Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/082/07

Arrest van het Hof (grote kamer) van 1 februari 2005 in zaak C-203/03: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Republiek Oostenrijk (Niet-nakoming — Artikelen 249 EG en 307 EG — Artikelen 2 en 3 van richtlijn 76/207/EEG — Gelijke behandeling van mannen en vrouwen — Verbod om vrouwen te werk te stellen in de onderaardse mijnbouw en bij werkzaamheden met perslucht en bij duikwerkzaamheden)

PB C 82 van 2.4.2005, p. 4–4 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

2.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 82/4


ARREST VAN HET HOF

(grote kamer)

van 1 februari 2005

in zaak C-203/03: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Republiek Oostenrijk (1)

(Niet-nakoming - Artikelen 249 EG en 307 EG - Artikelen 2 en 3 van richtlijn 76/207/EEG - Gelijke behandeling van mannen en vrouwen - Verbod om vrouwen te werk te stellen in de onderaardse mijnbouw en bij werkzaamheden met perslucht en bij duikwerkzaamheden)

(2005/C 82/07)

Procestaal: Duits

In zaak C-203/03, betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 12 mei 2003, Commissie van de Europese Gemeenschappen (gemachtigden: N. Yerrell en H. Kreppel) tegen Republiek Oostenrijk (gemachtigden: H. Dossi en E. Riedl), heeft het Hof (grote kamer), samengesteld als volgt: V. Skouris, president, P. Jann, C. W. A. Timmermans en A. Rosas, kamerpresidenten, J.-P. Puissochet, R. Schintgen, N. Colneric (rapporteur), J. Malenovský, J. Klučka, U. Lõhmus en E. Levits, rechters; advocaat-generaal: F. G. Jacobs; griffier: R. Grass, op 1 februari 2005 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

1)

Door in § 8 en § 31 van de Druckluft- und Taucherarbeiten-Verordnung (besluit inzake werkzaamheden met perslucht en duikwerkzaamheden) van 25 juli 1973 een algemeen verbod op de tewerkstelling van vrouwen bij werkzaamheden met perslucht en bij duikwerkzaamheden te handhaven, en door voor eerstbedoeld geval slechts in een beperkt aantal uitzonderingen te voorzien, is de Republiek Oostenrijk de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 2 en 3 van richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Elke partij draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 158 van 5.7.2003.


Top