Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003AR0277

    Advies van het Comité van de Regio's over het Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en het Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de tijdelijke buitengrenzen tussen de lidstaten

    PB C 109 van 30.4.2004, p. 1–6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    30.4.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 109/1


    Advies van het Comité van de Regio's over het „Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten” en het „Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de tijdelijke buitengrenzen tussen de lidstaten”

    (2004/C 109/01)

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    GEZIEN het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de tijdelijke buitengrenzen tussen de lidstaten (COM(2003) 502 def. - 2003/0193(CNS); 2003/0194 (CNS)),

    GEZIEN het besluit van de Raad van 18 september 2003 om het Comité overeenkomstig artikel 265, lid 1, van het EG-Verdrag te raadplegen,

    GEZIEN het op 19 juni 2003 door het bureau van het Comité genomen besluit om de commissie „Externe betrekkingen” met het opstellen van een advies over dit onderwerp te belasten,

    GELET OP DE artikelen 61 en 62 van het EG-Verdrag (1),

    GEZIEN het aan het EU-Verdrag en het EG-Verdrag gehechte protocol tot opneming van het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie,

    GEZIEN het aan het EG-Verdrag gehechte protocol betreffende de buitenlandse betrekkingen van de lidstaten in verband met de overschrijding van de buitengrenzen,

    GEZIEN het voorstel voor de richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden inzake toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op arbeid in loondienst en economische activiteiten als zelfstandige (COM(2001) 386 def. van 11 juli 2001),

    GEZIEN de mededeling van de Commissie „De gevolgen van de uitbreiding voor de aan kandidaat-lidstaten grenzende regio's” (COM(2001) 437 def. van 25 juli 2001),

    GEZIEN de mededeling van de Commissie „Naar een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie” (COM(2002) 233 def. van 7 mei 2002),

    GEZIEN het werkdocument van de Commissie „Ontwikkeling van het acquis inzake klein grensverkeer” (SEC(2002) 947 van 9 september 2002),

    GEZIEN de mededeling van de Commissie „De grotere Europese nabuurschap: nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden” (COM(2003) 104 def. van 11 maart 2003),

    GEZIEN de mededeling van de Commissie „De weg effenen voor een nieuw nabuurschapsinstrument” (COM(2003) 393 def. van 1 juli 2003),

    GEZIEN het „Plan voor het beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie”, (Europese JBZ-Raad) van 13 juni 2002,

    GEZIEN zijn advies van 13 maart 2002 over het „Voorstel voor de richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden inzake toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op arbeid in loondienst en economische activiteiten als zelfstandige” (COM(2001) 386 def. – 2001/0154(CNS)) en het „Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen gedurende een periode van ten hoogste drie maanden vrij kunnen reizen op het grondgebied van de lidstaten, alsmede tot invoering van een specifieke reisvergunning en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang met het oog op een bezoek van ten hoogste zes maanden” (COM(2001) 388 def. – 2001/0155(CNS), (CDR 386/2001 fin (2)),

    GEZIEN zijn advies van 16 mei 2002 over immigratiebeleid: „Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie” (COM(2001) 672 def.), „Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO)” (COM(2001) 567 def. – 2001/0230(CNS)), „Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een open coördinatiemethode voor het communautaire immigratiebeleid” (COM(2001) 387 def.) en over asielbeleid: „Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchtelingen of als personen die anderszins internationale bescherming behoeven” (COM(2001) 510 def. – 2001/0207(CNS)), „Werkdocument van de Commissie – Het verband tussen de bescherming van de interne veiligheid en de naleving van internationale verplichtingen en instrumenten op het gebied van bescherming” (COM(2001) 743 def.), „Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het gemeenschappelijk asielbeleid en de invoering van een open coördinatiemethode” (COM(2001) 710 def.) (CDR 93/2002 fin (3)),.

    GEZIEN zijn advies van 13 februari 2003 over het „Strategisch document: Naar een grotere Europese Unie” en het ”Verslag van de Europese Commissie over de vorderingen van elk van de kandidaat-lidstaten op de weg naar het EU-lidmaatschap„ (COM(2002) 700 def. en SEC(2002) 1400 – 1412) en het ”Verslag van de Commissie aan de Raad - De Europese uitbreiding toegelicht„ (COM(2002) 281 def.), (CDR 325/2002 fin (4)),

    GEZIEN zijn advies van 9 april 2003 over het ” Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op studie, beroepsopleiding of vrijwilligerswerk„ (COM(2002) 548 def. – 2002/0242 CNS), (CDR 2/2003 fin (5)),

    GEZIEN zijn advies van 13 maart 2002 over de ”Strategie ter bevordering van interregionale en grensoverschrijdende samenwerking in een grotere Europese Unie - document met richtsnoeren voor de toekomst„, (CDR 181/2000 fin (6)),

    GEZIEN zijn advies over het ”Tweede actieplan voor de noordelijke dimensie 2004-2006„ (COM(2003) 343 def.) (CDR 102/2003 fin (7)),

    VERWIJZEND NAAR art. III-166 van het ontwerp-verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa, dat op 18 juli 2003 in Rome door de Conventie aan de voorzitter van de Europese Raad is voorgelegd, CONV 850/03 (8),

    GEZIEN zijn ontwerpadvies (CDR 277/2003 rev. 1), dat op 27 november 2003 door zijn commissie ”Externe betrekkingen„ werd goedgekeurd (rapporteur de heer NEUMANN (DE/PSE), lid van het deelstaatparlement van Mecklenburg-Vorpommern),

    OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

    „Nicht ein Europa der Mauern kann sich über Grenzen hinweg versöhnen, sondern ein Kontinent, der seinen Grenzen das Trennende nimmt.”

    (Richard von Weizsäcker, voormalig president van de Bondsrepubliek Duitsland)

    1)

    Gelet op de aanstaande uitbreiding stemt het Comité van de Regio's in met de voorgestelde regeling om in geheel Europa te werken aan bilaterale overeenkomsten inzake klein grensverkeer, aangezien grensoverschrijdend verkeer tussen de huidige en toekomstige lidstaten enerzijds, en tussen de toekomstige en onze toekomstige buurlanden anderzijds frequent voorkomt en zeer vaak van regionale betekenis is.

    2)

    Het Comité van de Regio's benadrukt dat met deze ondersteunende maatregel voor de aanstaande uitbreiding kan worden bereikt dat de nu ontstane en toekomstige grenzen tussen de nieuwe lidstaten en hun buurlanden geen onoverkomelijke belemmering zullen vormen voor de handel, sociale en culturele uitwisseling of regionale samenwerking, met name voor bewoners van grensregio's.

    3)

    Het Comité van de Regio's onderstreept dat de gemeentelijke, regionale en lokale overheden in de grensregio's steeds het voortouw namen en zullen nemen bij contacten en samenwerking over de grenzen heen, aangezien de met de scheiding verbonden problemen en risico's in de eerste plaats gemeentelijke problemen zijn en door nauwe samenwerking op gemeentelijk niveau kunnen worden opgelost of ten minste teruggedrongen. De regionale belangen en problemen kunnen zeer vele facetten vertonen, maar vaak op lokaal niveau vrij gemakkelijk opgelost worden. Daarentegen kunnen zij de betrekkingen tussen de buurstaten op de lange termijn ook negatief beïnvloeden en goed nabuurschap in de weg staan.

    4)

    Het Comité van de Regio's baseert zijn overtuiging op de bestaande veelzijdige en doorgaans positieve ervaringen met klein grensverkeer in die grensregio's van Europa die een dergelijke regeling soms al decennialang met succes toepassen.

    5)

    Het doet het Comité van de Regio's genoegen dat de toetredingslanden door de Commissie betrokken zijn bij de uitwerking van haar voorstel; het herhaalt nog eens de noodzaak van een voortgezette dialoog met hen voor een regeling van het grensoverschrijdende verkeer.

    6)

    Het is in het belang van de toekomst van de Europese integratie dat, met name gelet op de uitbreiding, het werk aan een coherente strategie voor grensoverschrijdende samenwerking wordt voortgezet. De onderhavige voorstellen voor verordeningen kunnen hiertoe een belangrijke aanzet zijn, indien de toetredingslanden en de lidstaten die hieraan grenzen de regelingen ten volle gebruiken, voorzover dit niet reeds aan de hand van bilaterale overeenkomsten gebeurt.

    heeft tijdens zijn op 11 en 12 februari 2004 gehouden 53e zitting (vergadering van 11 februari) het volgende advies aangenomen, dat met algemene stemmen is goedgekeurd:

    1.   Standpunten van het Comité van de Regio's

    1.1

    Het Comité van de Regio's is ingenomen met het voorstel van de Commissie om met twee verordeningen, die gemakshalve tegelijkertijd behandeld worden, een coherent rechtskader voor visavoorschriften te vervolledigen, ten behoeve van de geplande vereenvoudigingen voor grensbewoners in het kader van het klein grensverkeer gedurende de momenteel niet vaststaande overgangstermijn tot de volledige toepassing van het Schengen-acquis in de toetredingslanden; daarnaast wil de Commissie deze vereenvoudigingen zo flexibel mogelijk maken om daarmee alvast een gefaseerde en flexibele aanpassing van de regelingen mogelijk te maken, afhankelijk van de mate waarin het Schengen-acquis in de lidstaten is omgezet.

    1.2

    Het Comité stelt tot zijn tevredenheid vast dat de verordeningen waarop dit advies betrekking heeft, maatregelen zijn die op grond van de opneming van het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie met het Verdrag van Amsterdam en de daarmee gecreëerde algemene bevoegdheid voor het aannemen van maatregelen inzake het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten„, overeenkomstig artikel 62, sub 2, op grond van artikel 61 tot de begeleidende maatregelen behoren die genomen worden ter waarborging van het vrije verkeer van personen overeenkomstig artikel 7A, binnen een periode van 5 jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam.

    1.3

    Het wijst op zijn advies over de ”Ontwikkeling van een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie, mensensmokkel en mensenhandel, buitengrenzen en de terugkeer van illegaal verblijvende personen„ (COM(2003) 323 def., CDR 250/2003 fin), en benadrukt het grote belang van een hecht doortimmerd visabeleid ter voorkoming van illegale immigratie, bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel, met name de mensonwaardige vrouwenhandel, dat gebaseerd moet zijn op een efficiënt informatiesysteem en een efficiënt, geïntegreerd grensbewakingssysteem aan de buitengrenzen.

    1.4

    Het deelt de opvatting van de Commissie in haar mededeling ”De weg effenen voor een nieuw nabuurschapsinstrument„, dat een doeltreffende grenscontrole een essentiële voorwaarde is voor welvaart en veiligheid aan beide zijden, een vlotter verloop van de handel en het grensverkeer bij gelijktijdige beveiliging van de grenzen.

    1.5

    Het wijst erop, dat juist de lokale en regionale overheden in grensgebieden rechtstreeks te maken hebben met de waarborging van stabiliteit en veiligheid.

    1.6

    Het schaart zich achter het standpunt van de Commissie dat het, gelet op de sinds lang bestaande sociale en culturele betrekkingen over de buitengrenzen van de Unie heen, belangrijk is dat de nieuwe EU-buitengrenzen niet als belemmering worden opgevat voor bestaande contacten en samenwerkingsinitiatieven op lokaal niveau en merkt op dat deze contacten veeleer gebruikt kunnen worden voor het aanknopen van vreedzame en op goed nabuurschap gerichte betrekkingen van de EU met haar nieuwe buren.

    1.7

    Het onderstreept dat de regionale en grensoverschrijdende samenwerking van gemeentelijke, lokale en regionale overheden voor de veel tijd vergende oplossing van deze ingewikkelde vraagstukken van doorslaggevend belang is, hoewel op nationaal niveau beslissingen moeten worden genomen.

    1.8

    Het is van oordeel dat grensoverschrijdende samenwerking sneller resultaten zal opleveren indien dringend ambitieuze financiële stimulansen voor grensoverschrijdende samenwerking, bijvoorbeeld via INTERREG III A, gekoppeld worden aan nauwe samenwerking van lokale en regionale betrokkenen in de grensregio's, die daarna blijft voortbestaan.

    1.9

    Het verzoekt daarom opnieuw de grensregio's blijvend bijzondere aandacht te schenken en ze overeenkomstig het initiatief van de ”communautaire actie voor de grensregio„ op grond van hun perifere ligging ook in de toekomst van passende middelen en instrumenten te voorzien.

    1.10

    Het is ervan overtuigd dat vereenvoudigde mogelijkheden voor grensoverschrijding in het kader van klein grensverkeer een bijdrage hebben geleverd en dankzij de voorgestelde verordeningen nog verder zullen kunnen leveren tot een vlotte samenwerking tussen de lokale actoren in de grensregio's, ongeacht of het om overheden of organisaties gaat.

    1.11

    Het beveelt daarom aan het succesvolle model van de Euregio's ook aan de toekomstige buitengrenzen in te voeren om daar, evenals aan de voorlopige buitengrenzen mogelijkheden voor het klein grensverkeer te scheppen, ten minste voor bewoners van gemeenten die gelegen zijn op het grondgebied van gemeenten die vallen onder de specifieke stimuleringsmaatregelen van de Europese Unie en de lidstaten, om de meerwaarde van de communautair gefinancierde projecten te consolideren en de samenwerking hier te vergemakkelijken.

    1.12

    Het Comité vindt dat moet worden nagegaan of het vastleggen van een territoriaal toepassingsgebied, ook al gaat het slechts om een maximale uitbreiding, door de richtlijnen daadwerkelijk bevorderlijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen, dus evenredig, of dat het, gelet op het subsidiariteitsbeginsel, veeleer moet worden overgelaten aan de lidstaten, met hun kennis van de concrete plaatselijke omstandigheden en, de economische, sociale en culturele raakvlakken, om het territoriaal toepassingsgebied bilateraal vast te leggen, te meer daar hiervan verder geen gevolgen te vrezen zijn voor de belangen van andere lidstaten.

    1.13

    Het benadrukt dat het klein grensverkeer, zoals alle maatregelen voor het opheffen van de binnengrenzen tussen de lidstaten in het kader van de Schengen-uitvoeringsovereenkomst, met inachtneming van het nationale recht en de belangen van alle verdragsluitende partijen gestalte dient te krijgen.

    1.14

    Het legt er daarom de nadruk op dat de controle van elke grensoverschrijding, ondanks de voorgestelde vereenvoudigingen van het grensverkeer, gewaarborgd moet zijn. De beperkte territoriale en tijdelijke geldigheid van visa kan immers niet doeltreffend worden gecontroleerd zonder grenscontrole.

    1.15

    Het Comité onderstreept dat bij invoering van een speciaal ”L-visum„ voor kort verblijf aan alle voorwaarden, die ook gelden voor gewone visa voor kort verblijf, moet zijn voldaan; in tegenstelling tot de visa voor kort verblijf geven de speciale visa echter slechts toestemming voor een verblijf in het grensgebied.

    1.16

    Het verzoekt na te gaan hoe bij het voorgestelde bijzondere visum en de in artikel 16 geplande afschaffing van het in- en uitreisstempel kan worden gecontroleerd of de tijdelijke regelingen van artikel 9 worden nageleefd en in hoeverre een dergelijke controle voor de verwezenlijking van de doelstelling van de verordening doeltreffend kan worden uitgevoerd.

    1.17

    Het stelt vast dat de samenwerking van de consulaten op plaatselijk niveau, die geregeld is bij de Gemeenschappelijke Visuminstructie, en het visumbeleid ook moeten bijdragen aan de bescherming van de buitengrenzen.

    1.18

    Het wijst erop dat de verordeningen besluiten zijn die het Schengen-acquis uitwerken, in de zin van artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte, en die de toetredingslanden dus in hun geheel moeten overnemen, ook zolang en voorzover deze besluiten niet onmiddellijk bij toetreding tot de Europese Unie in het stelsel opgenomen worden.

    1.19

    Het herhaalt met klem dat de invoering van een regeling voor klein grensverkeer grotendeels ook afhankelijk is van de lokale situatie: derhalve is ondanks de nationale bevoegdheid een voorafgaande en inleidende raadpleging van de lokale en regionale overheden in de grensregio's een absolute voorwaarde voor het welslagen van de voorgenomen maatregelen.

    1.20

    Het benadrukt dat naast de voorgestelde maatregelen een reeks praktische voorzieningen voor de uitbreiding van de inrichting van grensovergangen nodig is, om grensoverschrijdingen aan de buitengrenzen efficiënter en vlotter te laten verlopen en om tegelijkertijd de middelen voor de waarborging van de veiligheid aan de buitengrenzen te kunnen concentreren.

    1.21

    Het merkt op dat zulke maatregelen ook aan de ”voorlopige buitengrenzen„, gelet op de verdwijnende controles aan de binnengrenzen, niet onontbeerlijk zijn, maar veeleer als opvulling van lacunes in het regionale, grensoverschrijdende verkeersnet gunstige voorwaarden scheppen voor het aangrijpen van de economische, politieke, sociale en culturele kansen van de EU-uitbreiding.

    1.22

    Het onderschrijft dat de grens ook voor het gebied rondom Kaliningrad geldt en spoort ertoe aan om, geïnspireerd op de overeengekomen compromissen, spoedig werk te maken van een dergelijke regeling als positieve aanvulling op de overgangsregelingen tussen de toetredingslanden, de EU en Rusland.

    1.23

    Het roept op spoedig te beginnen met de harmonisatie van de visumbepalingen voor het klein grensverkeer, met de bijbehorende douanevoorschriften, met name inzake vrijstelling van invoerrechten.

    1.24

    Het stelt vast dat de Commissie zich, in de uitslag van de aangekondigde controle, van haar in de Mededeling ”Naar een geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie„ vermelde voornemen heeft gedistantieerd om tussen de Gemeenschap en de aangrenzende derde landen overeenkomsten te sluiten, en het afsluiten van deze bilaterale overeenkomsten overlaat aan de nabuurstaten. Met inachtneming van de belangen van alle lidstaten schept zij zodoende ruimte voor de veelzijdige lokale en regionale belangen in de grensregio's.

    1.25

    Het Comité zou ten slotte graag zien dat de deelname van de regionale en lokale overheden aan de totstandkoming van deze bilaterale overeenkomsten net zo vanzelfsprekend zou zijn als de inbreng van het Comité van de Regio's bij de verdere ontwikkeling van het Europese acquis op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking.

    2.   Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

    2.1   bij de VERORDENING VAN DE RAAD tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten (2003/0193(CNS))

    Aanbeveling 1

    betreffende artikel 3 (b)

    door de Commissie voorgestelde tekst

    wijziging door het CvdR

    (b)

    „grensgebied”: een gebied dat hemelsbreed niet verder gaat dan 50 kilometer vanaf de grens. Binnen dit gebied kunnen de plaatselijke administratieve districten die moeten worden beschouwd als onderdeel van het grensgebied, verder door de betrokken staten worden gespecificeerd;

    (b)

    „grensgebied”: een gebied dat hemelsbreed niet verder gaat dan 50 kilometer vanaf de grens. binnen dit gebied kunnen waarbinnen de plaatselijke administratieve districten die moeten worden beschouwd als onderdeel van het grensgebied, verder door de betrokken staten kunnen worden vastgelegd, waarbij deze doorgaans, ten minste gedeeltelijk binnen een zone van maximaal 50 km vanaf de grens dienen te liggen;

    Motivering

    De vastlegging van een maximumgrens lijkt niet bevorderlijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van de verordening, en is dus niet evenredig. Veeleer moet het aan de lidstaten worden overgelaten om, met hun kennis van de concrete plaatselijke omstandigheden en de economische, sociale en culturele raakvlakken, het territoriaal toepassingsgebied bilateraal vast te leggen, te meer daar hiervan geen verdere gevolgen te vrezen zijn voor de belangen van andere lidstaten. Voor de verwezenlijking van de in de verordening genoemde doelstellingen is een regeling in de aanbevolen vorm waarschijnlijk voldoende. Dit kan met name nuttig zijn voor perifere gebieden waarin vrij grote gemeenten meer dan 50 km van de landsgrens liggen, maar economisch toch nauw verbonden zijn met het naburige grensgebied en bijvoorbeeld via een Euroregio door de Commissie als grensregio financiële steun ontvangen: voorbeeld hiervan is in Euroregio Pomerania het eiland Rügen (D) en het industriegebied Stettin (PL) op een afstand van circa 200 km. Er dient in elk geval rekening te worden gehouden met de speciale situatie van eilanden bij de berekening van de afstand tot de landsgrenzen, als ”50 km hemelsbreed vanaf de grens„ op grond van artikel 1 uitgaat van de dichtstbijzijnde landsgrens.

    Aanbeveling 2

    betreffende artikel 18 c)

    door de Commissie voorgestelde tekst

    wijziging door het CvdR

    c)

    de grensbewoners de mogelijkheid bieden hun grens te overschrijden buiten de toegestane grensdoorlaatposten en de vastgestelde openingstijden.

    c)

    de grensbewoners de mogelijkheid bieden hun grens te overschrijden buiten de toegestane grensdoorlaatposten en de vastgestelde openingstijden.

    Motivering

    Het voorstel wekt de indruk dat het mogelijk wordt om de buitengrenzen te overschrijden zonder dat de speciale toestemming gecontroleerd wordt. In beginsel kan de invoering van deze procedure op die plaatsen aan de binnengrenzen waar geen noemenswaardige criminaliteit te verwachten is, nuttig zijn. In deze procedure schuilt echter het gevaar van misbruik, aangezien de grenscontrole niet gewaarborgd is en controles in het binnenland geen garantie zijn voor de inachtneming van de beperkende bepalingen die aan de verblijfsvergunning verbonden zijn. Dit risico kan evenmin worden bezworen met strengere eisen aan de visumverstrekking, met name gelet op het zeer grote aantal van zulke in het kader van het klein grensverkeer verstrekte visa. Met de in de punten a) en b) opgenomen aanpassingen wordt grensoverschrijding al vereenvoudigd in een mate die strookt met de eisen voor de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en illegale immigratie.

    Indien de Commissie als argument aanvoert dat met deze mogelijkheid al rekening is gehouden in artikel 3, lid 1, van de Schengen-uitvoeringsovereenkomst en in deel I, nr. 1.3 van het Gemeenschappelijk Handboek, gaat zij voorbij aan een aanbeveling om de regeling deels te schrappen, vermeld in Beschikking nr. 2002/352/EG van de Raad van 9 mei 2002, waar deze mogelijkheid sinds 1 juni 2002 slechts nog open staat voor degenen ”voor wie in bilaterale overeenkomsten aangaande „klein grensverkeer” – in Italië genoemd „klein grensverkeer” of „excursieverkeer” – bepaalde toestemmingen zijn overeengekomen„ en voor ”zeelieden die passagieren in overeenstemming met punt 6.5.2„. Verder heeft het uitvoerend comité waarschijnlijk goede redenen om van deze optie geen gebruik te maken, zodat hieruit geen enkel argument is af te leiden voor de nu voorgenomen toestemming.

    2.2   bij de Verordening van de Raad tot tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de tijdelijke buitengrenzen tussen de lidstaten (2003/0194 (CNS))

    Aanbeveling 3

    betreffende artikel 5 nr. 2. c)

    door de Commissie voorgestelde tekst

    wijziging door het CvdR

    c)

    de grensbewoners de mogelijkheid bieden hun grens te overschrijden buiten de toegestane grensdoorlaatposten en de vastgestelde openingstijden.

    c)

    de grensbewoners de mogelijkheid bieden hun grens te overschrijden buiten de toegestane grensdoorlaatposten en de vastgestelde openingstijden.

    Motivering

    Zie de motivering bij aanbeveling 2

    Zolang de tweede fase van het Schengen-systeem geen gestalte heeft gekregen, is de bij aanbeveling 2 geformuleerde motivering ook hier van toepassing.

    Brussel, 11 februari 2004

    De voorzitter

    van het Comité van de Regio's

    Peter STRAUB


    (1)  PB C 325 van 24.12.2002 , blz. 57.

    (2)  PB C 192 van 12.8.2002, blz. 20.

    (3)  PB C 278 van 14.11.2002, blz. 44.

    (4)  PB C 128 van 29.5.2003, blz. 56.

    (5)  PB Bulletin 6 (2003) 1.4.7

    (6)  PB C 192 van 12.8.2002, blz. 37.

    (7)  PB C 23 van 27.1.2004, blz. 27

    (8)  PB C 169 van 18.7.2003, blz. 58.


    Top