Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006CA0230

    Zaak C-230/06: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 3 april 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Militzer & Münch GmbH/Ministero delle Finanze (Douane-unie — Communautair douanevervoer — Invordering van douaneschuld — Bevoegde lidstaat — Bewijs van regelmatigheid van douanevervoer of van plaats van overtreding — Termijnen — Aansprakelijkheid van aangever)

    PB C 128 van 24.5.2008, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.5.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 128/5


    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 3 april 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Militzer & Münch GmbH/Ministero delle Finanze

    (Zaak C-230/06) (1)

    (Douane-unie - Communautair douanevervoer - Invordering van douaneschuld - Bevoegde lidstaat - Bewijs van regelmatigheid van douanevervoer of van plaats van overtreding - Termijnen - Aansprakelijkheid van aangever)

    (2008/C 128/07)

    Procestaal: Italiaans

    Verwijzende rechter

    Corte suprema di cassazione

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Militzer & Münch GmbH

    Verwerende partij: Ministero delle Finanze

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Corte suprema di cassazione — Uitlegging van artikel 11 bis van verordening (EEG) nr. 1062/87 van de Commissie van 27 maart 1987 houdende uitvoeringsbepalingen en vereenvoudigingsmaatregelen betreffende de regeling voor communautair douanevervoer (PB L 107, blz. 1), en artikel 215, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1) — Aanzuivering door het douanekantoor van bestemming gecertificeerd met valse documenten — Termijn waarbinnen moet worden meegedeeld dat een zending niet op het kantoor van bestemming is aangebracht — Toepasselijkheid

    Dictum

    1)

    Om de bevoegdheid te toetsen van de lidstaat die is overgegaan tot invordering van de douanerechten, dient de verwijzende rechter te bepalen of de plaats van de overtreding of de onregelmatigheid kon worden vastgesteld op het ogenblik waarop is gebleken dat de zending niet bij het kantoor van bestemming was aangebracht. Indien dit het geval is, kan op grond van de artikelen 203, lid 1, en 215, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek de lidstaat op het grondgebied waarvan de eerste overtreding of onregelmatigheid werd begaan die als onttrekking aan het douanetoezicht kan worden aangemerkt, worden aangewezen als tot invordering van de douaneschuld bevoegde lidstaat. Indien daarentegen de plaats van de overtreding of de onregelmatigheid aldus niet kon worden vastgesteld, is de lidstaat waaronder het kantoor van vertrek ressorteert, bevoegd om over te gaan tot invordering van de douanerechten overeenkomstig de artikelen 378 en 379 van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92.

    2)

    Wanneer een zending niet bij het kantoor van bestemming is aangebracht en de plaats van de overtreding of onregelmatigheid niet kan worden vastgesteld, staat het enkel aan het kantoor van vertrek, de voorziene kennisgeving te doen met inachtneming van de in artikel 379, leden 1 en 2, van verordening nr. 2454/93 gestelde termijnen van elf en drie maanden.

    3)

    Het evenredigheidsbeginsel wordt niet geschonden wanneer een douane-expediteur, in zijn hoedanigheid van aangever, aansprakelijk wordt gesteld voor de douaneschuld.


    (1)  PB C 190 van 12.8.2006.


    Top