Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003XE1698

Resolutie van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De strategie van Lissabon”

PB C 112 van 30.4.2004, p. 1–3 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 112/1


Resolutie van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De strategie van Lissabon”

(2004/C 112/01)

Vice-voorzitter Loyola de Palacio van de Commissie heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité schriftelijk verzocht om overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag een verkennend advies uit te brengen over: „De algemene impact van de strategie van Lissabon tot nu toe, de vooruitzichten voor de lange termijn en een kwalitatieve beoordeling van de vooruitgang die is geboekt met de uitvoering van de strategie”.

Ter voorbereiding van zijn standpunt heeft het Comité een breed opgezette conferentie georganiseerd om de standpunten van de Europese maatschappelijke organisaties te verzamelen over de tot nu toe geboekte vooruitgang en de volgende stappen (Bijlage I).

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 10 en 11 december 2003 gehouden 404e zitting (vergadering van 10 december) met 116 stemmen vóór en 37 stemmen tegen, bij 7 onthoudingen, de volgende resolutie aangenomen:

1.   Resolutie

1.1

Het Comité waarschuwt ervoor dat de strategie van Lissabon niet zal volstaan om de doelstellingen op het stuk van het internationale concurrentievermogen, de vooruitgang op economisch, sociaal en milieugebied en duurzame ontwikkeling te verwezenlijken, tenzij de methode, de politiek-institutionele organisatie en de samenwerkingsinstrumenten ingrijpend worden vernieuwd.

1.1.1

Het EESC erkent met name dat de implicaties van de strategie van Lissabon complexer zijn en een meer multidimensionaal en diffuus karakter hebben dan iedere andere specifieke ambitie van de Europese Unie.

1.2

Om hiervoor een oplossing te vinden, stelt het Comité een meer dynamische benadering voor, die zich op institutioneel vlak vertaalt in een versterkte coördinatie, en die erop is gericht de groei van de Europese economie een nieuwe impuls te geven, door de economische, sociale en milieu-aspecten adequate aandacht te geven in een permanent interactief kader. Met andere woorden: door zich te baseren op een duurzame ontwikkeling en het concurrentievermogen van het Europees systeem.

1.3

In dat verband stelt het Comité voor:

een macro-economisch beleid uit te stippelen dat de uitvoering van deze strategie bevordert dankzij een versterkte coördinatie tussen de lidstaten en de communautaire instellingen;

te zorgen voor een doeltreffender overleg tussen de instellingen van de Unie, de lidstaten, de economische kringen en de sociale partners;

te zorgen voor een betere verdeling van de verantwoordelijkheden bij de uitvoering van hervormingen, enerzijds tussen de verschillende Europese, nationale en regionale bestuursniveaus, en anderzijds tussen openbare en particuliere actoren en verenigingen.

1.4

Deze versterkte coördinatie, waarvoor geen verdragswijziging nodig is, gaat uit van samenwerking en een gezonde wedijver tussen de lidstaten voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie van Lissabon, een verantwoord en innoverend macro-economisch beleid, en een op samenwerking gebaseerde benadering voor de afzonderlijke beleidsmaatregelen ter uitvoering van de structurele hervormingen.

1.5

Naast de plicht tot naleving van het Stabiliteitspact, dat immers is gebaseerd op het vertrouwen dat de lidstaten de gemeenschappelijke munt zullen verdedigen, zal de totstandkoming van een geïntegreerd Europees groeibeleid eveneens een prioriteit blijven. Dit houdt in dat het Stabiliteits- en groeipact in de eurozone zodanig moet worden toegepast dat een betere uitvoering van de strategie van Lissabon mogelijk wordt. Bovendien moet het fiscaal beleid meer op één lijn worden gebracht om het concurrentievermogen van de open economie veilig te stellen, terwijl ook de sociale duurzaamheid gewaarborgd moet zijn.

1.6

Dit geïntegreerde economisch beleid moet er in de eerste plaats op zijn gericht de voorwaarden te scheppen voor een opleving van de economische bedrijvigheid in Europa. Het Comité steunt de doelstelling – die reeds onderwerp was van verschillende recente voorstellen – om een Europees groei-initiatief te lanceren ter bevordering van trans-Europese investeringen, met name in infrastructuur (energie, vervoer en ICT), onderzoek en opleiding, een beter functioneren van de arbeidsmarkt en de socialezekerheidsstelsels, in het kader van een duurzame ontwikkeling.

1.7

Het Comité hamert er nogmaals op dat de voltooiing van de interne markt gelijktijdig met de uitbreiding van de Unie moet worden versneld. Dit geldt met name voor overheidsopdrachten, voor de verschillende categorieën dienstverlening en voor de wetgevende en bestuurlijke vereenvoudiging. De doelstelling is om het autonome groeivermogen van Europa – dat nog altijd tekortschiet – te ontwikkelen, door alle mogelijkheden te benutten van deze economisch geïntegreerde zone, die zowel uitgestrekt als technologisch geavanceerd is.

2.   De rol van het maatschappelijk middenveld

2.1

Het Comité benadrukt dat de dialoog met en tussen de sociale partners op Europees en nationaal niveau van cruciaal belang is om de hervormingen tot een goed einde te brengen. Dit is met name van belang voor de verbetering van onderwijs en opleiding, een beter functioneren van de arbeidsmarkt en van de socialezekerheidsstelsels, waarvan ook de betaalbaarheid en kwaliteit op termijn gewaarborgd moeten zijn.

2.2

De Europese Raad van Lissabon heeft voor de uitvoering van de meerjarenstrategie van begin af aan het accent gelegd op de prioritaire rol die toekomt aan de initiatieven van de privé-sector en het nieuwe partnerschap tussen de centrale overheid en het maatschappelijk middenveld. In het kader van deze strategie moeten de maatschappelijke organisaties volledig bij de open coördinatiemethode worden betrokken.

2.3

Tijdens de voorbereidingen voor het nieuwe Europese grondwetsverdrag, dat na de uitbreiding in 2004 zal worden goedgekeurd, toonde het EESC zich een groot voorstander van de verwijzing door de Europese Conventie naar de rol van de participatiedemocratie, die wordt ingevuld door de actoren van het maatschappelijk middenveld, als aanvulling op (en dus niet als vervanging van) de representatieve democratie.

2.4

De verticale dimensie van de subsidiariteit (waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen Europese, nationale, regionale en lokale bevoegdheidsniveaus) moet bovendien worden uitgebreid met een horizontale of functionele dimensie (waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen kwesties die hoofdzakelijk onder de bevoegdheid van de overheid vallen en kwesties waarbij het maatschappelijk middenveld – de privé-sector, sociale partners, sociaal-economische kringen en verenigingen – rechtstreeks betrokken is of een eigen verantwoordelijkheid heeft).

2.5

Het succes van de strategie van Lissabon vergt niet alleen de inzet van de Europese instellingen en de lidstaten, maar het is tevens zaak:

dat deze strategie werkelijk wordt begrepen en geaccepteerd door de publieke opinie; om dit te bereiken moeten de begrijpelijkheid en geloofwaardigheid ervan worden vergroot;

dat zij wordt uitgedragen door de sociaal-economische actoren van de participatiedemocratie.

3.   Aanbevelingen van het Comité

3.1   Op Europees niveau moet worden gezorgd voor:

een versterkte raadpleging door de Europese instellingen van de sociaal-economische kringen en de sociale partners, om zo een permanente Europese dialoog op gang te brengen over de verschillende gemeenschappelijke richtsnoeren en actieplannen van de strategie van Lissabon, zodat beter kan worden ingespeeld op de vereisten op het gebied van concurrentievermogen, sociale vooruitgang en duurzame ontwikkeling;

een actieve betrokkenheid van de sociale partners bij de uitvoering van het meerjarenprogramma inzake de sociale dialoog, waarbij zij met name worden aangespoord om onderling Europese overeenkomsten te sluiten op gebieden waarop de strategie van Lissabon betrekking heeft;

een grotere nadruk op de sociaal-economische dialoog en de bijdrage van de sociale partners in het jaarverslag van de Europese Commissie t.b.v. de voorjaarstop.

3.2   Op nationaal, regionaal en lokaal niveau moet worden gezorgd voor:

een gelijktijdige ontwikkeling van het overleg en de sociaal-economische dialoog, in combinatie met de lancering van een voorlichtingscampagne voor het grote publiek en een debat over het onderwerp en de modaliteiten van de hervormingen die met de strategie van Lissabon in gang zijn gezet;

een dialoog met de sociale partners en hun formele betrokkenheid op de gebieden waarvoor zij bevoegd zijn, aangepast aan de culturele verscheidenheid en de sociaal-economische context, voor de uitvoering van nationale actieplannen;

een grotere nadruk op de bijdrage van het maatschappelijk middenveld, met name van de sociale partners, in de nationale jaarverslagen van de lidstaten ten behoeve van de voorjaarstop, om een grotere verspreiding van beste praktijken op deze gebieden mogelijk te maken;

een echte dialoog op regionaal en lokaal niveau, wat het beste middel is om de daadwerkelijke participatie van de sociaal-economische actoren te garanderen, om zo profijt te trekken van de lokale mogelijkheden op het stuk van human resources, ondernemingsgeest, cultureel erfgoed en natuurlijke hulpbronnen.

3.2.1

Regeringen en andere overheidsorganen kunnen hun steentje bijdragen aan een groter concurrentievermogen door het beleid en de diensten uit te breiden die zijn toegespitst op verbetering van de prestaties van ondernemingen en andere organisaties.

3.2.2

Het EESC onderschrijft de behoefte aan meer gerichte inspanningen voor de volgende doelstellingen:

meer jongeren met vaardigheden voor de „kennisindustrie” aanleveren;

omscholingsmogelijkheden voor de nieuwe vaardigheden voor alle volwassenen bevorderen;

de O&O-mogelijkheden van hogeronderwijsinstellingen en onderzoeksafdelingen van ondernemingen uitbreiden;

prikkels om risico's van innovatie terug te dringen en om voordelen van riskante innovatie te vergroten;

prikkels om afval tot een minimum te beperken en om recycling aan te moedigen;

prikkels om gasuitstoot of andere verontreinigende stoffen terug te dringen.

3.3   Met betrekking tot de rol van het EESC:

Zelf wenst het EESC te fungeren als permanente waarnemingspost voor de uitvoering van de strategie van Lissabon, waarbij het met name:

zal bijdragen tot de ontwikkeling van de dialoog met het publiek; de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld zullen rechtstreeks worden betrokken bij de beoordeling van de strategie;

nauw overleg zal voeren met de nationale sociaal-economische raden en vergelijkbare organisaties over de uitvoering van de strategie; tijdens een vergadering op 28 november 2003 in Madrid hebben de voorzitters van de sociaal-economische raden van de EU-lidstaten en het EESC besloten een gezamenlijke studie te verrichten, met als doel een gemeenschappelijke bijdrage te leveren tot de voorjaarstop van de Europese Raad die in 2005 onder Luxemburgs voorzitterschap zal worden gehouden;

zal zorgen voor de verspreiding van Europese en nationale initiatieven van sociaal-economische kringen en sociale partners die bijdragen tot het succes van de strategie van Lissabon;

een jaarlijks evaluatieverslag ten behoeve van de voorjaarstop zal uitbrengen over de vorderingen van de strategie van Lissabon.

Brussel, 10 december 2003

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

R. BRIESCH


Top