EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006TN0025

Zaak T-25/06: Beroep ingesteld op 24 januari 2006 — Alliance One International tegen Commissie

PB C 60 van 11.3.2006, p. 50–51 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

11.3.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 60/50


Beroep ingesteld op 24 januari 2006 — Alliance One International tegen Commissie

(Zaak T-25/06)

(2006/C 60/93)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekster: Alliance One International, Inc. (Danville, VS) (vertegenwoordigers: C. Osti en A. Prastaro, advocaten)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoeker(s)/verzoekster(s)

Nietig te verklaren artikel 1, lid 1, sub a, van beschikking C(2005) 4012 def. van de Commissie van 20 oktober 2005 betreffende een procedure op grond van artikel 81, lid 1, EG (zaak COMP/C.38.281/B.2 — Ruwe tabak — Italië) voorzover het SCC, Dimon Inc. en Alliance One betreft;

Dienovereenkomstig de aan Transcatab en Dimon Italia-Mindo opgelegde geldboetes in dier voege te verlagen dat zij niet meer bedragen dan 10 % van hun omzet in het laatste boekjaar;

Subsidiair, de aan Transcatab en Dimon Italia-Mindo opgelegde geldboetes in dier voege te verlagen dat de vermenigvuldigingsfactor niet wordt toegepast;

verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

In de bestreden beschikking constateert de Commissie dat diverse ondernemingen, waaronder verzoekster en haar dochtermaatschappijen Transcatab en Dimon Italia, nadien genaamd Mindo, inbreuk hebben gemaakt op artikel 81, lid 1, EG door overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector ruwe tabak in Italië.

Verzoeksters vorderen gedeeltelijke nietigverklaring van deze beschikking met het betoog dat de Commissie, door haar hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de door haar dochterondernemingen begane overtredingen, de regels inzake de aansprakelijkheid van moedermaatschappijen heeft geschonden. In dit verband bestrijdt verzoekster de door de Commissie tot staving van haar vaststellingen aangevoerde argumenten en bewijzen.

Verzoekster betoogt voorts dat de Commissie inbreuk heeft gemaakt op artikel 23, lid 2, van verordening nr. 1/2003 (1) door geldboetes op te leggen die meer dan 10 % van de totale omzet van haar dochtermaatschappijen bedragen.

Tot slot betoogt verzoekster dat de Commissie op haar dochtermaatschappijen geen vermenigvuldigingsfactor had moeten toepassen, daar dit niet gerechtvaardigd was op grond van de omzetten van de betrokkenen en de beschikkingspraktijk van de Commissie. De op verzoekster toegepaste vermenigvuldigingsfactor is hoger dan die welke is toegepast op een andere onderneming, waardoor de Commissie het evenredigheidsbeginsel en de motiveringsplicht schendt. De redenering waarmee op Mindo een vermenigvuldigingsfactor wordt toegepast is inconsistent en voor de oplegging van dezelfde geldboete worden niet dezelfde criteria gehanteerd.


(1)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1)


Top