Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CN0241

    Zaak C-241/08: Beroep ingesteld op 2 juni 2008 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Franse Republiek

    PB C 197 van 2.8.2008, p. 15–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    2.8.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 197/15


    Beroep ingesteld op 2 juni 2008 — Commissie van de Europese Gemeenschappen/Franse Republiek

    (Zaak C-241/08)

    (2008/C 197/25)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: D. Recchia en J.-B. Laignelot, gemachtigden)

    Verwerende partij: Franse Republiek

    Conclusies

    vast te stellen dat de Franse Republiek, door niet alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om artikel 6, leden 2 en 3, van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (1), juist om te zetten, de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen;

    de Franse Republiek te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    De Commissie voert twee grieven aan ter onderbouwing van haar beroep, respectievelijk inzake schending van artikel 6, lid 2 en artikel 6, lid 3, van richtlijn 92/43 (habitatrichtlijn).

    Met haar eerste grief wijst verzoekster op het expliciete karakter van artikel 6, lid 2, van de habitatrichtlijn, dat iedere verslechtering van de kwaliteit van de beschermde habitats verbiedt. De invoering in de nationale wetgeving van het begrip „significante effecten” om de toepassing van de vermelde bepaling op bepaalde menselijke activiteiten te beperken, is dus niet gerechtvaardigd. Evenzo kan de nationale wetgever niet afdoend verklaren dat bepaalde activiteiten, zoals de jacht of de visvangst, de Natura 2000-gebieden „niet verstoren”, ook indien zij tijdelijk of in het kader van de geldende nationale regeling worden uitgeoefend.

    Met haar tweede grief merkt de Commissie in de eerste plaats op dat artikel 6, lid 3, van de habitatrichtlijn vereist dat voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, een passende beoordeling wordt gemaakt, behoudens in gevallen van enge uitlegging. Verweersters wetgeving stelt problemen ten aanzien van het gemeenschapsrecht, aangezien zij de werken of aanpassingen waarin de Natura 2000-overeenkomsten voorzien, systematisch vrijstelt van de milieueffectbeoordelingsprocedure.

    De Commissie merkt vervolgens op dat er in het Franse recht projecten bestaan waarvoor geen vergunning of administratieve goedkeuring is vereist en die bijgevolg ontsnappen aan de beoordelingsprocedure. Bepaalde van die projecten hebben, gelet op de doelstellingen van instandhouding van de soorten, significante effecten op de Natura 2000-gebieden.

    Volgens de Commissie moet de nationale wetgeving tot slot de aanvragers een duidelijke verplichting opleggen om alternatieven te overwegen bij negatieve beoordelingen van de gevolgen van een project of van een plan voor het beheer van een dergelijk gebied.


    (1)  PB L 206, blz. 7.


    Top