This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52006AR0181
Opinion of the Committee of the Regions on the Communication from the Commission — Implementing the Community Lisbon programme — Social services of general interest in the European Union
Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap: Sociale diensten van algemeen belang in de Europese Unie
Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap: Sociale diensten van algemeen belang in de Europese Unie
PB C 57 van 10.3.2007, p. 34–38
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB C 57 van 10.3.2007, p. 8–8
(BG, RO)
10.3.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 57/34 |
Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap: Sociale diensten van algemeen belang in de Europese Unie
(2007/C 57/08)
Het Comité van de Regio's,
GEZIEN de Mededeling van de Commissie „Uitvoering van het communautaire Lissabon-programma — Sociale diensten van algemeen belang in de Europese Unie”, COM(2006) 177 final;
GEZIEN het besluit van de Commissie van 26 april 2006 om, overeenkomstig artikel 265, lid 1, van het EG-Verdrag, het Comité van de Regio's hierover te raadplegen;
GEZIEN het besluit van zijn bureau van 13 juni 2006 om de commissie Economisch en sociaal beleid met de voorbereiding van het desbetreffende advies te belasten;
GEZIEN artikel 16 van het EG-Verdrag betreffende de diensten van algemeen economisch belang, alsook de artikelen 2, 5, 73, 81, 86, 87, 88 en 295 EG;
GEZIEN artikel 36 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie betreffende de toegang tot diensten van algemeen economisch belang;
GEZIEN artikel III-122 van het Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa, dat de staatshoofden en regeringsleiders op 29 oktober 2004 te Rome hebben ondertekend;
GEZIEN zijn advies over het „Groenboek over diensten van algemeen belang” (CdR 149/2003 fin) (1);
GEZIEN zijn advies over de Mededeling van de Commissie over diensten van algemeen belang in Europa (CdR 470/2000 fin) (2);
GEZIEN zijn advies over het „Ontwerpbesluit van de Commissie betreffende de toepassing van de bepalingen van artikel 86 van het EG-Verdrag inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor overheidsdiensten, alsmede betreffende een ontwerprichtlijn tot wijziging van Richtlijn 80/723/EEG van de Commissie betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en een ontwerp voor de communautaire inpassing van staatssteun in de vorm van compensatie voor overheidsdiensten” (CdR 155/2004 fin) (3);
GEZIEN zijn advies over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt” (CdR 154/2004 fin) (4);
GEZIEN zijn advies over het Groenboek van de Europese Commissie over publiek-private samenwerking en het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten (CdR 239/2004 fin) (5);
GEZIEN zijn advies over het Witboek van de Commissie over diensten van algemeen belang (CdR 327/2004 fin) (6);
GEZIEN zijn ontwerpadvies (CdR 181/2006 rev. 1) dat op 20 oktober 2006 door de commissie Economisch en sociaal beleid werd goedgekeurd (rapporteur: de heer Destans, voorzitter van de Algemene raad van het Franse departement Eure, FR/PSE);
OVERWEGENDE
1. |
dat ondanks verschillen tussen de lidstaten, de sociale diensten van algemeen belang (SDAB) een essentieel onderdeel van het Europees sociaal model vormen (7); |
2. |
dat er daarom op communautair niveau een stabiel en transparant rechtskader voor de ontwikkeling van SDAB moet worden uitgewerkt, waarbij rigoureus rekening wordt gehouden met het subsidiariteitsbeginsel en in het bijzonder met de bevoegdheden van de lokale en regionale overheden betreffende de definiëring van de opdrachten, het beheer en de financiering van deze diensten; |
3. |
dat in dit verband nogmaals moet worden gewezen op de vrijheid van de lokale overheden om de opdrachten te definiëren en de vrijheid van de lidstaten bij de organisatie van SDAB, vooral omdat de lokale overheden, vanuit hun verantwoordelijkheid voor de bevordering van solidariteit in hun gebieden, in de meeste gevallen verantwoordelijk zijn voor het beheer van deze diensten; |
4. |
dat niet uit het oog mag worden verloren dat SDAB een integraal onderdeel zijn van de diensten van algemeen belang (DAB), en bijgevolg van fundamenteel belang zijn voor de solidariteit en de bescherming van het sociale weefsel in de hele Europese Unie; |
5. |
dat een verband moet worden gelegd met artikel 16 van het EG-Verdrag, waarin de rol van diensten van algemeen economisch belang (DAEB) bij het „bevorderen van sociale en territoriale samenhang” wordt benadrukt, en dat bijgevolg voor alle burgers het recht op toegang tot SDAB moet worden erkend en gewaarborgd, aangezien in artikel 36 van het Handvest van grondrechten van de Europese Unie de toegang tot DAEB als een grondrecht wordt aangemerkt; |
6. |
dat SDAB daarenboven, net als de andere DAEB, doeltreffende instrumenten zijn voor de tenuitvoerlegging van de Lissabonstrategie, in het bijzonder voor de bevordering van de groei en het concurrentievermogen van de Europese regio's; |
7. |
dat in dit verband een duidelijker onderscheid moet worden gemaakt tussen economische en niet-economische diensten van algemeen belang, zodat ook de kenmerken van SDAB duidelijker kunnen worden omschreven; |
8. |
dat het door dit onderscheid vooral duidelijk moet worden wat de juridische consequenties van beide begrippen zijn. Ook moet hierdoor de lokale actoren niet alleen een optimale financiële en rechtszekerheid worden geboden t.a.v. de toepassing van het Gemeenschapsrecht op SDAB, maar ook een zekere speelruimte. Zo krijgt de EU de gelegenheid om dat wat lokale actoren voor SDAB doen, extra kracht bij te zetten; |
9. |
dat de Commissie daarom het op SDAB toepasselijke positief recht dient te onderbouwen om zo SDAB overzichtelijker te maken en te voorkomen dat er op dit gebied onzekerheid over het vigerende Gemeenschapsrecht bestaat; |
10. |
dat er, ten slotte, op moet worden toegezien dat de standpunten die de EU over de regelgeving inzake SDAB inneemt en de standpunten die zij nu of later goedkeurt in het kader van de onderhandelingen van de Wereldhandelsorganisatie, met name met betrekking tot het onderdeel „sociale diensten en gezondheidsdiensten” van de Algemene overeenkomst inzake handel in diensten (GATS), de nodige samenhang vertonen; |
heeft tijdens zijn 67e zitting op 6 en 7 december 2006 (vergadering van 6 december) onderstaand advies uitgebracht.
1. Standpunten van het Comité van de Regio's
1.1 |
Het Comité van de Regio's verheugt zich over het initiatief van de Commissie, dat aansluit bij de tenuitvoerlegging van het Witboek over diensten van algemeen belang, waarin „een systematische aanpak” wordt aangekondigd „om de specifieke kenmerken van sociale diensten en gezondheidsdiensten van algemeen belang in kaart te brengen en het kader te verduidelijken waarin zij worden aangeboden”; |
1.2 |
Het is een goede zaak dat dit specifiek initiatief gesitueerd wordt in het kader van de tenuitvoerlegging van de Lissabonstrategie en de sociale agenda, aangezien zowel SDAB als DAEB niet alleen de solidariteit en het concurrentievermogen van de Europese economie verhogen, maar tegelijkertijd ook mogelijkheden voor arbeidsplaatsen op lokaal niveau scheppen en pijlers van het Europees sociaal model, de nationale socialezekerheidsstelsels en integratiebevorderende maatregelen zijn; |
1.3 |
In de Mededeling wordt terecht opgemerkt dat sociale diensten ook DAB zijn. Deze diensten zijn immers van existentiële en vitale waarde: zij hebben tot doel sociale bescherming te bieden en solidariteit te bevorderen, of ze nu rechtstreeks door de lokale en regionale overheden, dan wel door specifiek daarmee belaste actoren worden verleend. Zij zijn dus onderworpen aan de regelgeving van de lidstaten, aangezien zij de hen opgedragen sociale beleidsdoelstellingen moeten nastreven. De eis, zoals bepaald in artt. 16 en 86, lid 2, van het EG-Verdrag, dat zij hun taak naar behoren moeten vervullen, moet a priori op deze diensten van toepassing zijn. |
1.4 |
SDAB moeten niet als aanvullende dienstverlening aan de bevolking worden beschouwd: zij kunnen heel goed dienen als instrumenten om alle burgers toegang te verlenen tot kwalitatief hoogstaande sociale diensten. |
1.5 |
SDAB moeten de lidstaten helpen bij de verwezenlijking van de sociale beleidsdoelstellingen in de domeinen waarvoor zij bevoegd zijn. Het gaat hierbij m.n. om het bieden van sociale bescherming, het verlenen van fundamentele sociale diensten op het vlak van gezondheid, huisvesting, zorg voor ouderen en gehandicapten, onderwijs, opleiding en werkgelegenheid, en het bevorderen van de solidariteit ten behoeve van kwetsbare en hulpbehoevende mensen die niet zonder sociale voorzieningen kunnen. |
1.6 |
SDAB dragen actief bij tot de praktische uitoefening van de mensenrechten en het respect voor de menselijke waardigheid, zoals gedefinieerd in het Handvest van de grondrechten van de EU en voortgekomen uit de gemeenschappelijke constitutionele traditie van de lidstaten en uit internationale overeenkomsten (o.a. het door de Raad van Europa gereviseerde Sociaal handvest en de Universele verklaring van de rechten van de mens). |
1.7 |
SDAB helpen bij de uitvoering van de taken van de Europese Gemeenschap, zoals die in de artt. 2 en 3 van het EG-Verdrag zijn omschreven, m.n. bevordering van een hoog niveau van sociale bescherming, verbetering van de bestaanskwaliteit, totstandbrenging van een hoge mate van bescherming van de gezondheid en versterking van de economische en sociale samenhang. |
1.8 |
De EU heeft er alle belang bij dat er een stabiel economisch en juridisch kader bestaat waarin SDAB zich kunnen ontwikkelen en moderniseren en dat SDAB door de bevoegde lokale en regionale overheden worden gereguleerd. |
1.9 |
Het Comité schaart zich achter het voornemen van de Commissie om de specifieke kenmerken van SDAB te identificeren en om te onderzoeken welke maatregelen er nodig zijn om deze diensten te moderniseren, zodat zij kunnen beantwoorden aan de huidige en toekomstige sociale behoeften ten gevolge van de vergrijzing, alsook aan de eisen inzake cohesie en sociale integratie op lokaal en regionaal niveau. |
1.10 |
De Commissie geeft een juiste analyse van de specifieke kenmerken van deze diensten: deze diensten zijn op de persoon toegesneden en de werking ervan is gebaseerd op het solidariteitsbeginsel. Deze specifieke kenmerken mogen niet uit het oog worden verloren wanneer de toepasselijkheid van de Gemeenschapsvoorschriften op het gebied van de interne markt en de mededinging ter sprake komt, aangezien hun impact op het handelsverkeer in de EU gering is, terwijl hun ontwikkeling de EU ten goede komt. |
1.11 |
Er dient een oplossing te worden gevonden voor de rechtsonzekerheid betreffende de toepasselijkheid van het Gemeenschapsrecht op de werkwijzen van SDAB. Bij gebrek aan rechtszekerheid terzake, worden SDAB overmatig aan de algemene regels van de mededinging en de interne markt onderworpen. Dit kan onwenselijk zijn gezien de specifieke taakstelling die de lokale en regionale overheden aan die diensten verbinden. Die rechtsonzekerheid is duidelijk geworden tijdens de discussies over de vraag of SDAB al dan niet moesten worden opgenomen in de ontwerp-richtlijn betreffende diensten op de interne markt; uiteindelijk zijn zij uitgesloten van het toepassingsgebied van die richtlijn. |
1.12 |
Het Comité is ermee ingenomen dat wordt verwezen naar het subsidiariteitsbeginsel, volgens hetwelke de lidstaten en de lokale en regionale overheden de exclusieve bevoegdheid hebben om voor SDAB reikwijdte, organisatiebeginselen, financieringsmogelijkheden en regelgeving te formuleren. |
1.13 |
SDAB moeten in beginsel door de meest geschikte dienstverlener worden verstrekt. De markt kan er niet uit zichzelf voor zorgen dat deze diensten universeel, toegankelijk en kwalitatief hoogstaand zijn en dat zij worden aangepast aan de lokale behoeften. Hiertoe moeten de overheden, en meer bepaald de lokale en regionale overheden die het dichtst bij de burgers staan, structureel ingrijpen, m.n. door het aanbod en de prijsstelling te beïnvloeden. |
1.14 |
Vanwege de existentiële aard van de te vervullen behoeften (huisvesting, gezondheid, werkgelegenheid), de asymmetrische verdeling van informatie tussen dienstverlener en begunstigde, en de kwetsbaarheid van een groot deel van laatstgenoemden, is een afwijking van de „normale” leverancier-klant-relatie noodzakelijk en gerechtvaardigd. |
1.15 |
Het is niet de bedoeling de fundamentele vrijheden van de interne markt tegenover de verwezenlijking van de grondrechten van de EU of de noodzaak van diensten van algemeen belang te plaatsen, maar juist om ze met elkaar te verzoenen. Hiervoor is een communautair kader nodig, dat is afgestemd op de specifieke kenmerken van deze diensten en op de bijzondere taken waarmee publieke en private actoren worden belast, waarbij wordt meegenomen dat deze lokaal verleende diensten over het algemeen een geringe impact hebben op het intracommunautair handelsverkeer. Die bereidheid om een en ander met elkaar te verzoenen is niet alleen nodig op de interne markt, maar ook in het extern beleid van de EU, met name met betrekking tot het onderdeel „sociale diensten en gezondheidsdiensten” van de Algemene overeenkomst inzake handel in diensten (GATS). |
1.16 |
De regelgeving betreffende deze diensten moet een exclusieve bevoegdheid van de lidstaten, en meer bepaald van de bevoegde overheden binnen de lidstaten, blijven. Er is behoefte aan meer duidelijkheid over de toepasselijkheid van het Gemeenschapsrecht op SDAB, naargelang de wijze waarop deze diensten in de praktijk verleend worden. Meer bepaald moeten de volgende thema's worden uitgediept:
Dit alles met dien verstande dat de toepassing van de Verdragsregels de vervulling van de opdrachten van de SDAB niet in de weg mag staan. |
1.17 |
Het Comité benadrukt dat de lidstaten en hun lokale en regionale overheden met betrekking tot de beginselen en procedures voor het beheer van SDAB de algemene beginselen van het EG-Verdrag (zoals gelijke behandeling, vrij verkeer, vrije concurrentie en transparantie) moeten respecteren. |
1.18 |
Naleving van het subsidiariteitsbeginsel mag de Commissie niet beletten om de verantwoordelijkheid die ze met de lidstaten deelt, op zich te nemen, nl. erop toe te zien dat de werking van SDAB in overeenstemming is met art. 16 van het Verdrag. |
1.19 |
Hoewel de Commissie heeft aangegeven dat ze voor gezondheidsdiensten een apart initiatief zal nemen, betreurt het Comité dat de reikwijdte van die diensten in deze Mededeling niet is toegelicht. Het Comité dringt er daarom nu al met klem op aan dat er in de toekomst voor de begrippen „sociale dienst” en „gezondheidsdienst” duidelijke en goed van elkaar te onderscheiden definities worden vastgelegd. |
1.20 |
Het is jammer dat de Commissie zich heeft beperkt tot het opstellen van een lijst met „organisatiekenmerken” van SDAB en niet van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om de betrokken concepten beter te omschrijven, vooral met het oog op de achterliggende politieke oriëntatie van die dienstverlening in de lidstaten. |
1.21 |
Deze lijst van organisatiekenmerken kan hoe dan ook niet als volledig of afgesloten worden beschouwd, in het licht van de vrijheid die alle lidstaten en hun lokale overheden hebben om zelf hun SDAB te definiëren en te organiseren. |
1.22 |
De Commissie eist terecht dat de SDAB worden gemoderniseerd en kwalitatief hoogstaand zijn. De aanhoudende decentralisatie van deze diensten naar het regionale en lokale niveau past goed in dit streven. Vooral met het oog op de kwaliteit daarvan moet er in de toekomst ook voor worden gezorgd dat de verlener van sociale diensten zich houdt aan de kwaliteits- en wettelijke basisvereisten van de lidstaat waar die dienst wordt verleend. |
1.23 |
Het Comité pleit, net als de Commissie, voor een follow-up van de situatie van SDAB in de EU en zou graag aan dit proces deelnemen. |
1.24 |
Het is een goede zaak dat de Commissie een verband legt tussen SDAB en de bestudering van de nationale actieplannen voor sociale integratie, aangezien deze doelstelling een lokale dimensie heeft (8). Niettemin zou de Commissie duidelijker kunnen zijn over de manier waarop ze de open coördinatiemethode voor de follow-up van deze Mededeling wil gebruiken, met name door aan te geven wat ze van de verschillende betrokkenen bij deze procedure verwacht. |
1.25 |
Het Comité steunt de Commissie in haar voornemen om „te kijken naar de noodzaak en de juridische haalbaarheid van een voorstel voor wetgeving” betreffende SDAB. Dit stemt overeen met het meer algemene standpunt van het Comité waarin het pleit voor „een voorstel voor een kaderwet (…), waardoor het mogelijk wordt een aantal gemeenschappelijke positieve beginselen vast te leggen” voor alle DAEB (9). Hierbij moet er echter op worden toegezien dat deze twee initiatieven complementair en coherent zijn. |
2. Aanbevelingen van het Comité van de Regio's
Het Comité van de Regio's:
2.1 |
nodigt de Commissie uit om zo snel mogelijk duidelijkheid te scheppen rond de aard van de wetgevingsvoorstellen betreffende SDAB en om de belangrijke follow-up en overlegprocedure, alsook de voorgestelde tweejaarlijkse rapportage ten uitvoer te leggen; |
2.2 |
moedigt de Commissie aan om werk te maken van haar voornemen om na afloop van de open consultatie, zich over de noodzaak en juridische haalbaarheid van een voorstel voor wetgeving betreffende SDAB te buigen; |
2.3 |
vraagt de Commissie (10) opnieuw om een voorstel voor een wettelijke regeling in te dienen, waarin voor alle DAEB een aantal gemeenschappelijke positieve beginselen kunnen worden vastgelegd en waarmee de aanzet kan worden gegeven voor andere aanvullende wetgevingsvoorstellen, met name voorstellen betreffende SDAB die op de specifieke kenmerken daarvan zijn afgestemd. Doel hiervan is de rechtszekerheid voor lokale en regionale overheden en dienstverleners te vergroten; |
2.4 |
verzoekt de Commissie om over te gaan tot een preciezere en stringentere indeling (in categorieën) en definities (van concepten) van de beoogde SDAB. Het vraagt hierbij om rekening te houden met de eisen waaraan volgens de lidstaten m.b.t. het „algemeen belang” van die diensten moet zijn voldaan en om die eisen als volwaardig onderdeel op te nemen in de definitie van deze diensten; |
2.5 |
vraagt daarom aan de Commissie om de lijst van concepten, opdrachten en organisatiekenmerken van SDAB niet af te sluiten, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en van de vrijheid van de lidstaten om zelf de beginselen, taken, financieringswijzen en organisatiekenmerken van die diensten te bepalen; |
2.6 |
stelt voor dat het Comité deelneemt aan de permanente follow-up en evaluatie van SDAB (met name door te controleren of het universele recht op toegang tot deze diensten wordt gerespecteerd, of de aangeboden diensten financieel duurzaam zijn en of de behaalde resultaten overeenstemmen met de beoogde doelstellingen); |
2.7 |
steunt het voornemen van de Commissie om medio 2007 het eerste tweejaarlijkse rapport over SDAB te publiceren. In dit rapport zullen de resultaten worden voorgelegd van de studie over de werking van de sector, het sociaal-economisch belang ervan en de gevolgen van de toepassing van het Gemeenschapsrecht; |
2.8 |
acht van belang dat de strekking van de Mededeling coherent is met het externe beleid van de EU met betrekking tot het onderdeel „sociale diensten en gezondheidsdiensten” van de Algemene overeenkomst inzake handel in diensten (GATS). |
Brussel, 6 december 2006.
De voorzitter
van het Comité van de Regio's
Michel DELEBARRE
(7) Ontwerpverslag van het Europees Parlement van 13.7.2006 betreffende het toekomstige Europees sociaal model, met name de par. 23 en 24.
(8) CvdR-advies van 22.4.2004 over het „Gezamenlijk verslag inzake sociale integratie, met een samenvatting van de resultaten van de bestudering van de Nationale Actieplannen voor sociale integratie” (ECOS-027), m.n. de parr. 2.5 en 2.6.
(9) CvdR-advies van 23.2.2005 betreffende het Witboek over de diensten van algemeen belang (ECOS-040), m.n.par. 1.18.
(10) CvdR-advies van 23.2.2005 betreffende het Witboek over de diensten van algemeen belang (ECOS-040), m.n. par. 1.18.