EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/096/02

Zaak C-420/05 P: Hogere voorziening, op 28 november 2005 ingesteld door Ricosmos B.V. tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Eerste kamer) van 13 september 2005 in de zaak T-53/02, Ricosmos tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 96 van 22.4.2006, p. 1–2 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

22.4.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 96/1


Hogere voorziening, op 28 november 2005 ingesteld door Ricosmos B.V. tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Eerste kamer) van 13 september 2005 in de zaak T-53/02, Ricosmos tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-420/05 P)

(2006/C 96/02)

Procestaal: Nederlands

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 28 november 2005 hogere voorziening ingesteld door Ricosmos B.V., vertegenwoordigd door mrs. J.J.M. Hertoghs en J.H. Peek van het advocatenkantoor Hertoghs advocaten-belastingkundigen, Parkstraat 8, (4818 SK) Breda, Nederland, tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Eerste kamer) van 13 september 2005 in de zaak T-53/02, Ricosmos B.V. tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Rekwirante concludeert dat het het Hof behaagt:

het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 13 september 2005 te vernietigen;

het verzoek in eerste aanleg om nietigverklaring van beschikking REM09/00 van de Commissie van 16 november 2001, waarbij is vastgesteld dat kwijtschelding van de invoerrechten ten voordele van rekwirante niet gerechtvaardigd is, toe te wijzen;

of, subsidiair, de zaak ter verdere afdoening naar het Gerecht van eerste aanleg te verwijzen;

de Commissie in de kosten te verwijzen, zowel in de procedure voor het Hof als in de procedure voor her Gerecht van eerste aanleg.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar hogere voorziening tegen bovengenoemd arrest voert rekwirante aan:

1.

Rekwirante is van mening dat het Gerecht is uitgegaan van een onjuiste, althans te beperkte uitlegging van met name de artikelen 905 t/m 909 van de Toepassingsverordening CDW (1) met betrekking tot de procedure voor de teruggaaf en/of kwijtschelding van de douanerechten. Immers het rechtszekerheidsbeginsel vereist dat de rechtspositie van Ricosmos in het concrete geval voorzienbaar is. Dat was in casu naar de mening van Ricosmos door voor haar niet kenbare schorsingen van de procedure niet het geval. Het Gerecht is daarbij voorts ten onrechte uitgegaan van een te beperkte opvatting van het recht van verdediging door een te beperkte uitlegging van het recht op een tijdige en volledige toegang tot het dossier (zowel het dossier van de nationale douane als dat van de Commissie).

2.

De beslissing van het Gerecht is nar de mening van de rekwirante voorts niet in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht. Rekwirante meent dat het beginsel van de rechtszekerheid ook met zich mee brengt dat de criteria voor het vaststellen van het ontbreken van klaarblijkelijke nalatigheid helder en duidelijk moeten zijn. Juist vanwege de betrekkelijke rekbaarheid van het begrip klaarblijkelijke nalatigheid dient deze criteria in beginsel limitatief en respectief te worden uitgelegd. De nalatigheid moet evident en essentieel zijn en tevens duidelijk in causaal verband staan met de vastgestelde bijzondere situatie. Het Gerecht heeft daarbij in dit geval enerzijds ten onrechte geen dan wel te weinig gewicht toegekend aan de complexiteit van de regelgeving en de betrekkelijke beroepservaring van de rekwirante en anderzijds een aantal verplichtingen voor de rekwirante onjuist uitgelegd, althans te formalistisch benaderd.

3.

Daarnaast is rekwirante van mening dat de Commissie het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden en dat het Gerecht ook aan nieuwe feiten waar uit blijkt dat de heffing van de douanerechten dient te vervallen geen, althans te weinig gewicht heeft toegekend.

4.

Rekwirante is tenslotte van mening dat de vaststelling door het Gerecht van de aan het geding ten grondslag liggende feiten gedeeltelijk niet juist of althans onvolledig is.


(1)  Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie, van 2 juli 1993, houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het Communautair douanewetboek ( PB L 253 blz. 1).


Top