This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2006/060/06
Judgment of the Court (Grand Chamber) of 17 January 2006 in Case C-1/04 Reference for a preliminary ruling from the Bundesgerichtshof in Susanne Staubitz-Schreiber (Judicial cooperation in civil matters — Insolvency proceedings — Regulation (EC) No 1346/2000 — Applicability in time — Court having jurisdiction)
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 17 januari 2006 in zaak C-1/04 (verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing): Susanne Staubitz-Schreiber ([Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Insolventieprocedures — Verordening (EG) nr. 1346/2000 — Toepassing in de tijd — Bevoegde rechter])
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 17 januari 2006 in zaak C-1/04 (verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing): Susanne Staubitz-Schreiber ([Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Insolventieprocedures — Verordening (EG) nr. 1346/2000 — Toepassing in de tijd — Bevoegde rechter])
PB C 60 van 11.3.2006, p. 3–4
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
11.3.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 60/3 |
ARREST VAN HET HOF
(Grote kamer)
van 17 januari 2006
in zaak C-1/04 (verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing): Susanne Staubitz-Schreiber (1)
([Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Insolventieprocedures - Verordening (EG) nr. 1346/2000 - Toepassing in de tijd - Bevoegde rechter])
(2006/C 60/06)
Procestaal: Duits
In zaak C-1/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) bij beslissing van 27 november 2003, ingekomen bij het Hof op 2 januari 2004, in de procedure Susanne Staubitz-Schreiber, heeft het Hof (Grote kamer), samengesteld als volgt: V. Skouris, president, P. Jann, C. W. A. Timmermans, A. Rosas en J. Malenovský, kamerpresidenten, A. La Pergola, J.-P. Puissochet (rapporteur), R. Schintgen, N. Colneric, S. von Bahr, J. Klučka, U. Lõhmus en E. Levits, rechters; advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer; griffier: R. Grass, op 17 januari 2006 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:
Artikel 3, lid 1, van verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures, moet aldus worden uitgelegd dat de rechter van de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is op het moment waarop deze laatste het verzoek om opening van de insolventieprocedure indient, bevoegd blijft om deze procedure te openen wanneer de schuldenaar het centrum van zijn voornaamste belangen naar het grondgebied van een andere lidstaat verplaatst na de indiening van het verzoek, maar vóór de opening van deze procedure.