EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0065

Toegepast onderzoek op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid Resolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2009 over het toegepast onderzoek op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2008/2222(INI))

PB C 76E van 25.3.2010, p. 38–42 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 76/38


Donderdag, 19 februari 2009
Toegepast onderzoek op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid

P6_TA(2009)0065

Resolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2009 over het toegepast onderzoek op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2008/2222(INI))

2010/C 76 E/07

Het Europees Parlement,

gezien Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1),

gezien Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (2),

gezien de mededeling van de Commissie van 3 september 2008 – Een Europese strategie voor marien en maritiem onderzoek: een coherent kader voor de Europese onderzoeksruimte ter ondersteuning van het duurzame gebruik van oceanen en zeeën (COM(2008)0534) („strategie voor marien en maritiem onderzoek”),

gezien de mededeling van de Commissie van 19 september 2002 – Een strategie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur (COM(2002)0511),

onder verwijzing naar zijn in eerste lezing vastgesteld standpunt van 15 juni 2006 met het oog op de aanneming van een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (3),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 mei 2008 over een geïntegreerd maritiem beleid voor de Europese Unie (4),

gezien Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (5),

gezien Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (6),

gezien Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (7),

gezien het verslag van de wereldtop inzake duurzame ontwikkeling die van 26 augustus tot 4 september 2002 werd gehouden te Johannesburg (Zuid-Afrika),

gezien de verklaring van Aberdeen die op 22 juni 2007 op de EurOCEAN-conferentie werd aangenomen door Europese organisaties voor marien en maritiem onderzoek, wetenschapsnetwerken en talrijke wetenschappers uit heel Europa,

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie visserij (A6-0016/2009),

A.

overwegende dat de Commissie sinds het vierde kaderprogramma gepoogd heeft het Europees onderzoek op het gebied van visserij en aquacultuur te stimuleren, om zo het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) te ondersteunen,

B.

overwegende dat het onderzoek op het gebied van visserij en aquacultuur in het zevende kaderprogramma in zijn geheel is ondergebracht in de bredere context van het landbouwonderzoek (thema 2), terwijl de mariene wetenschappen en het beheer van de kustgebieden toch onder de milieuwetenschap vallen,

C.

overwegende dat zowel in de gedragscode voor een verantwoorde visserij van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) als in de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de over grote afstanden trekkende visbestanden, gewezen wordt op de noodzaak onderzoekswerk te verrichten en gegevens te verzamelen om de wetenschappelijke kennis in de sector te vergroten,

D.

overwegende dat het GVB een van de communautaire beleidsterreinen is die het sterkst afhankelijk zijn van wetenschappelijk onderzoek en dat de uit hoofde van het GVB genomen maatregelen hun geloofwaardigheid moeten ontlenen aan wetenschappelijke adviezen op hoog niveau,

E.

overwegende dat het GVB stoelt op beginselen van goed bestuur welke vereisen dat het besluitvormingsproces steunt op degelijke wetenschappelijke adviezen en op tijd resultaten oplevert,

F.

overwegende dat wetenschappelijke gegevens de basis moeten vormen voor de vaststelling van quota's en de maximale duurzame opbrengst (MDO),

G.

overwegende dat vissers en wetenschappers vaak uiteenlopende inschattingen maken van de toestand van de zee en de visserijbestanden,

H.

overwegende dat bij de strategie voor het mariene en maritieme onderzoek, zonder het belang te ontkennen van voortzetting van de inspanningen die in de verschillende mariene en maritieme disciplines worden geleverd, de nadruk moet worden gelegd op verbetering van de interactie tussen het mariene en het maritieme onderzoek in plaats van zich te concentreren op gevestigde onderzoekssectoren,

I.

overwegende dat de bestaande expertisecentra voor onderzoek in de ultraperifere regio’s geprivilegieerde waarnemingscentra zijn voor het mariene milieu in Europa in het kader van de strategie voor marien en maritiem onderzoek,

J.

overwegende dat de komende herziening van het GVB, waarbij de nadruk moet komen te liggen op een regionaal, op ecosystemen gebaseerd beheer, degelijke wetenschappelijke kennis vereist,

1.

is ervan overtuigd dat bij het gevoerde onderzoeksbeleid meer aandacht moet worden besteed aan de specifieke problemen van de visserij en de aquacultuur vanwege het economische, sociale en politieke belang van deze sector in de Unie;

2.

is ingenomen met de nieuwe pogingen van de Commissie om via haar strategie voor het mariene en maritieme onderzoek middelen te vinden voor een betere integratie van marien en maritiem onderzoek;

3.

herinnert de Commissie eraan dat zij krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 wettelijk verplicht is haar voorstellen voor het GVB te baseren op „degelijke wetenschappelijke adviezen en de voorzorgsaanpak”; verzoekt de Commissie het belang van wetenschappelijke onderzoeken in de toestand van de zee en de visserijbestanden te benadrukken en uit te dragen;

4.

is bezorgd over de herschikking van de thema’s in het zevende kaderprogramma, die inhoudt dat het onderzoek naar de productie van vis losgekoppeld wordt van de visserijtakken en de mariene ecologie, terwijl een duidelijke bijsturing van het GVB in de richting van een op ecosystemen gebaseerde aanpak juist meer integratie zou vereisen;

5.

betreurt dat het zevende kaderprogramma de visserij noch de aquacultuur tot zijn specifieke beleidsassen rekent en dat er slechts terloops naar wordt verwezen onder thema 2 „Voeding, landbouw en visserij, en biotechnologie”, dat eventueel met enige goede wil zou kunnen worden geïnterpreteerd als een thema waaronder ook visserijonderzoek kan vallen; constateert dat dit ook geldt voor thema 6 „Milieu, inclusief klimaatverandering”;

6.

verzoekt de Commissie het zevende kaderprogramma bij de voor 2010 geplande tussentijdse beoordeling te herzien, en daarbij rekening te houden met deze resolutie en meer aandacht te besteden aan de specifieke problemen van de visserij en de aquacultuur;

7.

is ervan overtuigd dat zowel de beleidsmakers als de marktspelers in de visserijsector dringend behoefte hebben aan meer praktisch gericht onderzoek en dat het gezien de looptijd van het zevende kaderprogramma noodzakelijk is dat daarin doelstellingen worden opgenomen;

8.

is van mening dat het ontbreken van specifieke beleidsassen voor de visserij en de aquacultuur in het zevende kaderprogramma tot gevolg heeft dat er onvoldoende onderzoeksprojecten op die terreinen worden opgezet en als gevolg daarvan het belang en de relevantie van de gekozen projecten ondermijnt;

9.

wijst erop dat het GVB slechts doeltreffend ten uitvoer kan worden gelegd als er specifieke programma’s op het gebied van toegepast onderzoek worden opgezet die op voldoende begrotingsmiddelen kunnen rekenen; acht het in dit verband absoluut noodzakelijk dat er in het zevende kaderprogramma een verdeelsleutel wordt opgenomen;

10.

verzoekt de Commissie de financiering van marien en maritiem onderzoek uit hoofde van het zevende kaderprogramma in het kader van het GVB als hefboom te gebruiken om synergie tussen de onderzoeksinspanningen van de lidstaten aan te moedigen en de nodige kritische massa te bereiken om het hoofd te bieden aan de belangrijke uitdagingen op het vlak van het multithematisch marien onderzoek;

11.

beveelt aan dat op het gebied van het mariene wetenschappelijk onderzoek prioriteit wordt verleend niet alleen aan het onderzoek dat tot doel heeft kennis te verwerven omtrent de staat van de visbestanden, maar ook aan ecosysteem-, commerciële, economische en sociale aspecten die een rol spelen bij het beheer van de productie van vis omdat die alle van cruciaal belang zijn;

12.

is van mening dat met name op het gebied van de visserijactiviteit en de aquacultuur prioriteit moet worden verleend aan het toegepast onderzoek, dat als hoofddoel zou moeten hebben de wetenschappelijke kennis te vergaren die ten grondslag moet liggen aan de wetgeving en aan het beheer van de visserij, met name voor wat betreft de herstelplannen voor soorten die bedreigd worden als gevolg van biologische risico’s;

13.

constateert dat er sprake is van een duidelijk belangenconflict tussen vissers en wetenschappers voor de korte termijn, terwijl hun doelstellingen op lange termijn meer verenigbaar zijn; is van mening dat consensus over de toestand van de zee de basis moet zijn van op duurzaamheid gebaseerd visserijbeleid; verzoekt de Commissie een betere samenwerking tussen vissers en wetenschappers te bevorderen;

14.

verzoekt de Commissie en de lidstaten de vissers nadrukkelijker en duidelijker te laten inzien dat zij er belang bij hebben om bij de beoordeling van hun vermeend economisch verlies op de korte termijn te bedenken welke economische voordelen zij op middellange of lange termijn kunnen verwachten;

15.

wijst op het zorgwekkende gebrek aan jonge wetenschappers die toegepast onderzoek op het gebied van visserij bedrijven, hetgeen te wijten is aan het feit dat een loopbaan in het toegepast onderzoek minder aantrekkelijk is dan in het fundamenteel onderzoek of in andere takken van de wetenschap;

16.

wijst op de noodzaak weer te zorgen voor interessante en toekomstrijke universitaire opleidingen die uitzicht bieden op goedbetaalde banen in deze tak van de wetenschap;

17.

is voorstander van een onderwijsbeleid dat jonge wetenschappers in sterkere mate motiveert om voor toegepast onderzoek op visserijgebied te kiezen in plaats van voor fundamenteel onderzoek;

18.

spoort de Commissie aan de totstandbrenging van een stabiel Europees netwerk te bevorderen dat steunt op de bestaande fysieke infrastructuur in de lidstaten en tot doel heeft het mariene milieu te observeren en gegevens te verzamelen, zodat de informatie-uitwisseling tussen de marktspelers in de sector en de Europese onderzoeksinstanties wordt vergemakkelijkt en zo de voortrekkersrol van de Unie in stand wordt gehouden; verzoekt de Commissie in dit netwerk met name rekening te houden met de bestaande onderzoekscentra in ultraperifere regio’s;

19.

wijst op de noodzaak de verschillende modellen voor toegepast onderzoek die in de lidstaten worden gehanteerd, te harmoniseren, teneinde de resultaten ervan beter vergelijkbaar te maken en de aggregatie van gegevens te vergemakkelijken;

20.

verzoekt de Commissie de wetenschappelijke gemeenschap aan te sporen om meer gemeenschappelijke methodologische normen voor het visserijonderzoek uit te werken en de samenwerking tussen de nationale onderzoeksinstellingen te versterken;

21.

verzoekt de Commissie specifieke informatie te verzamelen over de wijze waarop de dialoog tussen wetenschappers en vissers momenteel in de verschillende lidstaten functioneert, en een lijst van beste praktijken op te stellen;

22.

wijst erop dat de regionale adviesraden een belangrijke rol moeten vervullen in de context van het toegepast onderzoek en wenst derhalve dat wetenschappers volwaardig lid kunnen worden van deze organen;

23.

stelt met bezorgdheid vast dat het totale bedrag van de uitgaven van de lidstaten voor het verzamelen van gegevens in de visserijsector sinds 2006 voortdurend gedaald is;

24.

verzoekt de Commissie en de lidstaten gebruik te maken van de kredieten die op de begroting van de Unie beschikbaar zijn voor het verzamelen van gegevens in de visserijsector, met name op begrotingslijn 11 07 02 „Ondersteuning van het beheer van de visbestanden (verbetering van de wetenschappelijke adviezen)”;

25.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

(3)  PB C 300 E van 9.12.2006, blz. 400.

(4)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0213.

(5)  PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.

(6)  PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1.

(7)  PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.


Top