EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/082/66

Zaak T-21/05: Beroep, op 21 januari 2005 ingesteld door Halcor Metal Works SA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 82 van 2.4.2005, p. 36–36 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

2.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 82/36


Beroep, op 21 januari 2005 ingesteld door Halcor Metal Works SA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-21/05)

(2005/C 82/66)

Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 21 januari 2005 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Halcor Metal Works SA, gevestigd te Athene (Griekenland), vertegenwoordigd door I. S. Forrester, Barrister, en A. P. Schulz en A. Komninos, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

de artikelen 1, sub f, en 2, sub d, van de beschikking nietig te verklaren voorzover daarbij aan Halcor een geldboete wordt opgelegd;

subsidiair, de geldboete te verlagen tot een bedrag dat het Gerecht in de uitoefening van zijn volledige rechtsmacht op grond van artikel 229 EG passend acht;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster betwist de geldboete die haar is opgelegd bij de beschikking van de Commissie van 3 september 2004 inzake een procedure op grond van artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag in zaak nr. Comp/E-1/38-069, waarbij drie verschillende inbreuken in de sector koperen leidingbuizen zijn vastgesteld.

Tot staving van haar vordering stelt verzoekster in de eerste plaats dat haar gedrag geen geldboete verdiende. Volgens verzoekster omvatten haar gedragingen niets dat een geldboete krachtens artikel 81 EG wettigde, nu zij handelde onder dwang van de andere adressaten van de beschikking en zij, als een op uitvoer en groei georiënteerde onderneming, weigerachtig en passief deelnam aan het kartel.

Verzoekster stelt ook dat het beginpunt voor haar geldboete kennelijk onjuist is vastgesteld en het beginsel van gelijke behandeling schendt. Zij stelt dat terwijl de andere adressaten in de beschikking drie verschillende inbreuken ten laste worden gelegd, haar slechts één inbreuk ten laste wordt gelegd, en dat het basisbedrag voor de geldboete voor alle adressaten gelijk is berekend. Verzoekster stelt nog dat zij de regelingen niet heeft versterkt en dat de geografische omvang van de inbreuk in de beschikking ten onrechte Griekenland omvat.

Verzoekster stelt ook dat de verhoging wegens de duur van de inbreuk een kennelijke beoordelingsfout en een dwaling in rechte vormt.

Ten slotte stelt verzoekster dat de aan haar opgelegde geldboete onevenredig was in vergelijking met de geldboeten die zijn opgelegd aan de andere adressaten van de beschikking en in het licht van haar bijzondere omstandigheden. Zij verwijst in dat verband naar het feit dat zij haar deelneming aan de vergaderingen vrijwillig heeft gestaakt in 1999, twee jaar voor de Commissie weet kreeg van het kartel, naar de korte duur van haar deelneming aan de vergaderingen, haar passieve aanwezigheid en het feit dat zij de Commissie een volledige documentatie heeft verstrekt waarop de mededeling van punten van bezwaar en de beschikking zijn gebaseerd.


Top