Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/094/48

Zaak C-70/04: Beroep, op 16 februari 2004 ingesteld door Zwitserse Bondsstaat tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

PB C 94 van 17.4.2004, p. 22–23 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

17.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 94/22


Beroep, op 16 februari 2004 ingesteld door Zwitserse Bondsstaat tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak C-70/04)

(2004/C 94/48)

Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 16 februari 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Zwitserse Bondsstaat, vertegenwoordigd door S. Hirsbrunner en U. Soltész, advocaten van het kantoor Gleiss Lutz, Guimardstraat 7, B-1040 Brussel.

Verzoeker concludeert dat het het Hof behage:

1.

krachtens artikel 231, lid 1, EG nietig te verklaren de beschikking van de Commissie van 5 december 2003 (zaak TREN/AMA/11/03 - Duitse maatregelen met betrekking tot de naderingen van de luchthaven van Zürich) (1);

2.

De Commissie, op grond van artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering, te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De bestreden beschikking van de Europese Commissie moet nietig worden verklaard op de volgende gronden:

De Commissie vergist zich waar zij er in haar beschikking van 5 december 2003 van uitgaat dat de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer van 21 juni 1999 uitsluitend in een uitwisseling van verkeersrechten voorziet. Het is veeleer zo dat de overeenkomst de interne markt voor luchtdiensten tot de Zwitserse Bondsstaat uitbreidt, zodat de luchtvaartmaatschappijen van de Zwitserse Bondsstaat en de Europese Unie op gelijke voet toegang tot de markt hebben. Dit betekent inzonderheid ook dat de Zwitserse Bondsstaat en de Zwitserse ondernemingen die binnen de werkingssfeer van de overeenkomst vallen, zich kunnen beroepen op de vrijheid van dienstverrichting inzake luchtvervoer.

De Commissie is er ten onrechte van uitgegaan dat er geen schending was van de vrijheid van dienstverrichting. In strijd met de beschikking van de Commissie maakt de Zweihundertdreizehnte Durchführungsverordnung zur Luftverkehrs-Ordnung der Bundesrepublik Deutschland (213e besluit ter uitvoering van de Duitse voorschriften inzake luchtverkeer) inbreuk op de vrijheid van dienstverrichting van de Fluggesellschaft Swiss International Air Lines (hierna: „SWISS”), aangezien zij de uitvoering van vluchten van en naar Zürich belemmert.

De Commissie is er ten onrechte van uitgegaan dat er geen discriminatie was van Zwitserse ondernemingen door de Zweihundertdreizehnte Durchführungsverordnung. De Zwitserse luchtvaarmaatschappij SWISS ondervindt een concurrentienadeel daar zij bij het gebruik van haar hub te Zürich aan strengere beperkingen is onderworpen dan haar directe concurrente Lufthansa bij het gebruik van de hubs Frankfurt am Main en München. Swiss wordt ook harder getroffen dan de andere luchtvaartmaatschappijen die de luchthaven van Zürich aandoen, aangezien zij als „home carrier” en gezien haar gebruik van Zürich als hub bijzonder kwetsbaar is voor beperkingen op het gebruik van de luchthaven van Zürich. De Duitse maatregelen discrimineren bovendien de door UNIQUE Flughafen Zürich AG geëxploiteerde internationale luchthaven van Zürich ten opzichte van vergelijkbare Duitse luchthavens, waarvoor geen ook maar bij benadering even ingrijpende vluchtbeperkingen gelden of ingevoerd zouden mogen worden.

Deze beperkingen moeten anders dan de Commissie meent, aan het evenredigheidsbeginsel worden getoetst. Dit beginsel kan in de context van de luchtvervoersovereenkomst worden toegepast. Het wordt door de Duitse Zweihundertdreizehnte Durchführungsverordnung geschonden. Deze uitvoeringsregeling steunt niet op een dwingende reden van algemeen belang en de erin vervatte beperkingen zijn noodzakelijk noch evenredig. Anders dan de Commissie meent beschikt de Bondsrepubliek over alternatieve middelen om de door haar nagestreefde doelstellingen te bereiken.

De Commissie heeft ten onrechte inbreuk gemaakt op de verplichting tot loyale samenwerking.

De Commissie heeft bovendien tijdens de procedure de rechten van verdediging miskend. Zij is van vooroordelen uitgegaan, zonder kritisch en niet-vooringenomen de argumenten van de Zwitserse Bondsstaat te onderzoeken en de feiten op te helderen. Hierdoor is inbreuk gemaakt op het beginsel van eerlijke behandeling. De motivering van de beschikking voldoet niet aan de eisen die volgens de rechtspraak moeten worden nagekomen.


(1)  PB 2004, L 4, blz. 13.


Top