Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009TN0308

    Zaak T-308/09: Beroep ingesteld op 30 juli 2009 — Italië/Commissie

    PB C 233 van 26.9.2009, p. 19–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    26.9.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 233/19


    Beroep ingesteld op 30 juli 2009 — Italië/Commissie

    (Zaak T-308/09)

    2009/C 233/36

    Procestaal: Italiaans

    Partijen

    Verzoekende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordiger: P. Gentili, avvocato dello Stato)

    Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

    Conclusies

    Nietigverklaring van brief nr. 4263 van 20 mei 2009 van de Europese Commissie, Directoraat-Generaal Regionaal Beleid, met als onderwerp: „Regionaal operationeel programma, Campania’ 2000-2006. Betalingsverzoek Sysfin 2009/0154 Adonis A/723 van 12 januari 2009”, waarin de volgende beschikking is vervat: „Het bedrag van 18 544 968,79 EUR voor uitgaven die na 17 mei 2006 in het kader van maatregel 1.7 betreffende het regionale stelsel voor afvalbeheer en -verwerking zijn gedaan, komt niet voor vergoeding in aanmerking”.

    Middelen en voornaamste argumenten

    De middelen en voornaamste argumenten komen overeen met die in zaak T-99/09, Italië/Commissie. (1)

    Verzoekster voert meer bepaald aan:

    Schending van de artikelen 32 en 39 van verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen (2), voor zover verweerster „in afwachting van de uitkomst van zaak T-99/09” de betaling heeft ingehouden van gecertificeerde uitgaven betreffende maatregel 1.7 en de aanhangigheid van een beroep over eerdere maatregelen in het kader van de betalingsprocedure niet een van de bindende redenen is voor de structurele inhouding van betalingen die in voormelde artikelen zijn genoemd.

    Schending van artikel 230 EG. Verzoekster stelt in dit verband dat als de lidstaten de inhouding van opeenvolgende tussentijdse betalingen moeten vrezen omdat zij beroep bij de rechter hebben ingesteld, zij niet langer vrij zijn om het fundamentele recht op rechtsbescherming uit te oefenen.


    (1)  PB C 102, van 1.5.2009, blz. 34.

    (2)  PB L 161, van 26.6.1999, blz. 1.


    Top