Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/251/14

    Zaak C-343/04: Verzoek van het Oberste Gerichtshof van 21 juli 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Land Oberösterreich en ČEZ, a.s.

    PB C 251 van 9.10.2004, p. 8–8 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    9.10.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 251/8


    Verzoek van het Oberste Gerichtshof van 21 juli 2004 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Land Oberösterreich en ČEZ, a.s.

    (Zaak C-343/04)

    (2004/C 251/14)

    Het Oberste Gerichtshof heeft bij beschikking van 21 juli 2004, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 10 augustus 2004, in het geding tussen Land Oberösterreich en ČEZ, a.s., het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vraag:

    Moet het begrip „vorderingen betreffende zakelijke rechten op onroerende goederen” in artikel 16, lid 1, sub a, van het Verdrag van Brussel van 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: „Executieverdrag”) aldus worden uitgelegd dat het ook (preventieve) vorderingen tot het verkrijgen van een rechterlijk verbod omvat, met name een vordering op basis van § 364, lid 2, van het Allgemeines Bürgerliches Gesetzbuch (hierna: „ABGB”) die ertoe strekt immissies te doen verbieden die afkomstig zijn van een perceel grond dat gelegen is in een naburige staat die geen lid is van de Europese Unie (in casu inwerking van ioniserende stralingen afkomstig van een kerncentrale in de Tsjechische Republiek), op een onroerend goed dat eigendom is van verzoeker?


    Top