EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/082/43

Zaak C-65/05: Beroep, op 10 februari 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Helleense Republiek

PB C 82 van 2.4.2005, p. 21–22 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

2.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 82/21


Beroep, op 10 februari 2005 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Helleense Republiek

(Zaak C-65/05)

(2005/C 82/43)

Procestaal: Grieks

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 10 februari 2005 beroep ingesteld tegen Helleense Republiek door Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur M. Patakia, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoekster concludeert dat het den Hove behage:

vast te stellen dat de Helleense Republiek, door het bij artikel 2, lid 1, artikel 3, tweede deel, artikel 4 en artikel 5 van wet 3037/2002 ingestelde verbod op de installatie en het in werking stellen van alle elektrische, elektronische en elektromechanische spelen, met inbegrip van technische recreatiespelen en alle spelen voor elektronische computers, in elke openbare of private plaats buiten de casino's, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 28, 43 en 49 EG en artikel 8 van richtlijn 98/34/EG;

de Helleense Republiek in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie heeft klachten ontvangen in verband met het wettelijk verbod op de installatie en het in werking stellen van alle elektrische, elektronische en elektromechanische spelen, met inbegrip van technische recreatiespelen en alle spelen voor elektronische computers, in elke openbare of private plaats buiten de casino's.

In het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie beschouwt de Commissie voornoemd verbod als een maatregel die het vrije verkeer van goederen, de vrije vestiging en het vrij verrichten van diensten beperkt. De Commissie wijst er ook op, dat de betrokken wet haar niet in het ontwerpstadium is meegedeeld, zulks in strijd met artikel 8, lid 1, van richtlijn 98/34/EG van 22 juni 1998 (1), dat voorziet in een informatieprocedure op het gebied van de normen en technische voorschriften en de regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.

De Commissie is ook van mening dat de aangevoerde redenen van bescherming van de openbare orde, en meer bepaald de bezorgdheid dat de spelen zouden verworden tot kansspelen, waardoor een maatschappelijk probleem zou ontstaan, geen voldoende motivering zijn voor de invoering van de betrokken verbodsbepalingen, aangezien het gestelde doel zou kunnen worden bereikt door passendere en evenredigere maatregelen, die de genoemde vrijheden minder beperken.

Ook de door de Griekse autoriteiten gestelde dringende noodzaak om de maatregelen vast te stellen, kan het verzuim om ze aan de Commissie mee te delen niet rechtvaardigen, aangezien richtlijn 98/34 in een spoedprocedure voorziet.

De Commissie is bijgevolg van mening dat de Helleense Republiek de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 28, 43 en 49 EG en artikel 8 van richtlijn 98/34/EG.


(1)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.


Top