Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/082/16

    Zaak C-11/05: Verzoek van het Gerechtshof te Amsterdam, van 28 december 2004, om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Friesland Coberco Dairy Foods B.V. h.o.d.n. Friesland Supply Point Ede en de Inspecteur van de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Groningen

    PB C 82 van 2.4.2005, p. 8–8 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    2.4.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 82/8


    Verzoek van het Gerechtshof te Amsterdam, van 28 december 2004, om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Friesland Coberco Dairy Foods B.V. h.o.d.n. Friesland Supply Point Ede en de Inspecteur van de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Groningen

    (Zaak C-11/05)

    (2005/C 82/16)

    Procestaal: Nederlands

    Het Gerechtshof te Amsterdam heeft, bij arrest van 28 december 2004, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 14 januari 2005, in het geding tussen Friesland Coberco Dairy Foods B.V. h.o.d.n. Friesland Supply Point Ede en de Inspecteur van de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Groningen, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

    1)

    Hoe moet de passage „zonder dat de wezenlijke belangen van communautaire producenten van soortgelijke goederen worden geschaad” van artikel 133, letter e, van het CDW (1) worden uitgelegd? Mag daarbij alleen naar de markt van het eindproduct worden gekeken, of moet ook de economische situatie van de grondstoffen van een behandeling onder douanetoezicht worden onderzocht?

    2)

    Geldt voor de beoordeling van „het scheppen of in stand houden van... behandelingswerkzaamheden” zoals bepaald in artikel 502, lid 3, van de UCDW (2), een bepaald aantal arbeidsplaatsen, dat minimaal door de werkzaamheden moet worden mogelijk gemaakt? Welke andere criteria gelden er nog voor de uitleg van de geciteerde verordeningtekst?

    3)

    Kan het Hof van Justitie de geldigheid van een conclusie van het Comité, bezien in het licht van de antwoorden op de vragen 1 en 2, in een prejudiciële procedure onderzoeken?

    4)

    Zo ja, is de onderhavige conclusie dan geldig, zowel wat betreft de motivering als wat betreft de gehanteerde economische argumenten?

    5)

    Indien het Hof van Justitie de geldigheid van een conclusie niet kan onderzoeken, welke uitleg moet dan worden gegeven aan de passage „(de douaneautoriteiten...) houden met de conclusies van het Comité rekening” van artikel 504, lid 4, van de UCDW (3), indien - in eerste instantie - de douaneautoriteiten en/of - na beroep - de nationale rechter van oordeel zijn dat de conclusie van het Comité de afwijzing van het verzoek om een behandeling onder douanetoezicht niet kan dragen?


    (1)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1).

    (2)  Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253, blz. 1).

    (3)  Rectificatie van Verordening (EG) nr. 993/2001 van de Commissie van 4 mei 2001 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 141, blz. 1)


    Top