EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006TN0051

Zaak T-51/06: Beroep ingesteld op 21 februari 2006 — Fardem Packaging/Commissie

PB C 96 van 22.4.2006, p. 18–19 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

22.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 96/18


Beroep ingesteld op 21 februari 2006 — Fardem Packaging/Commissie

(Zaak T-51/06)

(2006/C 96/34)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Fardem Packaging B.V. (Edam, Nederland) [vertegenwoordigd door: F.J. Leeflang, advocaat]

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekende partij

de tot Fardem gerichte beschikking geheel dan wel gedeeltelijk te vernietigen;

de aan Fardem opgelegde boete te verminderen;

de Commissie in de kosten van deze procedure te veroordelen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vecht de beschikking aan van de Commissie van 30 november 2005 inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag (Zaak nr. COMP/F/38.354 — industriële zakken), waarin verzoekster hoofdelijk aansprakelijk werd gehouden voor haar deelname aan een kartel en veroordeeld werd tot het betalen van een boete.

Ter ondersteuning van haar verzoekschrift voert verzoekster een schending aan van artikel 81 EG, artikel 253 EG, artikel 23, lid 2, van Verordening 1/2003, evenals een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.

Verzoekster voert vooreerst aan dat de Commissie het verweer van verzoekster met betrekking tot haar beleid voor en vanaf 1997 heeft miskend. Verzoekster ontkent haar deelname aan het kartel niet, maar wijst erop dat zij voor 1997 volledig afhankelijk was van haar toenmalige moedermaatschappij. Na 1997, was zij echter onafhankelijk en zijn haar intenties geleidelijk doch wezenlijk veranderd.

Verzoekster voert verder aan dat de Commissie uitgaat van een onjuiste waardering van de feiten met betrekking tot de deelname van verzoekster aan de groepen „Valveplast”, „Benelux” en „Teppema”, evenals met betrekking tot de deelname aan de groepen „België” en „Blokzakken”. Volgens verzoekster heeft de Commissie een aantal conclusies aangenomen die onzorgvuldig en ten aanzien van een aantal gedragingen onjuist zijn. Verzoekster merkt eveneens op dat de Commissie geen rekening heeft gehouden met het feit dat de groepen „België” en „Blokzakken” voor 1997 beëindigd waren.

Verder zou de Commissie een onjuiste waardering van de feiten hebben gemaakt met betrekking tot de geografische marktafbakening. Verzoekster wijst er in dit verband op dat zij geen omzet realiseert in Spanje en slechts een minimale omzet in Frankrijk.

Verzoekster verwijt de Commissie eveneens dat zij de clementieregeling niet op verzoekster heeft toegepast en dat zij bepaalde feiten aangevoerd door verzoekster niet als verzachtende omstandigheid heeft aangemerkt.

In verband met de bepaling van het basisbedrag van de boete, bestrijdt verzoekster dat de individuele marktaandelen zijn vastgesteld op basis van behaalde omzetten in plaats van tonnages, het toepassen van een gedifferentieerde behandeling in categorieën op basis van marktaandeel en het uitvoeren van deze differentiatie in categorieën evenals het koppelen van het basisbedrag van de boete aan elke vastgestelde categorie.

Tenslotte voert verzoekster aan dat de Commissie ten onrechte heeft besloten dat verzoekster en Kendrion N.V. een economische eenheid vormen, waardoor Kendrion ten onrechte is beboet als gevolg van een inbreuk van verzoekster.


Top