Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006XC0825(04)

    Bericht van inleiding van een procedure voor een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) uit India

    PB C 202 van 25.8.2006, p. 16–17 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    25.8.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 202/16


    Bericht van inleiding van een procedure voor een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) uit India

    (2006/C 202/09)

    De Commissie heeft op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (2), een verzoek ontvangen om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek in te stellen naar antidumpingmaatregelen.

    1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

    Het verzoek is ingediend door EU-producenten (hierna „de indiener” genoemd) die goed zijn voor meer dan 50 % van de productie van het betrokken product in de EU.

    Het onderzoek blijft beperkt tot het aspect dumping en tot één producent/exporteur, namelijk Jindal Poly Films Limited (hierna „de onderneming” genoemd).

    2.   Product

    Het verzoek heeft betrekking op polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) uit India (hierna „het betrokken product” genoemd), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 3920 62 19 en ex 3920 62 90. Deze GN-codes worden slechts ter informatie vermeld.

    3.   Bestaande maatregelen

    Op het betrokken product is momenteel een definitief antidumpingrecht van toepassing dat is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1676/2001 van de Raad, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 366/2006 (3), tot instelling van een definitief antidumpingrecht op polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) uit onder meer India.

    4.   Redenen voor het onderzoek

    De indiener heeft voldoende bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de omstandigheden wat dumping betreft, op grond waarvan de antidumpingmaatregelen met betrekking tot de onderneming zijn vastgesteld, zijn veranderd en dat deze verandering van blijvende aard is.

    De bewering van de indiener dat de dumping is toegenomen, is gebaseerd op een vergelijking van de door berekening vastgestelde normale waarde van Jindal Poly Films Limited met de prijzen van het betrokken product bij uitvoer naar de EU. De aldus berekende dumpingmarge is aanzienlijk hoger dan de dumpingmarge die werd vastgesteld bij het onderzoek dat tot het thans geldende antidumpingrecht heeft geleid. Volgens de indiener is het daarom niet langer voldoende de rechten op hun huidige niveau te handhaven om de gevolgen van dumping teniet te doen.

    5.   Procedure voor de vaststelling van dumping

    Na overleg in het Raadgevend Comité is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure voor een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek in te leiden dat tot het aspect dumping en tot Jindal Poly Films Limited beperkt blijft, en heeft zij derhalve op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening een nieuw onderzoek ingesteld.

    (a)   Vragenlijsten

    Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft zal de Commissie de indiener en de autoriteiten van het betrokken exporterende land een vragenlijst toezenden. Deze informatie en het bewijsmateriaal moeten binnen de in punt 6 a) genoemde termijn in het bezit zijn van de Commissie.

    (b)   Het schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

    Belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en eventuele andere gegevens die niet al in de antwoorden op de vragenlijst zijn vermeld, en het nodige bewijsmateriaal te verstrekken. Deze informatie en het bewijsmateriaal moeten binnen de in punt 6 a) genoemde termijn door de Commissie zijn ontvangen.

    Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen die hierom schriftelijk verzoeken en die kunnen aantonen dat zij bijzondere redenen hebben om te worden gehoord. Dit verzoek moet binnen de in punt 6 b) vermelde termijn worden ingediend.

    6.   Termijnen

    a)   Om zich aan te melden en antwoorden op de vragenlijst en andere gegevens over te leggen

    Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen veertig dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en de Commissie de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens doen toekomen. De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie kenbaar maakt.

    b)   Om een mondeling onderhoud aan te vragen

    Binnen dezelfde termijn van veertig dagen kunnen belanghebbenden ook een verzoek indienen om door de Commissie te worden gehoord.

    7.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op vragenlijsten en correspondentie

    Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) worden toegezonden onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de betrokkene. Alle schriftelijk ingediende gegevens, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited  (4)” zijn voorzien en moeten, overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening, vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie waarop is vermeld „FOR INSPECTION BY INTERESTED PARTIES”.

    Correspondentieadres van de Commissie:

    Europese Commissie

    Directoraat-generaal Handel

    Directoraat B

    Kamer: J-79 5/16

    B-1049 Brussel

    Fax (32-2) 295 65 05.

    8.   Niet-medewerking

    Indien een belanghebbende niet binnen de gestelde termijnen de nodige gegevens toegankelijk maakt of verstrekt, of indien hij het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening, aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

    Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, worden deze buiten beschouwing gelaten en kan overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijke medewerking verleent en gebruik wordt gemaakt van de beschikbare gegevens, kan dit tot gevolg hebben dat de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

    9.   Tijdschema voor het onderzoek

    Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening binnen 15 maanden na de publicatie van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.


    (1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

    (2)  PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17.

    (3)  PB L 227 van 23.8.2001, blz. 1; PB L 68 van 8.3.2006, blz. 6.

    (4)  Dit betekent dat het document slechts voor intern gebruik bestemd is, en beschermd is krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk op grond van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst inzake de tenuitvoerlegging van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).


    Top