Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007AR0255

    Advies van het Comité van de Regio's over de Algemene maatschappelijke betrokkenheid van jongeren

    PB C 172 van 5.7.2008, p. 65–69 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    5.7.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 172/65


    Advies van het Comité van de Regio's over de „Algemene maatschappelijke betrokkenheid van jongeren”

    (2008/C 172/13)

    HET COMITE VAN DE REGIO'S

    In de mededeling maakt de Commissie weliswaar gewag van de noodzakelijke samenwerking tussen beleidsmakers en belangengroepen op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau bij de ontwikkeling van de jeugdstrategie maar geeft zij geen nadere omschrijving van de rol van het regionale en lokale niveau inzake jeugdbeleid.

    Jeugdbeleid wordt in belangrijke mate op regionaal en lokaal niveau ten uitvoer gelegd. Lokale en regionale strategieën dragen er aanzienlijk toe bij dat kwalitatief hoogstaande maatregelen worden genomen voor een betere (bij-)scholing, een betere sociale en beroepsmatige integratie en actief burgerschap van jongeren. Juist op regionaal en lokaal niveau kan de aandacht beter worden gericht op de specifieke behoeften van jongeren en kan dan ook doeltreffender worden opgetreden.

    Het Comité valt de Commissie bij dat het de taak van nationale en regionale onderwijs- en opleidingsstelsels moet zijn om basiscompetenties aan te reiken die voor de arbeidsmarkt relevant zijn. Evenmin mag echter worden vergeten dat een degelijke algemene basisopleiding, waarbij de persoonlijkheid zich kan ontwikkelen, ook nog om andere redenen van belang is, met name met het oog op persoonlijke deelname aan het maatschappelijke leven.

    Bij kinderen in voorschoolse leeftijd vindt het Comité, in tegenstelling tot de Commissie, dat algemene persoonlijkheidsontwikkeling en niet zozeer de ontwikkeling van sleutelcompetenties centraal staat.

    Het tweeledige opleidingssysteem dat in verschillende lidstaten wordt gehanteerd waarbij opleiding op school wordt gecombineerd met opleiding in het bedrijf, kan als onderwijsvorm tot voorbeeld strekken met het oog op de integratie van zoveel mogelijk jongeren in het beroepsleven. Helaas is beroepsopleiding in vele lidstaten niet erg aantrekkelijk en kan ze op weinig bijval rekenen.

    Rapporteur

    :

    Gebhard HALDER (AT/EVP), voorzitter van het parlement van Vorarlberg

    Referentiedocument

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Het bevorderen van de volledige participatie van jongeren in het onderwijs, het arbeidsleven en het maatschappelijk leven

    COM (2007) 498 final

    Beleidsaanbevelingen

    HET COMITE VAN DE REGIO'S

    Algemene opmerkingen

    1.

    Jongeren zijn het ontwikkelingspotentieel van een samenleving. De toekomst van de Europese Unie, haar lidstaten en de regionale en lokale gemeenschappen hangt steeds meer af van de vraag of de samenleving wel kind- en jeugdvriendelijk genoeg is.

    2.

    Jongeren zijn ook van doorslaggevend belang om het economisch prestatievermogen van de Europese regio's en gemeenten te behouden en hen in staat te stellen de wereldwijde concurrentie het hoofd te bieden. De inzet van de EU-burgers is overigens de hoeksteen van de sociale samenhang en van een vreedzame en democratische verdere ontwikkeling van Europa, die reeds op jeugdige leeftijd moet worden gelegd.

    3.

    Zoals reeds in het advies van het Comité van de Regio's over de demografische toekomst van Europa is uiteengezet (1), worden thans minder kinderen geboren dan voor het behoud van het huidige bevolkingsaantal noodzakelijk is. Dit heeft verregaande gevolgen voor de omvang en de leeftijdsstructuur van de Europese bevolking en wijst op de noodzaak van een duurzaam beleid dat met de verschillende generaties rekening houdt.

    4.

    Het Europese pact voor de jeugd (2), dat de Europese Raad in het voorjaar van 2005 heeft goedgekeurd, alsook de Mededeling van de Commissie over het Europese jeugdbeleid (3) en de bovenvermelde mededeling van de Commissie, handelen bijgevolg over een bijzonder belangrijk thema.

    5.

    Het Comité onderschrijft de transversale aanpak die de Commissie in haar strategie voor jongeren bepleit. Het is zaak de belangen van jongeren algemeen op alle andere beleidsterreinen mee te nemen en aldus de aandacht meer op de specifieke behoeften van jongeren toe te spitsen.

    6.

    Opgemerkt zij voorts dat de lidstaten of de regionale of lokale overheden bevoegd zijn passende maatregelen te nemen op de door de mededeling bestreken gebieden van onderwijs en beroepsopleiding, jongerenzaken en werkgelegenheid. De Europese Unie kan in dit verband een coördinerende, ondersteunende en aanvullende functie vervullen.

    7.

    De Commissie dient in dit verband na te gaan of de geplande maatregelen stroken met de subsidiariteits- en evenredigheidsbeginselen die in het Hervormingsverdrag kracht werden bijgezet.

    8.

    De Commissie heeft in samenhang met haar mededeling geen effectbeoordeling verricht. Helaas is ook niet nagegaan welke administratieve en financiële extra lasten de tenuitvoerlegging voor de regionale en lokale niveaus met zich meebrengt.

    Belang voor het regionale en lokale niveau

    9.

    In de mededeling maakt de Commissie weliswaar gewag van de noodzakelijke samenwerking tussen beleidsmakers en belangengroepen op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau bij de ontwikkeling van de jeugdstrategie maar geeft zij geen nadere omschrijving van de rol van het regionale en lokale niveau inzake jeugdbeleid.

    10.

    Jeugdbeleid wordt in belangrijke mate op regionaal en lokaal niveau ten uitvoer gelegd. Lokale en regionale strategieën dragen er aanzienlijk toe bij dat kwalitatief hoogstaande maatregelen worden genomen voor een betere (bij-)scholing, een betere sociale en beroepsmatige integratie en actief burgerschap van jongeren. Juist op regionaal en lokaal niveau kan de aandacht beter worden gericht op de specifieke behoeften van jongeren en kan dan ook doeltreffender worden opgetreden.

    11.

    De Commissie dient rekening te houden met de nationale, regionale en lokale diversiteit op het gebied van onderwijs, jeugdzaken en werkgelegenheid. Bij de uitstippeling en tenuitvoerlegging van coördinerende, ondersteunende en aanvullende maatregelen moet niet alleen het nationale maar ook het regionale en lokale niveau worden betrokken.

    Meer en betere opleiding voor alle jongeren

    12.

    De Europese onderwijs- en opleidingsstelsels zijn sleutelfactoren voor de ontwikkeling van het concurrentiepotentieel van de EU op lange termijn. Het actieprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” (4) is dan ook een goede zaak. Tegelijkertijd zij evenwel opgemerkt dat rekening moet worden gehouden met de verantwoordelijkheid van de lidstaten of de regionale en lokale overheden voor de inhoud van het onderwijs en de ontwikkeling van de onderwijsstelsels, alsook met de veelheid van hun culturen en talen.

    13.

    Het Comité valt de Commissie bij dat het de taak van nationale en regionale onderwijs- en opleidingsstelsels moet zijn om basiscompetenties aan te reiken die voor de arbeidsmarkt relevant zijn. Evenmin mag echter worden vergeten dat een degelijke algemene basisopleiding, waarbij de persoonlijkheid zich kan ontwikkelen, ook nog om andere redenen van belang is, met name met het oog op persoonlijke deelname aan het maatschappelijke leven.

    14.

    Bij kinderen in voorschoolse leeftijd vindt het Comité, in tegenstelling tot de Commissie, dat algemene persoonlijkheidsontwikkeling en niet zozeer de ontwikkeling van sleutelcompetenties centraal staat. Niettemin kan zo op speelse wijze o.a. via technische en natuurwetenschappelijke spelletjes reeds bij zeer kleine kinderen een potentieel worden gecreëerd en belangstelling worden gewekt, die voor de latere beroepsoriëntering van groot belang kan zijn.

    15.

    In het kader van de opvoeding van jonge kinderen is de taalontwikkeling van bijzonder belang. Geldt met name voor migrantenkinderen. Aldus wordt ook de grondslag voor het aanleren van andere talen op latere leeftijd gelegd.

    16.

    Het tweeledige opleidingssysteem dat in verschillende lidstaten wordt gehanteerd waarbij opleiding op school wordt gecombineerd met opleiding in het bedrijf, kan als onderwijsvorm tot voorbeeld strekken met het oog op de integratie van zoveel mogelijk jongeren in het beroepsleven. Helaas is beroepsopleiding in vele lidstaten niet erg aantrekkelijk en kan ze op weinig bijval rekenen. Hoe dan ook wordt dit opleidingssysteem, zoals ook alle andere voortgezette of universitaire opleidingen, geconfronteerd met het probleem dat de kwalificatievereisten die thans voor een groot aantal banen gelden, steeds hoger worden. Ook moet dit opleidingssysteem aantrekkelijker worden gemaakt door met name de doorstroommogelijkheden van het tweeledige opleidingssysteem naar de universiteit te verbeteren.

    17.

    Het opleidingsniveau moet algemeen worden verhoogd. Een en ander staat of valt met het voorhanden zijn van hooggekwalificeerde en gemotiveerde leerkrachten en opleiders, die niet alleen over vakkundigheid en didactische kwaliteiten maar ook over de nodige sociale en integratiegerichte vaardigheden beschikken (5). Bovendien moeten de eisen van de arbeidsmarkt in de leerplannen tot uiting komen.

    18.

    Het Comité is ermee ingenomen dat de Commissie bij de lidstaten erop aandringt het Europese kwalificatiekader toe te passen en zou graag zien dat in deze context rekening wordt gehouden met de nationale en regionale diversiteit op onderwijsgebied. Zo moet bijvoorbeeld naar mogelijkheden worden gezocht voor de integratie van de beroepsgerichte opleidingsmodule.

    19.

    De EU-programma's voor levenslang leren en „Jeugd in actie” zijn van groot belang. Deze programma's die de nadruk leggen op grensoverschrijdende mobiliteit en daaraan gerelateerd formeel en informeel leren vormen een waardevolle aanvulling op het nationale, regionale en lokale onderwijsbeleid.

    20.

    De Commissie zou in haar mededeling en in het kader van de door haar getroffen maatregelen (bv. EU-programma's) beter moeten inspelen op de situatie van kansarme jongeren. Om deze een kans op ontplooiing van hun individuele capaciteiten en op integratie in de arbeidsmarkt te geven kan het van nut zijn gebruik te maken van modellen als bv. integratiegerichte beroepsopleiding. Deze geven kansarme jongeren de mogelijkheid een opleiding over een langere tijdsduur te spreiden of met een gedeeltelijke kwalificatie af te sluiten. Ook intensieve sociale begeleiding en „mentoring” van jongeren is daarbij van belang — een dienst die alleen op regionaal en lokaal niveau kan worden geleverd. Dergelijke modellen kunnen er ook toe bijdragen het nog steeds hoge percentage vroegtijdige schoolverlaters naar beneden te halen.

    Jongeren en werkgelegenheid: een uitdaging voor Europa

    21.

    Voor jongeren wordt de overgang van school naar beroepsleven steeds moeilijker.

    22.

    In veel Europese regio's doet zich daarbij nu reeds de paradoxale situatie voor dat een aanzienlijke jongerenwerkloosheid (6) vaak gepaard gaat met een gebrek aan — met name hooggekwalificeerde — arbeidskrachten, dat zich in de toekomst nog scherper zal laten gevoelen.

    23.

    De integratie van jongeren in het beroepsleven en op sociaal gebied verloopt bijzonder moeilijk in achtergestelde stedelijke en plattelandsgebieden. Europese, nationale, regionale en lokale maatregelen met het oog op convergentie en verbetering van het regionale concurrentievermogen zijn daarom van groot belang, ook om het mogelijk te maken dat gekwalificeerde jongeren in deze regio's blijven.

    24.

    Het Comité valt de Commissie bij dat in de nationale hervormingsprogramma's voor groei en werkgelegenheid bijzondere aandacht moet gaan naar arbeidsparticipatie van jongeren en zou graag zien dat deze hervormingsprogramma's optimaal worden afgestemd op de maatregelen die in het kader van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” zijn vastgesteld.

    25.

    De „peer review”-procedure, waarvan de lidstaten in het kader van de Lissabon-strategie gebruik kunnen maken, zou moeten worden uitgebreid, zodat ook lokale en regionale overheden en andere belanghebbende partijen kunnen profiteren van deze collegiale toetsing binnen de EU en zodoende kennis kunnen maken met de maatregelen die op subnationaal niveau worden genomen voor jongeren die geen baan hebben en ook geen opleiding volgen.

    26.

    De gestage toename van precaire arbeidsverhoudingen met geringe werkzekerheid is een fundamenteel probleem, met name voor jongeren, daar zij aldus vaak vele jaren lang zonder stabiele en passende arbeids- en inkomensvoorwaarden moeten leven en bijgevolg ook niet op eigen benen kunnen staan.

    27.

    EU-instellingen, lidstaten en regionale en lokale besturen moeten daarom bij de eventuele omzetting van de flexicurity-maatregelen streven naar een goed evenwicht tussen de belangen van werkgevers en werknemers en tussen flexibiliteit en zekerheid. Ook mag de sociale integratie van jongeren niet worden bemoeilijkt.

    28.

    De Commissie schenkt onvoldoende aandacht aan werkgelegenheid voor kansarme jongeren. Naast preventieve maatregelen die vooral op de arbeidsmarktgerichte opleiding van jongeren betrekking hebben, zijn er ook intensieve — én sociale — op de persoon toegesneden ondersteunende maatregelen geboden voor de integratie van jongeren, en met name kansarme jongeren, op de arbeidsmarkt. Het is daarbij zaak — zoals ook in de Europese werkgelegenheidsstrategie is aangegeven — alle jongeren te bereiken en binnen een zo kort mogelijke termijn in het werkgelegenheidsproces te integreren. Opvangnetten voor werkzoekende jongeren en specifiek op jongeren gerichte, met openbare middelen gefinancierde kwalificatie- en werkgelegenheidsprogramma's kunnen met het oog daarop eveneens noodzakelijk zijn (7).

    29.

    Dergelijke projecten kunnen worden ondersteund door de Europese structuurfondsen, met name het Europees Sociaal Fonds. De in de Commissiemededeling bepleite sterkere oriëntering van het ESF op werkgelegenheid voor jongeren wordt toegejuicht, voor zover de regionale situatie (hoge jeugdwerkloosheid) dit vereist.

    30.

    Het is een wezenlijke taak van de nationale, regionale en lokale bestuursniveau de inzetbaarheid en werkwilligheid bij jongeren te verbeteren. Er moet o.a. meer werk worden gemaakt van persoonlijke beroepskeuze- en studievoorlichting en –oriëntering en daarmee samenhangende bewustmakingscampagnes voor toekomstgerichte loopbanen. Zo kan bv. ook voor evenwicht tussen mannen en vrouwen in diverse beroepsgroepen worden gezorgd.

    31.

    Het door de Commissie voorgestelde en aanbevolen kwaliteitshandvest voor stages is een goede zaak, daar stagiairs — die thans steeds vaker grensoverschrijdende activiteiten verrichten — soms als „goedkope arbeidskrachten” worden uitgebuit. Correct geregelde stages bieden jongeren evenwel een uitstekende kans om een eerste beroepservaring op te doen, wat vaak een cruciale en zelfs doorslaggevende rol kan spelen bij hun latere beroepskeuze of in hun latere loopbaan; ook moeten jongeren die een opleiding volgen, worden aangemoedigd om stage te lopen en moet het aanbod aan stageplaatsen zo veel mogelijk wordt uitgebreid.

    32.

    Naast basisopleiding wint tevens voortgezette beroepsopleiding aan belang. Technische kennis en de voor het arbeidsproces vereiste vaardigheden veranderen snel. De uitdaging is dan ook de aantrekkelijkheid van en toegang tot voortgezette opleiding te verbeteren en het aanbod van instrumenten voor bij- en nascholing uit te breiden. Het is van belang dat jongeren die onvoldoende basisopleiding hebben genoten, hun achterstand op het gebied van kennis en vaardigheden kunnen inhalen (tweede-kansonderwijs) (8).

    Het potentieel van iedereen ten volle benutten

    33.

    Vooral kinderen en jongeren uit arme gezinnen zijn in velerlei opzicht benadeeld en worden vaak uitgesloten. Een en ander geldt voor zowel hun kansen op onderwijs- en opleidingsgebied als hun situatie op gezondheidsgebied. Bovendien wordt armoede vaak „overgeërfd”. Armoede en uitsluiting op volwassen leeftijd zijn dan het gevolg van een benadeelde situatie in de kinderjaren of de jeugd.

    34.

    Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting moet daarom een prioritaire doelstelling zijn. Dit is in eerste instantie een taak van nationale, regionale en lokale overheden en vergt gecoördineerde samenwerking op economisch, werkgelegenheids- en sociaal gebied, alsook horizontale aandacht voor aspecten van het jeugdbeleid.

    35.

    Een eerste stap moet zijn het armoederisico van gezinnen met kinderen weg te nemen. Bijzondere aandacht moet daarbij gaan naar sociaaleconomische factoren als segregatie en langdurig werkloze en laagopgeleide ouders, zodat de armoedespiraal kan worden doorbroken.

    36.

    Het zijn veelal de lokale en regionale overheden die belast zijn met de zorg voor weeskinderen en kinderen uit probleemgezinnen, die verantwoordelijk zijn voor hun schoolopleiding en die de voorwaarden scheppen welke deze kinderen in staat stellen een zelfstandig bestaan op te bouwen.

    37.

    Beheersing van de taal van het gastland is een absolute voorwaarde voor vlotte integratie, goede schoolresultaten en betere kansen op de arbeidsmarkt; het is dan ook een wezenlijke factor in de armoedebestrijding.

    Actieve jonge burgers

    38.

    Participatie van jongeren betekent dat zij deelnemen aan het maatschappelijke leven en het mee gestalte geven. Participatie maakt kinderen en jongeren sterker, geeft hun zelfvertrouwen en bevordert de democratie en hun actieve betrokkenheid.

    39.

    Van bijzonder belang is het participatieproces op lokaal en regionaal niveau. Jongeren krijgen pas een duidelijk beeld van participatie, die dan ook een duurzaam effect heeft, als zij de plek waar zij leven, mee vorm kunnen geven en de invloed van het participatieproces onmiddellijk en rechtstreeks ondervinden.

    40.

    Het is erg belangrijk jongeren vertrouwd te maken met de mechanismen van gemeentelijk bestuur, met de taken, functies en bevoegdheden van gemeentelijke mandatarissen, en met de mogelijkheden waarover deze beschikken om de plaatselijke bevolking te helpen arbeidssituatie en leefomstandigheden te verbeteren en met de verantwoordelijkheid die dezen in dat opzicht dragen.

    41.

    Om lokale en regionale participatie-initiatieven kracht bij te zetten is uitwisseling van ervaringen op EU-niveau een goede zaak. Het nationale en Europese bestuursniveau wordt samen met regionale en lokale overheden opgeroepen om het jeugdbeleid sectoroverschrijdend en in nauwe samenwerking met jongeren uit te stippelen.

    42.

    Het Comité is erg te spreken over de door de Europese Commissie voorgestelde regelmatige verslaglegging over jeugdzaken. Deze kan bijdragen tot inzicht in de levensomstandigheden en de verlangens van jongeren en kan aldus de grondslag leggen voor een transsectoraal jeugdbeleid van het nationale, regionale, lokale en communautaire bestuursniveau. Wel mogen lidstaten, regio's en gemeenten niet met nieuwe rapportageverplichtingen worden belast. De verslagen die thans reeds vaak moeten worden voorgelegd en ook betrekkin hebben op de leefsituatie van jongeren, bevatten tal van noodzakelijke informatie.

    43.

    Vrijwilligerswerk biedt jongeren een belangrijke kans om actief aan de samenleving deel te nemen en reeds een eerste werkervaring op te doen die tot een betere beroepskeuzeoriëntering kan bijdragen.

    44.

    Vrijwilligerswerk maakt het ook mogelijk kennis en vaardigheden te verwerven die voor een latere beroepsactiviteit van belang kunnen zijn. Om vrijwilligersinitiatieven voor jonge mensen aantrekkelijker te maken is het absoluut noodzakelijk dat de kwalificaties die in het kader van deze vorm van niet-formeel leren worden behaald, ook worden erkend.

    45.

    De „Youthpass” die door de Commissie in het kader van het EU-programma „Jeugd in actie” in het leven is geroepen en waarmee aan jongeren een individueel certificaat van deelname aan programma-activiteiten wordt afgegeven, is een goede zaak. Het Comité steunt dan ook het voornemen van de Commissie om het Europese kader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties (Europass) (9) aan te vullen om rekening te houden met informeel verworven vaardigheden.

    46.

    Wat zowel participatie als vrijwilligerswerk van jongeren betreft, moet door alle bestuursniveaus meer aandacht worden geschonken aan toegankelijkheid voor kansarme jongeren.

    Brussel, 10 april 2008

    De voorzitter van het

    Comité van de Regio's

    L. VAN DEN BRANDE


    (1)  Advies van het Comité van de Regio's over de „De demografische toekomst van Europa”, CdR 341/2006 rev 3.

    (2)  Bijlage I bij de conclusies van het voozitterschap van de Europese Raad, Brussel 22-23 maart 2005 (7619/05).

    (3)  Mededeling van de Commissie aan de Raad over Europese beleidsmaatregelen voor jongeren — Aandacht voor jongerenbelangen in Europa — implementatie van het Europees pact voor de jeugd en bevordering van actief burgerschap (COM(2005) 206 final)

    (4)  Gedetailleerd werkprogramma voor de follow-up inzake de doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa, PB C 142 van 14.6.2002.

    (5)  Zie ook de Commissiemededeling „De kwaliteit van de lerarenopleiding verbeteren” (COM(2007) 392) en de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het verbeteren van de kwaliteit van de lerarenopleiding, PB C 300/6 van 12.12.2007

    (6)  Volgens de mededeling bedraagt de jeugdwerkloosheid gemiddeld 17,4 %.

    (7)  In sommige gevallen moeten laagdrempelige mogelijkheden worden gecreëerd voor jongeren die ver afstaan van instellingen en onderwijs, om hen de kans te bieden „werkervaring” op te doen. Ook (gedeeltelijke en) tijdelijke overname van de loonkosten kan ondernemingen ertoe aanzetten jongeren voor een eerste baan in dienst te nemen. Uit studies is gebleken dat het economisch effect zonder meer positief kan zijn als ook rekening wordt gehouden met het feit dat tewerkstelling van een grotere groep langdurig werkloze jongeren ook positieve gevolgen heeft voor het sociaal beleid.

    (8)  Deze onderwijs- en opleidingsmaatregelen, die ook door het ESF worden bevorderd, zijn absoluut noodzakelijk, willen jongeren op de arbeidsmarkt voet aan de grond krijgen. Hierbij zij bv. gedacht aan „alfabetiseringscursussen” en maatregelen om vroegtijdige schoolverlaters toch nog school te laten afmaken.

    (9)  Zie Besluit nr. 2241/2004/EG.


    Top