EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/096/04

Zaak C-50/06: Beroep, op 27 januari 2006 ingesteld door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het Koninkrijk der Nederlanden

PB C 96 van 22.4.2006, p. 3–3 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

22.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 96/3


Beroep, op 27 januari 2006 ingesteld door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het Koninkrijk der Nederlanden

(Zaak C-50/06)

(2006/C 96/04)

Procestaal: Nederlands

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 27 januari 2006 beroep ingesteld tegen het Koninkrijk der Nederlanden door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door Maria Condou-Durande en Rudi Troosters als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen concludeert dat het Hof behage:

1.

vast te stellen dat het Koninkrijk der Nederlanden, door op burgers van de Europese Unie niet richtlijn 64/221/EEG (1) van de Raad, van 25 februari 1964, voor de coördinatie van de vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf, die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare veiligheid en de volksgezondheid, toe te passen, maar een algemene vreemdelingenwetgeving die het mogelijk maakt een stelselmatig en automatisch verband te leggen tussen een strafrechterlijke veroordeling en een verwijderingsmaatregel, de krachtens richtlijn 64/221/EEG op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen;

2.

het Koninkrijk der Nederlanden in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Artikel 8 e) van de Nederlandse Vreemdelingenwet 2000 bepaalt dat een vreemdeling in Nederland uitsluitend rechtmatig verblijf heeft als gemeenschapsonderdaan, zolang deze onderdaan verblijf houdt op grond van een regeling i.h.b. krachtens het VEG.

Voor het overige zijn de meeste bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000 onverkort toepasselijk op „vreemdelingen” in het algemeen, begrip dat, overeenkomstig artikel 1, m) van deze wet, ook onderdanen van een lidstaat van de EU insluit. Als zodanig wordt in de Vreemdelingenwet 2000 niet verwezen naar richtlijn 64/221/EEG, noch worden de principes hiervan geïncorporeerd in de tekst. A fortiori zijn de verplichtingen voortvloeiend uit richtlijn 64/221/EEG niet op duidelijke en éénduidige wijze omgezet in deze wetgeving.


(1)  PB 56 van 4 april 1964, blz. 850.


Top