Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008IP0229

    Stijgende voedselprijzen in de Europese Unie en in de ontwikkelingslanden Resolutie van het Europees Parlement van 22 mei 2008 over de stijgende voedselprijzen in de Europese Unie en de ontwikkelingslanden

    PB C 279E van 19.11.2009, p. 71–77 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.11.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 279/71


    Stijgende voedselprijzen in de Europese Unie en in de ontwikkelingslanden

    P6_TA(2008)0229

    Resolutie van het Europees Parlement van 22 mei 2008 over de stijgende voedselprijzen in de Europese Unie en de ontwikkelingslanden

    (2009/C 279 E/14)

    Het Europees Parlement,

    gezien het feit dat het dit jaar 60 jaar geleden is dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd ondertekend, waarvan artikel 25, lid 1, betrekking heeft op het recht op voedsel,

    gezien de conclusies van de Wereldvoedseltop van 1996 en de doelstelling om het aantal mensen dat honger lijdt tegen 2015 met de helft te verminderen,

    gezien de verplichtingen die voortvloeien uit het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van de VN, en met name artikel 11 van dit verdrag inzake het recht op voedsel, waarbij alle lidstaten van de Europese Unie verdragsluitende partijen zijn,

    gezien de bijzondere zitting op 22 mei 2008 in Genève van de Mensenrechtenraad van de VN betreffende de negatieve invloed van de verslechtering van de wereldvoedselcrisis, die onder andere wordt veroorzaakt door de sterke stijging van de voedselprijzen, op de uitoefening van het recht op voedsel,

    gezien de Gemeenschappelijke Verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Europese Commissie over humanitaire hulp van de Europese Unie getiteld „De Europese consensus betreffende humanitaire hulp” (1),

    gelet op artikel 33 van het EG-Verdrag,

    gezien de aan de gang zijnde „health check” van het GLB,

    gezien de recente aanbevelingen van de International Assessment of Agricultural Science and Technology for Development (IAASTD) inzake wereldwijde voedselproductie, opgezet en uitgevoerd met steun van het ontwikkelingsprogramma van de VN, de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO), de Wereldbank en andere organen van de internationale gemeenschap,

    gezien de verslagen van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC),

    gezien de huidige onderhandelingen in het kader van de Doha-Ontwikkelingsronde,

    gezien de verklaring van Kigali van 22 november 2007 over ontwikkelingsvriendelijke economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's), die is aangenomen door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU,

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 oktober 2007 over de stijging van de prijzen van levensmiddelen (2),

    gelet op artikel 103, lid 4, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat de wereldtarweprijzen tot januari 2008 in 36 maanden met 181 % zijn gestegen, dat de rijstprijzen sinds januari 2008 met 141 % zijn gestegen en dat de wereldvoedselprijzen in het algemeen met 83 % zijn gestegen, dit nadat de grondstofprijzen jarenlang gelijk zijn gebleven of zelfs gedaald,

    B.

    overwegende dat de doelstellingen van armoedebestrijding zeven jaar later dan oorspronkelijk gepland bereikt zullen worden en dat volgens berekeningen van de Wereldbank ruim 100 miljoen mensen in de ontwikkelingslanden nog armer zouden kunnen worden als gevolg van de sterk stijgende voedselprijzen,

    C.

    overwegende dat 854 miljoen mensen in de wereld honger lijden of ondervoed zijn (voedselonzekerheid) en dat dit aantal jaarlijks met 4 miljoen stijgt; overwegende dat 170 miljoen kinderen ondervoed zijn en dat jaarlijks 5,6 miljoen kinderen sterven als gevolg van ondervoeding,

    D.

    overwegende dat de huidige voedselcrisis ook het gevolg is van de toegenomen speculatie met landbouw- en voedselproducten,

    E.

    overwegende dat volgens de FAO in ontwikkelingslanden 60 à 80 % van het inkomen wordt uitgegeven aan voedsel en in geïndustrialiseerde landen 10 à 20 %; overwegende dat huishoudens met lage inkomens het meest te lijden hebben onder de stijging van de voedselprijzen,

    F.

    overwegende dat in de afgelopen decennia de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldhandelsorganisatie de liberalisering van de handel hebben doorgedrukt in ontwikkelingslanden, wat in veel landen heeft geleid tot een dominant model van grootschalige en op export gerichte landbouw, ten koste van duurzame plaatselijke voedselproductie en lokale voedselmarkten,

    G.

    overwegende dat de prijsstijgingen de problemen inzake toegankelijkheid verergeren, vooral voor personen met een laag inkomen of zonder inkomen,

    H.

    overwegende dat de vraag naar voedsel toeneemt, vooral in opkomende landen zoals China en India, naarmate de wereldbevolking groeit; overwegende dat er globaal gesproken geen tekort is aan levensmiddelen op onze planeet, die volgens de FAO immers 12 miljard mensen kan voeden; overwegende dat de tarwe- en de rijstoogst in 2007 heel goed zijn geweest; overwegende dat van de totale oogst van 2007 waarschijnlijk amper 1,01 miljard ton zal dienen om mensen te voeden, terwijl een groot deel zal worden gebruikt voor diervoeding (760 miljoen ton) en ongeveer 100 miljoen ton voor de productie van biobrandstoffen; overwegende dat de laatste ramingen aangeven dat de wereldproductie van granen in 2008 met 2,6 % zou moeten toenemen tot een record van 2,164 miljard ton; overwegende echterdat dit resultaat zal afhangen van gunstige klimatologische omstandigheden,

    I.

    overwegende dat veel ontwikkelingslanden slechts een deel van hun potentiële voedselopbrengst produceren; overwegende dat een gebrek aan investeringen in landbouw, plattelandsontwikkeling en scholing voor landbouwers in ontwikkelingslanden en door internationale financiële instellingen heeft geleid tot de blootstelling van vooral kleine landbouwers aan oneerlijke concurrentie, wat hun armoede en kwetsbaarheid heeft vergroot en hun vermogen om voldoende voedsel te produceren, heeft verminderd,

    J.

    overwegende dat een belangrijke hindernis voor de verdere toeneming van de landbouwproductie in ontwikkelingslanden is dat kleine boeren vaak onvoldoende toegang hebben tot leningen of microkredieten voor investeringen in betere zaden, kunstmest en irrigatiemechanismen en de noodzakelijke hoeveelheid instrumenten om hun oogsten tegen parasieten en ziekten te beschermen, soms ten gevolge van het feit dat zij hun land niet bezitten en daarom geen leningen op onderpand kunnen krijgen,

    K.

    overwegende dat in het Wereldvoedselprogramma (WFP) is gesignaleerd dat voorlopig slechts 260 miljoen van de 750 miljoen USD die nodig is om in de behoeften voor 2008 te voorzien, tot nog toe officieel is toegezegd,

    L.

    overwegende dat de stijging van de grondstofprijzen een destabiliserende factor in de wereldeconomie begint te vormen en in diverse landen al aanleiding heeft gegeven tot ongeregeldheden,

    M.

    overwegende dat de nood aan een geïntegreerde politieke reactie en een omvattende strategie voor het voedselprobleem als gevolg van de stijging van de voedselprijzen nog dringender wordt,

    Het recht op voedsel

    1.

    benadrukt de fundamentele aard van het recht op voedsel en de noodzaak om de toegang van alle mensen tot voldoende voedsel voor een actief en gezond leven te verbeteren; onderstreept dat landen de plicht hebben dit fundamentele mensenrecht te beschermen, te eerbiedigen en ten uitvoer te leggen; wijst erop dat het feit dat 2 miljard mensen nog steeds in bittere armoede leven en dat 850 miljoen mensen elke dag honger lijden, bewijst dat het recht op voedsel, zoals verankerd in de internationale mensenrechtenwetgeving, stelselmatig wordt geschonden; vraagt daarom om adequate maatregelen ter uitvoering van de bepalingen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens inzake het recht op voedsel; dringt er bij de Raad op aan ervoor te zorgen dat alle nationale en internationale beleidsvoering met betrekking tot voedsel coherent is met de verplichtingen die het recht op voedsel met zich meebrengt;

    2.

    verzoekt de Raad daarom zijn inzet voor de millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD's) te vergroten door de toegezegde financiële middelen te bevestigen en door op de Europese Raad van juni een EU-MOD-actieagenda goed te keuren; is van mening dat deze EU-actieagenda specifieke streefdoelen en in de tijd vastgelegde acties moet bevatten op belangrijke gebieden zoals onderwijs, gezondheid, water, landbouw, groei en infrastructuur die ertoe moeten bijdragen dat de MOD's tegen 2015 worden verwezenlijkt, om o.a. tegen 2015 de honger uit de wereld te helpen;

    3.

    maakt zich zorgen over de invloed van het speculeren met levensmiddelen, met inbegrip van commodity hedge funds, op honger en armoede; verzoekt de Commissie de invloed van deze speculatie op de voedselprijzen te onderzoeken en op basis van deze analyse gepaste maatregelen voor te stellen;

    4.

    vestigt de aandacht op het feit dat deze voedselcrisis nauw samenhangt met de financiële crisis en dat de kapitaalinjecties van centrale banken ter voorkoming van faillissementen wellicht geleid hebben tot een toename van speculatieve investeringen in grondstoffen; verzoekt het IMF en het Forum voor financiële stabiliteit om dit „neveneffect” te beoordelen en er rekening mee te houden bij het voorstellen van wereldwijde remedies;

    5.

    brengt in herinnering dat de minst begunstigde lagen van de bevolking het ergst te lijden hebben onder deze crisis en benadrukt daarom dat er een aangepast sociaal beleid nodig is om arme en achtergestelde bevolkingsgroepen te emanciperen en de effecten van de huidige voedselcrisis te lenigen;

    Duurzame voedselproductie

    6.

    benadrukt dat de voedselvoorziening voor alle mensen op onze planeet voorrang moet hebben op alle andere doelstellingen; benadrukt dat voedsel tegen redelijke prijzen beschikbaar moet zijn, zoals bepaald is in artikel 33 van het EG-Verdrag;

    7.

    wijst nogmaals op het belang van een nationale en internationale regulering van de landbouwmarkten ten behoeve van de consument, het inkomen van de boeren, de verwerkende industrie en een duurzaam EU-voedselbeleid;

    8.

    herinnert eraan dat het hoofddoel van de GLB bestaat in het verzekeren van marktstabiliteit, het verzekeren van aanbod en redelijke prijzen voor consumenten en onderstreept de nood aan een GLB post-2013, teneinde het duurzame voedselbeleid van de EU te verzekeren, met oog voor de duurzaamheid, de zekerheid en de kwaliteit van landbouwproducten;

    9.

    onderstreept dat de prijs van grondstoffen slechts een relatief klein aandeel heeft in de totale prijs van veel voedingsproducten; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan een onderzoek in te stellen naar de grote verschillen tussen de door de boer ontvangen prijzen en de prijzen die door de belangrijkste kleinhandelsketens in rekening wordt gebracht;

    10.

    verzoekt om een effectbeoordeling van de rol van kleinhandelaars in de voedselketen, aangezien de kleinhandelsprijzen voor voedsel in vergelijking met de kosten van levensonderhoud onevenredig veel zijn gestegen; dringt er bij de supermarkten op aan om een eerlijke prijs te betalen aan de producenten, en de consumenten tegelijkertijd voedsel aan te bieden tegen redelijke prijzen;

    11.

    wijst erop dat de huidige graanvoorraden van de EU slechts zouden volstaan voor een periode van 30 dagen en vraagt zich af of onze voedselvoorraden zich wel op een juist niveau bevinden, vooral met het oog op mogelijke crises; vraagt de Commissie strategieën te ontwikkelen voor de opbouw van voedselvoorraden ter voorkoming van toekomstige crises;

    12.

    dringt aan op betere prognoses van de landbouwproductie, zodat veel sneller kan worden vastgesteld wat de dominerende tendensen zijn in de voedselvoorziening op aarde;

    13.

    is van oordeel dat rekening moet worden gehouden met de inkomenssituatie van de landbouwers in de EU; wijst erop dat landbouwers door de stijgende kosten voor diervoeder, energie, meststoffen en andere inputs en door de toegenomen kosten voor het voldoen aan de normen, een aanzienlijke inkomenstoename nodig hebben om te kunnen blijven voorzien in de voedselbehoefte; wijst erop dat het inkomen van de landbouwers maar weinig is gestegen en dat de landbouwers in sommige lidstaten hun inkomsten zelfs hebben zien dalen;

    14.

    eist dat bevordering van duurzaam landbouwbeleid wordt opgenomen in alle uitbreidings- en nabuurschapsinstrumenten;

    15.

    vraagt dat handelaars in derde landen onderworpen worden aan hetzelfde niveau van controles als producenten in de EU, maar erkent dat ontwikkelingslanden moeten worden geholpen om aan de fytosanitaire EU-normen te voldoen;

    16.

    is ingenomen met het besluit van de ministers van Landbouw van de EU om goedkeuring te verlenen aan het voorstel van de Commissie om de set-asideverplichtingen voor 2008 op te schorten en merkt op dat hierdoor volgens de ramingen van de Commissie ongeveer 2,9 miljoen hectare zal vrijkomen voor graanproductie, waardoor de graanoogst van dit jaar met ongeveer 10 miljoen ton zal toenemen;

    17.

    verzoekt de Commissie de effecten op de voedselvoorziening te onderzoeken van het EU-beleid inzake het GLB, inzake hernieuwbare energie, ontwikkelingshulp en internationale handelsovereenkomsten, met als doel de wereldwijde voedselvoorziening te verbeteren;

    18.

    benadrukt dat voedsel voorrang moeten krijgen op brandstoffen en dat de productie van biobrandstoffen gekoppeld moet worden aan strenge duurzaamheidscriteria; wijst erop dat deze criteria geëerbiedigd moeten worden bij de verwezenlijking van het vooropgestelde streefdoel voor biobrandstoffen;

    19.

    gaat ermee akkoord dat het subsidiëren door de EU van gewassen die bestemd zijn voor de productie van biobrandstoffen niet langer gerechtvaardigd is, maar benadrukt met klem dat momenteel slechts 2 à 3 % van het landbouwareaal van de EU voor dit soort productie wordt gebruikt en dat berichten in de media waarin biobrandstoffen de schuld krijgen voor de huidige voedselcrisis, voor wat de EU betreft dan ook overdreven zijn; stemt er echter mee in dat de beslissing in landen als de VS om meer land beschikbaar te stellen voor het verbouwen van maïs voor de productie van bio-ethanol, een grote en negatieve invloed heeft gehad op de prijs en de beschikbaarheid van maïs en andere granen op de wereldvoedselmarkt;

    20.

    doet niettemin een beroep op de Commissie en de lidstaten om grotere inspanningen te leveren inzake de bevordering van het gebruik en de productie van bio-energie van de tweede generatie,waarbij mest en landbouwafval wordt gebruikt in plaats van primaire landbouwproducten;

    21.

    benadrukt met name dat de inzameling van stadsafval en land- en bosbouwresten en de omzetting ervan in gas de hoogste prioriteit moeten krijgen; wijst erop dat dit het mogelijk zou maken aangepaste technologieën te ontwikkelen en tijd zou bieden om de verenigbaarheid van voedsel- en energieproductie te onderzoeken;

    22.

    toont zich ernstig verontrust over het feit dat de prijs van mengvoer met 75 EUR per ton is gestegen en nog steeds blijft stijgen als gevolg van een acuut tekort aan voedergraan, met als gevolg een extra kostenpost van 15 miljard EUR voor de veehouderij in de EU;

    23.

    is van oordeel dat de huidige crisis een onmiddellijke en diepgaande discussie vereist tussen de instellingen van de EU en de lidstaten over de bijdrage die de moderne biotechnologie kan leveren aan een voortzetting van de productie van voedsel tegen redelijke prijzen;

    Beter ontwikkelingsbeleid

    24.

    is van mening dat voor de daadwerkelijke bestrijding van honger een wereldwijd duurzaam ontwikkelingsbeleid nodig is, om de ontwikkelingslanden in staat te stellen hun bevolking van voldoende water en voedsel te voorzien;

    25.

    steunt de ontwikkelingslanden in hun inspanningen om ervoor te zorgen dat hun bevolking toegang heeft tot voedsel; is van mening dat de beleidsruimte verder moet worden versterkt ten behoeve van nationale regels en maatregelen voor de ontwikkeling van deze sector; beschouwt Malawi als een goed voorbeeld van een ontwikkelingsland waar de voedselproductie in de afgelopen drie jaar is verdubbeld en benadrukt dat de EU een ondersteunende rol speelt bij deze ontwikkeling; dringt er bij de Commissie op aan ertoe bij te dragen meer bekendheid te geven aan dit fenomeen, zodat andere ontwikkelingslanden het voorbeeld van Malawi kunnen volgen;

    26.

    doet een beroep op de lidstaten van de EU en de internationale gemeenschap om ten spoedigste tegemoet te komen aan de buitengewone noodoproep van het WFP en dit te helpen bij het vinden van oplossingen voor de nieuwe uitdagingen in de strijd tegen honger; is echter van mening dat de afhankelijkheid van voedselhulpoperaties moet worden beperkt en benadrukt dat er behoefte is aan acties op middellange en lange termijn om nog schadelijkere gevolgen te voorkomen en het probleem bij de wortel aan te pakken;

    27.

    dringt aan op een spoedige en aanzienlijke verhoging van de investeringen in landbouw, aquacultuur, plattelandsontwikkeling en agrobusiness in ontwikkelingslanden, met name gericht op arme boeren, en kleinschalige landbouw gebaseerd op agro-ecologische voedselproductiemethoden; herinnert eraan dat 75 % van de arme wereldbevolking in plattelandsgebieden leeft, maar dat slechts 4 % van de officiële ontwikkelingshulp bestemd is voor de landbouw; dringt er daarom bij de Commissie en de lidstaten op aan in hun ontwikkelingsbeleid een prominentere plaats in te ruimen voor de landbouw, de programmering van het 10de Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) bij te stellen in nauwe samenwerking met de ontwikkelingslanden en de nationale strategiedocumenten te herzien met een hogere prioriteit voor de landbouw; benadrukt de rol van ngo's en plaatselijke autoriteiten bij de ontwikkeling van innoverende agrarische oplossingen in samenwerking met de bevolking van de ontwikkelingslanden en dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan hun projecten te steunen en te bevorderen;

    28.

    dringt erop aan dat kleine boeren in arme landen — dit zijn hoofdzakelijk vrouwen — toegang krijgen tot land, financiële diensten en krediet, hoogwaardig zaaigoed, irrigatiesystemen en kunstmest; benadrukt dat investeringen in de landbouwsector meer gericht moeten zijn op irrigatie, provinciale wegen, onderzoek en plaatselijke knowhow, opleiding en uitwisseling van beste praktijken met het oog op de ontwikkeling van duurzame en doeltreffende teeltmethodes, schoon drinkwater, onderwijs en verhoging van de plaatselijke productie en markttoevoer; dringt er daarom bij de Commissie op aan in haar acties meer aandacht te besteden aan deze aspecten en steun te verlenen aan programma's voor producentenorganisaties, microkrediet en andere financiële diensten alsook aan de verhoging van de investeringen in de landbouw;

    29.

    roept de Europese Investeringsbank (EIB) op onderzoek te doen naar de mogelijkheden om onverwijld een garantiefonds op te richten ter ondersteuning van nationale stelsels voor microkrediet, leningen en risk-hedging die snel kunnen tegemoetkomen aan de behoeften van plaatselijke voedselproducenten, vooral in de armere ontwikkelingslanden;

    30.

    benadrukt de behoefte aan samenwerking tussen de EU en de ontwikkelingslanden op het gebied van klimaatverandering, en met name de behoefte aan technologieoverdracht en capaciteitsopbouw; benadrukt dat klimaatverandering deel moet uitmaken van alle EU-ontwikkelingssamenwerking en dat enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen boeren al zouden helpen hun oogsten te beschermen tegen droogte en andere rampen, en dringt er bij de Commissie op aan dergelijke maatregelen te bestuderen; doet een beroep op de internationale gemeenschap om haar inspanningen voor de bestrijding van woestijnvorming, bodemachteruitgang en droogte op te voeren, teneinde de voedselvoorziening en de toegang tot water te verbeteren, met name in de arme landen;

    31.

    onderstreept het belang van aangepaste investeringen op het vlak van onderzoek, met als doel de productie overal ter wereld te doen toenemen;

    32.

    vraagt met name dat alle ontwikkelingen met betrekking tot genetisch gemodificeerde organismen en alle publieke debatten over dit onderwerp nauwlettend worden gevolgd;

    33.

    is van mening dat de landen recht moeten hebben op soevereiniteit en zekerheid voor wat voedsel betreft, en het recht hebben hun markten te beschermen tegen de invoer van gesubsidieerde producten; is van mening dat deze subsidiëring van landbouwproducten bestemd voor export de plaatselijke markten in de ontwikkelingslanden destabiliseert;

    Eerlijke internationale handel

    34.

    is van mening dat de openstelling van de landbouwmarkten geleidelijk moet gebeuren, naar gelang van het ontwikkelingsproces van elk ontwikkelingsland afzonderlijk en op basis van sociaal rechtvaardige en milieuvriendelijke handelsregels; merkt op dat gevoelige producten die een basisbehoefte vormen voor mensen in ontwikkelingslanden of die van bijzonder belang zijn voor de continuïteit van de voedselvoorziening en de plattelandsontwikkeling in ontwikkelingslanden, zouden moeten worden uitgesloten van volledige liberalisering om te vermijden dat de plaatselijke productie onherstelbare schade wordt toegebracht; benadrukt dat de EU in handelsonderhandelingen met ontwikkelingslanden een preferentieel en asymmetrisch stelsel moet bepleiten om hen in staat te stellen bepaalde aanbodbeheersingsinstrumenten en andere ontwikkelingsinstrumenten te houden; benadrukt dat de minst ontwikkelde landen uit hoofde van de „Everything But Arms” (EBA)-overeenkomst quota- en tariefvrije toegang hebben tot de EU-markt;

    35.

    benadrukt dat de Commissie in de lopende onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) in de eerste plaats een antwoord moet bieden op de ontwikkelingsbehoeften van de staten van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS); herhaalt dat EPO's met het oog hierop vergezeld moeten gaan van het beloofde nieuwe financieringsinstrument „Aid for Trade” (2 miljard EUR per jaar tegen 2010) en van de bevordering van regionale integratie;

    36.

    benadrukt dat de Doha-Ontwikkelingsronde een succesvol, evenwichtig en eerlijk resultaat moet opleveren; benadrukt dat de resultaten van de Doha-ronde de ontwikkelingslanden zouden moeten stimuleren om te investeren in hun landbouw en voedselproductie; vraagt dat de Commissie in de huidige WTO-onderhandelingsronde haar steun verleent aan voorstellen voor een actie betreffende prijzen van stapelvoedsel;

    37.

    herhaalt zijn oproep aan de Commissie en de Raad om eerlijke handel te bevorderen, net als andere ethisch-verantwoorde regelingen die bijdragen tot strengere sociale en milieunormen en steun verlenen aan kleinschalige en gemarginaliseerde producenten in ontwikkelingslanden, met een dalende volatiliteit en eerlijker prijzen en inkomens als resultaat, en moedigt de overheden van de EU aan eerlijke handel en duurzaamheidscriteria op te nemen in hun openbare aanbestedingen en aankoopbeleid;

    Bevordering van de democratie

    38.

    beklemtoont dat de huidige voedselcrisis aantoont dat politieke stabiliteit, regionale integratie, democratie en mensenrechten moeten worden bevorderd, niet alleen in de EU maar wereldwijd; dringt er daarom bij alle relevante betrokkenen op aan menselijke en democratische waarden en de rechtsstaat te verdedigen bij het oplossen van de huidige voedselcrisis en bij het aanpakken van de langetermijnproblemen inzake de continuïteit van de voedselvoorziening;

    *

    * *

    39.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Wereldbank, de G8, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de co-voorzitters van de paritaire parlementaire vergadering ACS-EU en het Pan-Afrikaanse Parlement (PAP).


    (1)  PB C 25 van 30.1.2008, blz. 1.

    (2)  Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0480.


    Top