Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007XX1115(02)

    Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in Zaak COMP/C2/38.681 — Cannes Extension Agreement (opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21 )

    PB C 272 van 15.11.2007, p. 19–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.11.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 272/19


    Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in Zaak COMP/C2/38.681 — Cannes Extension Agreement

    (opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

    (2007/C 272/07)

    De aan de Commissie voorgelegde ontwerpbeschikking krachtens artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad heeft betrekking op de vijf grootste muziekuitgevers en dertien organisaties voor collectief beheer van mechanische auteursrechten die partij zijn bij de zogeheten Cannes Extension Agreement in verband met het beheer van mechanische rechten.

    Universal Music BV heeft op 27 februari 2003 bij de Commissie een klacht ingediend, waarin het stelde dat enkele bepalingen van de overeenkomst in strijd waren met artikel 81 van het Verdrag. De Cannes Extension Agreement werd vervolgens op 1 juli 2003 bij de Commissie aangemeld krachtens Verordening nr. 17/62. De aanmeldingsprocedure werd op 1 mei 2004 gestaakt vanwege de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1/2003.

    Op 23 januari 2006 heeft de Commissie een voorlopige beoordeling verzonden naar de dertien organisaties voor collectief beheer van mechanische auteursrechten en de vijf grootste muziekuitgevers die partij zijn bij de Cannes Extension Agreement. In haar voorlopige beoordeling noemde de Commissie twee clausules van de Cannes Extension Agreement die ernstige bezwaren doen rijzen omtrent de verenigbaarheid daarvan met artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst: de clausule onder punt 9, onder a), die de mogelijkheden beperkt van organisaties voor collectief beheer van mechanische rechten om kortingen te geven aan commerciële gebruikers, en de clausule onder punt 7, onder a), i), die bepaalt dat organisaties voor collectief beheer van mechanische rechten niet betrokken mogen zijn bij activiteiten op het gebied van muziekuitgeverij of platenproductie.

    Tijdens de voorlopige besprekingen hebben de partijen toezeggingen gedaan om aan de bezorgdheden tegemoet te komen die de Commissie te kennen heeft gegeven. Op 23 mei 2006 werd in het Publicatieblad van de Europese Unie een bekendmaking gepubliceerd overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 met als doel de toezeggingen aan een marktonderzoek te onderwerpen. In de bekendmaking werden belanghebbende derde partijen uitgenodigd hun opmerkingen binnen één maand na de datum van publicatie van die bekendmaking kenbaar te maken. Vervolgens heeft Universal International Music BV op 5 juli 2006 zijn klacht ingetrokken.

    In het licht van de toezeggingen en na een desbetreffend marktonderzoek waren de betrokken diensten van de Commissie van mening dat er niet langer gronden voor een optreden van de Commissie bestonden en de procedure, onverminderd het bepaalde in artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003, in dit geval moest worden beëindigd.

    De betrokken partijen of belanghebbende derde partijen hebben mij geen vragen of documenten voorgelegd. De partijen hebben formeel verklaard dat zij in voldoende mate toegang hebben gehad tot de gegevens die zij noodzakelijk achtten voor het doen van toezeggingen om aan de bezorgdheden tegemoet te komen die de Commissie te kennen had gegeven. In het licht van het bovenstaande behoeft de zaak geen bijzondere opmerkingen wat betreft het recht van de partijen om te worden gehoord.

    Brussel, 18 september 2006.

    Serge DURANDE


    Top