteiten op EU-niveau van cruciaal belang is om het hoofd te kunnen bieden aan de gecombineerde effecten van de toenemende kosten van defensiematerieel en aan de bestaande beperkingen van de defensie-uitgaven;

9.

merkt op dat voor een gemeenschappelijk Europees defensiebeleid een geïntegreerde Europese strijdmacht vereist is, die moet worden uitgerust met gemeenschappelijke wapensystemen om voor standaardisatie en interoperabiliteit te zorgen;

10.

benadrukt dat transparantie en kostenefficiëntie alsook parlementaire verantwoording en de eerbiediging van de internationale humanitaire en mensenrechtenwetgeving van wezenlijk belang zijn om te bewerkstelligen dat een Europese defensie gesteund wordt door de bevolking; benadrukt in dit verband het bijzondere belang van een doeltreffende parlementaire controle op het EVDB in de vorm van nauwe samenwerking tussen het Europees Parlement en de parlementen van de EU-lidstaten;

11.

merkt op dat de bijgewerkte EVS en het toekomstige nieuwe strategische concept van de NAVO op elkaar moeten aansluiten en dat dit tot uiting moet komen in de verklaring die op de top ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van de NAVO in Straatsburg en Kehl op 3 en 4 april 2009 zal worden aangenomen;

12.

benadrukt dat een volledige en tijdige uitvoering van de EVS van cruciaal belang is;

13.

is verheugd over het verslag van de Raad over de uitvoering van de EVS; merkt evenwel op dat, aangezien heel wat doelstellingen van de EVS uit 2003 bijlange niet zijn gehaald, de EU – gesterkt door het Verdrag van Lissabon – een beslissender rol dient te spelen bij de versterking van de legitimiteit, transparantie en doeltreffendheid van de mondiale bestuursinstellingen;

14.

is verheugd over het van start gaan van de reeds aangehaalde EVDB-missie Atalanta ter bestrijding van piraterij voor de kust van Somalië; brengt de Raad, de Commissie en de EU-lidstaten evenwel in herinnering dat het piraterijprobleem in die regio diepere oorzaken heeft, zoals armoede in een verzwakte staat, en verlangt verdergaande Europese maatregelen om deze problemen aan te pakken;

15.

onderstreept in verband met het ontvoeren en vermoorden van gijzelaars door islamitische terroristen de noodzaak van betere samenwerking en coördinatie van het beleid inzake terrorismebestrijding tussen de EU-lidstaten, de VS en de NAVO om met name de doeltreffendheid van reddingsoperaties te verbeteren die worden opgezet om de levens van gijzelaars te redden;

16.

herhaalt met klem dat de EVS en het EVDB alle waarborgen moeten geven die nodig zijn voor een succesvolle tenuitvoerlegging van Resoluties 1325 van 31 oktober 2000 (S/RES/1325) en 1820 van 19 juni 2008 (S/RES/1820) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen en vrede en veiligheid, door het bevorderen van de gelijkwaardige deelname van vrouwen in alle aangelegenheden en beslissingen met betrekking tot vrede en veiligheid en door de classificatie van het systematische gebruik van seksueel geweld tegen vrouwen in conflictsituaties als oorlogsmisdrijf en misdaad tegen de menselijkheid; betreurt dat er op het gebied van gendergelijkheid in EVDB-operaties veel te langzaam vooruitgang wordt geboekt;

Europese veiligheidsbelangen

17.

wijst erop dat in de lidstaten nog te vaak in termen van nationale veiligheidsbelangen wordt gedacht en dat de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de bescherming van gezamenlijke Europese belangen op die manier wordt veronachtzaamd; vindt deze benadering contraproductief en dringt er bij de lidstaten op aan hun zienswijze te verruimen teneinde de EU een grotere rol op het wereldtoneel te geven, en voor doeltreffender Europese veiligheidsregelingen te zorgen;

18.

beschouwt het daarom als noodzakelijk te bepalen wat de gezamenlijke veiligheidsbelangen van de EU zijn; beklemtoont dat de EU haar gemeenschappelijk beleid enkel coherenter en doeltreffender kan maken als ze een duidelijke voorstelling heeft van haar gezamenlijke belangen;

19.

is van mening dat de veiligheidsbelangen van de Unie, naast de in de EVS van 2003 omschreven uitdagingen, de bescherming van haar burgers en van haar belangen binnen de Unie en op internationaal vlak inhouden, alsook de veiligheid van haar buurlanden, de bescherming van haar buitengrenzen en belangrijke infrastructuren, de verhoging van de cyberveiligheid en de zekerheid van haar energievoorziening, de veiligheid van haar vaarroutes, de bescherming van haar ruimtesystemen en de bescherming tegen de gevolgen van de klimaatverandering;

Europese veiligheidsambities

20.

merkt op dat de EU een internationale orde erkent die gebaseerd is op een doelmatig multilateralisme gestoeld op het internationale recht, en dat dit een uiting is van de overtuiging van de Europeanen dat geen enkele natie in haar eentje het hoofd kan bieden aan de nieuwe dreigingen;

21.

is van mening dat de EU haar doelstellingen inzake de rol die zij speelt op wereldvlak, duidelijker moet omschrijven; gelooft dat de EU niet mag proberen een supermacht te worden zoals de Verenigde Staten, maar in plaats daarvan haar eigen veiligheid en de veiligheid in haar omgeving moet waarborgen, zich moet inspannen voor de stabiliteit in haar omgeving en moet bijdragen tot een multilateraal en internationaal veiligheidsstelsel in het kader van de Verenigde Naties, dat in de eerbiediging van het internationaal recht en een effectieve crisis- en conflictpreventie alsmede beheer en oplossingen na conflicten voorziet;

22.

benadrukt dat de EU in het EVDB prioriteit verleent aan crisispreventie; wijst erop dat veiligheid en respect voor de rechtsstaat onmisbare voorwaarden vormen voor ontwikkeling en duurzame stabiliteit;

Ontwikkeling van een Europese veiligheidsstrategie

23.

stelt vast dat in de EVS van 2003 de voornaamste dreigingen worden benadrukt waarmee de EU geconfronteerd wordt (terrorisme, verspreiding van massavernietigingswapens, regionale conflicten, staatsfalen en georganiseerde misdaad), en strategische doelstellingen zijn vastgelegd die als basis hebben gediend voor substrategieën;

24.

feliciteert het recente Franse voorzitterschap van de EU voor zijn initiatieven met betrekking tot het EVDB; neemt nota van het verslag van de hoge vertegenwoordiger over de tenuitvoerlegging van de EVS van 11 december 2008 dat is onderschreven door de Europese Raad, en is verheugd over het feit dat heel wat aanbevelingen uit eerdere verslagen van het Parlement over de EVS en het EVDB in dit verslag zijn opgenomen, met name betreffende:

cyberveiligheid;

de zekerheid van de energievoorziening, met inbegrip van de energietoevoer naar Europa;

onopgeloste regionale geschillen in de buurlanden van de EU;

uitdagingen op het Afrikaanse continent;

de gevolgen van de klimaatverandering;

de strijd om natuurlijke grondstoffen;

projecten ter versterking van civiele en militaire capaciteiten;

het belang van de ruimte voor de gemeenschappelijke veiligheid van de EU;

de maritieme veiligheid;

25.

toont zich verheugd over het feit dat de Raad van mening is dat de EU in de nabije toekomst in staat moet zijn om in het kader van een omschreven ambitieniveau onder andere binnen 60 dagen 60 000 man te mobiliseren voor omvangrijke operaties, binnen het scala van operaties dat is voorzien in het hoofddoel voor 2010, en in het civiele hoofddoel voor 2010 gelijktijdig de planning en het verloop te verzekeren van:

twee belangrijke operaties voor stabilisatie en wederopbouw, met een aangepaste civiele component, geschraagd door ten hoogste 10 000 manschappen gedurende ten minste twee jaar;

twee snellereactieoperaties van beperkte duur waarbij onder andere de EU-Battlegroup worden ingezet;

een operatie waarbij Europese burgers in een noodsituatie worden geëvacueerd (binnen 10 dagen), rekening houdend met de centrale rol van elke lidstaat ten aanzien van zijn onderdanen, en met inachtneming van het concept „leidende staat voor consulaire zaken”;

een surveillance-/blokkademissie op zee of in de lucht;

een civiel-militaire operatie voor humanitaire bijstand die tot 90 dagen zou kunnen duren;

een twaalftal civiele EVDB-missies (onder andere missies op het vlak van politie, rechtsstaat, civiel bestuur, civiele bescherming, hervorming van de veiligheidssector en waarnemingsmissies) van uiteenlopende omvang, onder andere in snellereactiesituaties, met inbegrip van een grote missie (waarbij tot 3 000 deskundigen betrokken kunnen zijn) die verscheidene jaren zou kunnen duren;

26.

betreurt evenwel de onduidelijke manier waarop de conclusies met betrekking tot de EVS en het EVDB zijn gepresenteerd (in vier documenten in plaats van in één document); betreurt de vaak vage formuleringen waaruit geen duidelijk omlijnde, echte strategie naar voren komt; uit kritiek op het feit dat de Raad niet is ingegaan op het verzoek van het Parlement om een witboek, waardoor het onwaarschijnlijk is dat een vruchtbaar en breed publiek debat op gang zal worden gebracht;

27.

betreurt voorts dat verzoeken uit eerdere verslagen van het Parlement over de EVS en het EVDB niet in aanmerking zijn genomen door de Raad, met name:

de definitie van gemeenschappelijke Europese veiligheidsbelangen;

de definitie van criteria voor het opzetten van EVDB-missies,

voorstellen voor een nieuw partnerschap tussen de EU en de NAVO,

de aanpak van het probleem van nationale voorbehouden;

28.

stelt voor dat de EVS om de vijf jaar bij het begin van een nieuwe EU-legislatuur wordt herzien;

29.

betreurt dat sinds 2003 relatief weinig vooruitgang geboekt is bij de versterking van de EU-samenwerking op defensiegebied; vraagt derhalve nogmaals dat een witboek over Europese veiligheid en defensie wordt opgesteld als hulpmiddel voor het aanzwengelen van een breed publiek debat en voor het garanderen van de efficiënte uitvoering van de EVS;

30.

betreurt dat de herziening van de EVS, die nochtans grondig was voorbereid, als gevolg van de vertraging veroorzaakt door de impasse rond het Verdrag van Lissabon niet tot een nieuwe strategische oriëntatie heeft geleid, maar slechts tot een verslag waarin de courante beleidsproblemen die zich voordoen, aan bod komen; constateert dat het scala aan dreigingen is uitgebreid met onder meer cyberveiligheid en piraterij; verwelkomt vernieuwende aspecten van de herziening zoals de aandacht voor klimaatverandering en energiezekerheid (met inbegrip – op nucleair gebied – van steun voor een multilaterale splijtstofcyclus en een multilateraal verdrag betreffende een verbod op de productie van kernsplijtstoffen voor kernwapens) alsook het internationaal wapenhandelsverdrag en andere ontwapeningsverdragen, zoals het gloednieuwe Verdrag van Oslo inzake clustermunitie;

31.

acht het onaanvaardbaar dat er slechts een beperkt parlementaire discussie en helemaal geen publiek debat heeft plaatsgevonden vóór de goedkeuring van het verslag waarin de herziening van de EVS werd voorgesteld;

Betrekkingen met Rusland

32.

is van oordeel dat de gewelddadige escalatie van de voorheen bevroren conflicten in Zuid-Ossetië en Abchazië en de daarop volgende erkenning van de onafhankelijkheid van deze provincies door Rusland onderstrepen dat er dringend moet worden geïnvesteerd in duurzame politieke oplossingen voor dergelijke conflicten in onze buurlanden; herhaalt zijn standpunt dat de conflicten in de Kaukasus niet met militaire middelen kunnen worden opgelost en veroordeelt nogmaals nadrukkelijk allen die tijdens het conflict hun toevlucht hebben genomen tot geweld; benadrukt dat de verdere ontwikkeling van het strategische partnerschap van de EU met Rusland een betekenisvolle dialoog over veiligheid moet omvatten, die gebaseerd is op de uitdrukkelijke toezegging van beide partijen dat zij hun gedeelde waarden, het internationaal recht en de territoriale integriteit zullen eerbiedigen en de verplichtingen uit hoofde van de Slotakte van Helsinki zullen nakomen;

33.

benadrukt dat de veiligheidsdimensie van de betrekkingen tussen de EU en Rusland en de rol van het GBVB en het EVDB niet los kunnen worden gezien van de grotere structuur van de Europese veiligheid, waartoe de NAVO, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en internationale regelingen zoals het ABM-Verdrag (Anti-Ballistic Missile Treaty) en het Verdrag inzake conventionele strijdkrachten in Europa behoren; is van mening dat relevante ontwikkelingen binnen deze bredere veiligheidsstructuur moeten worden besproken in een dialoog met Rusland en de Verenigde Staten, en verzoekt de Raad een open en constructief standpunt in te nemen ten aanzien van mogelijke gesprekken tussen de EU, de Verenigde Staten, Rusland en lidstaten van de OVSE die geen lid zijn van de Europese Unie, teneinde de consensus inzake veiligheid aan weerszijden van de Atlantische Oceaan te hernieuwen op basis van de Slotakte van Helsinki;

34.

verheugt zich over het feit dat de EU in reactie op de kwestie van de oorlog in Georgië als één geheel is opgetreden om te bemiddelen tussen Rusland en Georgië; merkt op dat de snelle reactie en de eensgezindheid van de Europese Unie, die geleid hebben tot de ondertekening van een akkoord betreffende een staakt-het-vuren, evenals de snelle uitzending van een waarnemingsmissie in het kader van het EVDB, een demonstratie zijn geweest van de capaciteiten van de Unie inzake crisismanagement en gezamenlijke actie; prijst het recente Franse voorzitterschap van de EU voor de positieve rol die het heeft gespeeld bij de handhaving van een gemeenschappelijke Europese benadering;

35.

is verheugd over het besluit van de Raad van 2 december 2008 om een onafhankelijke commissie in het leven te roepen die onder aegide van de EU een onderzoek zal instellen naar de oorzaken van het conflict in Georgië;

36.

wijst op de bezorgdheid van de Baltische staten en neemt kennis van de duidelijke bevestiging door de NAVO en de NAVO-lidstaten van de blijvende geldigheid van hun verplichtingen uit hoofde van artikel 5 van het Noord-Atlantische Verdrag;

37.

is verheugd over het feit dat de NAVO heeft besloten opnieuw gebruik te maken van bestaande communicatiekanalen en dat de NAVO-Rusland-raad moet worden gereactiveerd;

38.

meent dat zowel de EU als de NAVO een openhartige en realistische dialoog moeten voeren met Rusland over onder meer regionale veiligheid, energie, raketafweer, niet-verspreiding van massavernietigingswapens, beperking van gewapende strijdkrachten en ruimtebeleid;

39.

is van mening dat het belangrijk is binnen het kader van de Euro-Atlantische partnerschapsraad een intensieve multilaterale dialoog te voeren;

40.

wijst erop dat Rusland wegens zijn geopolitieke positie, militaire sterkte, politieke gewicht, energierijkdom en economische potentieel van strategisch belang is voor Europa;

Uitbouw van Europa's capaciteiten

41.

benadrukt dat de EU de middelen nodig heeft om haar beleid te kunnen uitvoeren, en dat de Unie bijgevolg naast een ingrijpende versterking van haar diplomatieke capaciteiten civiele en militaire capaciteiten nodig heeft om het EVDB te versterken en haar verantwoordelijkheden op wereldvlak op te nemen;

42.

wijst erop dat sinds het bestaan van het EVDB in dit kader 22 missies zijn uitgevoerd, waarvan 16 met een civiel karakter; onderstreept het belang van de civiele component van het EVDB; is in dit verband verheugd over de oprichting van een civiel plannings- en uitvoeringsvermogen binnen de Raad van de Europese Unie; roept de lidstaten op zich sterker in te spannen om gekwalificeerd personeel ter beschikking te stellen voor civiele EVDB-missies; onderstreept in dit verband het belang van het civiel hoofddoel 2010;

43.

benadrukt eveneens dat, nu de meeste nadruk op de militaire dimensie van het EVDB wordt gelegd, de vorderingen op het gebied van civiele capaciteiten en conflictpreventie veel te langzaam gebeuren en dat de Raad en de Commissie op dit terrein een nieuwe dynamiek moeten ontwikkelen;

44.

dringt aan op de verdere ontwikkeling van het partnerschap voor vredesopbouw tot een Europees civiel vredeskorps;

45.

is van mening dat de EU de uitbouw van haar capaciteiten moet voortzetten op basis van de civiele en militaire hoofddoelen; wijst erop dat de Unie moet proberen om permanent een troepenmacht van 60 000 soldaten ter beschikking te hebben; herhaalt zijn voorstel dat het Eurokorps de kern moet vormen van een dergelijke troepenmacht, die indien nodig wordt aangevuld met capaciteiten op zee en in de lucht; is verheugd over het feit dat Duitsland en Frankrijk een akkoord hebben bereikt over het voortbestaan van de Duits-Franse brigade met gemeenschappelijke bases; is van mening dat de EU moet zorgen voor de permanente beschikbaarheid van een gepast aantal politieagenten, rechters en openbare aanklagers; vindt het verwarrend dat het concept van EU-Battlegroups en de specifieke scenario's voor potentiële missies er niet toe lijken te leiden dat de Battlegroups gebruikt worden in de EU-operaties buiten de EU;

46.

benadrukt dat de EU-lidstaten samen jaarlijks ruim 200 000 000 000 EUR besteden aan defensie, wat neerkomt op meer dan de helft van de defensie-uitgaven van de Verenigde Staten; blijft bijzonder bezorgd over het gebrek aan efficiëntie en transparantie bij de besteding van dit geld; vraagt daarom om meer inspanningen voor het elimineren van onnodige dubbele uitgaven tussen de lidstaten onderling, met name door specialisatie, het poolen en delen van de beschikbare gemeenschappelijke capaciteiten en de gezamenlijke ontwikkeling van nieuwe capaciteiten; prijst het Europees Defensieagentschap (EDA) voor het uitstekende werk dat het tot dusver heeft geleverd, en roept de lidstaten op volledig gebruik te maken van het potentieel van het EDA;

47.

wijst erop dat de capaciteitsbehoeften voor operaties van gewapende strijdkrachten, grensbewaking, bescherming van belangrijke infrastructuur en rampenbeheer technologisch gezien vaak sterk op elkaar lijken of zelfs identiek zijn; benadrukt dat dit nieuwe mogelijkheden biedt voor het benutten van synergieën en voor het vergroten van de interoperabiliteit van gewapende strijdkrachten en veiligheidstroepen;

48.

dringt er ten zeerste op aan dat de EU en haar lidstaten hun inspanningen richten op gemeenschappelijke capaciteiten die zowel voor defensieve als voor veiligheidsdoeleinden kunnen worden gebruikt; beschouwt door satellieten ondersteunde verkennings-, bewakings- en waarschuwingssystemen, onbemande luchtvoertuigen, helikopters en telecommunicatie-uitrusting evenals lucht- en zeetransport in dit verband als essentieel; vraagt om een gemeenschappelijke technische norm voor beschermde telecommunicatie en om manieren om kritieke infrastructuur te beschermen;

49.

verwelkomt het op 10 november 2008 genomen besluit van het bestuur van het EDA om een Europese vloot voor luchtvervoer op te richten en neemt nota van de intentieverklaring over de deelname aan dit initiatief, die is ondertekend door de ministers van Defensie van twaalf EU-lidstaten;

50.

beschouwt het als noodzakelijk om het gebruik van Galileo en GMES (Global Monitoring for Environment and Security) voor veiligheids- en defensiedoelstellingen mogelijk te maken;

51.

is voorstander van de dynamische ontwikkeling van de samenwerking tussen nationale strijdkrachten in de richting van een steeds sterkere synchronisatie; stelt voor om dit proces en deze strijdkrachten SAFE („Synchronized Armed Forces Europe”) te noemen;

52.

ziet in SAFE voldoende speelruimte voor neutrale EU-lidstaten en voor landen die door militaire allianties gebonden zijn, voor diegenen die nu al samenwerken en voor diegenen die nog niet zo ver zijn; stelt voor de organisatie van SAFE een opt-in model voor dat gebaseerd is op een sterkere vrijwillige synchronisatie;

53.

pleit in het kader van SAFE voor een Europees soldatenstatuut waarin opleidingsnormen, leidende principes voor operaties, vrijheid van handelen tijdens operaties, kwesties met betrekking tot rechten en plichten en het kwaliteitsniveau van het materieel, de medische zorg en de sociale zekerheid in het geval van overlijden, verwonding of invaliditeit zijn geregeld;

54.

pleit inzake SAFE voor het beginsel van een Europese taakverdeling met betrekking tot militaire capaciteiten;

55.

pleit voor nauwere Europese samenwerking op het vlak van opleiding, onderhoud en logistiek, aangezien dergelijke samenwerking van cruciaal belang is om de efficiëntie van de defensie-uitgaven te kunnen verhogen;

Nood aan nieuwe structuren

56.

is van mening dat de capaciteiten van de EU voor autonome actie in haar buitenlands en veiligheidsbeleid moeten worden verbeterd door middel van een doelgerichte verhoging van haar capaciteiten op het vlak van analyse, planning, leidingvoering en informatie; verwelkomt in dit verband het besluit van de Europese Raad om te werken aan de oprichting van een geïntegreerde civiele en militaire structuur voor de strategische planning van EVDB-operaties en missies;

57.

verwelkomt tevens het besluit van de Europese Raad om een informele groep op hoog niveau EU-NAVO in te stellen, die ermee zal worden belast de samenwerking tussen de beide organisaties op pragmatische wijze te versterken;

58.

vraagt om de oprichting van een autonoom en permanent operationeel EU-hoofdkwartier voor strategische planning en de uitvoering van EVDB-operaties en missies;

59.

steunt het voorstel voor de oprichting van een Raad van ministers van Defensie die voor meer coherentie moet zorgen tussen de verschillende nationale defensiebeleidsvoeringen, wat de nationale bijdragen tot het EVDB zal vergroten; benadrukt de doelstelling van een volledige parlementaire controle op EVDB-missies en -operaties, ook door het Europees Parlement;

60.

is fervent voorstander van de sterkere uitbouw van een Europese defensie- en veiligheidsmarkt door het goedkeuren van de wetgevingsvoorstellen van de Commissie betreffende openbare aanbestedingen en intracommunautaire handel, en stelt verdere initiatieven voor om deze doelstelling te bereiken, met name op het vlak van de zekerheid van verstrekkingen en de veiligheid van informatie;

61.

is in dit verband verheugd over de goedkeuring van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (8), dat de gedragscode voor de wapenexport tot een wettelijk bindend instrument maakt; is voorts verheugd over het feit dat het de EU-lidstaten vrij staat om individueel nog strengere maatregelen in te voeren;

62.

herinnert eraan dat er gemeenschappelijke wapensystemen moeten worden geleverd door een sterke Europese defensie-industrie die in staat is aan de huidige en toekomstige eisen van de Europese strijdmacht te voldoen en Europa in staat stelt zelfvoorzienend en onafhankelijk te zijn;

63.

vraagt een verhoging van de communautaire middelen voor onderzoek inzake veiligheid en voor de oprichting van gezamenlijke onderzoeksprogramma's van de Commissie en het EDA;

Nood aan een nieuwe geest

64.

beschouwt het als bijzonder belangrijk het Europese Veiligheids- en Defensiecollege te versterken en het om te vormen tot een permanente structuur die de ontwikkeling van een specifiek Europese veiligheidscultuur verder zal bevorderen; vraagt de Commissie met aandrang om opleidingsactiviteiten op EU-niveau betreffende civiel crisismanagement te blijven financieren na 2009;

65.

vraagt om verdere initiatieven inzake gezamenlijke opleiding van en gemeenschappelijke normen voor personen die worden ingezet en samenwerken bij civiele en militaire operaties, inzake sterkere uitwisselingen tussen de strijdkrachten en het civiele personeel van de EU-lidstaten, inzake de coördinatie van crisisgerelateerde opleidingen, evenals inzake uitwisselingsprogramma's tussen strijdkrachten in Europa en de openstelling van legers voor onderdanen van andere EU-lidstaten;

66.

verleent nadrukkelijk steun aan succesvolle Europese programma's zoals de Eurofighter, die in de komende decennia de ruggengraat zal vormen van de gevechtscapaciteit van 5 Europese luchtmachten; meent daarom dat de lidstaten van de EU dergelijke initiatieven moeten aanmoedigen en ondersteunen;

*

* *

67.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementen van de lidstaten, de secretarissen-generaal van de Verenigde Naties, de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en de Raad van Europa.


(1)  S407/08.

(2)  S113/08.

(3)  PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33.

(4)  PB C 33 E van 9.2.2006, blz. 580.

(5)  PB C 314 E van 21.12.2006, blz. 334.

(6)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0255.

(7)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0365.

(8)  PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99.


Top