Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003AR0223

    Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over immigratie, integratie en werkgelegenheid

    PB C 109 van 30.4.2004, p. 46–49 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    30.4.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 109/46


    Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over immigratie, integratie en werkgelegenheid

    (2004/C 109/08)

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    Gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over „Immigratie, integratie en werkgelegenheid” (COM(2003) 336 def.),

    Gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie over de uitgebreide beoordeling van de effecten van de mededeling over „Immigratie, integratie en werkgelegenheid” (SEC(2003) 694),

    Gezien het besluit van de Commissie van 3 juni 2003 om het Comité, overeenkomstig art. 265, eerste alinea, van het EG-Verdrag, hierover te raadplegen,

    Gezien het besluit van zijn voorzitter van 19 maart 2003 om de commissie „Economisch en sociaal beleid” op te dragen een advies over dit onderwerp op te stellen,

    Gezien de conclusies van de Europese Raad van Nice van 9 december 2000,

    Gezien de conclusies van de Europese Raad van Sevilla van 21 en 22 juni 2002,

    Gezien de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999,

    Gezien de conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 24 maart 2000,

    Gezien zijn advies over het „Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake het recht op gezinshereniging” (CDR 243/2002 fin) (1),

    Gezien zijn advies over de mededeling van de Commissie betreffende een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie (COM(2001) 672 def.) en de mededeling betreffende een open coördinatiemethode voor het communautaire immigratiebeleid (COM(2001) 387 def.), uitgebracht op 16 mei 2002 (CDR 93/2002) (2),

    Gezien zijn advies over een communautair immigratiebeleid en een gemeenschappelijke asielprocedure (CDR 90/2001 fin) (3),

    Gezien zijn advies over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (CDR 213/2001 fin) (4),

    Gezien zijn advies over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van minimumnormen voor  de opvang van asielzoekers in de lidstaten (CDR 214/2001 fin) (5),

    Gezien zijn advies over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden inzake toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op arbeid in loondienst en economische activiteiten als zelfstandige (CDR 386/2001 fin) (6),

    Gezien zijn advies over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op studie, beroepsopleiding of vrijwilligerswerk (COM(2002) 548 def.) (CDR 2/2003 fin) (7),

    Gezien zijn advies over de mededeling van de Commissie inzake de integratie van migratievraagstukken in de betrekkingen van de Europese Unie met ontwikkelingslanden (COM(2002) 703 def.),

    Gezien zijn advies over het opstellen van een handvest van grondrechten van de Europese Unie (CDR 327/99 fin) (8),

    Gezien zijn advies over het door de Europese Raad van Stockholm verlangde verslag van de Commissie betreffende „Vergroting van de arbeidsparticipatie en bevordering van beroepsactiviteit op oudere leeftijd” (COM(2002) 9 def.) (CDR 94/2002 fin) (9),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité over de rol van de georganiseerde civiele samenleving bij immigratie en maatschappelijke integratie (CES 365/2002),

    Gezien art. 13 van het EG-Verdrag en de daarop aansluitende Richtlijn 2000/78/EG van de Raad tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep en Richtlijn 2000/43/EG houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming,

    Gezien het verslag van de Raad van Europa van juli 2000 over „Diversity and cohesion: new challenges for the integration of immigrants and minorities”,

    Gezien zijn ontwerpadvies (CDR 223/2003 rev. 2), dat op 16 december 2003 werd goedgekeurd door de commissie „Economisch en sociaal beleid” (rapporteur: de heer Boden, voorzitter van de regioraad Noord-West, UK/PSE),

    heeft tijdens zijn 53 zitting van 11 en 12 februari 2004 (vergadering van 12 februari) het volgende advies uitgebracht:

    1.   Standpunt van het Comité van de Regio's

    Het Comité van de Regio's

    1.1

    is ingenomen met de kans die het krijgt mee te praten over de voorstellen voor een beleid inzake de integratie van onderdanen van derde landen die verblijven in de Europese Unie;

    1.2

    verwelkomt, met het oog op de toekomstige Europese integratie en met name de uitbreiding, de ontwikkeling van een algemene strategie voor de integratie van immigranten;

    1.3

    benadrukt het belang en de noodzaak van gemeenschappelijke beginselen, beleid en procedures op het gebied van immigratie en integratie van zowel legale als illegale immigranten;

    1.4

    heeft begrip voor de gevoeligheden van de lidstaten t.a.v. integratiebeleid en is van mening dat de EU de nationale integratiemaatregelen een toegevoegde waarde kan geven, mits haar rol in de eerste plaats bestaat uit het steunen van programma's en initiatieven en niet uit het harmoniseren van wetgevingen;

    1.5

    constateert met voldoening dat de Commissie toezegt over te gaan tot een serie maatregelen en initiatieven die de integratie van immigranten in de civiele samenleving en de Europese arbeidsmarkt moeten bevorderen;

    1.6

    verzoekt de Commissie over te gaan tot een aanpak waarbij het subsidiariteitsbeginsel wordt geëerbiedigd en alle actoren – EU, lidstaten, regionale/lokale overheden, sociale partners en maatschappelijke organisaties – een actieve rol kunnen spelen;

    1.7

    betreurt het dat in de mededeling en de uitgebreide beoordeling van de effecten daarvan onvoldoende aandacht is voor de cruciale rol van de lokale en regionale overheden bij het succesvol implementeren van het integratiebeleid, hoewel deze overheden toch direct diensten verlenen, of indirect in samenwerking met andere instanties welke vanuit een wettelijk opgelegde taakomschrijving of op vrijwillige basis diensten verlenen, en fungeren als leidinggevende actoren in de lokale/regionale gemeenschap als het gaat om het zorgen voor voorzieningen voor immigranten, en door de kiezers als eerste politiek worden aangesproken op het gevoerde beleid;

    1.8

    betreurt het dat de lokale en regionale overheden onvoldoende gehoord zijn bij het opstellen van de uitgebreide beoordeling van de effecten van de mededeling over immigratie, integratie en werkgelegenheid;

    1.9

    benadrukt de cruciale rol van de lokale overheden, die immers verantwoordelijk zijn voor huisvesting, ruimtelijke ordening, gezondheidszorg en arbeidsmarkt en die daardoor direct invloed uitoefenen op de integratie en aldus kunnen bijdragen tot de bestrijding van sociale uitsluiting en tot de stabiliteit van de lokale samenleving;

    1.10

    is er vast van overtuigd dat het integratiebeleid alleen met succes kan worden uitgevoerd als men het oor goed te luisteren legt bij lokale en regionale instanties, met name als deze een democratisch mandaat hebben, waardoor ze rekening zullen moeten houden met datgene wat de kiezers bezighoudt;

    1.11

    juicht het toe dat de lokale en regionale overheden worden uitgenodigd een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de nationale actieprogramma's inzake sociale integratie en werkgelegenheid. Dit maakt het makkelijker om goede praktijken op te sporen en te vergelijken en de werkelijke invloed en resultaten van nationale strategieën te analyseren;

    1.12

    is van mening dat immigratie voordelig is voor de ontvangende landen, maar dat de lidstaten dan wel adequate voorwaarden dienen te scheppen voor de integratie van immigranten, zodat deze in de gelegenheid worden gesteld hun capaciteiten ten volle te benutten, zulks in het kader van een beleid dat erop gericht is de immigratiestromen in goede banen te leiden; daarentegen staat het Comité wel achter de inhoud van art. III-168 (5) van de ontwerpgrondwet voor Europa, waarin tegen de achtergrond van een verdergaande coördinatie van het immigratiebeleid in Europa wordt bepaald dat niet mag getornd worden aan het recht van de lidstaten „zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen, afkomstig uit derde landen, tot hun grondgebied worden toegelaten teneinde daar al dan niet in loondienst arbeid te verrichten”;

    1.13

    benadrukt dat integratie van twee kanten moet komen en dat zowel de immigrant als de autochtone bevolking hun best zullen moeten doen om het ideaal van werkelijke sociale samenhang te realiseren;

    1.14

    benadrukt hoe belangrijk het is dat immigranten en vluchtelingen zelf ook worden betrokken bij het ontwikkelen van diensten op lokaal en regionaal niveau, waardoor deze adequater en efficiënter kunnen worden opgezet en waardoor immigranten en vluchtelingen een eerste kans wordt geboden om actief betrokken te raken bij het maatschappelijke leven en het arbeidsproces in de lidstaten;

    1.15

    dringt erop aan om in het migratiebeleid van de EU veel aandacht te besteden aan de economische en sociale ontwikkeling in de landen van herkomst, zodat de kwaliteit van het bestaan van de burgers in die landen kan worden verbeterd door het wegnemen van de oorzaken van het onbehagen of misnoegen dat hen tot vertrekken aanzet, en de migratie beperkt blijft tot een zowel voor de ontvangende landen als de landen van herkomst verantwoord en adequaat niveau;

    1.16

    is zich bewust van het feit dat het tekort aan arbeidskrachten in de EU op de lange termijn niet alleen door immigratie kan worden verholpen; in dit verband zij verwezen naar het CvdR-advies over de arbeidsparticipatie van ouderen en meer in het algemeen naar de behoefte aan beleidsmaatregelen op het vlak van scholing, om- en bijscholing en beroepskeuzevoorlichting en aan maatregelen om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen ten einde volledige werkgelegenheid te bevorderen;

    1.17

    is teleurgesteld dat in de mededeling geen aandacht wordt geschonken aan het aspect van gelijke behandeling van mannen en vrouwen en beklemtoont het belang van speciaal hierop gerichte integratiemaatregelen, gezien het vaak hoge werkloosheidscijfer onder vrouwelijke immigranten;

    1.18

    stelt vast dat gebrekkige kennis van de taal die in het ontvangende land wordt gesproken, een fundamenteel obstakel voor integratie vormt, met name als het gaat om het vinden van een baan, het profiteren van opleidingen of het behalen van goede schoolresultaten;

    1.19

    wijst er andermaal op dat de doelstellingen van Lissabon niet kunnen worden verwezenlijkt zonder een succesvol immigratiebeleid en dat daarom de communautaire instrumenten voor structuurbeleid na 2006 zouden moeten bijdragen tot de sociale integratie van immigranten en vluchtelingen; dit aspect zou moeten worden ingebouwd in het economische en sociale beleid dat wordt gevoerd in het kader van de nieuwe doelstelling 2;

    1.20

    constateert met voldoening dat de Commissie zich minder ambitieus opstelt dan in haar mededeling over een communautair immigratiebeleid (COM(2000) 757 def.), waarin zij zichsterk maakte voor een wettelijke status voor onderdanen van derde landen op basis vangelijkheid met EU-burgers, die uitgebreid zou kunnen worden tot een bepaalde vorm van burgerschap op basis van het EG-Verdrag.

    2.   Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

    Het Comité van de Regio's

    2.1

    doet een beroep op de Commissie om meer rekening te houden met de rol van de lokale en regionale overheden bij het ten uitvoer brengen en bevorderen van succesvolle initiatieven op het gebied van integratie en werkgelegenheid, omdat deze overheden de leidinggevende actoren in de lokale/regionale gemeenschap en de belangrijkste dienstverleners zijn en omdat zij praktijkkennis kunnen inbrengen over de problemen van de immigranten door het directe contact met hen en met hun vertegenwoordigers;

    2.2

    dringt erop aan te erkennen dat er een groot aantal illegale immigranten in de EU verblijft, en roept op regelingen te treffen voor het zonodig legaliseren van de status van migranten van wie het verblijf in strijd is met de immigratiewetgeving, zonder dat hier al te veel tijd mee verloren gaat; daarbij dienen de gevallen op individuele basis te worden beoordeeld en moeten de immigranten op een waardige wijze kunnen worden opgevangen; personen die zich aan ernstige misdrijven schuldig hebben gemaakt, moeten worden uitgesloten, terwijl degenen die profiteren van illegale arbeid, moeten worden gestraft;

    2.3

    roept de Commissie en de Raad op om richtsnoeren betreffende het aanwerven van geschoolde arbeidskrachten uit ontwikkelingslanden op te stellen, waaruit dient te blijken dat de EU zich bewust is van haar verantwoordelijkheid t.a.v. het gevaar dat er in de landen van herkomst een „brain drain” plaatsvindt, en waarin tegelijk de mensenrechten van migranten-werknemers ten volle worden gerespecteerd;

    2.4

    benadrukt nogmaals dat er beleidsmaatregelen moeten worden getroffen om illegale immigratie te voorkomen, welke bovendien tot een heel onwaardige mensenhandel leidt; er is een raamwerk voor gezamenlijk optreden van de EU en de lidstaten vereist, en vooral van die lidstaten die meer rechtstreeks met migratiestromen worden geconfronteerd; zo moet er enerzijds voor worden gezorgd, onder meer d.m.v. steunmaatregelen, dat derde landen van oorsprong en van transit zich verantwoordelijk gaan voelen voor het bij hen tegengaan van illegaal vervoer van mensen naar de EU, en anderzijds dat er toezicht wordt uitgeoefend aan de buitengrenzen om illegale immigratie te voorkomen;

    2.5

    dringt erop aan bij de Commissie om voort te bouwen op de kennis van zaken die de lokale en regionale overheden hebben opgedaan in het kader van internationale samenwerkingsprojecten met decentrale overheden in landen van herkomst, die zijn gericht op bevordering van de sociale en economische ontwikkeling in deze landen, en om ertoe bij te dragen dat de lokale en regionale overheden nauwer worden betrokken bij de discussie over het „Programma voor migratiesamenwerking met derde landen”;

    2.6

    verzoekt de Commissie over te gaan tot versterking van EU-programma's als EQUAL, gericht op bevordering van sociale integratie via steunverlening aan kansarme groepen en personen die gevaar lopen te worden gediscrimineerd in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Deze programma's reiken middelen aan waarvan de lokale en regionale overheden gebruik kunnen maken ter bevordering van de integratie van vluchtelingen in de maatschappij en het arbeidsleven;

    2.7

    is van mening dat de Commissie ter vergemakkelijking van de sociale integratie van immigranten het initiatief moet nemen tot het opzetten van programma's die speciaal bedoeld zijn om de lokale en regionale overheden te helpen met het opzetten van een adequate dienstverlening;

    2.8

    is er voorstander van dat migranten van alle leeftijdscategorieën vreemde-talenonderricht krijgen in de taal van het land waar ze verblijven, zodat ze beter kunnen integreren, en dat goede praktijken op dit gebied in kaart worden gebracht en worden verspreid;

    2.9

    dringt erop aan het integratiebeleid te ondersteunen met strategieën ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat, met name via:

    onderwijs dat gericht is op de bevordering van verdraagzaamheid en niet-discriminatie en van wederzijds begrip tussen verschillende etnische groepen en culturen, en dat de leerlingen bijbrengt hoe schadelijk de gevolgen van racisme zijn voor de samenleving als geheel (aankweken van een algeheel besef van de noodzaak van integratie en racismebestrijding). Het CvdR erkent het belang van de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat op dit terrein;

    rechtvaardige uitgangspunten, beleid en procedures op het gebied van immigratie en asielaanvragen, gepaard aan een adequate financiering ter ondersteuning en integratie van migranten en vluchtelingen, met speciale aandacht voor de problemen van vrouwen, die dubbel het slachtoffer van discriminatie dreigen te worden,

    toewijzing van adequate middelen aan plaatselijke overheden en ngo's, zodat deze zich met succes kunnen bezighouden met immigratie- en vluchtelingenproblematiek;

    steun voor art. III-168 (4) van de ontwerpgrondwet voor Europa, inhoudende dat bij Europese wet of kaderwet maatregelen kunnen worden vastgesteld „om het optreden van de lidstaten ter bevordering van de integratie van onderdanen van derde landendie legaal op hun grondgebied verblijven, aan te moedigen en te ondersteunen, metuitzondering van enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijkeregelingen van de lidstaten”;

    2.10

    zou graag willen dat de toekomstige jaarlijkse verslagen over de voortgang bij de ontwikkeling van het gemeenschappelijk immigratiebeleid een beoordeling van definancieringsprogramma's ter bevordering van de integratie van onderdanen van derdelanden bevatten, zodat de beste methoden kunnen worden vastgesteld en op basishiervan beleidsaanbevelingen kunnen worden gedaan;

    2.11

    verzoekt de Commissie in het debat over de toekomst van het Europese cohesiebeleid rekening te houden met de inspanningen van bepaalde regio's die mogelijk minder financiële steun van de structuurfondsen krijgen en die hun immigrantental de afgelopen jaren aanzienlijk hebben zien toenemen;

    2.12

    dringt aan op richtsnoeren inzake de erkenning van de burgerrechten van immigranten op basis van de duur van hun verblijf in de lidstaten van de Europese Unie, als basisvoorwaarde voor hun daadwerkelijke integratie;

    Brussel, 12 februari 2004

    De voorzitter

    van het Comité van de Regio's

    Peter STRAUB


    (1)  PB C 73 van 26.3.2003, blz. 16.

    (2)  PB C 278 van 14.11.2002, blz. 44.

    (3)  PB C 19 van 22.1.2002, blz. 20.

    (4)  PB C 19 van 22.1.2002, blz. 26.

    (5)  PB C 107 van 3.5.2002, blz. 85.

    (6)  PB C 192 van 12.8.2002, blz. 20.

    (7)  PB C 244 van 10.10.2003, blz. 5.

    (8)  PB C 156 van 6.6.2000, blz. 1.

    (9)  PB C 287 van 22.11.2002, blz. 1.


    Top