EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/082/41

Zaak C-62/05 P: Hogere voorziening, op 11 februari 2005 ingesteld door Nordspedizionieri di Danielis Livio & C., in liquidatie, tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vijfde kamer) van 14 december 2004 in zaak T-332/02, Nordspedizionieri e.a./Commissie

PB C 82 van 2.4.2005, p. 20–20 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

2.4.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 82/20


Hogere voorziening, op 11 februari 2005 ingesteld door Nordspedizionieri di Danielis Livio & C., in liquidatie, tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vijfde kamer) van 14 december 2004 in zaak T-332/02, Nordspedizionieri e.a./Commissie

(Zaak C-62/05 P)

(2005/C 82/41)

Procestaal: Italiaans

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 11 februari 2005 hogere voorziening ingesteld door Nordspedizionieri e.a., vertegenwoordigd door G. Leone, avvocato, tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vijfde kamer) van 14 december 2004 in zaak T-332/02, Nordspedizionieri e.a./Commissie.

Rekwirante concludeert dat het het Hof behage:

1.

nietig te verklaren de bestreden beschikking van de Commissie van 28 juni 2002 (dossier REM 14/01), meegedeeld op 2 september 2002, waarbij de Commissie de kwijtschelding van invoerrechten niet gerechtvaardigd heeft geacht, en vast te stellen dat in casu de kwijtschelding in de zin van artikel 13, lid 1, van verordening nr. 1430/79/EEG (1) toelaatbaar is, daar voor rekwiranten sprake was van buitengewone omstandigheden die geen manipulatie of nalatigheid inhouden.

2.

de Commissie te verwijzen in de kosten van zowel de procedure voor het Gerecht als die voor het Hof.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwiranten, die zich beroepsmatig bezighouden met het doen van douaneaangiften, hadden in oktober 1992 twee documenten voor communautair douanevervoer T/1 opgesteld met de vermelding dat het ging om verpakkingskartons uit Joegoslavië, die bestemd waren voor Spanje. De Italiaanse douane heeft van rekwiranten betaling gevorderd van de douanerechten op die twee ladingen stellende dat het niet ging om verpakkingskartons maar om sigaretten.

Rekwiranten zijn hiertegen in rechte opgekomen. Daar zij echter in het ongelijk zijn gesteld, hebben zij de Commissie om kwijtschelding van de douanerechten verzocht; het verzoek is afgewezen op grond dat de voorwaarden daarvoor niet waren vervuld.

Rekwiranten hebben derhalve bij het Gerecht van eerste aanleg beroep op basis van artikel 13 van verordening nr. 1430/79 ingesteld, stellende dat van hen geen douanerechten kunnen worden gevorderd aangezien in casu sprake is van „buitengewone omstandigheden” die de belastingplicht van Nordspedizionieri uitsluiten, daar zij mochten vertrouwen op de (commerciële en transport)documenten die hun door de vrachtwagenchauffeur bij de douaneaangifte waren overgelegd en waaruit bleek dat het om verpakkingskartons ging.

Het bijzondere karakter van de situatie waardoor kwijtschelding mogelijk is, was gelegen in het feit dat de aangever de inhoud van de vrachtwagen die „in de rij” de Joegoslavisch/Italiaanse grens overgaat, niet kon controleren, en voorts dat in casu de overgelegde documenten op het eerste gezicht regelmatig waren, zodat de vracht door de douane werd ingeklaard volgens de procedure van het „conform beschouwd”.

Rekwiranten voeren verder aan dat in casu sprake is van de andere voorwaarde betreffende het ontbreken van nalatigheid of manipulatie als bedoeld in voornoemd artikel 13, aangezien het certificaat T/1 was opgesteld op basis van hetgeen uit de commerciële en transportdocumenten bleek.

Tot slot hebben zij in het beroep in eerste aanleg subsidiair om toepassing verzocht van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EEG) nr. 2144/87 (2), volgens hetwelk geen douanerechten kunnen worden gevorderd over het in beslag genomen en vervolgens verbeurdverklaarde gedeelte van de goederen.

Bij arrest van 14 december 2004 heeft het Gerecht van Eerste aanleg (Vijfde kamer) het beroep in zijn geheel verworpen, op grond dat er geen sprake zou zijn van de aangevoerde „buitengewone omstandigheden”, zodat niet is onderzocht of in casu al dan niet sprake was van de andere voorwaarde met betrekking tot het ontbreken van „nalatigheid of manipulatie”.

De hogere voorziening benadrukt dezelfde argumenten die in eerste aanleg zijn aangevoerd, ook wat betreft het reeds in eerste aanleg aangevoerde feit dat in casu met betrekking tot de twee in geding zijnde vrachtwagens het akkoord van Belgrado van 1965 inzake onderlinge administratieve bijstand tussen Italië en Joegoslavië, is geschonden, volgens hetwelk de Joegoslavische douane aan de Italiaanse douaneautoriteiten de komst van ladingen met fiscaal gevoelige goederen (zoals sigaretten) moest signaleren; zulks gelet op het feit dat een derde vrachtwagen is tegengehouden en de goederen zijn verbeurdverklaard, juist doordat de Joegoslavische douane dit — weliswaar laat — aan de Italiaanse douane heeft gesignaleerd.


(1)  PB L 175, 12.7.1979, blz. 1.

(2)  PB L 201, 22.7.1987, blz. 15.


Top