EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/082/73

Zaak T-29/05: Beroep, op 20 januari 2005 ingesteld door DELTAFINA Spa tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 82 van 2.4.2005, p. 41–41 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

2.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 82/41


Beroep, op 20 januari 2005 ingesteld door DELTAFINA Spa tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-29/05)

(2005/C 82/73)

Procestaal: Italiaans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 20 januari 2005 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door DELTAFINA Spa, gevestigd te Orvieto (TR), vertegenwoordigd door R. A. Jacchia, A. Terranova, I. Picciano en F. Ferraro, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

1.

primair, de bestreden beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 oktober 2004 nietig te verklaren;

2.

subsidiair, de bestreden beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 oktober 2004 gedeeltelijk nietig te verklaren en de aan Deltafina opgelegde geldboete te verlagen;

3.

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De bestreden beschikking in het onderhavige geding is dezelfde als die in zaak T-24/05, Standard Commercial e.a./Commissie. (1) In casu worden dezelfde middelen en voornaamste argumenten als in laatstgenoemde zaak aangevoerd.

Verzoekster betoogt in het bijzonder dat de Commissie:

haar verantwoordelijkheid als deelneemster en leidster van een kartel op een relevante markt waarop zij niet aanwezig was, heeft vastgesteld;

deze relevante markt niet heeft afgebakend;

haar een mededeling van punten van bezwaar zonder daarbij behorende verwijten heeft doen toekomen;

het beginsel van toereikende motivering heeft geschonden, met betrekking tot het bewijs dat de handel althans indirect of potentieel ongunstig is beïnvloed;

de duur en de ernst van de inbreuk alsmede de verzwarende en verzachtende omstandigheden onjuist heeft beoordeeld;

verzoeksters rol van samenwerking en bijgevolg de verlaging van de geldboete waarop zij recht heeft, onjuist heeft beoordeeld.

Verzoekster voert tevens aan dat geen rekening is gehouden met de maximumbedragen van geldboeten, en ook niet met objectieve elementen in verband met de economische en sociale context als omstandigheden die relevant zijn voor de vaststelling van de geldboete.

Ten slotte verwijt verzoekster de Commissie schending van de beginselen van gelijke behandeling, de niet-terugwerkende kracht van sancties en het gewettigd vertrouwen, alsmede misbruik van bevoegdheid, aangezien zij is afgeweken van haar eigen praktijk die erin bestaat personen buiten het kartel, die dit kartel hebben bevorderd, in de hand gewerkt of ertoe hebben bijgedragen, enkel nominale straffen op te leggen, in strijd met haar eigen uitdrukkelijke voornemen om van deze praktijk slechts in de toekomst af te wijken.


(1)  Nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.


Top