This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2006/036/69
Case T-411/05: Action brought on 18 November 2005 — Gerolf Annemans v Commission of the European Communities
Zaak T-411/05: Beroep ingesteld op 18 november 2005 — Gerolf Annemans/Commissie
Zaak T-411/05: Beroep ingesteld op 18 november 2005 — Gerolf Annemans/Commissie
PB C 36 van 11.2.2006, p. 32–32
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
11.2.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 36/32 |
Beroep ingesteld op 18 november 2005 — Gerolf Annemans/Commissie
(Zaak T-411/05)
(2006/C 36/69)
Procestaal: Nederlands
Partijen
Verzoekende partij: Gerolf Annemans [vertegenwoordigd door: C. Symons, advocaat]
Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen
Conclusies van verzoekende partij(en)
— |
De klager verzoekt het Gerecht conform artikel 231, eerste lid, van het EG-Verdrag de beschikking van de Europese Commissie van 5 september 2005 (zaak COMP/39.225) nietig te verklaren. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoeker geeft aan dat hij bij de Commissie een klacht heeft ingediend tegen Belgacom en Telenet wegens schending van artikelen 81 en 82 EG op de markt van breedband internetaansluitingen aan eindgebruikers.
Hierop heeft de Commissie verzoeker laten weten dat zij op dat ogenblik, in de door verzoeker aangebrachte feiten, geen aanleiding zag om een verder onderzoek in te stellen en dat haar standpunt, gebaseerd op de informatie waarover haar diensten beschikken, voorlopig is in afwachting van bijkomende aanwijzingen die verzoeker eventueel wenst over te maken.
Verzoeker voert in de eerste plaats aan dat het niet aan de klager is om naar bewijzen te zoeken voor zijn klacht, maar dat dit aan de Commissie zelf is op basis van de substantiële vermoedens, aangevoerd door de klager.
Volgens de verzoeker is de verklaring van de Commissie dat aanbieders vaak hun prijzen vastleggen in functie van de marktleider niet een afdoende verklaring op de vraag of het quasi onbestaande verschil tussen de internetprijzen van Belgacom en Telenet een gevolg is van louter toeval binnen de vrije markt, of een gevolg is van een inbreuk op artikel 81 EG.
Verzoeker voert eveneens aan dat hogere prijzen in België, aangehaald door verzoeker in zijn klacht, op zichzelf inderdaad niet bewijzen dat er een inbreuk is gepleegd op artikel 82 EG, maar dat ze ook niet bewijzen dat er geen inbreuk is gepleegd. Zodoende kan de Commissie op basis hiervan de aangeklaagde bedrijven niet vrijpleiten van inbreuken op artikel 82 EG.
Verzoeker verklaart verder dat de Commissie dwaalt door te twijfelen aan de dominante positie van Belgacom en Telenet op de Belgische markt. Verzoeker wijst erop dat beide operatoren ongeveer dezelfde hoge prijzen hanteren en onder elkaar bijna 90 % van de Belgische markt voor breedband internettoegang verdelen. Verzoeker meent ook dat er geen conclusie kan getrokken worden uit het feit dat er concurrerende en minder prijzige internetverbindingen met een lagere downloadsnelheid op de markt zijn. Volgens verzoeker spreekt de Commissie zichzelf bovendien tegen wanneer zij stelt dat aan de ene kant het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT) de concurrentie garandeert en aan de andere kant dat dit instituut momenteel onderzoekt of de concurrentie op de Belgische markt wel degelijk gegarandeerd wordt.
Verzoeker voert tenslotte aan dat de Commissie nalaat te staven waarom er een onvoldoende communautair belang is.