EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/251/51

Zaak T-304/04: Beroep, op 22 juli 2004 ingesteld door Italiaanse Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 251 van 9.10.2004, p. 27–28 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

9.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 251/27


Beroep, op 22 juli 2004 ingesteld door Italiaanse Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-304/04)

(2004/C 251/51)

Procestaal: Italiaans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 22 juli 2004 beroep ingesteld tegen Europese Commissie door Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door A. Cingolo, avvocato dello Stato.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

nietig te verklaren beschikking C(2004) 1812 def. van de Commissie van 19 mei 2004, waarbij de steun die Italië (op grond van wet nr. 394 van 1981) in de vorm van rentesubsidies voor een bedrag van 104 313,20 euro vanaf 24 april 1996, en van 106 366,60 euro vanaf 9 november 2000 [staatssteun nr. C 4/2003/ (ex NN 102/2002)], aan WAM s.p.a. heeft toegekend, onwettig wordt verklaard en de terugvordering daarvan wordt gelast;

elke eventuele eerdere, verwante handeling nietig te verklaren en de Commissie van de Europese Gemeenschappen dienvolgens in de kosten te verwijzen;

Middelen en voornaamste argumenten

De Italiaanse Republiek komt op tegen beschikking C(2004) 1812 def. van de Europese Commissie van 19 mei 2004, waarbij de steun die Italië (op grond van wet nr. 394 van 1981) in de vorm van rentesubsidies voor een bedrag van 104 313,20 euro vanaf 24 april 1996, en van 106 366,60 euro vanaf 9 november 2000 [staatssteun nr. C 4/2003/ (ex NN 102/2002)], aan WAM s.p.a. heeft toegekend, onwettig wordt verklaard en de terugvordering daarvan wordt gelast. Wet nr. 394 van 1981 voorziet in het bijzonder in steun voor Italiaanse ondernemingen die een filiaal, een vertegenwoordiging, winkels of magazijnen willen oprichten.

Tot staving van haar vordering stelt de Italiaanse Republiek:

A)

Schending van wezenlijke vormvoorschriften wegens schending van de rechten van de verdediging, van het transparantiebeginsel en van het beginsel van hoor en wederhoor, omdat de Commissie Italië nooit een kopie heeft meegedeeld van de klacht die tot de procedure heeft geleid.

B)

Schending van wezenlijke vormvoorschriften wegens schending van de rechten van de verdediging en motiveringsgebrek, omdat het onderzoek gebrekkig is verlopen, aangezien de Commissie heeft nagelaten de klacht en de daaropvolgende handelingen te controleren op grond van de haar bij verordening nr. 659/1999 (1) verleende onderzoeksbevoegdheden.

C)

Onjuiste kwalificatie van de feiten en schending van artikel 1, sub b, van de verordeningen nrs. 69/2001 (2) en 70/2001 (3) van de Commissie, omdat de Commissie de betrokken steun ten onrechte als „exportsteun” heeft aangemerkt.

D)

Schending van het vertrouwensbeginsel en van het beginsel van goede trouw, omdat de Commisie bezwaar heeft geopperd tegen het feit dat de steun niet was aangemeld, hoewel zij op de hoogte was van de nationale wet nr. 394/1981. Het doel van de betrokken steun houdt niet rechtstreeks verband met de export; het voornaamste doel is daarentegen de internationalisering via de oprichting van vaste productiecentra in het buitenland.

E)

Schending van de artikelen 87 e.v. EG-Verdrag en motiveringsgebrek, aangezien de Commissie nergens in de bestreden beschikking uitlegt waarom en in welke mate een individuele en zeer bescheiden steun als die welke thans aan de orde is, invloed kan hebben op de handel tussen de lidstaten, en evenmin waarop zij haar bewering baseert dat deze steun de mededinging binnen de Gemeenschap dreigt te vervalsen, temeer daar het bedrag ervan zeer beperkt is.

F)

Schending van artikel 4 van verordening nr. 69/2001 en motiveringsgebrek, omdat de Commissie deze regel met terugwerkende kracht heeft toegepast op het onderhavige geval, dat volkomen onder de vroegere regeling valt.

G)

Motiveringsgebrek, redeneerfout, schending van het billijkheidsbeginsel en onjuiste toepassing van de verordeningen nrs. 69/2001 en 70/2001, omdat de Commissie het bedrag van de terug te betalen steun op basis van irrelevante en onjuiste criteria heeft berekend.


(1)  Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83 van 27 maart 1999, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun (PB L 10 van 13 januari 2001, blz. 30).

(3)  Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 10 van 13 januari 2001, blz. 33).


Top