Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/251/19

    Zaak C-373/04 P: Hogere voorziening, op 27 augustus 2004 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vijfde kamer) van 10 juni 2004 in de gevoegde zaken T-153/01 en T-323/01, M. Alvarez Moreno tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    PB C 251 van 9.10.2004, p. 10–11 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    9.10.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 251/10


    Hogere voorziening, op 27 augustus 2004 ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vijfde kamer) van 10 juni 2004 in de gevoegde zaken T-153/01 en T-323/01, M. Alvarez Moreno tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak C-373/04 P)

    (2004/C 251/19)

    Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 27 augustus 2004 hogere voorziening ingesteld door Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door F. Clotuche-Duvieusart en D. Martin als gemachtigden, tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vijfde kamer) van 10 juni 2004 in de gevoegde zaken T-153/01 en T-323/01, M. Alvarez Moreno tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.

    Rekwirante concludeert dat het den Hove behage:

    1.

    het arrest van het Gerecht in zaak T-323/01 te vernietigen;

    2.

    het beroep in zaak T-323/01 niet-ontvankelijk te verklaren;

    3.

    subsidiair, zelf de zaak af te doen overeenkomstig artikel 61 van het Statuut-EG en het beroep in zaak T-323/01 ongegrond te verklaren;

    4.

    Alvarez Moreno te verwijzen in de kosten van het onderhavige geding en in haar eigen kosten in zaak T-323/01.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Het beroep van Alvarez Moreno in zaak T-323/01 had niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Het Gerecht heeft immers blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de brief van 23 februari 2001 als „besluit” aan te merken en daaraan bijgevolg de hoedanigheid van bezwarende handeling toe te kennen. Om te beginnen bevat de brief van rekwirante aan de Commissie geen verzoek om een besluit te nemen in de zin van artikel 90 van het Statuut, maar enkel een verzoek om inlichtingen over de rechtsgrondslag waarop de Commissie zich baseerde om niet langer tolken van meer dan 65 jaar aan te werven. Het antwoord op deze brief kan dan ook geen bezwarende handeling in de zin van deze bepaling zijn. Verder bevat de brief van 23 februari 2001 in elk geval geen besluit van de Commissie dat bindende rechtsgevolgen in het leven roept die de belangen van rekwirante kunnen aantasten doordat zij haar rechtspositie aanmerkelijk wijzigen.

    Ten gronde heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door ervan uit te gaan dat artikel 74 RAP niet van toepassing is op hulpfunctionarissen die op grond van artikel 78, derde alinea, RAP zijn aangeworven, en dat de Regeling welke van toepassing is op hulpzittingstolken, die op 13 juli 1999 door het bureau van het Europees Parlement is vastgesteld, ook van toepassing is op het einde van de dienst. Artikel 78, derde alinea, RAP, volgens hetwelk voor overeenkomsten tot aanstelling van hulpconferentietolken een afwijkende regeling kan gelden, heeft uitsluitend betrekking op de aanwervings- en bezoldigingsvoorwaarden en niet op het einde van de dienst, dat dus wordt beheerst door artikel 74 RAP, dat in een leeftijdsgrens voorziet. Er kan niet van worden uitgegaan, zoals het Gerecht in het bestreden arrest heeft gedaan, dat voor overeenkomsten die enkel voor specifieke dagen zijn gesloten, het einde van de dienst een aanwervingsvoorwaarde is; het Gerecht heeft dan ook ten onrechte een door de RAP niet gemaakt onderscheid ingevoerd tussen overeenkomsten van enkele dagen en die van langere duur. Ook al zou overigens de Regeling welke van toepassing is op hulpzittingstolken het einde van de dienst van hulpconferentietolken beheersen, in deze regeling is nergens uitdrukkelijk een leeftijdsgrens vastgesteld. Bij ontbreken van een dergelijke bepaling in deze regeling is dus de RAP, meer bepaald artikel 74 ervan, van toepassing.


    Top