This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52009XG1211(02)
Council conclusions of 27 November 2009 on promoting a Creative Generation: developing the creativity and innovative capacity of children and young people through cultural expression and access to culture
Conclusies van de Raad van 27 november 2009 over het stimuleren van een creatieve generatie: de creativiteit en het innoverend vermogen van kinderen en jongeren ontwikkelen door middel van culturele expressie en toegang tot cultuur
Conclusies van de Raad van 27 november 2009 over het stimuleren van een creatieve generatie: de creativiteit en het innoverend vermogen van kinderen en jongeren ontwikkelen door middel van culturele expressie en toegang tot cultuur
PB C 301 van 11.12.2009, p. 9–11
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
11.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 301/9 |
Conclusies van de Raad van 27 november 2009 over het stimuleren van een creatieve generatie: de creativiteit en het innoverend vermogen van kinderen en jongeren ontwikkelen door middel van culturele expressie en toegang tot cultuur
2009/C 301/08
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
|
HERINNEREND AAN de politieke achtergrond van dit vraagstuk, die in de bijlage bij deze conclusies wordt toegelicht; |
|
ZICH BEWUST:
|
IS VAN OORDEEL dat:
— |
een succesvolle respons op die langetermijnopgaven een langetermijnperspectief vereist, dat erop gericht is de creativiteit en het innoverend potentieel van kinderen en jongeren te ontwikkelen en hen toe te rusten met de vaardigheden en bekwaamheden om die opgaven tegemoet te treden; |
WIJST OP het volgende:
— |
er is een toenemende vraag naar arbeidskrachten die creatief en innoverend zijn, zich kunnen aanpassen en zich van geavanceerde communicatiemiddelen kunnen bedienen, en er is behoefte aan de ontwikkeling van flexibele en evoluerende ondernemersvaardigheden; |
— |
toegang tot en blootstelling aan een verscheidenheid van cultuuruitingen, artistieke praktijken en kunstwerken vanaf jonge leeftijd is belangrijk voor eenieders persoonlijke ontwikkeling, identiteit, zelfbewustheid en gevoel van betrokkenheid, en ook om kinderen en jongeren toe te rusten met interculturele vaardigheden en andere kwaliteiten die van belang zijn voor sociale inclusie, actief burgerschap en toekomstige inzetbaarheid; |
— |
deelname aan culturele activiteiten, waaronder rechtstreeks contact met kunstenaars, kan de creativiteit en het innoverend potentieel van alle kinderen en jongeren vergroten door creatief denken, verbeelding en zelfexpressie te stimuleren; |
— |
het bevorderen van cultuur en culturele expressie in scholen en andere onderwijsinstellingen, alsook in niet-formele leersituaties, zowel met specifieke leerstof als door aantrekkelijke benaderingen van het leerproces waarbij verschillende kennisgebieden met elkaar worden verbonden, draagt bij tot de volle ontplooiing van het individu, tot motivatie en beter leren alsmede tot de ontwikkeling van creativiteit en innoverend vermogen; |
— |
de zogenoemde „digitaal geboren” generatie in Europa is zowel cultuurmaker als cultuurconsument en is, als zij de gelegenheid krijgt, bijzonder handig in het exploiteren van de mogelijkheden van nieuwe media en digitale technologieën; |
— |
cultuur en cultureel erfgoed in het algemeen, en met name de middelen om cultuur te creëren en te ervaren, zijn niet voor alle kinderen en jongeren even toegankelijk en de huidige economische neergang kan de toegankelijkheid van cultuur voor kinderen en jongeren nog meer belemmeren; |
WIJST MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL DE VOLGENDE ZES ACTIEPRIORITEITEN AAN VOOR HET STIMULEREN VAN EEN CREATIEVE GENERATIE IN DE EUROPESE UNIE:
1. Beleid dat betrekking heeft op cultuurbevordering moet waar relevant een kinderen- en jongerenperspectief omvatten
De lidstaten en de Commissie dienen:
i) |
in beleid, programma's en acties, nu en in de toekomst, aandacht te schenken aan de specifieke behoeften van kinderen en jongeren, jonge cultuurmakers daaronder begrepen, in het bijzonder op de gebieden cultuur en media, met nadruk op initiatieven die hun creatieve potentieel moeten stimuleren; |
ii) |
partnerschappen te ontwikkelen tussen de cultuursector en andere beleidssectoren die innovatie beogen te stimuleren (bijvoorbeeld onderwijs en onderzoek, jeugd, werkgelegenheid en sociale zaken, ondernemerschap, economische groei en duurzame ontwikkeling), en daarbij waar relevant de bestaande structuren en programma's optimaal te benutten. |
2. De mogelijkheden die de onderwijssector biedt om via cultuur en culturele expressie het stimuleren van creativiteit te bevorderen moeten optimaal worden benut
De lidstaten dienen:
i) |
een ruimere toegang tot cultuur en cultuuruitingen te bevorderen door middel van zowel formeel als niet-formeel onderwijs, met name via gestructureerde strategische partnerschappen op institutioneel en beleidsniveau. Het dient er vooral om te gaan bij kinderen en jongeren creativiteit en innoverend vermogen te stimuleren en interculturele vaardigheden en andere sleutelcompetenties voor een leven lang leren, zoals cultureel bewustzijn en culturele expressiviteit, te ontwikkelen; |
ii) |
dit proces aan te moedigen door bijvoorbeeld gespecialiseerde opleiding en bijscholing van leerkrachten en anderen die in de sectoren onderwijs, cultuur en jeugd werkzaam zijn. Dit proces kan ook plaatsvinden door gebruik te maken van moderne methodes en middelen, in het bijzonder ict-middelen, en door in scholen meer nadruk te leggen op terreinen als kunstonderwijs en cultureel bewustzijn. Ook jeugdwerk kan allerlei buitenschoolse activiteiten ter bevordering van cultuur en creativiteit aanbieden. |
3. Cultuurinstellingen (musea, bibliotheken, galeries, theaters, …) moeten worden gestimuleerd en gesteund om zich beter tot kinderen en jongeren te richten
De lidstaten dienen:
i) |
cultuurinstellingen op alle niveaus aan te moedigen bij hun inspanningen om zich sterker op kinderen en jongeren te richten en culturele inhoud in openbaar bezit toegankelijker te maken, bijvoorbeeld middels digitaliseringsprogramma's en educatieve activiteiten, waarbij ook ICT-middelen worden gebruikt, alsmede middels interactieve oplossingen waarin kinderen en jongeren een actieve rol kunnen spelen. |
De lidstaten en de Commissie dienen:
ii) |
de ontwikkeling van de Europese interactieve bibliotheek Europeana te blijven steunen en de uitwisseling tussen de lidstaten van ervaringen inzake hun respectieve beleid ten aanzien van het digitaliseren en voor het publiek toegankelijk maken van culturele inhoud verder te bevorderen, in het bijzonder waar het erom gaat kinderen en jongeren te bereiken. |
4. De bevordering van talent en creativiteit via cultuur moet deel uitmaken van sociale-inclusiestrategieën voor kinderen en jongeren
De lidstaten en de Commissie dienen:
i) |
het in alle kinderen en jongeren aanwezige talent te stimuleren en hun creativiteit te ontwikkelen door cultuur tot onderdeel te maken van de strategieën en programma's inzake sociale inclusie die gericht zijn tot kansarmere kinderen en jongeren, waaronder kinderen en jongeren met beperkingen. |
5. Door gebruik van ICT-middelen moet bevorderd worden dat cultuur voor alle kinderen en jongeren toegankelijker wordt
De lidstaten en de Commissie dienen:
i) |
zich te blijven inspannen om cultuur en cultuuruitingen door gebruik van ict-middelen tegen redelijke kosten toegankelijker te maken. Die inspanningen moeten erop gericht zijn alle kinderen en jongeren te bereiken en hen toe te rusten met de communicatieve vaardigheden en de mediageletterdheid die nodig zijn om de door digitale technologie geboden kansen optimaal te benutten, en hun tevens meer besef van en inzicht in de rechten en verantwoordelijkheden met betrekking tot intellectuele eigendom en privacy bij te brengen. |
6. De uitwisseling van goede praktijken moet worden vergemakkelijkt en er moet op dit gebied een empirisch onderbouwde kennisbasis worden ontwikkeld
Teneinde de ontwikkeling van empirisch onderbouwd beleid op dit terrein te bevorderen:
|
dienen de lidstaten en de Commissie:
|
|
dient de Commissie:
|
|
en dienen de lidstaten:
|
DRINGT ER BIJ DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE OP AAN:
binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden samen te werken om ervoor te zorgen dat deze conclusies navolging krijgen in het kader van de lopende werkzaamheden betreffende de Europese agenda voor cultuur en het Werkplan voor cultuur 2008-2010.
BIJLAGE
POLITIEKE CONTEXT
Bij het aannemen van deze conclusies verwijst de Raad met name naar de volgende teksten:
1. |
het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind (1989), dat het recht van alle kinderen op cultuur vastlegt; |
2. |
de Routekaart voor Kunsteducatie van de Unesco, Lissabon, 6-9 maart 2006; |
3. |
de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren; |
4. |
de mededeling van de Commissie van 10 mei 2007 over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering en de resolutie van de Raad van 16 november 2007 over een Europese agenda voor cultuur, alsmede de conclusies van de Raad over het Werkplan voor cultuur 2008-2010, dat als een van de vijf actieprioriteiten het bevorderen van de toegang tot cultuur omvat, meer bepaald door synergieën met het onderwijs, met name het kunstonderwijs; |
5. |
de Beschikking van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende het Europees jaar van de creativiteit en innovatie; |
6. |
de conclusies van de Raad van 24 mei 2007 over de bijdrage van de culturele en de creatieve sector aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon, waarin erop wordt gewezen dat culturele activiteiten en creatieve sectoren een centrale rol spelen bij de bevordering van innovatie en technologie, en belangrijke aanjagers van duurzame groei in de toekomst zijn; |
7. |
de resolutie van de Raad van 15 november 2007 over nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen en de op 2 juli 2008 door de Commissie aangenomen mededeling „Vernieuwde sociale agenda: kansen, toegang en solidariteit in het Europa van de 21e eeuw”, waarin een prioriteit wordt gemaakt van kinderen en jongeren als het Europa van de toekomst; |
8. |
de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 13-14 maart 2008, waarin de volledige ontwikkeling van het potentieel aan innovatie en creativiteit van de Europese burgers, uitgaande van Europa's cultuur en wetenschappelijke topkwaliteit, als een sleutelfactor voor toekomstige groei wordt aangemerkt; |
9. |
de conclusies van de Raad van 22 mei 2008 over interculturele competenties; |
10. |
de mededeling van de Commissie van 27 april 2009„Een EU-strategie voor jongeren — Investeringen en empowerment. Een vernieuwde open-coöordinatiemethode om op de uitdagingen en kansen voor jongeren in te spelen” en de resolutie van de Raad van 27 november 2009 tot aanneming van een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018). |
Studies en conferenties
1. |
de studie naar het effect van cultuur op creativiteit en de studie over de toegang van jongeren tot cultuur, beide in opdracht van de Europese Commissie; |
2. |
de Eurydice-studie betreffende kunst- en cultuuronderwijs op school in Europa (2009); |
3. |
de studie naar de bijdrage van meertaligheid aan creativiteit (16 juli 2009); |
4. |
de studie naar het inventariseren van beste praktijken voor het koppelen van cultuur en onderwijs in de lidstaten, de kandidaat-lidstaten en de EER-landen (2004); |
5. |
de Conferentie inzake „Promoting a Creative Generation”, die op 29-30 juli 2009 in Göteborg is gehouden. |