This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2005/330/59
Case T-385/05: Action brought on 21 October 2005 — Transnáutica/Commission
Zaak T-385/05: Beroep ingesteld op 21 oktober 2005 — Transnáutica/Commissie
Zaak T-385/05: Beroep ingesteld op 21 oktober 2005 — Transnáutica/Commissie
PB C 330 van 24.12.2005, p. 24–24
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
24.12.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 330/24 |
Beroep ingesteld op 21 oktober 2005 — Transnáutica/Commissie
(Zaak T-385/05)
(2005/C 330/59)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij(en): Transnáutica — Transportes e Navegação SA (Matosinhos, Portugal) [vertegenwoordiger(s): C. Fernández Vicién, I. Moreno-Tapia, D. Ortigão Ramos, B. Aniceto Silva, advocaten]
Verwerende partij(en): Commissie van de Europese Gemeenschappen
Conclusies van verzoeker(s)/verzoekster(s)
— |
gehele nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 6 juli 2005 (zaak REM 05/2004) betreffende een procedure voor kwijtschelding en terugbetaling van douanerechten; |
— |
verwijzing van de Commissie in de kosten van de procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Verzoekster is een Portugese vennootschap met vrachtvervoer als hoofdactiviteit. In 1994 heeft een andere Portugese vennootschap onder de regeling extern communautair douanevervoer een aantal ladingen tabak en ethylalcohol verzonden van Portugal naar toenmalige derde landen. Verzoekster was genoemd als aangever volgens artikel 96 van het communautair douanewetboek voor deze verzendingen. Vervolgens bleek dat haar directie in feite totaal niet op de hoogte was van deze transacties, daar een van haar werknemers frauduleus had gehandeld, waarbij hij in strijd met interne instructies gebruik had gemaakt van verzoeksters certificaat van borgtocht.
Omdat niet was gebleken dat de betrokken verzendingen bij het douanekantoor van bestemming waren aangekomen, is verzoekster als aangever verzocht om de desbetreffende douanerechten te betalen. Verzoekster verzocht vervolgens op grond van artikel 239 van het communautair douanewetboek om terugbetaling en kwijtschelding van deze rechten, met het betoog dat zij, daar zij niet op de hoogte was van de onrechtmatige activiteiten van haar werknemer, geenszins was betrokken bij frauduleuze activiteiten en had samengewerkt met de autoriteiten en dat de Portugese douaneautoriteiten haar bovendien nooit in kennis hadden gesteld van hun verdenkingen van fraude met betrekking tot de betrokken transacties. Dit verzoek is bij de bestreden beschikking afgewezen.
Tot staving van haar beroep beweert verzoekster dat de Commissie wezenlijke procedurevoorschriften heeft geschonden, daar zij heeft nagelaten het Comité douanewetboek te raadplegen en verzoekster slechts in een zeer laat stadium heeft verzocht om in de procedure tussen te komen. Verzoekster beweert ook dat de Commissie de betrokken feiten kennelijk verkeerd heeft beoordeeld en inbreuk heeft gemaakt op de op haar rustende verplichting om haar beslissingen te motiveren. Voorts beroept verzoekster zich op vermeende schendingen van het beginsel van behoorlijk bestuur en van haar rechten van verweer, op grond dat de Commissie heeft nagelaten alle relevante aspecten van de zaak zorgvuldig en onpartijdig te onderzoeken. Ten slotte is volgens verzoekster het evenredigheidsbeginsel geschonden, aangezien haar verzoek is afgewezen in weerwil van het feit dat de Commissie en de Portugese autoriteiten een onderzoek waren begonnen om na te gaan of de betrokken activiteiten smokkel vormden.