Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008TN0068

    Zaak T-68/08: Beroep ingesteld op 6 februari 2008 — FIFA/Commissie

    PB C 107 van 26.4.2008, p. 30–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    26.4.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 107/30


    Beroep ingesteld op 6 februari 2008 — FIFA/Commissie

    (Zaak T-68/08)

    (2008/C 107/51)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Fédération Internationale de Football Association (FIFA) (Zurich, Zwitserland) (vertegenwoordigers: E. Batchelor, F. Young, Solicitors, en A. Barav, lawyer)

    Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

    Conclusies

    gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van besluit 2007/730/EG van de Commissie van 16 oktober 2007 inzake de verenigbaarheid met het gemeenschapsrecht van maatregelen die het Verenigd Koninkrijk heeft genomen op grond van artikel 3 bis, lid 1, van richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten, met name de artikelen 1-3 daarvan, voor zover dit het wereldkampioenschap voetbal betreft;

    verwijzing van de Commissie in haar eigen kosten en in die van de FIFA.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Krachtens artikel 3 bis van richtlijn 89/552/EEG (1) van de Raad kan een lidstaat een lijst van sport- of andere evenementen opstellen die van „aanzienlijk belang voor de samenleving” worden geacht. Voor de opgesomde evenementen kunnen geen exclusieve uitzendrechten gelden, waardoor een belangrijk deel van het publiek in die lidstaat het evenement niet via rechtstreekse of uitgestelde verslaggeving op de kosteloze televisie kan volgen.

    Verzoekster vordert nietigverklaring van besluit 2007/730/EG van 16 oktober 2007 (2), waarbij de Commissie heeft verklaard dat de door het Verenigd Koninkrijk krachtens artikel 3 bis, lid 1, van richtlijn 89/552/EEG van de Raad opgestelde lijst, waarin alle 64 WK-wedstrijden zijn opgenomen, verenigbaar was met het gemeenschapsrecht. Daardoor kan de FIFA aan omroeporganisaties geen exclusieve rechten voor rechtstreekse uitzending van WK-wedstrijden in het Verenigd Koninkrijk verlenen.

    Ter onderbouwing van haar beroep stelt verzoekster dat het besluit van de Commissie schending van een wezenlijk vormvoorschrift inhoudt, daar niet de redenen zijn aangegeven waarom de vermelding van alle 64 WK-wedstrijden op de lijst van het Verenigd Koninkrijk is goedgekeurd.

    Voorts stelt verzoekster dat het bestreden besluit richtlijn 89/552/EEG schendt, daar de door de Britse autoriteiten voor de vaststelling van de maatregel gevolgde procedure niet duidelijk en transparant was, en niet alle in het kader van het wereldkampioenschap gespeelde wedstrijden van aanzienlijk belang voor de Britse samenleving waren.

    Verzoekster voert bovendien aan dat het bestreden besluit verzoeksters eigendomsrecht schendt daar het haar belet, exclusieve rechten voor rechtstreekse uitzending in het Verenigd Koninkrijk van in het kader van het wereldkampioenschap gespeelde wedstrijden te verlenen.

    Verzoekster stelt verder, dat het bestreden besluit de verdragsbepalingen inzake het vrij verrichten van diensten schendt, daar verzoekster daardoor geen exclusieve rechten op in het Verenigd Koninkrijk rechtstreeks uitgezonden WK-wedstrijden kan verlenen en omroeporganisaties deze niet kunnen verkrijgen.

    Verzoekster stelt ook dat het bestreden besluit de verdragsbepalingen inzake mededinging schendt, omdat het misbruik van een collectieve machtpositie en/of een mededingingsverstorende overeenkomst voor de verwerving van rechtstreekse uitzendrechten voor de internationale voetbalwedstrijden in het Verenigd Koninkrijk toestaat en de mededinging op de verwante markten voor vrij toegankelijke televisie, reclame en betaaltelevisie met aantrekkelijk sportuitzendingen beperkt.

    Ten slotte voert verzoekster aan dat het bestreden besluit de verdragsbepalingen inzake de vrijheid van vestiging schendt, omdat het de toegang tot rechtstreekse exclusieve uitzendrechten in het Verenigd Koninkrijk voor alle in het kader van het WK gespeelde wedstrijden voor nieuwkomers of potentiële nieuwkomers op de relevante Britse markt beperkt.


    (1)  Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PB 1989, L 298, blz. 23).

    (2)  Besluit 2007/730/EG van de Commissie van 16 oktober 2007 inzake de verenigbaarheid met het Gemeenschapsrecht van maatregelen die het Verenigd Koninkrijk heeft genomen op grond van artikel 3 bis, lid 1, van richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PB 2007, L 295, blz. 12).


    Top