Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/228/15

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 juli 2004 in zaak C-424/02: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (Niet-nakoming — Richtlijn 75/439/EEG — Verwijdering van afgewerkte olie — Voorrang aan behandeling van afgewerkte olie door regeneratie)

    PB C 228 van 11.9.2004, p. 8–8 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    11.9.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 228/8


    ARREST VAN HET HOF

    (Eerste kamer)

    van 15 juli 2004

    in zaak C-424/02: Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (1)

    (Niet-nakoming - Richtlijn 75/439/EEG - Verwijdering van afgewerkte olie - Voorrang aan behandeling van afgewerkte olie door regeneratie)

    (2004/C 228/15)

    Procestaal: Engels

    In zaak C-424/02, Commissie van de Europese Gemeenschappen (gemachtigden: X. Lewis en M. Konstantinidis) tegen Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (gemachtigde: M. Bethell, bijgestaan door M. Demetriou), betreffende een verzoek om vast te stellen dat het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens richtlijn 75/439/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie (PB L 194, blz. 23), zoals gewijzigd bij richtlijn 87/101/EEG van de Raad van 22 december 1986 (PB 1987, L 42, blz. 43), door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan artikel 3, lid 1, van deze richtlijn, dat de lidstaten de verplichting oplegt de nodige maatregelen te nemen om voorrang te verlenen aan de behandeling van afgewerkte olie door regeneratie, althans door de Commissie niet van die maatregelen in kennis te stellen, heeft het Hof (Eerste kamer), samengesteld als volgt: P. Jann, kamerpresident, A. Rosas, S. von Bahr, R. Silva de Lapuerta (rapporteur) en K. Lenaerts, rechters; advocaat-generaal: C. Stix-Hackl; griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur, op 15 juli 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

    1)

    Door niet overeenkomstig artikel 3, lid 1, van richtlijn 75/439/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de verwijdering van afgewerkte olie, zoals gewijzigd bij richtlijn 87/101/EEG van de Raad van 22 december 1986, de nodige maatregelen te treffen om voorrang te verlenen aan de behandeling van afgewerkte olie door regeneratie, is het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de krachtens deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

    2)

    Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland wordt verwezen in de kosten.


    (1)  PB C 19 van 25.1.2003.


    Top