Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004AE0660

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/49/EG waarbij bepaalde lidstaten overgangsperioden mogen instellen voor de toepassing van een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten” (COM(2004) 243 def. – 2004/0076 CNS)

PB C 117 van 30.4.2004, p. 21–22 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 117/21


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/49/EG waarbij bepaalde lidstaten overgangsperioden mogen instellen voor de toepassing van een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten”

(COM(2004) 243 def. – 2004/0076 CNS)

(2004/C 117/07)

De Raad heeft op 14 april 2004 besloten, overeenkomstig de bepalingen van art. 262 van het EG-Verdrag, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het: „Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/49/EG waarbij bepaalde lidstaten overgangsperioden mogen instellen voor de toepassing van een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten” (COM(2004) 243 def. – 2004/0076 CNS).

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft besloten de gespecialiseerde afdeling „Economische en Monetaire Unie - economische en sociale samenhang” met de voorbereidende werkzaamheden te belasten.

Gezien de urgente aard van de werkzaamheden heeft het Comité tijdens zijn op 28 en 29 april 2004 gehouden 408e zitting (vergadering van 28 april) besloten de heer BURANI aan te wijzen als algemeen rapporteur, en heeft het met algemene stemmen het volgende advies uitgebracht:

1.   Voorstel van de Commissie

1.1

Dit voorstel heeft tot doel Richtlijn 2003/49/EG te wijzigen en met name in overgangsperioden voor de toepassing van de richtlijn te voorzien naar aanleiding van daartoe strekkende verzoeken van Tsjechië, Letland, Litouwen, Polen en Slowakije.

1.2

Aangezien de richtlijn op 3 juni 2003 werd aangenomen, dat wil zeggen ná de ondertekening van de Toetredingsakte op 16 april 2003, is zij niet opgenomen in hoofdstuk 9 van bijlage II bij de Toetredingsakte. De richtlijn maakt niettemin deel uit van het acquis communautaire en is derhalve van toepassing vanaf de datum van toetreding op 1 mei 2004.

1.3

In mei en juli 2003 zijn de toetredingslanden officieel uitgenodigd tot het indienen van hun verzoeken om overgangsperioden. De Tsjechische Republiek en de Republieken Letland, Litouwen en Polen hebben elk een officieel verzoek om een overgangsperiode ingediend.

1.4

Bij haar beoordeling van de derogatieverzoeken heeft de Commissie rekening gehouden met:

de huidige bronbelasting die van toepassing is in de verzoekende landen in het kader van hun wetgeving op het binnenlandse inkomen;

het tarief van de bronbelasting voor rente- en royaltybetalingen dat is vastgesteld in de door de verzoekende landen gesloten overeenkomsten betreffende belasting naar het inkomen en naar het vermogen, en

de gevolgen voor de begroting van de afschaffing van de bronbelasting, en

de aan huidige lidstaten (Griekenland, Portugal, Spanje) toegestane overgangsperioden.

1.5

Rekening houdende met hun huidige economische situatie, het feit dat zij kapitaalimporterende landen zijn, het lopende economische overgangsproces en hun relatief lage niveau van begrotingsinkomsten, kunnen de toetredingslanden te kampen krijgen met begrotingsmoeilijkheden indien zij de bronbelasting op uitkeringen van rente en royalty's zouden moeten afschaffen.

1.6

De Commissie heeft de verzoeken van de toetredingslanden tegen deze achtergrond geëvalueerd, rekening houdende met hun specifieke behoeften. Overeenkomstig deze beginselen moeten overgangsperioden kort zijn en in verhouding staan tot het probleem dat ermee moet worden opgelost.

1.7

De Commissie stelt voor dat alle verzoekende landen een overgangsperiode van zes jaar krijgen voor de toepassing van de richtlijn wat betreft de heffing van belasting op royaltybetalingen, met uitzondering van Slowakije, dat slechts om een periode van twee jaar heeft verzocht. Letland en Litouwen zouden ook een overgangsperiode van zes jaar moeten krijgen wat betreft de heffing van belasting op rentebetalingen - deze periode wordt toereikend geacht om deze landen in staat te stellen de nodige aanpassingen door te voeren. Gedurende vier jaar mag het door Letland en Litouwen toegepaste belastingtarief voor rentebetalingen niet hoger zijn dan 10 % en gedurende de overige twee jaar mag dit tarief niet hoger zijn dan 5 %.

2.   Het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité

2.1

Het EESC is ermee ingenomen dat de Commissie de verzoeken van de toetredingslanden op adequate en samenhangende wijze heeft behandeld.

2.2

Aangezien de richtlijn deel uitmaakt van het acquis communautaire, moeten de toetredingslanden deze toepassen vanaf de datum van hun toetreding op 1 mei 2004. Indien de overgangsperiode niet wordt goedgekeurd zouden deze landen begrotingsmoeilijkheden kunnen krijgen.

2.3

Aangezien er huidige EU-lidstaten zijn aan wie in het verleden terzake overgangsperioden zijn toegestaan, is het niet meer dan fair en redelijk – zowel principieel als vanuit het oogpunt van precedentwerking – dat toetredingslanden ook vrijstellingen moeten kunnen genieten, indien hiervoor goede redenen bestaan.

2.4

Het EESC beveelt aan deze richtlijn goed te keuren, omdat de nieuwe lidstaten daarmee een belangrijk politiek signaal krijgen dat hun ontwikkeling de hoogste aandacht van de EU heeft. Om te voorkomen dat de toetredingslanden in een situatie worden geplaatst waarin zij moeilijkheden krijgen met hun begroting, dringt het EESC er bij de Raad op aan deze richtlijn zo spoedig mogelijk vast te stellen.

Brussel, 28 april 2004

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

R. BRIESCH


Top