EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/074E/04

NOTULEN
Donderdag, 3 juli 2003

PB C 74E van 24.3.2004, p. 662–891 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

24.3.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 74/662


NOTULEN

(2004/C 74 E/04)

VERLOOP VAN DE VERGADERING

VOORZITTER: James L.C. PROVAN

Ondervoorzitter

1.   Opening van de vergadering

De vergadering wordt om 10.05 uur geopend.

2.   Ingekomen stukken

De volgende stukken zijn ontvangen:

1)

Raad en Commissie:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsten, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 ter harmonisatie van de rechten en vereenvoudiging van de procedures (COM(2003) 378 — C5-0290/2003 — 2003/0138(COD))

verwezen naar

ten principale

EMPL

 

advies

JURI, PETI

rechtsgrondslag

Artikel 42 EGV, Artikel 308 EGV

Voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van een Cohesiefonds (gecodificeerde versie) (COM(2003) 352 — C5-0291/2003 — 2003/0129(AVC))

verwezen naar

ten principale

JURI

 

advies

RETT

rechtsgrondslag

Artikel 161 EGV

Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorkoming van het witwassen van geld door douanesamenwerking (COM(2003) 371 — C5-0301/2003 — 2002/0132(COD))

verwezen naar

ten principale

LIBE

 

advies

ECON, JURI

rechtsgrondslag

Artikel 135 EGV

Voorstel voor een besluit van de Raad waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Gemeenschap het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (het Verdrag van 's-Gravenhage van 1996) te bekrachtigen of tot dit verdrag toe te treden (COM(2003) 348 — C5-0302/2003 — 2003/0127(CNS))

verwezen naar

ten principale

LIBE

 

advies

JURI, FEMM

rechtsgrondslag

Artikel 61 EGV, Artikel 65 EGV, Artikel 67 EGV

2)

leden

2.1)

mondelinge vragen (artikel 42 van het Reglement):

Elmar Brok, namens de Commissie AFET, aan de Raad over de betrekkingen tussen de Europese Unie en Cuba (B5-0271/2003);

Elmar Brok, namens de Commissie AFET, aan de Commissie over de betrekkingen tussen de Europese Unie en Cuba (B5-0272/2003).

2.2)

ontwerpaanbevelingen (artikel 49 van het Reglement):

Françoise Grossetête, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra en Ilkka Suominen, namens de PPE-DE-Fractie, betreffende de onderhandeling over een overeenkomst voor een politieke dialoog en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de lidstaten enerzijds en de Andesgemeenschap en haar lidstaten anderzijds (B5-0321/2003).

verwezen naar:

ten principale

ITRE

 

voor advies

AFET

Jorge Salvador Hernández Mollar, namens de PPE-DE-Fractie, betreffende het starten van een overlegprocedure over het stellen van gemeenschappelijke minimumregels aan alle lidstaten voor procesgaranties voor verdachten en aangeklaagden in strafprocessen in de Europese Unie (B5-0359/2003).

verwezen naar:

ten principale

LIBE

3.   Europese Centrale Bank 2002 (debat)

Verslag over het jaarverslag 2002 van de Europese Centrale Bank [I5-0012/2003 — C5-0238/2003 — 2003/2102(INI)] — Economische en Monetaire Commissie — Rapporteur: Johannes (Hans) Blokland (A5-0237/2003)

Johannes (Hans) Blokland (rapporteur) leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Pedro Solbes Mira (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Wim Duisenberg (President van de ECB), president van de Europese Centrale Bank

Het woord wordt gevoerd door Generoso Andria, namens de PPE-DE-Fractie, Christa Randzio-Plath, voorzitter van de Commissie ECON, namens de PSE-Fractie, Olle Schmidt, namens de ELDR-Fractie, Benedetto Della Vedova, niet-ingeschrevene, Christoph Werner Konrad, Manuel António dos Santos, Othmar Karas, Werner Langen en Wim Duisenberg (President van de ECB).

VOORZITTER: Catherine LALUMIÈRE

Ondervoorzitter

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 23.

4.   Eurozone (debat)

Verslag over de internationale rol van de eurozone en de eerste evaluatie van de invoering van de chartale euro [COM(2002) 747 — 2002/2259(INI)] — Economische en Monetaire Commissie — Rapporteur: Carles-Alfred Gasòliba i Böhm (A5-0169/2003)

Carles-Alfred Gasòliba i Böhm (rapporteur) leidt zijn verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Pedro Solbes Mira (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Othmar Karas, namens de PPE-DE-Fractie, Luis Berenguer Fuster, namens de PSE-Fractie, Olle Schmidt, namens de ELDR-Fractie, Philippe A.R. Herzog, namens de GUE/NGL-Fractie, Miquel Mayol i Raynal, namens de Verts/ALE-Fractie, Roberta Angelilli, namens de UEN-Fractie, Georges Berthu, niet-ingeschrevene, Rolf Berend, Helena Torres Marques, Herman Schmid en Göran Färm.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 24.

5.   Welkomstwoord

De Voorzitter verwelkomt namens het Parlement een door de vice-voorzitter, de heer Mukhambet Kopeyev, geleide delegatie van het Parlement van Kazachstan, die op de officiële tribune heeft plaatsgenomen.

6.   Opstellen van overheidsbegrotingen vanuit een genderperspectief (debat)

Verslag over gender budgeting — het opstellen van overheidsbegrotingen vanuit een genderperspectief [2002/2198(INI)] — Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen — Rapporteur: Fiorella Ghilardotti (A5-0214/2003)

Fiorella Ghilardotti (rapporteur) leidt haar verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Pedro Solbes Mira (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Miet Smet, namens de PPE-DE-Fractie, Anna Karamanou, namens de PSEFractie, Marianne Eriksson, namens de GUE/NGL-Fractie, Rijk van Dam, namens de EDD-Fractie, Christa Prets, Geneviève Fraisse en Lissy Gröner.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 11.

VOORZITTER: David W. MARTIN

Ondervoorzitter

7.   Algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2004 (indieningstermijnen)

In overleg met de Begrotingscommissie zijn de termijnen voor de indiening van wijzigingsvoorstellen en ontwerpamendementen op de algemene begroting voor het begrotingsjaar 2004 als volgt vastgesteld:

parlementaire commissies en individuele leden (32 handtekeningen): woensdag 10 september 2003, 12.00 uur;

fracties: woensdag 17 september 2003, 12.00 uur.

STEMMINGEN

Nadere bijzonderheden betreffende de uitslagen van de stemmingen (amendementen, aparte stemmingen, stemmingen in onderdelen) zijn opgenomen in bijlage 1 bij de notulen.

Het woord wordt gevoerd door:

Brian Simpson die vaststelt dat de stemmingen deze week steeds te laat zijn begonnen; hij wenst dan ook dat in de toekomst het tijdstip van de stemmingen wordt aangehouden (de Voorzitter neemt kennis van dit verzoek);

Jorge Salvador Hernández Mollar die wenst dat de ontwerpresoluties over de Europese Raad in Thessaloniki als eerste in stemming worden gebracht, aangezien een delegatie van de Commissie LIBE zo spoedig mogelijk het Parlement moet verlaten om naar Rome te vertrekken (de Voorzitter stelt vast dat geen bezwaar wordt gemaakt tegen dit verzoek).

8.   Bijeenkomst van de Europese Raad (Thessaloniki 19/20 juni 2003) (stemming)

Ontwerpresoluties B5-0325, 0327, 0331, 0333, 0335 en 0340/2003

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 1)

ONTWERPRESOLUTIE B5-0325/2003

Verworpen

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE RC-B5-0327/2003 (ter vervanging van ontwerpresoluties B5-0327, 0333, 0335 en 0340/2003):

ingediend door de volgende leden:

Hans-Gert Poettering, Ilkka Suominen, Francesco Fiori, Elmar Brok, Arie M. Oostlander, Doris Pack, Karl von Wogau, Hubert Pirker, Othmar Karas en Gérard M.J. Deprez, namens de PPE-DE-Fractie,

Enrique Barón Crespo, Richard Corbett, Robert Goebbels, Jannis Sakellariou en Anna Terrón i Cusí, namens de PSE-Fractie,

Andrew Nicholas Duff, Sarah Ludford, Ole Andreasen en Bob van den Bos, namens de ELDR-Fractie,

Cristiana Muscardini, Gerard Collins en Roberta Angelilli, namens de UEN-Fractie.

Aangenomen (P5_TA(2003)0320)

(Ontwerpresolutie B5-0331/2003 komt te vervallen)

9.   MARCO POLO ***II (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren („het Marco Polo-programma”) [5327/1/2003 — C5-0225/2003 — 2002/0038(COD)] — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme — Rapporteur: Philip Charles Bradbourn (A5-0220/2003)

(Gekwalificeerde meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 2)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD

Goedgekeurd (P5_TA(2003)0321)

10.   Verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank * (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de statistische gegevens die moeten worden gebruikt voor de aanpassing van de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank [COM(2003) 114 — C5-0125/2003 — 2003/0050(CNS)] — Economische en Monetaire Commissie — Rapporteur: Generoso Andria (A5-0215/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 3)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0322)

11.   Opstellen van overheidsbegrotingen vanuit een genderperspectief (artikel 110 bis van het Reglement) (stemming)

Verslag over gender budgeting — het opstellen van overheidsbegrotingen vanuit een genderperspectief [2002/2198(INI)] — Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen — Rapporteur: Fiorella Ghilardotti (A5-0214/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 4)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen bij één enkele stemming (P5_TA(2003)0323)

12.   Kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim ***II (stemming)

Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de kaderverordening”) [15851/3/2002 — C5-0138/2003 — 2001/0060(COD)] — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme — Rapporteur: Giovanni Claudio Fava (A5-0219/2003)

(Gekwalificeerde meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 5)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0324)

13.   Gemeenschappelijk Europees luchtruim: Luchtvaartnavigatiediensten/Luchtruim/Interoperabiliteit ***II (stemming)

Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende

1.

de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de dienstverleningsverordening”) [15853/2/2002 — C5-0137/2003 — 2001/0235(COD)]

2.

de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de luchtruimverordening”) [15852/3/2002 — C5-0139/2003 — 2001/0236(COD)]

3.

de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging („de interoperabiliteitsverordening”) [15854/3/2002 — C5-0140/2003 — 2001/0237(COD)] — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme — Rapporteur: Maria Johanna (Marieke) Sanders-ten Holte (A5-0225/2003)

(Gekwalificeerde meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 6)

1. GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD 15853/2/2002 — C5-0137/2003 — 2001/0235(COD)

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0325)

2. GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD 15852/2/2002 — C5-0139/2003 — 2001/0236(COD)

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0326)

3. GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD 15854/2/2002 — C5-0140/2003 — 2001/0237(COD)

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0327)

Opmerkingen in het kader van de stemming:

Maria Johanna (Marieke) Sanders-ten Holte (rapporteur) om erop te wijzen dat het gemeenschappelijk standpunt diende te worden aangepast als gevolg van de aanneming van amendementen 16 en 31.

14.   Tijdelijk transitosysteem voor vrachtwagens in transito door Oostenrijk voor het jaar 2004 ***II (stemming)

Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een tijdelijk transitosysteem voor vrachtwagens in transito door Oostenrijk voor het jaar 2004 [6235/1/2003 — C5-0226/2003 — 2001/0310(COD)] — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme — Rapporteur: Luciano Caveri (A5-0213/2003)

(Gekwalificeerde meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 7)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0328)

15.   Compensatie en bijstand aan luchtreizigers ***II (stemming)

Aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 [15855/1/2002 — C5-0136/2003 — 2001/0305(COD)] — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme — Rapporteur: Giorgio Lisi (A5-0221/2003)

(Gekwalificeerde meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 8)

GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0329)

16.   Levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen ***I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 95/2/EG betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen [COM(2002) 662 — C5-0577/2002 — 2002/0274(COD)] — Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid — Rapporteur: María del Pilar Ayuso González (A5-0216/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 10)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0320)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0320)

17.   Bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers bij een botsing met een motorvoertuig ***I (stemming)

Verslag over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers bij een botsing met een motorvoertuig en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG [COM(2003) 67 — C5-0054/2003 — 2003/0033(COD)] — Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme — Rapporteur: Herman Vermeer (A5-0223/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 10)

VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Als geamendeerd goedgekeurd (P5_TA(2003)0331)

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0331)

18.   Overlegprocedure (begroting 2004) (stemming)

Verslag over de begroting voor 2004 met het oog op de overlegprocedure voorafgaand aan de eerste lezing door de Raad [2003/2027(BUD)] — Begrotingscommissie — Rapporteur: Jan Mulder (A5-0240/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 11)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0321)

In het kader van de stemming werd het woord gevoerd door:

de rapporteur om een technisch mondeling amendement voor te stellen op amendement 3.

Er werd geen bezwaar gemaakt tegen dit mondeling amendement, dat bijgevolg in aanmerking werd genomen.

19.   Uitvoering van de begroting 2003 (stemming)

Verslag over de begroting 2003: uitvoeringsprofiel, kredietoverschrijvingen en gewijzigde en aanvullende begrotingen [2003/2026(BUD)] — Begrotingscommissie — Rapporteur: Göran Färm (A5-0233/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 12)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0322)

20.   Handel in kinderen en kindsoldaten (stemming)

Ontwerpresolutie over de handel in kinderen en kindsoldaten (B5-0320/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 13)

Aangenomen (P5_TA(2003)0334)

In het kader van de stemming werd het woord gevoerd door:

Mario Mauro om namens de PPE-DE-fractie een mondeling amendement op amendement 3 voor te stellen.

Er werd geen bezwaar gemaakt tegen dit mondeling amendement, dat bijgevolg in aanmerking werd genomen.

21.   Tsjetsjenië (stemming)

Ontwerpresoluties B5-0326, 0328, 0329, 0339, 0341 en 0342/2003

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 14)

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE RC-B5-0326/2003

(ter vervanging van ontwerpresoluties B5-0326, 0328, 0329, 0339, 0341 en 0342/2003):

ingediend door de volgende leden:

Arie M. Oostlander en Ilkka Suominen, namens de PPE-DE-Fractie,

Reino Paasilinna, namens de PSE-Fractie,

Paavo Väyrynen, namens de ELDR-Fractie,

Helmuth Markov, namens de GUE/NGL-Fractie,

Charles Pasqua, namens de UEN-Fractie,

Bart Staes, Elisabeth Schroedter, Daniel Marc Cohn-Bendit, Nelly Maes, Marie Anne Isler Béguin, namens de Verts/ALE-Fractie.

Aangenomen (P5_TA(2003)0335)

22.   Voorbereiding van de bijeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie (Cancun, 10/14 september 2003) (stemming)

Ontwerpresoluties B5-0322, 0323, 0324, 0330, 0332 en 0334/2003

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 15)

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE RC-0322/2002

(ter vervanging van ontwerpresoluties B5-0322, 0330 en 0334/2003):

ingediend door de volgende leden:

W.G. van Velzen en Konrad K. Schwaiger, namens de PPE-DE-Fractie,

Margrietus J. van den Berg, Erika Mann en Eryl Margaret McNally, namens de PSE-Fractie,

Nicholas Clegg, Elly Plooij-van Gorsel, Colette Flesch, Maria Johanna (Marieke) Sanders-ten Holte en Willy C.E.H. De Clercq, namens de ELDR-Fractie.

Aangenomen (P5_TA(2003)0336)

In het kader van de stemming werd het woord gevoerd door:

Joaquim Miranda om een mondeling amendement op amendement 5 voor te stellen.

Er werd geen bezwaar gemaakt tegen dit mondeling amendement, dat bijgevolg in aanmerking werd genomen.

(Ontwerpresoluties B5-0323, 0324 en 0332/2003 komen te vervallen.)

23.   Europese Centrale Bank 2002 (stemming)

Verslag over het jaarverslag 2002 van de Europese Centrale Bank [I5-0012/2003 — C5-0238/2003 — 2003/2102(INI)] — Economische en Monetaire Commissie — Rapporteur: Johannes (Hans) Blokland (A5-0237/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 16)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0337)

24.   Eurozone (stemming)

Verslag over de internationale rol van de eurozone en de eerste evaluatie van de invoering van de chartale euro [COM(2002) 747 — 2002/2259(INI)] — Economische en Monetaire Commissie — Rapporteur: Carles-Alfred Gasòliba i Böhm (A5-0169/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 17)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0338)

Opmerkingen in het kader van de stemming:

Carles-Alfred Gasòliba i Böhm (rapporteur) om voor te stellen amendement 1 niet na paragraaf 15, maar na paragraaf 14 in te lassen, voorstel waarmee Ilda Figueiredo, indiener van het amendement namens de GUE/NGL-Fractie, akkoord ging.

25.   Stemverklaringen

Schriftelijke stemverklaringen:

De schriftelijke stemverklaringen in de zin van artikel 137, lid 3, van het Reglement zijn opgenomen in het volledig verslag van deze vergadering.

Mondelinge stemverklaringen:

Verslag Johannes (Hans) Blokland — A5-0237/2003: Astrid Lulling

26.   Rectificaties stemgedrag

De volgende leden hebben hun stemgedrag als volgt gerectificeerd:

Gezamenlijke resolutie: Bijeenkomst van de Europese Raad (Thessaloniki 19/20 juni 2003) — RC B5-0327/2003

amendement 2

tegen: Ilka Schröder

Aanbeveling voor de tweede lezing: Giovanni Claudio Fava — A5-0219/2003

amendement 15

tegen: Gilles Savary

Aanbeveling voor de tweede lezing: Maria Johanna (Marieke) Sanders-ten Holte — A5-0225/2003

amendement 15

voor: Marielle De Sarnez

tegen: Gilles Savary

amendement 26

tegen: Gilles Savary

Aanbeveling voor de tweede lezing: Luciano Caveri — A5-0213/2003

amendementen 18 en 19

voor: Mary Elizabeth Banotti

Aanbeveling voor de tweede lezing: Giorgio Lisi — A5-0221/2003

amendement 3

tegen: Claude Turmes

Verslag Göran Färm — A5-0233/2003

resolutie (geheel)

voor: Claude Turmes, Marie Anne Isler Béguin

Gezamenlijke resolutie: Tsjetsjenië — RC B5-0326/2003

amendement 7

voor: Carles-Alfred Gasòliba i Böhm

resolutie (geheel)

tegen: Francis Wurtz, Inger Schörling, Alima Boumediene-Thiery

onthouding: Koenraad Dillen

Gezamenlijke resolutie: Voorbereiding van de bijeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie (Cancun, 10/14 september 2003) — RC B5-0322/2003

amendement 5

voor: Georges Berthu

paragraaf 37

voor: Erika Mann

resolutie (geheel)

tegen: Roseline Vachetta

Arlette Laguiller, Armonia Bordes en Chantal Cauquil waren aanwezig maar hebben niet deelgenomen aan de stemming over het verslag A5-0223/2003.

EINDE VAN DE STEMMINGEN

(De vergadering wordt om 13.10 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat.)

VOORZITTER: Ingo FRIEDRICH

Ondervoorzitter

27.   Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering

Het woord wordt gevoerd door María Izquierdo Rojo die zich erover beklaagt dat de fungerend voorzitter van de Raad gisteren geen antwoord heeft gegeven op vraag nr. 11 die zij in het kader van het vragenuur had gesteld over het aantal slachtoffers van de oorlog in Irak; zij dringt aan op meer respect voor de parlementsleden en wil weten wanneer zij een antwoord van de Raad mag verwachten (de Voorzitter neemt kennis van haar verzoek en zegt toe dat hij de Raad ervan in kennis zal stellen).

De notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd.

28.   Situatie van vrouwen in plattelandsgebieden (debat)

Verslag over de situatie van vrouwen in plattelandsgebieden van de Unie in het licht van de tussentijdse herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid [2002/2241(INI)] — Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen — Rapporteur: Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (A5-0230/2003)

Rodi Kratsa-Tsagaropoulou leidt haar verslag in.

Het woord wordt gevoerd door Pedro Solbes Mira (lid van de Commissie).

Het woord wordt gevoerd door Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (rapporteur voor advies van de Commissie AGRI), Astrid Lulling, namens de PPE-DE-Fractie, Lissy Gröner, namens de PSE-Fractie, Johanna L.A. Boogerd-Quaak, namens de ELDR-Fractie, Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie, Nelly Maes, namens de Verts/ALE-Fractie, Liam Hyland, namens de UEN-Fractie, Koldo Gorostiaga Atxalandabaso, nietingeschrevene, Cristina Gutiérrez-Cortines, María Izquierdo Rojo, Ioannis Patakis en Anna Karamanou.

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 37.

29.   Veiligheid van bussen (debat)

Mondelinge vraag aan de Commissie: Luciano Caveri namens de Commissie RETT: Veiligheid van bussen (B5-0100/2003)

Pedro Solbes Mira (lid van de Commissie) beantwoordt de vraag.

Het woord wordt gevoerd door Dieter-Lebrecht Koch, Claude Turmes en Konstantinos Hatzidakis

VOORZITTER: Alonso José PUERTA

Ondervoorzitter

Ontwerpresoluties ingediend overeenkomstig artikel 42, lid 5, van het Reglement, tot besluit van het debat:

Luciano Caveri, namens de ELDR-Fractie, over veiligheid van touringcars (B5-0338/2003).

Stemming: punt 38.

Het debat wordt gesloten.

30.   Distributiecircuit voor Frans rundvlees (verklaring gevolgd door een debat)

Verklaring van de Commissie: door de Commissie aan de FNSEA en andere Franse beroepsorganisaties opgelegde boete in verband met het distributiecircuit voor rundvlees

Pedro Solbes Mira (lid van de Commissie) legt een verklaring af.

Het woord wordt gevoerd door Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, namens de Verts/ALE-Fractie, Jean-Louis Bernié, namens de EDD-Fractie, Dominique F.C. Souchet, niet-ingeschrevene, en Pedro Solbes Mira.

Het debat wordt gesloten.

DEBAT OVER GEVALLEN VAN SCHENDING VAN DE MENSENRECHTEN, DE DEMOCRATIE EN DE RECHTSSTAAT

(Zie punt 2 van de notulen van 1 juli 2003 voor de titels en indieners van de ontwerpresoluties).

31.   Cambodja (debat)

Aan de orde is de gecombineerde behandeling van 6 ontwerpresoluties (B5-0337, 0343, 0346, 0349, 0353 en 0357/2003).

Bastiaan Belder, Karin Junker, Patricia McKenna, Hartmut Nassauer en Bob van den Bos lichten de ontwerpresoluties toe.

Het woord wordt gevoerd door Olivier Dupuis, niet-ingeschrevene, en Pedro Solbes Mira (lid van de Commissie).

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 34.

32.   Laos (debat)

Aan de orde is de gecombineerde behandeling van 6 ontwerpresoluties (B5-0336, 0345, 0348, 0350, 0354 en 0356/2003).

Bastiaan Belder, Marie-Hélène Gillig, Patricia McKenna, Bernd Posselt en Anne André-Léonard lichten de ontwerpresoluties toe.

Het woord wordt gevoerd door Lennart Sacrédeus, namens de PPE-DE-Fractie, Véronique De Keyser, namens de PSE-Fractie, Olivier Dupuis, niet-ingeschrevene, en Pedro Solbes Mira (lid van de Commissie).

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 35.

33.   Oeganda (debat)

Aan de orde is de gecombineerde behandeling van 6 ontwerpresoluties (B5-0344, 0347, 0351, 0352, 0355 en 0358/2003).

Catherine Stihler, Nelly Maes, Generoso Andria, Fodé Sylla en Bob van den Bos lichten de ontwerpresoluties toe.

Het woord wordt gevoerd door Bernd Posselt, Ulla Margrethe Sandbæk en Pedro Solbes Mira (lid van de Commissie).

Het debat wordt gesloten.

Stemming: punt 36.

EINDE VAN HET DEBAT OVER SCHENDINGEN VAN DE MENSENRECHTEN, DE DEMOCRATIE EN DE RECHTSSTAAT

STEMMINGEN

Nadere bijzonderheden betreffende de uitslagen van de stemmingen (amendementen, aparte stemmingen, stemmingen in onderdelen) zijn opgenomen in bijlage 1 bij de notulen.

34.   Cambodja (stemming)

Ontwerpresoluties B5-0337, 0343, 0346, 0349, 0353 en 0357/2003

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 18)

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE RC-B5-0337/2003 (ter vervanging van ontwerpresoluties B5-0337, 0343, 0346, 0349, 0353 en 0357/2003):

ingediend door de volgende leden:

Hartmut Nassauer, Ari Vatanen, Charles Tannock, Bernd Posselt en Hanja Maij-Weggen, namens de PPE-DE-Fractie,

Karin Junker en Margrietus J. van den Berg, namens de PSE-Fractie,

Graham R. Watson, Elly Plooij-van Gorsel, Anne André-Léonard en Jules Maaten, namens de ELDRFractie,

Patricia McKenna, Marie Anne Isler Béguin en Matti Wuori, namens de Verts/ALE-Fractie,

Luisa Morgantini, namens de GUE/NGL-Fractie,

Bastiaan Belder, namens de EDD-Fractie,

Marco Pannella, Gianfranco Dell'Alba, Marco Cappato, Olivier Dupuis, Maurizio Turco, Benedetto Della Vedova en Emma Bonino.

Aangenomen (P5_TA(2003)0339)

In het kader van de stemming werd het woord gevoerd door:

Karin Junker om een mondeling amendement voor te stellen strekkende tot invoeging van een nieuwe overweging na overweging Q.

Er werd geen bezwaar gemaakt tegen dit mondeling amendement, dat bijgevolg in aanmerking werd genomen.

Olivier Dupuis om erop te wijzen dat in paragraaf 2 een correctie diende te worden aangebracht.

35.   Laos (stemming)

Ontwerpresoluties B5-0336, 0345, 0348, 0350, 0354 en 0356/2003

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 19)

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE RC-B5-0336/2003 (ter vervanging van ontwerpresoluties B5-0336, 0345, 0348, 0350, 0354 en 0356/2003):

ingediend door de volgende leden:

Bernd Posselt, namens de PPE-DE-Fractie,

Pervenche Berès, Marie-Hélène Gillig en Margrietus J. van den Berg, namens de PSE-Fractie,

Anne André-Léonard, namens de ELDR-Fractie,

Patricia McKenna, Matti Wuori, Jan Dhaene en Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie,

Pernille Frahm en Jonas Sjöstedt, namens de GUE/NGL-Fractie,

Isabelle Caullery, namens de UEN-Fractie,

Bastiaan Belder, namens de EDD-Fractie,

Olivier Dupuis, Marco Pannella, Gianfranco Dell'Alba, Marco Cappato, Maurizio Turco, Benedetto Della Vedova en Emma Bonino.

Aangenomen (P5_TA(2003)0340)

In het kader van de stemming werd het woord gevoerd door:

Marie-Hélène Gillig om een mondeling amendement voor te stellen op paragraaf 12 en om erop te wijzen dat in overweging A een correctie diende te worden aangebracht.

Er werd geen bezwaar gemaakt tegen dit mondeling amendement, dat bijgevolg in aanmerking werd genomen.

36.   Oeganda (stemming)

Ontwerpresoluties B5-0344, 0347, 0351, 0352, 0355 en 0358/2003

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 20)

GEZAMENLIJKE ONTWERPRESOLUTIE RC-B5-0344/2003 (ter vervanging van ontwerpresoluties B5-0344, 0347, 0351, 0352 en 0358/2003):

ingediend door de volgende leden:

Mario Mauro, Concepció Ferrer, Hanja Maij-Weggen, Charles Tannock en Bernd Posselt, namens de PPE-DE-Fractie,

Margrietus J. van den Berg, namens de PSE-Fractie,

Nelly Maes, Didier Rod, Marie Anne Isler Béguin en Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie,

Yasmine Boudjenah en Luigi Vinci, namens de GUE/NGL-Fractie,

Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie,

Ulla Margrethe Sandbæk, namens de EDD-Fractie.

Aangenomen (P5_TA(2003)0341)

(Ontwerpresolutie B5-0355/2003 komt te vervallen.)

Chantal Cauquil heeft laten weten dat zij niet heeft deelgenomen aan de stemming.

37.   Situatie van vrouwen in plattelandsgebieden (stemming)

Verslag over de situatie van vrouwen in plattelandsgebieden van de Unie in het licht van de tussentijdse herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid [2002/2241(INI)] — Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen — Rapporteur: Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (A5-0230/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 21)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0342)

38.   Veiligheid van autocars (stemming)

Ontwerpresolutie, ingediend door Luciano Caveri, namens de ELDR-Fractie, over veiligheid van touringcars (B5-0338/2003)

(Gewone meerderheid)

(Bijzonderheden stemming: bijlage 1, punt 22)

ONTWERPRESOLUTIE

Aangenomen (P5_TA(2003)0343)

39.   Stemverklaringen

Schriftelijke stemverklaringen:

De schriftelijke stemverklaringen in de zin van artikel 137, lid 3, van het Reglement zijn opgenomen in het volledig verslag van deze vergadering.

EINDE VAN DE STEMMINGEN

40.   Bekendmaking van gemeenschappelijke standpunten van de Raad

De Voorzitter deelt op grond van artikel 74, lid 1, van het Reglement mede de volgende gemeenschappelijke standpunten te hebben ontvangen, alsmede de redenen die de Raad hebben geleid tot het vaststellen van deze gemeenschappelijke standpunten, en de standpunten van de Commissie inzake:

een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bewaking van bossen en milieuinteracties in de Gemeenschap (Forest Focus) (C5-0292/2003 — 2002/0164(COD) — 8243/1/2003 — 9867/1/2003 — SEC(2003)0725)

verwezen naar

ten principale:

ENVI

medeadviserende commissies in eerste lezing:

AGRI, BUDG, CONT

een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot goedkeuring van een meerjarenprogramma (2004-2006) voor de doeltreffende integratie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in Europa (eLearning-programma) (C5-0293/2003 — 2002/0303(COD) — 8642/1/2003 — 10221/2003 — SEC(2003)0753)

verwezen naar

ten principale:

CULT

medeadviserende commissies in eerste lezing:

BUDG, FEMM, ITRE

een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (Erasmus Mundus) (2004-2008) (C5-0294/2003 — 2002/0165(COD) — 8644/1/2003 — 10222/2003 — SEC(2003)0752)

verwezen naar

ten principale:

CULT

medeadviserende commissies in eerste lezing:

AFET, BUDG, EMPL, FEMM

een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (C5-0295/2003 — 2002/0025(COD) — 8011/3/2003 — 10840/2003 — 10587/1/2003 — SEC(2003)0754)

verwezen naar

ten principale:

RETT

medeadviserende commissie in eerste lezing:

JURI

 

een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (C5-0296/2003 — 2002/0024(COD) — 8558/2/2003 — 10840/2003 — 10587/1/2003 — SEC(2003)0754)

verwezen naar

ten principale:

RETT

medeadviserende commissies in eerste lezing:

BUDG, CONT, ITRE, JURI

een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (C5-0297/2003 — 2002/0022(COD) — 8557/2/2003 — 10840/2003 — 10587/1/2003 — SEC(2003)0754)

verwezen naar

ten principale:

RETT

medeadviserende commissie in eerste lezing:

JURI

 

een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 96/48/EG van de Raad betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem en van Richtlijn 2001/16/EG van de Raad en het Europees Parlement betreffende de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (C5-0298/2003 — 2002/0023(COD) — 8556/2/2003 — 10840/2003 — 10587/1/2003 — SEC(2003)0754)

verwezen naar

ten principale:

RETT

medeadviserende commissies in eerste lezing:

ITRE, JURI

een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 94/35/EG inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt (C5-0299/2003 — 2002/0152(COD) — 9714/1/2003 — 10422/2003 — SEC(2003)0783)

verwezen naar

ten principale:

ENVI

De termijn van drie maanden waarover het Parlement beschikt om zich uit te spreken gaat bijgevolg morgen, 4 juli 2003, in.

41.   Samenstelling Parlement

De Voorzitter deelt mede dat Carlos Bautista Ojeda hem schriftelijk in kennis heeft gesteld van zijn benoeming in de autonome regering van Andalusië.

Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van het Reglement eindigt zijn mandaat bij het Europees Parlement op 7 juli 2003.

42.   Samenstelling commissies en delegaties

Op verzoek van de PSE-Fractie en het secretariaat van de niet-ingeschrevenen bekrachtigt het Parlement de volgende benoemingen:

Commissie AFET: Philip Claeys,

Commissie LIBE: Koenraad Dillen,

Commissie ITRE: Ana Miranda de Lage,

Delegatie voor de betrekkingen met de Verenigde Staten: Pedro Aparicio Sánchez,

Delegatie voor de betrekkingen met de landen in Midden-Amerika en Mexico: Ana Miranda de Lage in de plaats van Pedro Aparicio Sánchez.

De PPE-DE en het secretariaat van de niet-ingeschrevenen stellen voor de volgende waarnemers te benoemen in de volgende parlementaire commissies:

Commissie CONT: Adam Biela,

Commissie ECON: Stanislaw Lyzwinzki,

Commissie ITRE: Marcin Libicki,

Commissie EMPL: Andrzej Lepper,

Commissie ENVI: Marciej Giertych,

Commissie RETT: Krzysztof Filipek,

Commissie CULT: Witold Tomczak,

Commissie AFCO: Genowefa Wisniowska.

*

* *

Het woord wordt gevoerd door Rainer Wieland die zich afvraagt of het Europees Parlement op de donderdagen wel in staat is zijn rol als medewetgever te vervullen, gezien het geringe aantal aanwezige leden, en die het Bureau verzoekt zich over deze kwestie te buigen.

43.   Machtiging tot het opstellen van initiatiefverslagen

Machtiging tot het opstellen van initiatiefverslagen, overeenkomstig artikel 163 van het Reglement

Commissie PECH:

Ultraperifere eilanden en visserij (2003/2112(INI)

(Ingevolge het besluit van de Conferentie van voorzitters van 26 juni 2003)

Commissie DEVE:

Nieuw partnerschap voor de ontwikkeling van Afrika (NEPAD) (2003/2106(INI))

(Ingevolge het besluit van de Conferentie van voorzitters van 26 juni 2003)

Commissie FEMM:

Impact van de seksindustrie in de Europese Unie (2003/2107(INI))

(Ingevolge het besluit van de Conferentie van voorzitters van 26 juni 2003)

Verkiezingen 2004: hoe te komen tot een gelijkwaardige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen (2003/2108(INI))

(Ingevolge het besluit van de Conferentie van voorzitters van 26 juni 2003)

Situatie van uit minderheidsgroeperingen afkomstige vrouwen in de Europese Unie (2003/2109(INI))

(Ingevolge het besluit van de Conferentie van voorzitters van 26 juni 2003)

Schrapping van initiatiefverslagen waarvoor de Conferentie van voorzitters reeds machtiging had verleend

Commissie ECON:

Evaluatie van de voorschriften en praktijken op het gebied van overheidssteun, met name met het oog op de toetreding van de nieuwe lidstaten (2003/2083(INI))

(Aangekondigd in de notulen van 5 juni 2003)

Hervorming van het Internationaal Monetair Fonds (2003/2080(INI))

(Aangekondigd in de notulen van 5 juni 2003)

Commissie JURI:

Niet-eerbiediging van de rechtsstaat bij consensusregelingen (soft law) en soortgelijke instrumenten in de Europese Gemeenschap (2002/2115(INI))

(Aangekondigd in de notulen van 19 december 2002)

Machtiging tot het opstellen van initiatiefverslagen overeenkomstig artikel 47, lid 1, van het Reglement

Commissie PETI:

Verslag over het jaarverslag 2002 van de ombudsman

(I5-0011/2003 — C5-0271/2003 — 2003/2068(INI))

(Ingevolge het besluit van de Conferentie van voorzitters van 8 mei 2003)

44.   In het register ingeschreven schriftelijke verklaringen (artikel 51 van het Reglement)

Aantal handtekeningen onder de in het register ingeschreven verklaringen (artikel 51, lid 3, van het Reglement):

Document nr.

Auteur

Handtekeningen

6/2003

Mario Borghezio

21

7/2003

Catherine Guy-Quint, Colette Flesch, Freddy Blak, Brian Simpson en Terence Wynn

146

8/2003

Claude Moraes, Michael Cashman, Kathalijne Maria Buitenweg, Carmen Cerdeira Morterero en Ozan Ceyhun

98

9/2003

Kathalijne Maria Buitenweg, Andrew Nicholas Duff, Christopher Heaton-Harris, Michiel van Hulten en Helle Thorning-Schmidt

138

10/2003

Richard Corbett

51

11/2003

Bruno Gollnisch, Carl Lang, Jean-Claude Martinez en Marie-France Stirbois

8

12/2003

José Ribeiro e Castro, Ole Krarup, Per Gahrton, Martin Callanan en Patricia McKenna

10

13/2003

Jonathan Evans, John Bowis, Christopher Heaton-Harris, Philip Charles Bradbourn en Neil Parish

46

14/2003

Marco Cappato, Paulo Casaca, Carlo Fatuzzo, Ulla Margrethe Sandbæk en Michiel van Hulten

17

15/2003

Mario Borghezio

7

45.   Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten

Overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Reglement zullen de notulen van de huidige vergadering aan het begin van de volgende vergadering aan het Parlement ter goedkeuring worden voorgelegd.

Met instemming van het Parlement zullen de aangenomen teksten reeds thans worden toegezonden aan degenen voor wie zij bestemd zijn.

46.   Rooster van de volgende vergaderingen

De volgende vergaderingen vinden plaats van 1 t/m 4 september 2003.

47.   Onderbreking van de zitting

De zitting van het Europees Parlement wordt onderbroken.

De vergadering wordt om 17.35 uur gesloten.

Julian PRIESTLEY

Secretaris-generaal

Pat COX

Voorzitter


PRESENTIELIJST

Ondertekend door:

Aaltonen, Ainardi, Almeida Garrett, Alyssandrakis, Andersen, Andersson, Andreasen, André-Léonard, Andria, Angelilli, Aparicio Sánchez, Arvidsson, Attwooll, Auroi, Avilés Perea, Ayuso González, Bakopoulos, Baltas, Banotti, Barón Crespo, Bartolozzi, Bastos, Bautista Ojeda, Bayona de Perogordo, Beazley, Bébéar, Belder, Berend, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Berlato, Bernié, Berthu, Beysen, Blak, Blokland, Bodrato, Böge, Bösch, von Boetticher, Bonde, Boogerd-Quaak, Booth, Bordes, Borghezio, van den Bos, Boselli, Boudjenah, Boumediene-Thiery, Bourlanges, Bouwman, Bowe, Bradbourn, Breyer, Brienza, Brok, Bullmann, van den Burg, Bushill-Matthews, Busk, Butel, Callanan, Camisón Asensio, Camre, Cappato, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Caudron, Caullery, Cauquil, Cederschiöld, Celli, Cerdeira Morterero, Cesaro, Ceyhun, Chichester, Philip Claeys, Cocilovo, Coelho, Collins, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Cornillet, Cossutta, Paolo Costa, Raffaele Costa, Cox, Crowley, Cunha, Cushnahan, van Dam, Dary, Daul, Davies, De Clercq, Dehousse, De Keyser, Dell'Alba, Della Vedova, Deprez, De Sarnez, Descamps, Désir, Deva, De Veyrac, Dhaene, Di Lello Finuoli, Dillen, Dimitrakopoulos, Di Pietro, Doorn, Dover, Duff, Duin, Dupuis, Ebner, Echerer, Elles, Eriksson, Esclopé, Ettl, Jillian Evans, Robert J.E. Evans, Färm, Fava, Ferber, Ferreira, Ferrer, Fiebiger, Figueiredo, Fiori, Fitzsimons, Flautre, Flemming, Flesch, Florenz, Formentini, Foster, Fourtou, Frahm, Fraisse, Frassoni, Friedrich, Fruteau, Gahler, Gahrton, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Garot, Garriga Polledo, Gasòliba i Böhm, Gebhardt, Gemelli, Ghilardotti, Gill, Gillig, Gil-Robles Gil-Delgado, Glante, Glase, Gobbo, Goebbels, Goepel, Görlach, Gollnisch, Gomolka, González Álvarez, Goodwill, Gorostiaga Atxalandabaso, Graefe zu Baringdorf, Graça Moura, Gröner, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Guy-Quint, Hänsch, Hager, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Haug, Hazan, Heaton-Harris, Hedkvist Petersen, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Herranz García, Herzog, Hieronymi, Honeyball, Hortefeux, Howitt, Hudghton, van Hulten, Hume, Hyland, Ilgenfritz, Imbeni, Inglewood, Isler Béguin, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jackson, Jarzembowski, Jensen, Jöns, Jonckheer, Jové Peres, Junker, Karamanou, Karas, Karlsson, Kaufmann, Keppelhoff-Wiechert, Keßler, Khanbhai, Kindermann, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korakas, Korhola, Koukiadis, Koulourianos, Kratsa-Tsagaropoulou, Krehl, Kreissl-Dörfler, Krivine, Kronberger, Kuckelkorn, Kuhne, Kuntz, Lage, Laguiller, Lalumière, Lamassoure, Lambert, Lang, Lange, Langen, Langenhagen, de La Perriere, Lechner, Lehne, Leinen, Liese, Linkohr, Lisi, Ludford, Lulling, Lund, Lynne, Maat, Maaten, McAvan, McCartin, MacCormick, McKenna, McNally, Maes, Maij-Weggen, Malliori, Manders, Manisco, Erika Mann, Thomas Mann, Mantovani, Marinho, Marinos, Markov, Marques, Marset Campos, Martens, David W. Martin, Hans-Peter Martin, Hugues Martin, Martinez, Martínez Martínez, Mastorakis, Mathieu, Matikainen-Kallström, Mauro, Hans-Peter Mayer, Xaver Mayer, Mayol i Raynal, Medina Ortega, Meijer, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Mennea, Mennitti, Menrad, Miguélez Ramos, Miller, Miranda, Miranda de Lage, Modrow, Mombaur, Monsonís Domingo, Montfort, Moraes, Moreira Da Silva, Morgantini, Emilia Franziska Müller, Müller, Mulder, Murphy, Muscardini, Musotto, Mussa, Myller, Napoletano, Naranjo Escobar, Nassauer, Newton Dunn, Nicholson, Nicholson of Winterbourne, Niebler, Nobilia, Nordmann, Obiols i Germà, Ojeda Sanz, Olsson, Ó Neachtain, Onesta, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Ortuondo Larrea, Paasilinna, Pacheco Pereira, Paciotti, Pack, Pannella, Papayannakis, Parish, Pasqua, Pastorelli, Patakis, Patrie, Paulsen, Pérez Álvarez, Pérez Royo, Roy Perry, Pesälä, Pex, Piecyk, Piétrasanta, Piscarreta, Pittella, Plooij-van Gorsel, Podestà, Poettering, Pohjamo, Poignant, Poli Bortone, Pomés Ruiz, Poos, Posselt, Prets, Pronk, Provan, Puerta, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Randzio-Plath, Rapkay, Raschhofer, Read, Ribeiro e Castro, Ries, Riis-Jørgensen, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rod, Rodríguez Ramos, de Roo, Rothe, Rothley, Roure, Rovsing, Rübig, Rühle, Rutelli, Sacconi, Sacrédeus, Saint-Josse, Sakellariou, Salafranca Sánchez-Neyra, Sandbæk, Sanders-ten Holte, Santer, Santini, dos Santos, Sartori, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Sbarbati, Scallon, Scarbonchi, Schaffner, Scheele, Schierhuber, Schleicher, Gerhard Schmid, Herman Schmid, Olle Schmidt, Schmitt, Schnellhardt, Schörling, Ilka Schröder, Jürgen Schröder, Schroedter, Schulz, Schwaiger, Seppänen, Sichrovsky, Simpson, Skinner, Smet, Soares, Sommer, Sornosa Martínez, Souchet, Sousa Pinto, Staes, Stenmarck, Stenzel, Sterckx, Stevenson, Stihler, Stirbois, Stockmann, Stockton, Sudre, Suominen, Swoboda, Sylla, Sørensen, Tajani, Tannock, Theato, Theorin, Thomas-Mauro, Thorning-Schmidt, Thors, Thyssen, Titley, Torres Marques, Trakatellis, Trentin, Tsatsos, Turchi, Turco, Turmes, Vachetta, Väyrynen, Vairinhos, Valdivielso de Cué, Valenciano Martínez-Orozco, Vallvé, Van Brempt, Van Orden, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, Vattimo, van Velzen, Vermeer, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Villiers, Vinci, Virrankoski, Vlasto, Voggenhuber, Volcic, Wachtmeister, Wallis, Walter, Watson, Watts, Weiler, Wenzel-Perillo, Whitehead, Wieland, Wiersma, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Wuori, Wurtz, Wyn, Wynn, Xarchakos, Zabell, Zacharakis, Zimmerling, Zissener, Zorba, Zrihen.

Waarnemers

Bagó Zoltán, Balsai István, Bekasovs Martijans, Biela Adam, Bielan Adam, Bonnici Josef, Brejc Mihael, Christodoulidis Doros, Chronowski Andrzej, Chrzanowski Zbigniew, Ciemniak Grażyna, Cilevičs Boriss, Cybulski Zygmunt, Czinege Imre, Demetriou Panayiotis, Didžiokas Gintaras, Drzęźla Bernard, Ékes József, Fazakas Szabolcs, Filipek Krzysztof, Gadzinowski Piotr, Gawłowski Andrzej, Giertych Maciej, Grabowska Genowefa, Gruber Attila, Grzebisz-Nowicka Zofia, Gurmai Zita, Hegyi Gyula, Ilves Toomas Hendrik, Kamiński Michał Tomasz, Kelemen András, Kiršteins Aleksandrs, Kłopotek Eugeniusz, Klukowski Wacław, Kolář Robert, Konečná Kateřina, Kowalska Bronisława, Kreitzberg Peeter, Kriščiūnas Kęstutis, Kroupa Daniel, Kvietkauskas Vytautas, Laar Mart, Lachnit Petr, Landsbergis Vytautas, Laštůvka Vladimír, Lepper Andrzej, Lewandowski Janusz Antoni, Libicki Marcin, Lisak Janusz, Litwiniec Bogusław, Lydeka Arminas, Macierewicz Antoni, Maldeikis Eugenijus, Mallotová Helena, Maštálka Jiří, Matsakis Marios, Mavrou Eleni, Őry Csaba, Palečková Alena, Pasternak Agnieszka, Pęczak Andrzej, Pieniążek Jerzy, Pīks Rihards, Plokšto Artur, Podgórski Bogdan, Pospíšil Jiří, Protasiewicz Jacek, Pusz Sylwia, Rutkowski Krzysztof, Savi Toomas, Sefzig Luděk, Smorawiński Jerzy, Surján László, Svoboda Pavel, Szabó Zoltán, Szájer József, Szczygło Aleksander, Tabajdi Csaba, Tomaka Jan, Tomczak Witold, Vaculík Josef, Vareikis Egidijus, Vastagh Pál, Vella George, Wenderlich Jerzy, Widuch Marek, Wikiński Marek, Winiarczyk-Kossakowska Małgorzata, Wiśniowska Genowefa, Wittbrodt Edmund, Wojciechowski Janusz, Żenkiewicz Marian, Žiak Rudolf.


BIJLAGE 1

STEMMINGSUITSLAGEN

Afkortingen en tekens

+

aangenomen

-

verworpen

vervallen

Ing.

ingetrokken

HS (..., ..., ...)

hoofdelijke stemming (aantal stemmen vóór, aantal stemmen tegen, onthoudingen)

ES (...,...,...)

elektronische stemming (aantal stemmen vóór, aantal stemmen tegen, onthoudingen)

so

stemming in onderdelen

as

aparte stemming

am

amendement

CA

compromisamendement

DD

desbetreffend deel

S

amendement tot schrapping

=

gelijkluidende amendementen

§

paragraaf/lid

artikel

artikel

overw

overweging

OR

ontwerpresolutie

GOR

gezamenlijke ontwerpresolutie

Geh. S

geheime stemming

1.   Bijeenkomst van de Europese Raad (Thessaloniki, 20/21 juni 2003)

Ontwerpresoluties: B5-0325, 0327, 0331, 0333, 0335, 0340/2003

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS / ES — opmerkingen

ontwerpresoluties van de fracties

B5-0325/2003

 

Verts/ALE

HS

-

43, 366, 34

gezamenlijke ontwerpresolutie — RC5-0327/2003 (PPE-DE, PSE, ELDR, UEN)

na § 9

5

PSE

ES

-

178, 219, 60

§ 10

3

Verts/ALE

 

-

 

na § 16

6

PSE + ELDR

 

+

 

7

PSE + ELDR

ES

+

243, 201, 18

8

Verts/ALE + PSE + ELDR

 

+

 

na § 17

4

Verts/ALE

ES

-

216, 228, 16

§ 22

9

PSE + ELDR + Verts/ALE

ES

+

252, 214, 2

na § 44

2

Verts/ALE

HS

+

260, 196, 13

§ 51

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

na § 57

1

UEN

 

Ing.

 

Stemming: resolutie (geheel)

HS

+

327, 92, 47

ontwerpresoluties van de fracties

B5-0327/2003

 

PPE-DE

 

 

B5-0331/2003

 

GUE/NGL

 

 

B5-0333/2003

 

PSE

 

 

B5-0335/2003

 

ELDR

 

 

B5-0340/2003

 

UEN

 

 

Verzoeken om hoofdelijke stemming

Verts/ALE: PR B5-0325/2003, am 2, eindstemming GOR

Verzoeken om aparte stemming

Verts/ALE: § 51 van de GOR

2.   MARCO POLO ***II

Aanbeveling voor de tweede lezing: BRADBOURN (A5-0220/2003)

Betreft

 

goedkeuring zonder stemming

goedgekeurd

3.   Verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank *

Verslag: ANDRIA (A5-0215/2003)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

 

+

 

4.   Opstellen van overheidsbegrotingen vanuit een genderperspectief

Verslag: GHILARDOTTI (A5-0214/2003)

Betreft

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

één enkele stemming

HS

+

394, 40, 37

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PSE: eindstemming

5.   Kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim ***II

Aanbeveling voor de tweede lezing: FAVA (A5-0219/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

5

7-8

13

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

1

commissie

as

+

 

2

commissie

as

+

 

3

commissie

as

+

 

4

commissie

as

+

 

6

commissie

as

+

 

9

commissie

as

+

 

10

commissie

as

+

 

11

commissie

as

+

 

12

commissie

as

+

 

14

commissie

as

+

 

15

commissie

HS

+

408, 60, 5

16

commissie

as

+

 

17

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

18

commissie

as

+

 

Verzoeken om hoofdelijke stemming

GUE/NGL: am 15

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: am 2, 6, 10, 16, 18

ELDR: am 14

GUE/NGL: am 1, 3, 4, 6, 9, 10, 11, 12

UEN: am 6, 9, 10, 18

Verzoeken om stemming in onderdelen

GUE/NGL

am 17

1e deel: tekst zonder het woord „economische”

2e deel: dit woord

6.   Gemeenschappelijk Europees luchtruim: Gemeenschappelijk Europees luchtruim: Luchtvaartnavigatiediensten/Luchtruim/Interoperabiliteit ***II

Aanbeveling voor de tweede lezing: SANDERS-TEN HOLTE (A5-0225/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

gemeenschappelijk standpunt nr. 1 (luchtvaartnavigatiediensten)

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

5-7

9

11

13-14

16

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

1

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

2

commissie

as

+

 

3

commissie

as

+

 

4

commissie

as

+

 

8

commissie

as

+

 

10

commissie

as

+

 

12

commissie

as

+

 

15

commissie

HS

+

376, 85, 13

overw 12

33 S

PSE

ES

-

210, 232, 7

gemeenschappelijk standpunt nr. 2 (luchtruim)

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

17

commissie

as

+

 

18

commissie

as

+

 

19

commissie

as

+

 

20

commissie

as

+

 

21

commissie

as

+

 

22

commissie

as

+

 

23

commissie

as

+

 

24

commissie

as

+

 

25

commissie

as

+

 

26

commissie

HS

+

352, 113, 7

27

commissie

as

+

 

28

commissie

as

+

 

29

commissie

as

+

 

30

commissie

as

+

 

31

commissie

as

+

 

gemeenschappelijk standpunt nr. 3 (interoperabiliteit)

tekst in zijn geheel

32

commissie

 

+

 

Verzoeken om hoofdelijke stemming

GUE/NGL: am 15, 26

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: am 3, 10, 12, 21, 23, 24, 25, 27, 28, 29, 30, 32, 33

GUE/NGL: am 2, 4, 8, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 27, 28, 29, 31

UEN: am 21, 29

Verzoeken om stemming in onderdelen

GUE/NGL

am 1

1e deel: t/m „te erkennen”

2e deel: rest

Diversen

De rapporteur heeft erop gewezen dat goedkeuring van amendement 16 inhoudt dat artikel 6, lid 9, van het gemeenschappelijk standpunt moet worden aangepast, en dat goedkeuring van amendement 31 een aanpassing in artikel 1, lid 3, tot gevolg heeft.

7.   Tijdelijk transitosysteem voor vrachtwagens in transito door Oostenrijk voor het jaar 2004 ***II

Aanbeveling voor de tweede lezing: CAVERI (A5-0213/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-13

15-17

commissie

 

+

 

art 3

18 =

19 =

PSE

RACK e.a.

HS

-

191, 231, 50

14

commissie

ES

+

346, 102, 19

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: am 18

8.   Compensatie en bijstand aan luchtreizigers ***II

Aanbeveling voor de tweede lezing: LISI (A5-0221/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

2

4-8

11-14

16

19-20

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

1

commissie

as / ES

-

224, 229, 5

3

commissie

HS

-

207, 246, 6

9

commissie

as

-

 

15

commissie

as

+

 

17

commissie

so

 

 

1

+

 

2 / VE

-

256, 213, 4

18

commissie

as

-

 

art 5

21

ELDR

HS

-

57, 406, 5

10

commissie

HS

-

277, 164, 28

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PSE: am 10, 21

ELDR: am 21

GUE/NGL: am 3

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: am 1, 3, 9, 15, 17, 18

Verzoeken om stemming in onderdelen

PPE-DE

am 17

1e deel:„De lidstaten dragen ... derde partijen” plus „kunnen worden ingediend en afgedwongen”

2e deel: d.w.z. zelfs ten opzichte van ... autonome bevoegdheden

9.   Levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen ***I

Verslag: AYUSO GONZÁLEZ (A5-0216/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1, 3, 5, 6, 9, 11-14

commissie

 

-

 

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

2, 15, 16, 18

commissie

 

+

 

4

commissie

so

 

 

1

+

 

2

-

 

tekst in zijn geheel

(en bloc)

19-32

PPE + ELDR + PSE

 

+

 

7+8+17

commissie

 

 

bijlage, punt 3

33

Verts/ALE

 

-

 

bijlage, punt 6, alinea d)

34

Verts/ALE

 

-

 

10

commissie

 

+

 

bijlage, punt 6, na punt d)

35

Verts/ALE

 

-

 

Stemming: gewijzigd voorstel

 

+

 

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

Verzoeken om stemming in onderdelen

PPE-DE, PSE

am 4

1e deel: t/m „zo spoedig mogelijk te worden verleend”

2e deel: rest

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: am 2, 15, 16, 18

PSE: am 1, 3, 5, 6, 9, 11, 12, 13, 14 (blok)

10.   Bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers bij een botsing met een motorvoertuig ***I

Verslag: VERMEER (A5-0223/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

amendementen van de bevoegde commissie — stemming en bloc

1-3

5

7

11

commissie

 

+

 

amendementen van de bevoegde commissie — afzonderlijke stemming

6

commissie

so

 

 

1

+

 

2

+

 

 

9

commissie

as

+

 

10

commissie

as

+

 

art 1

17

Verts/ALE

HS

-

92, 371, 3

art 5

18

Verts/ALE

so/HS

 

 

1

-

86, 367, 9

2

 

8

commissie

 

+

 

na overw 3

12

EDD

 

-

 

15

Verts/ALE

 

-

 

4

commissie

 

+

 

overw 4

16

Verts/ALE

 

-

 

na overw 4 en 5

13

EDD

 

-

 

 

14

EDD

 

-

 

Stemming: gewijzigd voorstel

HS

+

426, 1, 40

Stemming: wetgevingsresolutie

 

+

 

Verzoeken om hoofdelijke stemming

ELDR: gewijzigd voorstel

Verts/ALE: am 17, 18

Verzoeken om aparte stemming

Verts/ALE: am 9, 10

Verzoeken om stemming in onderdelen

Verts/ALE

am 6

1e deel: tekst zonder de woorden „aangepast of”

2e deel: deze woorden

am 18

1e deel: tekst zonder de woorden „in welk kader actieve maatregelen... beschermingsniveau bijdragen”

2e deel: deze woorden

11.   Overlegprocedure (begroting 2004)

Verslag: MULDER (A5-0240/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

§ 10

3

HERRANZ e.a.

ES

+

mondeling gewijzigd

268, 168, 17

§ 20

2

PPE-DE

ES

-

206, 237, 6

na § 31

1

UEN + DELL'ALBA

ES

+

257, 188, 6

§ 33

4

NARANJO ESCOBAR e.a.

ES

+

246, 185, 15

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

Diversen

De rapporteur heeft een technische wijziging voorgesteld in amendement 3 op paragraaf 10, dat als volgt komt te luiden:

stelt vast dat het percentage van de totale uitgaven van het GLB dat als verplichte uitgaven wordt aangemerkt , is gedaald van 40,2 % in de begroting 2003 naar 36,8 % in het VOB 2004 voor de Unie van 25, en dat het aandeel van de niet-verplichte uitgaven is gestegen van 4,7 % in 2003 tot 5,8 % in 2004.

12.   Uitvoering van de begroting 2003

Verslag: FÄRM (A5-0233/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

§ 6

 

oorspronkelijke tekst

so

 

 

1

+

 

2

+

 

§ 20

1

PSE

ES

+

240, 194, 18

na § 21

2

PPE-DE

so

 

 

1

+

 

2 / VE

+

229, 214, 4

§ 23

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

§ 49

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

Stemming: resolutie (geheel)

HS

+

407, 10, 34

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: eindstemming

Verzoeken om stemming in onderdelen

PSE

am 2

1e deel: stelt vast dat de Raad... begroting 2003

2e deel: is bereid... hebben ingediend

UEN

§ 6

1e deel: stelt met tevredenheid... mogelijk maakt

2e deel: betreurt dat... voor te leggen

Verzoeken om aparte stemming

GUE/NGL: § 23

UEN: § 20, 49

13.   Handel in kinderen en kindsoldaten

Ontwerpresolutie: B5-0320/2003

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

Ontwerpresolutie (B5-0320/2003)

na § 21

3

ELDR

 

+

mondeling gewijzigd

overw F

1

ELDR

 

+

 

na overw G

2

ELDR

 

+

 

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

Diversen

De heer Mauro heeft namens de PPE-DE-Fractie een mondeling amendement op amendement 3 voorgesteld: „veroordeelt ten stelligste regeringen en de gewapende oppositie die nog steeds kindsoldaten recruteren (...)”

14.   Tsjetsjenië

Ontwerpresoluties: B5-0326, 0328, 0329, 0339, 0341, 0342/2003

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

gezamenlijke ontwerpresolutie — RC5-0326/2003

(PPE-DE, PSE, ELDR, GUE/NGL, UEN)

nieuwe § vóór § 1

5

Verts/ALE

HS

+

388, 26, 34

na § 2

6

Verts/ALE

 

-

 

§ 3

7

Verts/ALE

HS

-

113, 325, 14

§ 11

 

oorspronkelijke tekst

so

 

 

1

+

 

2

+

 

§ 12

8

Verts/ALE

ES

+

242, 200, 3

overw B

1

Verts/ALE

 

+

 

na overw I

2

Verts/ALE

HS

+

259, 170, 18

3

Verts/ALE

 

-

 

4

Verts/ALE

 

-

 

Stemming: resolutie (geheel)

HS

+

357, 46, 42

ontwerpresoluties van de fracties

B5-0326/2003

 

PPE-DE

 

 

B5-0328/2003

 

ELDR

 

 

B5-0329/2003

 

UEN

 

 

B5-0339/2003

 

PSE

 

 

B5-0341/2003

 

GUE/NGL

 

 

B5-0342/2003

 

Verts/ALE

 

 

Verzoeken om hoofdelijke stemming

Verts/ALE: am 2, 5 en 7 en eindstemming over de GOR

Verzoeken om stemming in onderdelen

GUE/NGL

§ 11

1e deel: eerste zin

2e deel: tweede zin

15.   Voorbereiding van de bijeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie (Cancun, 10/14 september 2003)

Ontwerpresoluties: B5-0322, 0323, 0324, 0330, 0332, 0334/2003

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

gezamenlijke ontwerpresolutie — RC5-0322/2003

(PPE-DE + PSE + ELDR)

na § 1

1

Verts/ALE

so

 

 

1 / VE

+

238, 173, 13

2

-

 

§ 2

5

GUE/NGL

HS

+

206, 202, 6

mondeling gewijzigd

na § 4

4

PSE

 

+

 

6

GUE/NGL

 

+

 

na § 6

7

GUE/NGL

ES

+

236, 168, 4

§ 7

§

oorspronkelijke tekst

so

 

 

1

+

 

2

+

 

na § 9

2

Verts/ALE

 

-

 

8

GUE/NGL

 

+

 

na § 10

9

GUE/NGL

ES

-

200, 205, 5

na § 13

10

GUE/NGL

 

-

 

na § 17

3

Verts/ALE

 

-

 

na § 18

11

GUE/NGL

ES

-

119, 207, 89

§ 19

§

oorspronkelijke tekst

so/HS

 

 

1

+

311, 90, 9

2

+

210, 116, 86

na § 26

12

GUE/NGL

 

-

 

§ 29

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

na § 31

13

GUE/NGL

 

-

 

14

GUE/NGL

 

-

 

§ 37

§

oorspronkelijke tekst

HS

+

372, 25, 15

Stemming: resolutie (geheel)

HS

+

297, 93, 18

ontwerpresoluties van de fracties

B5-0322/2003

 

PPE-DE

 

 

B5-0323/2003

 

UEN

 

 

B5-0324/2003

 

Verts/ALE

 

 

B5-0330/2003

 

ELDR

 

 

B5-0332/2003

 

GUE/NGL

 

 

B5-0340/2003

 

PSE

 

 

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: § 19, eindstemming

Verts/ALE: § 37

GUE/NGL: am 5

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: § 29

Verzoeken om stemming in onderdelen

PSE

am 1

1e deel: verzoekt de Commissie ... worden gevoerd

2e deel: en de omvangrijke ... is verlopen

Verts/ALE

§ 19

1e deel: onderkent het ... en overheidsaankopen

2e deel: en steunt het officiële ... voor alle WTO-leden

GUE/NGL

§ 7

1e deel: gelooft in de ... van de uitvoersubsidies

2e deel: en de interne steun ... van de EU

Diversen

De leden Van Velzen en Schwaiger hebben namens de PPE-DE de GOR medeondertekend.

De heer Miranda heeft een mondeling amendement voorgesteld op amendement 5 strekkende tot invoeging van het woord „geleidelijke” na het woord „afschaffing”.

16.   Europese Centrale Bank 2002

Verslag: BLOKLAND (A5-0237/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

§ 2

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

§ 3

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

§ 5

3

PPE-DE

 

+

 

§ 9

4

PPE-DE

ES

-

155, 184, 31

§

oorspronkelijke tekst

as

-

 

§ 10

5

PPE-DE

 

Ing.

 

§

oorspronkelijke tekst

as

-

 

§ 11

11

ELDR

 

+

 

§ 12

6

PPE-DE

 

+

 

§ 15

7

PPE-DE

ES

+

179, 176, 19

§ 16

12

ELDR

 

+

 

8

PPE-DE

 

+

 

§ 17

9

PPE-DE

ES

-

158, 206, 8

§ 24

1

PSE

ES

-

178, 192, 7

§ 25

10

PPE-DE

 

+

 

visum 8

2

PPE-DE

 

+

 

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

Verzoeken om aparte stemming

PPE-DE: § 9, 10

PSE: § 9, 10

Verts/ALE: § 2, 3, 9

Diversen

De PPE-DE-Fractie heeft amendement 5 ingetrokken.

17.   Eurozone

Verslag: GASÒLIBA I BÖHM (A5-0169/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

na § 15

1

GUE/NGL

 

+

 

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

Diversen

Op voorstel van de rapporteur wordt amendement 1 na paragraaf 14 ingevoegd en niet na paragraaf 15.

18.   Cambodja

Ontwerpresoluties: B5-0337/2003, 0343/2003, 0346/2003, 0349/2003, 0353/2003, 0357/2003

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

gezamenlijke ontwerpresolutie — RC5-0337/2003

(PPE-DE, PSE, ELDR, Verts/ALE, GUE/NGL, EDD, e.a.)

overw Q

1

PSE

 

Ing.

 

na overw Q

 

 

 

+

mondeling amendement na overw Q

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

ontwerpresoluties van de fracties

B5-0337/2003

 

EDD

 

 

B5-0343/2003

 

PSE

 

 

B5-0346/2003

 

Verts/ALE

 

 

B5-0349/2003

 

PPE-DE

 

 

B5-0353/2003

 

GUE/NGL

 

 

B5-0357/2003

 

ELDR

 

 

Diversen

De PSE-Fractie heeft amendement 1 ingetrokken.

Mevrouw Junker die namens de PSE-Fractie het volgende mondelinge amendement na overweging Q heeft voorgesteld:

bovendien de aandacht vestigend op het feit dat ten minste 28 buitenlandese islamitische leraren uit Cambodja zijn uitgewezen

De heer Dupuis heeft voorgesteld in paragraaf 2 „voor, tijdens en na” te vervangen door „tijdens en na”.

19.   Laos

Ontwerpresoluties: B5-0336/2003, 0345/2003, 0348/2003, 0350/2003, 0354/2003, 0356/2003

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

gezamenlijke ontwerpresolutie — RC5-0336/2003

PPE-DE, PSE, ELDR, Verts/ALE, GUE/NGL, UEN, EDD, e.a.

 

 

 

 

 

mondeling amendement

overw A

 

 

 

+

mondeling gewijzigd

overw B

 

oorspronkelijke tekst

as / ES

+

59, 31, 0

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

ontwerpresoluties van de fracties

B5-0336/2003

 

EDD

 

 

B5-0345/2003

 

PSE

 

 

B5-0348/2003

 

Verts/ALE

 

 

B5-0350/2003

 

PPE-DE

 

 

B5-0354/2003

 

GUE/NGL

 

 

B5-0356/2003

 

ELDR

 

 

Verzoeken om aparte stemming

PSE: overw B van de GOR

Mondelinge amendementen

De PSE-Fractie heeft de volgende mondelinge amendementen voorgesteld:

in paragraaf 12, „ASEAN-Conferentie” i.p.v. „topconferentie Azië-Europa”

in overweging A, „journalist” vervangen door „tolk”

20.   Oeganda

Ontwerpresoluties: B5-0344/2003, 0347/2003, 0351/2003, 0352/2003, 0355/2003, 0358/2003

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

gezamenlijke ontwerpresolutie — RC5-0344/2003

PPE-DE, PSE, Verts/ALE, GUE/NGL, UEN, EDD

Stemming: resolutie (geheel)

HS

+

78, 0, 10

ontwerpresoluties van de fracties

B5-0344/2003

 

PSE

 

 

B5-0347/2003

 

Verts/ALE

 

 

B5-0351/2003

 

PPE-DE

 

 

B5-0352/2003

 

GUE/NGL

 

 

B5-0355/2003

 

ELDR

 

 

B5-0358/2003

 

UEN

 

 

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: eindstemming

21.   Situatie van vrouwen in plattelandsgebieden

Verslag: KRATSA-TSAGAROPOULOU (A5-0230/2003)

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

§ 3

2

PSE

 

+

 

§ 14

3

PSE

 

+

 

overw B

1

PSE

 

+

 

Stemming: resolutie (geheel)

HS

+

74, 8, 1

Verzoeken om hoofdelijke stemming

PPE-DE: eindstemming

22.   Veiligheid van bussen

Ontwerpresolutie: B5-0338/2003

Betreft

Am. nr.

van

HS, enz.

Stemming

HS/ES — opmerkingen

ontwerpresolutie B5-0338/2003

(commissie regionaal beleid)

§ 2

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

na § 3

1

PSE

ES

-

38, 45, 0

§ 5

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

§ 7

 

oorspronkelijke tekst

as

+

 

§ 8

3

ELDR

 

+

 

na § 8

4

ELDR

 

-

 

overw E

2

ELDR

 

+

 

Stemming: resolutie (geheel)

 

+

 

Verzoeken om aparte stemming

EVANS Jonathan e.a.: § 2, 5, 7


BIJLAGE II

UITSLAG HOOFDELIJKE STEMMINGEN

B5-0325/2003 — RC — Europese Raad van Thessaloniki

Resolutie

Voor: 43

ELDR: Andreasen, van den Bos, Davies, De Clercq, Gasòliba i Böhm, Monsonís Domingo, Olsson

GUE/NGL: Bakopoulos, Frahm, González Álvarez, Jové Peres, Koulourianos

NI: Gorostiaga Atxalandabaso

PPE-DE: Wijkman

PSE: Marinho, Wiersma

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Echerer, Evans Jillian, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, MacCormick, McKenna, Maes, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wyn

Tegen: 366

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Booth, Butel, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: André-Léonard, Boogerd-Quaak, Busk, Costa Paolo, Flesch, Formentini, Jensen, Ludford, Lynne, Mulder, Newton Dunn, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Sbarbati, Schmidt, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Alyssandrakis, Blak, Bordes, Cauquil, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Korakas, Laguiller, Meijer, Patakis

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Claeys, Dillen, Hager, de La Perriere, Sichrovsky, Souchet

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Rack, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bullmann, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Colom i Naval, Corbett, De Keyser, Désir, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Crowley, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 34

GUE/NGL: Ainardi, Boudjenah, Caudron, Cossutta, Dary, Figueiredo, Fraisse, Herzog, Kaufmann, Krivine, Manisco, Markov, Miranda, Modrow, Papayannakis, Puerta, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Cappato, Della Vedova, Dupuis, Gollnisch, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, Martinez, Raschhofer, Turco

PSE: Dehousse

Verts/ALE: Gahrton

B5-0327/2003 — RC — Europese Raad van Thessaloniki

Amendement 2

Voor: 260

EDD: Andersen, Bernié, Butel, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Ludford, Lynne, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Blak, Boudjenah, Caudron, Cossutta, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Papayannakis, Patakis, Puerta, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Ilgenfritz, Kronberger, Pannella, Raschhofer, Turco

PPE-DE: Ferrer, Maij-Weggen, Sacrédeus, Wijkman

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bullmann, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Haug, Hazan, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 196

EDD: Belder, Blokland, Booth, van Dam

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, de La Perriere, Souchet

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

UEN: Angelilli, Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 13

EDD: Kuntz

GUE/NGL: Bakopoulos, Bordes, Cauquil, Laguiller

NI: Claeys, Dillen, Gollnisch, Lang, Martinez, Stirbois

PPE-DE: Thyssen

PSE: Hänsch

B5-0327/2003 — RC — Europese Raad van Thessaloniki

Resolutie

Voor: 327

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Ludford, Lynne, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Sbarbati, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Koulourianos

NI: Beysen, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Raschhofer

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Brienza, Brok, Camisón Asensio, Cederschiöld, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Ebner, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Fourtou, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hernández Mollar, Hieronymi, Hortefeux, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Santini, Sartori, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berenguer Fuster, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Keyser, Désir, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schulz, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swoboda, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba

UEN: Angelilli, Berlato, Caullery, Collins, Crowley, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Tegen: 92

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Booth, Butel, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

GUE/NGL: Alyssandrakis, Blak, Bordes, Boudjenah, Cauquil, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Korakas, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Patakis, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Vachetta, Vinci

NI: Berthu, Claeys, Dillen, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang, de La Perriere, Martinez, Souchet, Stirbois

PPE-DE: Callanan, Goodwill, Graça Moura, Hannan, Helmer, Nicholson, Pacheco Pereira

PSE: Dehousse, Martin Hans-Peter, Mendiluce Pereiro, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, MacCormick, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 47

ELDR: Paulsen, Schmidt

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Caudron, Cossutta, Dary, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Papayannakis, Puerta, Wurtz

NI: Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Pannella, Turco

PPE-DE: Beazley, Bradbourn, Bushill-Matthews, Chichester, Deva, Dover, Foster, Harbour, Inglewood, Jackson, Khanbhai, Kirkhope, Montfort, Parish, Perry, Purvis, Scallon, Stevenson, Stockton, Tannock

PSE: Lund, Schmid Gerhard, Theorin

UEN: Camre, Pasqua

Verslag Ghilardotti A5-0214/2003

Resolutie

Voor: 394

EDD: Andersen, Bernié, Butel, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Ludford, Lynne, Monsonís Domingo, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sbarbati, Schmidt, Sterckx, Thors, Väyrynen, Vallvé, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Cossutta, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Papayannakis, Puerta, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Beysen, Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Sichrovsky

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Brienza, Brok, Camisón Asensio, Cederschiöld, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Santini, Sartori, Schaffner, Schleicher, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Xarchakos, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bullmann, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Ceyhun, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schulz, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Angelilli, Berlato, Crowley, Hyland, Nobilia, Ó Neachtain, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 40

EDD: Belder, Blokland, Booth, van Dam

ELDR: Andreasen, Busk, Jensen, Sørensen

NI: Borghezio, Ilgenfritz, Kronberger

PPE-DE: Beazley, Bradbourn, Bushill-Matthews, Callanan, Chichester, Deva, Elles, Foster, Goodwill, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Jackson, Khanbhai, Kirkhope, Lehne, Montfort, Nicholson, Parish, Perry, Purvis, Radwan, Stevenson, Stockton, Tannock, Wuermeling

UEN: Poli Bortone

Onthoudingen: 37

EDD: Kuntz

ELDR: Manders, Mulder, Plooij-van Gorsel, Sanders-ten Holte, Vermeer

GUE/NGL: Alyssandrakis, Korakas, Patakis

NI: Berthu, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Martinez, Pannella, Souchet, Stirbois, Turco

PPE-DE: Koch, Posselt, Scallon, Schmitt

PSE: Colom i Naval, Schmid Gerhard, Wynn

UEN: Camre, Caullery, Collins, Muscardini, Pasqua, Thomas-Mauro

Aanbeveling Fava A5-0219/2003

Amendement 15

Voor: 408

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Butel, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Ludford, Lynne, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Sbarbati, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Vallvé, Vermeer, Wallis, Watson

GUE/NGL: Blak, Cossutta, Markov, Miranda

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Martinez, Pannella, Raschhofer, Sichrovsky, Souchet, Stirbois, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Brok, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Carnero González, Casaca, Cashman, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ford, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Glante, Görlach, Gröner, Hänsch, Haug, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuckelkorn, Kuhne, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Miranda de Lage, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba

UEN: Angelilli, Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 60

ELDR: Väyrynen, Virrankoski

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Gorostiaga Atxalandabaso

PPE-DE: Bushill-Matthews, Grossetête, Korhola, Marques

PSE: Berès, Carlotti, Dehousse, De Keyser, Désir, Ferreira, Fruteau, Garot, Gillig, Guy-Quint, Hazan, Lalumière, Patrie, Poignant, Roure, Savary, Zrihen

Onthoudingen: 5

EDD: Booth

GUE/NGL: Puerta

NI: Borghezio

PPE-DE: Pacheco Pereira

PSE: Lage

Aanbeveling Sanders-ten Holte A5-0225/2003

Amendement 15

Voor: 376

EDD: Belder, Blokland, van Dam

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Jensen, Ludford, Lynne, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Sbarbati, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Watson

GUE/NGL: Blak

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Pannella, Raschhofer, Sichrovsky, Souchet, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, Deva, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Martens, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Carnero González, Carrilho, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ford, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Hänsch, Haug, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuckelkorn, Kuhne, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, Sauquillo Pérez del Arco, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Stihler, Stockmann, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Trentin, Tsatsos, Van Brempt, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba

UEN: Angelilli, Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 85

EDD: Bernié, Butel, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Laguiller, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, de La Perriere

PPE-DE: Coelho, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Graça Moura, Grossetête, Hermange, Konrad, Marques, Martin Hugues, Montfort, Piscarreta, Schaffner, Sudre, de Veyrinas

PSE: Berès, Carlotti, Casaca, Dehousse, De Keyser, Désir, Ferreira, Fruteau, Garot, Gillig, Guy-Quint, Hazan, Lalumière, Patrie, Poignant, Roure, dos Santos, Savary, Sousa Pinto, Torres Marques, Vairinhos, Zrihen

UEN: Pasqua

Onthoudingen: 13

EDD: Andersen, Booth, Sandbæk

GUE/NGL: Cossutta

NI: Borghezio, Claeys, Dillen, Gollnisch, Lang, Martinez, Stirbois

PPE-DE: Pacheco Pereira

PSE: Lage

Aanbeveling Sanders-ten Holte A5-0225/2003

Amendement 26

Voor: 352

EDD: Belder, Blokland, van Dam

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Ludford, Lynne, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Sanders-ten Holte, Sbarbati, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Vallvé, Vermeer, Wallis, Watson

GUE/NGL: Blak, Markov, Puerta

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Claeys, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Gollnisch, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, Martinez, Pannella, Raschhofer, Sichrovsky, Souchet, Stirbois, Turco

PPE-DE: Andria, Arvidsson, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Cornillet, Costa Raffaele, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Deva, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Grönfeldt Bergman, Grosch, Hannan, Hansenne, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Martens, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Suominen, Tannock, Theato, Thyssen, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Barón Crespo, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Carnero González, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ford, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Hänsch, Haug, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karlsson, Keßler, Kindermann, Krehl, Kuckelkorn, Kuhne, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, Sauquillo Pérez del Arco, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Stihler, Stockmann, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Trentin, Tsatsos, Van Brempt, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba

UEN: Camre

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 113

EDD: Bernié, Butel, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse

ELDR: Väyrynen, Virrankoski

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Laguiller, Manisco, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, de La Perriere

PPE-DE: Almeida Garrett, Averoff, Bastos, Coelho, Cunha, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Graça Moura, Grossetête, Hermange, Kratsa-Tsagaropoulou, Marinos, Marques, Martin Hugues, Montfort, Moreira Da Silva, Piscarreta, Schaffner, Sudre, Trakatellis, de Veyrinas, Xarchakos, Zacharakis

PSE: Baltas, Berès, Carlotti, Carrilho, Casaca, Dehousse, De Keyser, Désir, Ferreira, Fruteau, Garot, Gillig, Guy-Quint, Hazan, Karamanou, Koukiadis, Lalumière, Malliori, Mastorakis, Patrie, Poignant, Roure, dos Santos, Savary, Sousa Pinto, Torres Marques, Vairinhos, Zrihen

UEN: Angelilli, Berlato, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 7

EDD: Andersen, Booth, Sandbæk

GUE/NGL: Cossutta

NI: Borghezio

PPE-DE: Pacheco Pereira

PSE: Lage

Aanbeveling Caveri A5-0213/2003

Amendementen 18 en 19

Voor: 191

EDD: Andersen

ELDR: Flesch

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Boudjenah, Caudron, Cossutta, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Manisco, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sylla, Vinci, Wurtz

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Hager, Ilgenfritz, Kronberger, Raschhofer, Sichrovsky

PPE-DE: Bastos, Coelho, Cunha, Daul, Ebner, Ferrer, Flemming, Florenz, Jackson, Karas, Korhola, Liese, Lulling, McCartin, Mann Thomas, Marques, Matikainen-Kallström, Moreira Da Silva, Piscarreta, Pronk, Rack, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Scallon, Schleicher, Stenzel, Suominen, Wenzel-Perillo, Wijkman

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Hazan, Honeyball, Howitt, van Hulten, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karlsson, Keßler, Kindermann, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Obiols i Germà, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Roure, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schulz, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Van Brempt, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn

UEN: Caullery, Collins, Fitzsimons, Hyland, Ó Neachtain, Pasqua, Thomas-Mauro

Verts/ALE: Bouwman

Tegen: 231

EDD: Belder, Blokland, van Dam, Kuntz

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Bakopoulos, Blak, Koulourianos

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Martinez, Pannella, Souchet, Stirbois, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Berend, Böge, Bourlanges, Brienza, Brok, Camisón Asensio, Cederschiöld, Cocilovo, Cornillet, Costa Raffaele, Cushnahan, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Doorn, Elles, Ferber, Fiori, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Goepel, Gomolka, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Gutiérrez-Cortines, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Jarzembowski, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lisi, Maat, Maij-Weggen, Mantovani, Marinos, Martens, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Pex, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Santini, Sartori, Schaffner, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Sudre, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Wachtmeister, Wieland, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Baltas, Fava, Ghilardotti, Imbeni, Karamanou, Koukiadis, Malliori, Mastorakis, Napoletano, Paciotti, Pittella, Sacconi, Vattimo, Volcic, Zorba

UEN: Angelilli, Berlato, Camre, Crowley, Muscardini, Nobilia, Poli Bortone, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 50

EDD: Bernié, Booth, Butel, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse

GUE/NGL: Bordes, Cauquil, Krivine, Laguiller, Vachetta

NI: Borghezio, Claeys

PPE-DE: Beazley, Bodrato, Bradbourn, Bushill-Matthews, Callanan, Chichester, Deva, Dimitrakopoulos, Dover, Foster, Glase, Goodwill, Grossetête, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Khanbhai, Kirkhope, Martin Hugues, Nicholson, Parish, Perry, Posselt, Purvis, Stevenson, Stockton, Tannock

PSE: Duin, Haug, Krehl, Lange, Mendiluce Pereiro, Piecyk, Schmid Gerhard, Zrihen

Aanbeveling Lisi A5-0221/2003

Amendement 3

Voor: 207

EDD: Kuntz

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Olsson, Paulsen, Pesälä, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Blak, Cossutta, Markov, Puerta

NI: Claeys, Dillen, Ilgenfritz, Lang, de La Perriere, Martinez, Stirbois

PPE-DE: Beazley, Bradbourn, Bushill-Matthews, Callanan, Chichester, Deva, Dover, Elles, Foster, Goodwill, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Jackson, Khanbhai, Kirkhope, Lehne, Nicholson, Parish, Perry, Purvis, Rack, Scallon, Stevenson, Stockton, Tannock

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Torres Marques, Tsatsos, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Camre

Tegen: 246

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, van Dam, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Nordmann

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Laguiller, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Souchet, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Brienza, Brok, Camisón Asensio, Cederschiöld, Coelho, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Ebner, Ferber, Ferrer, Fiori, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Santini, Sartori, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

UEN: Angelilli, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 6

EDD: Booth

NI: Borghezio, Gollnisch, Kronberger

PSE: Mendiluce Pereiro

UEN: Berlato

Aanbeveling Lisi A5-0221/2003

Amendement 21

Voor: 57

EDD: Bernié, Butel, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Cossutta, Miranda

NI: Claeys, Dillen, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Martinez, Stirbois

PPE-DE: Cornillet, Jackson

PSE: Carrilho, Dehousse, Poignant, Savary

Tegen: 406

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Blak, Boudjenah, Caudron, Dary, Di Lello Finuoli, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Markov, Marset Campos, Meijer, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Ilgenfritz, Pannella, Raschhofer, Souchet, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bastos, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Keyser, Désir, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

UEN: Angelilli, Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 5

EDD: Booth

GUE/NGL: Bordes, Cauquil, Laguiller

NI: Borghezio

Aanbeveling Lisi A5-0221/2003

Amendement 10

Voor: 277

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Bordes, Cauquil, Cossutta, Eriksson, Frahm, Laguiller, Schmid Herman, Seppänen

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Gollnisch, Ilgenfritz, Kronberger, Lang, de La Perriere, Martinez, Pannella, Raschhofer, Souchet, Stirbois, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bastos, Bayona de Perogordo, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Brienza, Brok, Camisón Asensio, Cederschiöld, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Ebner, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Santini, Sartori, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stenzel, Sudre, Suominen, Tajani, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Marinho, Martin David W.

UEN: Angelilli, Berlato, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 164

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Blak, Boudjenah, Caudron, Dary, Di Lello Finuoli, Fiebiger, Figueiredo, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Schröder Ilka, Sylla, Vachetta, Vinci, Wurtz

NI: Gorostiaga Atxalandabaso

PPE-DE: Lehne, Matikainen-Kallström

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Keyser, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Schulz, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Stockmann, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Wynn, Zorba, Zrihen

Onthoudingen: 28

EDD: Booth

PPE-DE: Beazley, Bradbourn, Bushill-Matthews, Callanan, Chichester, Deva, Dover, Elles, Foster, Goodwill, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Jackson, Khanbhai, Kirkhope, Parish, Perry, Purvis, Scallon, Stevenson, Stockton, Tannock

PSE: Dehousse

UEN: Camre

Verslag Vermeer A5-0223/2003

Amendement 17

Voor: 92

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Laguiller, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sylla, Vachetta, Wurtz

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Ilgenfritz, Kronberger, de La Perriere, Raschhofer

PPE-DE: Florenz, Korhola, Pronk

PSE: Cercas, Marinho, Van Brempt

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 371

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Claeys, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Gollnisch, Lang, Martinez, Pannella, Souchet, Stirbois, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Vairinhos, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Angelilli, Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 3

EDD: Booth

NI: Borghezio

PSE: Mendiluce Pereiro

Verslag Vermeer A5-0223/2003

Amendement 18, 1e deel

Voor: 86

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Laguiller, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Patakis, Puerta, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sylla, Vachetta, Wurtz

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, Ilgenfritz, Kronberger, de La Perriere, Raschhofer

PPE-DE: Korhola

PSE: Marinho, Van Brempt

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 367

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Blak

NI: Berthu, Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Pannella, Souchet, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Angelilli, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 9

EDD: Booth

NI: Borghezio, Claeys, Dillen, Gollnisch, Lang, Martinez, Stirbois

PSE: Mendiluce Pereiro

Verslag Vermeer A5-0223/2003

Commissievoorstel

Voor: 426

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Butel, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Blak, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Dary, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Laguiller, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Papayannakis, Patakis, Puerta, Schmid Herman, Schröder Ilka, Seppänen, Sylla, Vachetta, Wurtz

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Ilgenfritz, Kronberger, de La Perriere, Pannella, Raschhofer, Souchet, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Bodrato, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Bradbourn, Brienza, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Musotto, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Santini, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Thyssen, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zappalà, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Angelilli, Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Tegen: 1

EDD: Booth

Onthoudingen: 40

NI: Claeys, Dillen, Gollnisch, Lang, Martinez, Stirbois

PSE: Mendiluce Pereiro

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Verslag Färm A5-0233/2003

Resolutie

Voor: 407

EDD: Belder, Blokland, van Dam, Kuntz

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Blak, Eriksson, Frahm, Markov, Meijer, Puerta, Schmid Herman, Seppänen, Sylla

NI: Beysen, Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Ilgenfritz, Kronberger, Pannella, Raschhofer, Souchet, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stenzel, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Hazan, Honeyball, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuckelkorn, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Müller Rosemarie, Murphy, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Pittella, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Roure, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Swoboda, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 10

GUE/NGL: Alyssandrakis, Korakas, Patakis, Schröder Ilka

NI: Claeys, Dillen, Gollnisch, Martinez, Stirbois

PSE: Martin Hans-Peter

Onthoudingen: 34

EDD: Andersen, Bernié, Bonde, Booth, Butel, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Boudjenah, Caudron, Dary, Fiebiger, Figueiredo, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krivine, Marset Campos, Miranda, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Vachetta, Wurtz

NI: Berthu, de La Perriere

PPE-DE: Khanbhai

Verts/ALE: Gahrton

B5-0326/2003 — RC — Tsjetsjenië

Amendement 5

Voor: 388

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Blak, Caudron, Dary, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krivine, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Puerta, Schmid Herman, Seppänen, Sylla, Vachetta

NI: Beysen, Gorostiaga Atxalandabaso

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Fiori, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martin Hugues, Mastella, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Sartori, Scallon, Schaffner, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Hänsch, Haug, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Müller Rosemarie, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Camre

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 26

EDD: Booth, Kuntz

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Boudjenah, Korakas, Wurtz

NI: Claeys, Dillen, Lang, de La Perriere, Martinez, Souchet, Stirbois

PPE-DE: Gil-Robles Gil-Delgado, Montfort, Pronk, Schleicher

PSE: Dehousse, Honeyball

UEN: Berlato, Caullery, Collins, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro

Onthoudingen: 34

EDD: Bernié, Butel, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse

GUE/NGL: Bakopoulos, Bordes, Cauquil, Laguiller

NI: Berthu, Borghezio, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gollnisch, Kronberger, Pannella, Raschhofer, Turco

PPE-DE: von Wogau

PSE: De Keyser, Désir, Ferreira, Guy-Quint, Hazan, Roure

UEN: Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Turchi

B5-0326/2003 — RC — Tsjetsjenië

Amendement 7

Voor: 113

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

ELDR: Boogerd-Quaak, van den Bos, Ries, Sørensen, Thors, Vallvé

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Blak, Boudjenah, Caudron, Dary, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krivine, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Puerta, Schmid Herman, Seppänen, Sylla, Vachetta, Wurtz

NI: Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Costa Raffaele, Ferrer, Hannan, Hieronymi, Korhola, Mann Thomas, Martens, Niebler, Posselt, Rack, Radwan

PSE: Carlotti, De Keyser, Désir, Fava, Ferreira, Ghilardotti, Guy-Quint, Hazan, Imbeni, Leinen, Lund, Marinho, Napoletano, Paciotti, Poos, Roure, Sacconi, Savary, Thorning-Schmidt, Trentin, Vairinhos, Vattimo, Volcic

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 325

EDD: Belder, Blokland, Booth, van Dam, Kuntz

ELDR: Andreasen, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Väyrynen, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Alyssandrakis, Korakas, Patakis

NI: Berthu, Beysen, Claeys, Dillen, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Martinez, Souchet, Stirbois

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mantovani, Marinos, Marques, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Sacrédeus, Santer, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Hänsch, Haug, Honeyball, Howitt, van Hulten, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Linkohr, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Müller Rosemarie, Myller, Obiols i Germà, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Poignant, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Scheele, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Theorin, Titley, Torres Marques, Van Brempt, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 14

EDD: Bernié, Butel, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse

ELDR: André-Léonard

GUE/NGL: Bordes, Cauquil, Laguiller

NI: Borghezio, Kronberger

PPE-DE: Rübig

PSE: Bullmann, Mendiluce Pereiro

B5-0326/2003 — RC — Tsjetsjenië

Amendement 2

Voor: 259

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Blak, Boudjenah, Caudron, Dary, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krivine, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Morgantini, Papayannakis, Puerta, Schmid Herman, Seppänen, Sylla, Vachetta, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dupuis, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Brok, Camisón Asensio, Cederschiöld, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Ebner, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Glase, Goepel, Gomolka, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hansenne, Hatzidakis, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lisi, Lulling, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Naranjo Escobar, Nassauer, Niebler, Ojeda Sanz, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Pastorelli, Pérez Álvarez, Piscarreta, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Sartori, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stenmarck, Sudre, Tajani, Theato, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, Xarchakos, Zacharakis, Zimmerling

PSE: Carlotti, Casaca, De Keyser, Désir, Fava, Ferreira, Ghilardotti, Guy-Quint, Hazan, Imbeni, Lund, Martin Hans-Peter, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Napoletano, Paciotti, Poos, Roure, Sacconi, Trentin, Vattimo, Volcic

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Dhaene, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Hudghton, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori

Tegen: 170

EDD: Belder, Blokland, Booth, van Dam, Kuntz

GUE/NGL: Alyssandrakis, Korakas, Patakis

NI: Gollnisch, Lang, de La Perriere, Martinez, Souchet, Stirbois

PPE-DE: Banotti, Beazley, Bushill-Matthews, Callanan, Chichester, Deva, Doorn, Dover, Elles, Foster, Gil-Robles Gil-Delgado, Goodwill, Hannan, Harbour, Heaton-Harris, Helmer, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Khanbhai, Kirkhope, Lehne, Maat, Montfort, Nicholson, Oomen-Ruijten, Oostlander, Parish, Perry, Pex, Pronk, Purvis, Smet, Stevenson, Stockton, Suominen, Tannock

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Carnero González, Carrilho, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Dehousse, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Hänsch, Haug, Honeyball, Howitt, van Hulten, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Müller Rosemarie, Myller, Obiols i Germà, Paasilinna, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Poignant, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Savary, Scheele, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Tsatsos, Vairinhos, Van Brempt, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 18

EDD: Bernié, Butel, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse

GUE/NGL: Bakopoulos, Bordes, Cauquil, Laguiller

NI: Berthu, Borghezio

PPE-DE: Podestà, Scallon, von Wogau, Zissener

PSE: Bullmann

UEN: Nobilia

Verts/ALE: Lipietz

B5-0326/2003 — RC — Tsjetsjenië

Resolutie

Voor: 357

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, van Dam, Sandbæk

ELDR: Andreasen, André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Caudron, Dary, Fiebiger, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Markov, Marset Campos, Morgantini, Seppänen, Sylla

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Brok, Bushill-Matthews, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Helmer, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Rack, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Xarchakos, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Keyser, Duin, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Fava, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gillig, Glante, Goebbels, Görlach, Gröner, Hänsch, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Miller, Müller Rosemarie, Myller, Napoletano, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Piecyk, Poignant, Poos, Prets, Randzio-Plath, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Rothley, Sacconi, Sakellariou, Sandberg-Fries, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Scheele, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Theorin, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Volcic, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Verts/ALE: Boumediene-Thiery, Dhaene, Schörling

Tegen: 46

EDD: Booth

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Blak, Bordes, Boudjenah, Cauquil, Eriksson, Frahm, Fraisse, Korakas, Krivine, Laguiller, Meijer, Patakis, Vachetta

NI: Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Dillen, Dupuis, Gollnisch, Lang, Martinez, Pannella, Souchet, Stirbois, Turco

PSE: Casaca, Dehousse, Désir, Marinho

Verts/ALE: Auroi, Bautista Ojeda, Bouwman, Breyer, Celli, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Lipietz, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rühle, Voggenhuber

Onthoudingen: 42

EDD: Bernié, Butel, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse

GUE/NGL: González Álvarez, Herzog, Modrow, Papayannakis, Wurtz

NI: Berthu, Beysen, Borghezio, Claeys, Gorostiaga Atxalandabaso, Kronberger, de La Perriere, Raschhofer

PPE-DE: Lehne, Posselt

PSE: Guy-Quint, Hazan, Martin Hans-Peter, Roure

Verts/ALE: Aaltonen, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Hudghton, Jonckheer, Lambert, McKenna, Maes, Rod, de Roo, Schroedter, Staes, Turmes, Wuori, Wyn

B5-0322/2003 — RC — OMC

Amendement 5

Voor: 206

EDD: Andersen, Belder, Blokland, Bonde, Booth, van Dam, Sandbæk

ELDR: André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Mulder, Newton Dunn, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Ries, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Boudjenah, Caudron, Eriksson, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krivine, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Puerta, Schmid Herman, Seppänen, Sylla, Vachetta, Wurtz

NI: Gorostiaga Atxalandabaso, de La Perriere, Souchet

PPE-DE: Ferrer, Korhola, Pomés Ruiz, Wachtmeister, Wijkman

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Corbett, Corbey, Dehousse, De Keyser, Désir, Ettl, Färm, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Glante, Gröner, Guy-Quint, Haug, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Müller Rosemarie, Myller, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Poignant, Prets, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Roure, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Scheele, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Piétrasanta, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 202

EDD: Bernié, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse

ELDR: Nordmann

GUE/NGL: Alyssandrakis, Korakas, Patakis

NI: Beysen, Cappato, Claeys, Della Vedova, Dillen, Gollnisch, Lang, Martinez, Pannella, Stirbois, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Brok, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Fiori, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Mennitti, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Niebler, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pacheco Pereira, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tajani, Tannock, Theato, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wenzel-Perillo, Wieland, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

PSE: Colom i Naval, Evans Robert J.E., Goebbels, Hänsch, Mann Erika, Poos, Schmid Gerhard

UEN: Berlato, Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro, Turchi

Onthoudingen: 6

GUE/NGL: Bordes, Cauquil, Fiebiger, Laguiller

NI: Berthu, Borghezio

B5-0322/2003 — RC — OMC

Paragraaf 19, 1e deel

Voor: 311

EDD: Belder, Blokland, van Dam, Kuntz

ELDR: André-Léonard, Boogerd-Quaak, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Wallis, Watson

GUE/NGL: Herzog

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Pannella, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Brok, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tannock, Theato, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Ford, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Glante, Goebbels, Gröner, Hänsch, Haug, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuhne, Lage, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Müller Rosemarie, Myller, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Pérez Royo, Poos, Prets, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Scheele, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Tsatsos, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba

UEN: Camre, Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro

Tegen: 90

EDD: Bernié, Booth, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Laguiller, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Patakis, Puerta, Schmid Herman, Seppänen, Sylla, Vachetta, Wurtz

NI: Berthu, Claeys, Dillen, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang, de La Perriere, Souchet, Stirbois

PSE: Berès, Carlotti, De Keyser, Désir, Ferreira, Fruteau, Garot, Guy-Quint, Martin Hans-Peter, Patrie, Poignant, Roure, Vairinhos, Van Brempt, Zrihen

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Breyer, Celli, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 9

EDD: Andersen, Bonde, Sandbæk

NI: Borghezio, Martinez

PSE: Bullmann, Dehousse, Mendiluce Pereiro

UEN: Berlato

B5-0322/2003 — RC — OMC

Paragraaf 19, 2e deel

Voor: 210

ELDR: André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Virrankoski, Wallis, Watson

GUE/NGL: Herzog

NI: Beysen, Cappato, Dell'Alba, Della Vedova, Pannella, Turco

PPE-DE: Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Brok, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Fiori, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Menrad, Mombaur, Montfort, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tannock, Theato, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

PSE: Goebbels, Imbeni, Lund, Mann Erika, Marinho, Rapkay

UEN: Camre

Tegen: 116

EDD: Andersen, Belder, Bernié, Blokland, Bonde, Booth, van Dam, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Laguiller, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Patakis, Puerta, Seppänen, Sylla, Vachetta, Wurtz

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang, de La Perriere, Martinez, Souchet, Stirbois

PPE-DE: Pomés Ruiz

PSE: Berès, Bösch, Carlotti, Dehousse, De Keyser, Désir, Ferreira, Fruteau, Garot, Guy-Quint, Lalumière, Martin Hans-Peter, Mendiluce Pereiro, Patrie, Poignant, Roure, Trentin, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Zrihen

UEN: Berlato, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Celli, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 86

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, van den Berg, Berger, Bowe, Bullmann, van den Burg, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Ford, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Gröner, Hänsch, Haug, Honeyball, Howitt, van Hulten, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuhne, Lage, Lange, Leinen, Linkohr, McAvan, McNally, Malliori, Martin David W., Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Müller Rosemarie, Myller, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Pérez Royo, Poos, Prets, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Scheele, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Sousa Pinto, Stihler, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Tsatsos, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba

B5-0322/2003 — RC — OMC

Paragraaf 37

Voor: 372

ELDR: André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Formentini, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Wallis, Watson

GUE/NGL: Ainardi, Bakopoulos, Boudjenah, Caudron, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Herzog, Jové Peres, Kaufmann, Koulourianos, Krivine, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Puerta, Schmid Herman, Seppänen, Sylla, Vachetta, Wurtz

NI: Beysen, Cappato, Della Vedova, Gorostiaga Atxalandabaso, Pannella, Turco

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Brok, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Friedrich, Gahler, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Goepel, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Hermange, Hieronymi, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Laschet, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, Maat, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Menrad, Mombaur, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stevenson, Stockton, Sudre, Suominen, Tannock, Theato, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, Bullmann, van den Burg, Carlotti, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Keyser, Désir, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Ferreira, Ford, Fruteau, Garot, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Glante, Gröner, Guy-Quint, Hänsch, Haug, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuhne, Lage, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Marinho, Martin David W., Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Mendiluce Pereiro, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Müller Rosemarie, Myller, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Patrie, Pérez Royo, Poignant, Poos, Prets, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Roure, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Scheele, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Vairinhos, Van Brempt, Vattimo, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba, Zrihen

UEN: Berlato, Camre, Muscardini, Nobilia, Poli Bortone

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Breyer, Celli, Echerer, Evans Jillian, Frassoni, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Jonckheer, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Tegen: 25

EDD: Belder, Blokland, Booth, van Dam, Kuntz

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Gollnisch, Lang, de La Perriere, Martinez, Souchet, Stirbois

PSE: Goebbels, Mann Erika

UEN: Caullery, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Ó Neachtain, Pasqua, Thomas-Mauro

Onthoudingen: 15

EDD: Andersen, Bernié, Bonde, Esclopé, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

GUE/NGL: Alyssandrakis, Bordes, Cauquil, Korakas, Laguiller, Patakis

PPE-DE: Fiori

PSE: Dehousse

B5-0322/2003 — RC — OMC

Resolutie

Voor: 297

EDD: Belder, Blokland, van Dam

ELDR: André-Léonard, Boogerd-Quaak, van den Bos, Busk, Costa Paolo, Davies, De Clercq, Di Pietro, Flesch, Gasòliba i Böhm, Jensen, Lynne, Maaten, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn, Nordmann, Olsson, Paulsen, Pesälä, Plooij-van Gorsel, Pohjamo, Rutelli, Sanders-ten Holte, Schmidt, Sterckx, Sørensen, Thors, Väyrynen, Vallvé, Vermeer, Wallis, Watson

GUE/NGL: Herzog, Vachetta

NI: Beysen

PPE-DE: Almeida Garrett, Andria, Arvidsson, Averoff, Ayuso González, Banotti, Bartolozzi, Bayona de Perogordo, Beazley, Berend, Böge, von Boetticher, Bourlanges, Brok, Callanan, Camisón Asensio, Cederschiöld, Chichester, Cocilovo, Coelho, Cornillet, Costa Raffaele, Cunha, Cushnahan, Daul, Deprez, De Sarnez, Descamps, Deva, De Veyrac, Dimitrakopoulos, Doorn, Dover, Ebner, Elles, Ferber, Ferrer, Flemming, Florenz, Foster, Fourtou, Galeote Quecedo, García-Margallo y Marfil, García-Orcoyen Tormo, Gil-Robles Gil-Delgado, Glase, Gomolka, Goodwill, Graça Moura, Grönfeldt Bergman, Grosch, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hannan, Hansenne, Harbour, Hatzidakis, Heaton-Harris, Hermange, Hieronymi, Hortefeux, Inglewood, Jackson, Jarzembowski, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Khanbhai, Kirkhope, Klamt, Klaß, Knolle, Koch, Konrad, Korhola, Kratsa-Tsagaropoulou, Lamassoure, Langenhagen, Lechner, Lehne, Liese, Lisi, Lulling, McCartin, Maij-Weggen, Mann Thomas, Mantovani, Marinos, Marques, Martens, Martin Hugues, Matikainen-Kallström, Mauro, Mayer Hans-Peter, Mayer Xaver, Mennea, Menrad, Mombaur, Moreira Da Silva, Müller Emilia Franziska, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oomen-Ruijten, Oostlander, Oreja Arburúa, Pack, Parish, Pastorelli, Pérez Álvarez, Perry, Pex, Piscarreta, Podestà, Poettering, Pomés Ruiz, Posselt, Pronk, Purvis, Quisthoudt-Rowohl, Radwan, Ripoll y Martínez de Bedoya, Rovsing, Rübig, Sacrédeus, Santer, Sartori, Scallon, Schaffner, Schleicher, Schmitt, Schröder Jürgen, Schwaiger, Smet, Sommer, Stenmarck, Stevenson, Sudre, Suominen, Tannock, Theato, Trakatellis, Varela Suanzes-Carpegna, Vatanen, de Veyrinas, Vidal-Quadras Roca, Wachtmeister, Wenzel-Perillo, Wieland, Wijkman, von Wogau, Wuermeling, Zacharakis, Zimmerling, Zissener

PSE: Andersson, Aparicio Sánchez, Baltas, Barón Crespo, Berès, van den Berg, Berger, Bösch, Bowe, van den Burg, Carnero González, Carrilho, Casaca, Cashman, Cercas, Ceyhun, Colom i Naval, Corbett, Corbey, De Keyser, Ettl, Evans Robert J.E., Färm, Ford, Gebhardt, Ghilardotti, Gill, Glante, Goebbels, Gröner, Hänsch, Haug, Honeyball, Howitt, van Hulten, Imbeni, Izquierdo Collado, Izquierdo Rojo, Jöns, Junker, Karamanou, Karlsson, Keßler, Kindermann, Koukiadis, Krehl, Kuhne, Lalumière, Lange, Leinen, Linkohr, Lund, McAvan, McNally, Malliori, Mann Erika, Marinho, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Menéndez del Valle, Miguélez Ramos, Müller Rosemarie, Myller, Obiols i Germà, Paasilinna, Paciotti, Pérez Royo, Poignant, Poos, Prets, Rapkay, Read, Rodríguez Ramos, Rothe, Roure, Sacconi, Sakellariou, dos Santos, Sauquillo Pérez del Arco, Scheele, Schmid Gerhard, Simpson, Skinner, Sornosa Martínez, Sousa Pinto, Stihler, Thorning-Schmidt, Titley, Torres Marques, Trentin, Tsatsos, Van Brempt, Vattimo, Walter, Watts, Weiler, Whitehead, Wiersma, Zorba

UEN: Camre, Caullery

Tegen: 93

EDD: Andersen, Bernié, Bonde, Booth, Esclopé, Kuntz, Mathieu, Saint-Josse, Sandbæk

GUE/NGL: Ainardi, Alyssandrakis, Bakopoulos, Bordes, Boudjenah, Caudron, Cauquil, Eriksson, Fiebiger, Figueiredo, Frahm, Fraisse, González Álvarez, Jové Peres, Kaufmann, Korakas, Koulourianos, Krivine, Laguiller, Markov, Marset Campos, Meijer, Miranda, Modrow, Patakis, Puerta, Schmid Herman, Seppänen, Sylla, Wurtz

NI: Berthu, Borghezio, Claeys, Dillen, Gollnisch, Gorostiaga Atxalandabaso, Lang, de La Perriere, Martinez, Souchet, Stirbois

PPE-DE: Maat

PSE: Dehousse, Fruteau, Zrihen

UEN: Berlato, Collins, Crowley, Fitzsimons, Hyland, Muscardini, Nobilia, Ó Neachtain, Pasqua, Poli Bortone, Thomas-Mauro

Verts/ALE: Aaltonen, Auroi, Bautista Ojeda, Boumediene-Thiery, Bouwman, Celli, Echerer, Evans Jillian, Gahrton, Graefe zu Baringdorf, Isler Béguin, Lambert, Lipietz, McKenna, Maes, Mayol i Raynal, Onesta, Piétrasanta, Rod, de Roo, Rühle, Schörling, Schroedter, Staes, Turmes, Voggenhuber, Wuori, Wyn

Onthoudingen: 18

NI: Cappato, Dell'Alba, Pannella, Turco

PPE-DE: Fiori, Goepel, Montfort

PSE: Carlotti, Désir, Ferreira, Garot, Guy-Quint, Lage, Martin Hans-Peter, Mendiluce Pereiro, Patrie, Vairinhos

Verts/ALE: Frassoni

B5-0344/2003 — RC — Oeganda

Resolutie

Voor: 78

EDD: Sandbæk

ELDR: Monsonís Domingo

GUE/NGL: Bakopoulos, González Álvarez, Koulourianos, Meijer, Puerta, Sylla

NI: Beysen

PPE-DE: Andria, Ayuso González, Bayona de Perogordo, Camisón Asensio, Cushnahan, Daul, Descamps, Elles, Fiori, Flemming, Glase, Goepel, Gomolka, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hatzidakis, Heaton-Harris, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Knolle, Kratsa-Tsagaropoulou, Lisi, McCartin, Mann Thomas, Mayer Xaver, Menrad, Mombaur, Müller Emilia Franziska, Naranjo Escobar, Nassauer, Nicholson, Ojeda Sanz, Oreja Arburúa, Posselt, Purvis, Sacrédeus, Schröder Jürgen, Schwaiger, Sommer, Stenmarck, Stevenson, Tannock, Thyssen, Trakatellis, Wieland, Zissener

PSE: Aparicio Sánchez, Baltas, De Keyser, Désir, Ettl, Evans Robert J.E., Ferreira, Gillig, Imbeni, Izquierdon Collado, Junker, Keßler, Kindermann, McNally, Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Rodríguez Ramos, Stihler

UEN: Collins

Verts/ALE: Maes

Onthoudingen: 10

EDD: Belder, van Dam

ELDR: André-Léonard, van den Bos, Busk, Jensen, Lynne, Manders, Mulder, Newton Dunn

Verslag Kratsa-Tsagaropoulou A5-0230/2003

Resolutie

Voor: 74

EDD: Sandbæk

ELDR: André-Léonard, van den Bos, Busk, Jensen, Lynne, Manders, Monsonís Domingo, Mulder, Newton Dunn

GUE/NGL: Bakopoulos, Cauquil, González Álvarez, Koulourianos, Meijer, Puerta, Sylla

NI: Beysen

PPE-DE: Andria, Ayuso González, Bayona de Perogordo, Camisón Asensio, Cushnahan, Daul, Descamps, Fiori, Flemming, Glase, Goepel, Gomolka, Grossetête, Gutiérrez-Cortines, Hatzidakis, Karas, Keppelhoff-Wiechert, Knolle, Kratsa-Tsagaropoulou, Lisi, McCartin, Mann Thomas, Mayer Xaver, Menrad, Naranjo Escobar, Nassauer, Ojeda Sanz, Oreja Arburúa, Posselt, Sacrédeus, Sommer, Stenmarck, Thyssen, Trakatellis, Wieland, Zissener

PSE: Aparicio Sánchez, Baltas, De Keyser, Ettl, Evans Robert J.E., Ferreira, Gillig, Izquierdo Collado, Keßler, Kindermann, McNally, Martin Hans-Peter, Martínez Martínez, Mastorakis, Medina Ortega, Miguélez Ramos, Rodríguez Ramos, Stihler

UEN: Collins

Verts/ALE: Maes

Tegen: 8

EDD: Belder, van Dam

PPE-DE: Elles, Heaton-Harris, Nicholson, Purvis, Stevenson, Tannock

Onthoudingen: 1

GUE/NGL: Patakis


AANGENOMEN TEKSTEN

 

P5_TA(2003)0320

Bijeenkomst van de Europese Raad (Thessaloniki, 19 en 20 juni 2003)

Resolutie van het Europees Parlement over de resultaten van de Europese Raad van Thessaloniki

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn resoluties over de Europese Conventie en zijn resolutie van 5 juni 2003 over de bijeenkomst van de Trojka en de landen die deelnemen aan het Stabiliteitspact voor Zuid-Oost-Europa (1), 19 juni 2003 over het Transatlantisch partnerschap (2) en 19 juni 2003 over een open coördinatiemethode voor het communautaire immigratiebeleid en over de integratie van migratievraagstukken in de betrekkingen van de Europese Unie met ontwikkelingslanden (3),

gelet op de conclusies van de Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003,

gezien de verklaringen van het voorzitterschap van de Raad en van de Commissie over de resultaten van de Europese Raad van Thessaloniki,

Conventie — IGC

1.

is voldaan over de conclusies van de Europese Raad en zijn besluit inzake het ontwerpverdrag voor een Europese grondwet en is van mening dat dit ontwerp de enige basis moet vormen voor de werkzaamheden van de Intergouvernementele Conferentie (IGC); stelt dan ook vast dat de „conventiemethode” doelmatig blijkt met het oog op meer democratie en doorzichtigheid;

2.

waarschuwt voor het tornen aan de essentiële elementen van het door de Conventie — die grotendeels uit parlementsleden was samengesteld — tot stand gebrachte pakket;

3.

benadrukt dat de Conventie nog geen overeenstemming heeft bereikt over de delen III en IV; beklemtoont het belang van herziening van deel III teneinde een groot aantal procedurele en beleidshervormingen te bewerkstelligen overeenkomstig deel I, in het bijzonder met het oog op het uitbreiden van de stemming met gekwalificeerde meerderheid in de Raad en de medebeslissingsbevoegdheid van het Parlement; onderstreept het belang van amendering van deel IV teneinde te zorgen voor de inwerkingtreding en toekomstige herziening van de grondwet;

4.

verzoekt het Italiaanse voorzitterschap de Intergouvernementele Conferentie (waaraan de toetredende staten ten volle en op voet van gelijkheid zullen deelnemen) zo spoedig mogelijk op hoog niveau bijeen te roepen, zodat die vóór het einde van 2003 kan worden afgesloten;

5.

wijst er andermaal op dat het gebruikelijk is geworden dat de Commissie en het Parlement aan intergouvernementele conferenties deelnemen, waarbij het Parlement leden als vertegenwoordigers naar de IGC stuurt en de Voorzitter van het Parlement eveneens deelneemt aan bijeenkomsten op het niveau van de regeringsleiders;

6.

onderstreept het belang dat de open, pluralistische en op het bereiken van consensus gerichte geest van de Conventie — onder meer doordat de voorzitter van de Conventie de leden steeds informeerde — in de IGC wordt voortgezet; vraagt dat aan het Parlement in zijn maandelijkse plenaire vergaderingen en in de Commissie constitutionele zaken, zo mogelijk in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de nationale parlementen, verslag wordt uitgebracht over de vorderingen bij de werkzaamheden van de IGC;

Immigratie, grenzen en asiel

7.

stelt vast dat tijdens de Europese Top van Thessaloniki is bevestigd dat de tenuitvoerlegging van de conclusies van Sevilla problematisch verloopt en een gebrek aan voortgang vertoont, spreekt er dan ook zijn waardering voor uit dat de Europese Top erkent dat de snelheid waarmee alle aspecten van het programma van Tampere worden uitgevoerd, moet worden verhoogd en bevestigt nogmaals dat een gemeenschappelijk Europees asiel- en migratiebeleid op algemene en samenhangende wijze moet worden benaderd;

8.

beklemtoont dat de Europese Unie een samenhangend gemeenschappelijk beleid en procedures voor legale immigratie nodig heeft en vraagt de Europese Top dan ook na te gaan op welke wijze kan worden bewerkstelligd dat staatburgers van derde landen de Unie legaal kunnen binnenkomen, rekening houdend met het opvangvermogen, terwijl in versterkte mate wordt samengewerkt met de landen van herkomst; verzoekt de Raad dan ook een richtlijn aan te nemen inzake de voorwaarden voor toegang tot de EU met het oog op toegang tot de arbeidsmarkt;

9.

is ontzet over de dood van tal van immigranten door schipbreuken in de Middellandse Zee; veroordeelt de criminele activiteit van al diegenen die voordeel halen bij de mensenhandel en acht het noodzakelijk dat de strijd tegen deze vaak grensoverschrijdende criminele netwerken wordt opgevoerd;

10.

is ingenomen met de bereidheid van de Raad om te komen tot geharmoniseerde oplossingen voor documenten ten behoeve van onderdanen van derde landen, paspoorten voor EU-burgers, en voor informatiesystemen (SIS II en VIS — het Schengeninformatiesysteem en het visainformatiesysteem);

11.

verzoekt de Commissie met het oog op deze harmonisatie zo spoedig mogelijk voorstellen voor te leggen voor wetgevingsinstrumenten met behulp waarvan Europese wetten kunnen worden ingevoerd op het gebied van paspoorten en visa, overeenkomstig artikel 18, lid 3 van het EG-Verdrag;

12.

stelt vast dat de Europese Raad van oordeel is dat richtsnoeren moeten worden vastgesteld voor de ontwikkeling van een gecomputeriseerd systeem voor de herkenning van visa en dat in dit kader geharmoniseerde „biometrische” gegevens in visa moeten worden opgenomen; verzoekt de Raad en de Commissie op de hoogte te worden gehouden van de ontwikkeling van dergelijke voorstellen;

13.

onderstreept dat een doeltreffend beheer van de buitengrenzen van de EU-lidstaten moet stoelen op een samenhangend en gestructureerd EU-kader met passende werkmethoden, rekening houdend met de bijzondere behoeften van de nieuwe lidstaten;

14.

juicht het toe dat de Commissie zal onderzoeken of er een operationele structuur in het kader van de EU moet worden opgericht met een uit EU-middelen gefinancierde grenswacht om de operationele samenwerking bij de bewaking van de externe en maritieme grenzen te versterken; wijst met klem op de rol die de Commissie moet spelen en op de noodzaak het Europees Parlement ten volle bij deze zaken te betrekken;

15.

is van plan zo spoedig mogelijk het Griekse voorstel te bestuderen tot oprichting in derde landen van een netwerk van immigratieverbindingsofficieren (ILO's);

16.

neemt kennis van de door de Europese Raad uitgedrukte wil om de solidariteit te consolideren in de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid; stemt in met het voornemen van de Raad ervoor te zorgen dat deze politieke prioriteit van de Gemeenschap tot uitdrukking komt in de financiële vooruitzichten voor de periode na 2006; steunt de Raad in zijn verlangen om intussen aanvullende middelen vrij te maken om aan de meest dringende structurele behoeften te voldoen, met name:

het beheer van de buitengrenzen

de uitvoering van het actieprogramma inzake terugkeer

de ontwikkeling van het visuminformatiesysteem (VIS);

verklaart dat deze aanvullende middelen in geen geval gecreëerd mogen worden door verlagingen van de huidige uitgaven van rubriek 3;

17.

wenst een gedachtewisseling op basis van de door de Commissie in haar Groenboek inzake een communautair terugkeerbeleid (COM(2002)175) gedane voorstellen;

18.

stelt vast dat een EU-beleid ten aanzien van de terugkeer van illegaal op het grondgebied verblijvende personen momenteel ontbreekt en beklemtoont dat in de eerste plaats prioriteit moet worden gegeven aan vrijwillige terugkeer, maar onderstreept dat elk beleid dat wordt uitgestippeld, het beginsel van niet-uitwijzing en het recht om asiel aan te vragen ten volle moet eerbiedigen;

19.

is van mening dat het vluchtelingenfonds (rubriek 3) niet mag worden gekort en niet voor programma's voor gedwongen terugkeer mag worden gebruikt en dat programma's voor vrijwillige terugkeer moeten worden gefinancierd uit de begrotingslijn voor samenwerking met derde landen op het gebied van migratie (rubriek 4), zolang een deugdelijke rechtsgrondslag voor terugkeerprogramma's ontbreekt; onderstreept dat er momenteel geen basis voorhanden is voor EU-middelen voor het financieren van uitzettingen en dat alle maatregelen derhalve op grond van het subsidiariteitsbeginsel uit de nationale begrotingen moeten worden gefinancierd;

20.

wijst de Raad er, gelet op het door de Europese Raad bevestigde gebrek aan voortgang bij het opzetten van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel, nogmaals op dat hij in 2003 de basiswetgeving moet aannemen die door de Commissie reeds is voorgesteld, en dringt erop aan dat de ontwikkeling van een gezamenlijk Europees asielbeleid op basis van hoge beschermingseisen door de aanneming van deze wetgeving een verdere impuls krijgt;

21.

neemt er akte van dat de medebeslissingsprocedure en stemming bij gekwalificeerde meerderheid zullen worden toegepast, zodra de Raad deze nieuwe gemeenschappelijke regels inzake asielbeleid zoals bedoeld in het Verdrag van Nice zal hebben vastgesteld;

22.

onderschrijft de verontrusting en twijfel die de Commissie kenbaar maakt in haar mededeling „Naar toegankelijker, rechtvaardiger en beter beheerde asielstelsels” en wacht het nieuwe verslag af dat de Commissie in juni 2004 uitbrengt over de manier om het vermogen vluchtelingen te beschermen te verbeteren;

23.

is derhalve verheugd over het besluit van de Europese Raad om in de Europese Unie een alomvattend multidimensioneel integratiebeleid tot stand te brengen, dat een antwoord biedt op de nieuwe demografische en economische uitdagingen en tevens bijdraagt tot sociale cohesie en economische welvaart;

24.

onderstreept dat het integratiebeleid van de EU voor een evenwicht moet zorgen tussen rechten en bijbehorende plichten van legaal verblijvende burgers van derde landen en de gastlanden, wat voor deze laatste ook de verantwoordelijkheid inhoudt om rekening met de nieuwkomers te houden door hun identiteit (binnen de wet) te respecteren en gelijke behandeling zonder discriminatie te waarborgen;

25.

verzoekt de Raad de door de Commissie voorgestelde en door het Parlement gewijzigde richtlijnen inzake gezinshereniging en de status van langdurig ingezetene aan te nemen, daar dit wezenlijke wettelijke instrumenten zijn voor de integratie van burgers van derde landen; beklemtoont dat burgers van derde landen dezelfde rechten en plichten als EU-burgers moeten kunnen genieten, met inbegrip van het politieke recht om te stemmen bij plaatselijke en Europese verkiezingen;

26.

is van mening dat de opneming van de migratieproblematiek in de betrekkingen van de EU met derde landen een belangrijk deel vormt van een evenwichtige sturing van de migratiestromen, maar verzoekt de Raad de gezamenlijke ontwikkeling in de betrekkingen met derde landen te bevorderen;

27.

staat positief ten opzichte van het voorstel van de Europese Raad om het Europees netwerk voor migratie een permanente structuur te geven, maar wenst dat dit in overleg met het Europees Parlement gebeurt;

28.

juicht het toe dat de Commissie jaarlijks een verslag over migratie en integratie in Europa zal overleggen met gegevens over migratie voor de hele Europese Unie en verzoekt de Commissie daarbij de beste voorbeelden van door de lidstaten gevoerd immigratie- en integratiebeleid voor het voetlicht te brengen;

Bestrijding van het terrorisme

29.

is ingenomen met het in Bijlage I van de conclusies van het voorzitterschap opgenomen verslag aan de Europese Raad, in het bijzonder de aanbevelingen inzake de bestrijding van de financiering van het terrorisme en de samenwerking met derde landen, met name de Verenigde Staten;

30.

dringt aan op verbetering van de samenwerking „tussen pijlers” door de maatregelen in het kader van Justitie en Binnenlandse zaken, zoals het Europees Arrestatiebevel en de ter bestrijding van het terrorisme aan Europol toegekende bevoegdheden, en de maatregelen in het kader van het EVDB te coördineren;

31.

acht het noodzakelijk de bestrijding van de financiering van het terrorisme te koppelen aan de bestrijding van het witwassen van geld en de drugshandel;

Uitbreiding, Cyprus, Westelijke Balkan en groter Europa

Uitbreiding

32.

verwelkomt het perspectief voor het lidmaatschap van Bulgarije en Roemenië; steunt de Turkse regering in haar programma van radicale binnenlandse hervormingen en verzoekt de Commissie met klem het Europees Parlement naar behoren te raadplegen voordat zij haar aanbevelingen ter voorbereiding van de Europese Top van december 2004 definitief vorm geeft;

Cyprus

33.

geeft de diepe overtuiging te kennen dat de toetreding van Cyprus tot de Unie een gunstig klimaat schept om beide gemeenschappen op het eiland nader tot elkaar te brengen en een oplossing te vinden die volledig aansluit op de VN-resoluties; verzoekt Turkije en de Turks-Cypriotische leiders met klem positief te reageren op de acties van de secretaris-generaal van de VN;

Westelijke Balkan

34.

ziet in dat het toetredingsproces van elk van de landen van de Westelijke Balkan onomkeerbaar is, maar dringt tegelijkertijd aan op het principe dat elk land op zijn eigen merites beoordeeld moet worden en is van mening dat deze gedifferentieerde aanpak moet worden afgewogen tegen de wenselijkheid van een regionale aanpak;

35.

verzoekt de Raad en de Commissie aan het Parlement een uitvoerbaar financieel kader voor te stellen voor voortgezette steun aan het Stabilisatie- en associatieproces overeenkomstig de geherstructureerde categorie VII;

36.

is ook van mening dat bij het tempo van verdere uitbreidingen rekening moet worden gehouden met de capaciteit van de EU-instellingen om doeltreffend te blijven functioneren;

Groter Europa en Middellandse-Zeegebied

37.

ziet met grote belangstelling de kansen die worden geboden door het op gang brengen van een initiatief inzake de betrekkingen van een uitgebreid Europa met zijn buren in het Oosten en Zuiden; is van mening dat een solidair proces moet worden ontwikkeld om een systeem van nuttige wederzijdse betrekkingen tot stand te brengen ter bevordering van een gezamenlijke benadering van democratie, eerbiediging van de mensenrechten en sociale vooruitgang;

38.

spreekt zijn waardering uit voor de conclusies van het voorzitterschap na de tussentijdse Euromediterrane Conferentie die op 26 en 27 mei 2003 is gehouden op Kreta, en spreekt de wens uit dat de EU en de partnerlanden een vastberadener en stelselmatiger toezegging doen het proces van Barcelona handen en voeten te geven in een geest van gezamenlijke ontwikkeling;

39.

wijst nogmaals op de noodzaak om alle doelstellingen van de Verklaring van Barcelona te verwerkelijken;

40.

herhaalt zijn voorstel een Euromediterrane Parlementaire Vergadering op te richten, waardoor de parlementaire dimensie van het proces van Barcelona wordt versterkt middels een sterkere institutionalisering en een grotere politieke zichtbaarheid en waardoor wordt gezorgd voor parlementaire controle op en follow-up van de Euromediterrane associatieovereenkomsten en verzoekt de ministersconferentie van Napels de rechtsgrondslag te bepalen om het mogelijk te maken dat het Euromediterraan Parlementair Forum wordt omgezet in een Parlementaire Vergadering;

Follow-up van de voorjaarstop van de Europese Raad van 2003

41.

benadrukt dat de Europese Raad meer moet doen dan herhalen en de stand van zaken weergeven en duidelijker het voortouw moet nemen bij de tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon op Europees en nationaal niveau; kijkt in dit verband uit naar het initiatief van de Commissie om in samenwerking met de Europese Investeringsbank de totale investeringen en de betrokkenheid van de particuliere sector bij de trans-Europese netwerken en belangrijke O&O-projecten op te voeren;

42.

betreurt dat de Raad de richtsnoeren voor de werkgelegenheid en de globale richtnoeren voor het economisch beleid heeft vastgesteld zonder terdege rekening te houden met de belangrijkste voorstellen van het Europees Parlement; wijst er daarom nogmaals op dat de EU duurzame ontwikkeling in algemene zin moet benaderen en betreurt derhalve het ontbreken van een verwijzing naar de toezeggingen van Göteborg;

43.

stelt vast dat de heer Jean-Claude Trichet als kandidaat is voorgedragen voor benoeming tot president van de ECB en belooft zijn advies overeenkomstig artikel 112 van het EG-Verdrag en artikel 36 van zijn Reglement kenbaar te zullen maken;

Internationaal strafhof

44.

beschouwt de oprichting van het Internationaal Strafhof als een grote stap vooruit voor de ontwikkeling van het internationaal recht en benadrukt dat het Statuut van Rome een essentieel onderdeel is van de waarden die ten grondslag liggen aan het democratische model van de Europese Unie;

45.

spreekt zijn waardering uit voor het gemeenschappelijk standpunt 2003/444/GBVB van de Raad van 16 juni 2003 over het Internationaal Strafhof (4) uit hoofde waarvan de Unie en haar lidstaten voor zover nodig de aandacht van derde landen zullen blijven richten op de conclusies van de Raad van 30 september 2002 over het Internationaal Strafhof en op de daaraan gehechte basisbeginselen van de EU met betrekking tot de voorstellen voor akkoorden of regelingen inzake de voorwaarden waaronder personen aan het Hof worden uitgeleverd en gaat ervan uit dat de lidstaten het gemeenschappelijk standpunt eerbiedigen;

46.

is voorts verheugd over de sterke steun van het voorzitterschap voor het Internationaal Strafhof, zijn actieve ondersteuning van het universele karakter van het Hof en zijn bijdrage aan een effectieve werking ervan;

47.

verzoekt en stimuleert de regeringen en parlementen van de lidstaten van de EU, de toetredende landen en de landen die met de EU geassocieerd zijn in het kader van het Euromediterrane partnerschap, Mercosur, het Andespact en de landen van het proces van San José, de landen die betrokken zijn in het Stabilisatie- en associatieproces, de ACS-landen en de ASEAN-landen af te zien van het sluiten of ratificeren van bilaterale overeenkomsten inzake niet-bestraffing of andere soortgelijke overeenkomsten;

48.

betreurt dan ook dat de huidige regering van de Verenigde Staten van Amerika zich nog altijd blijft verzetten tegen het Internationaal Strafhof en dat zij wereldwijd haar politieke en financiële druk opvoert en verdragsluitende en ondertekenende staten van het Statuut van Rome en ook staten die dat niet hebben gedaan, probeert over te halen om bilaterale niet-uitleveringsovereenkomsten te sluiten door ermee te dreigen militaire en economische steun en andere vormen van steun op te schorten;

49.

verwelkomt de verklaring van de tien toetredende landen, Bulgarije, Roemenië, Noorwegen, Liechtenstein en IJsland, volgens welke zij het eens zijn met de doelstellingen van het bovengenoemde gemeenschappelijk standpunt van de EU over het Internationaal Strafhof en ervoor zullen zorgen dat hun nationale beleid strookt met dit gemeenschappelijk standpunt;

50.

verzoekt het Italiaanse voorzitterschap het actieprogramma dat afgelopen mei is aangenomen aan te passen en bij te werken overeenkomstig het nieuwe gemeenschappelijk standpunt; moedigt het voorzitterschap met name aan in het actieprogramma de oprichting op te nemen van een permanent convergentiepunt in het secretariaat van de Raad dat de werkzaamheden van het voorzitterschap steunt en vergemakkelijkt;

51.

verzoekt de Raad en de Commissie met klem een dialoog met de regering van de VS op gang te brengen over alle aangelegenheden die verband houden met het ISH; betreurt dat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties resolutie 1487 voor een jaar heeft verlengd en vraagt de Raad en de Commissie alles in het werk te stellen om te verhinderen dat de resolutie, die de eigen VN-vredehandhavers immuniteit verleent, nogmaals wordt verlengd;

Externe betrekkingen, GBVB, EVDB

GBVB en EVDB

52.

is ingenomen met de door de Hoge Vertegenwoordiger voor het GBVB gedane aanbevelingen voor een Europese veiligheidsstrategie; verlangt te worden betrokken bij de formulering en tenuitvoerlegging van de veiligheidsstrategie van de Europese Unie; herinnert nogmaals aan de voorstellen die tijdens deze zittingsperiode zijn gedaan over alle aspecten van een werkelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid, met inbegrip van de aspecten die de instellingen betreffen;

53.

stelt met voldoening vast dat de EU thans beschikt over het operationele vermogen voor het gehele gamma van de Petersbergtaken, hetgeen is onderstreept door de lancering van de eerste EVDBoperaties, namelijk de politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina, CONCORDIA in de FYROM en ARTEMIS in Bunia in de Democratische Republiek Congo; betreurt echter dat dit operationele vermogen nog steeds beperkt is en afgezwakt wordt door tekortkomingen; verzoekt de Raad derhalve de militaire capaciteit van de EU te blijven ontwikkelen, o.a. door de oprichting van ECAP-projectgroepen;

54.

wijst nogmaals op de overeenkomst die is bereikt tijdens de begrotingsprocedure voor 2003 inzake vroegtijdige informatieverstrekking aan en raadpleging van het Parlement over het GBVB en het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB); betreurt dat de Raad zich niet aan deze overeenkomst heeft gehouden in verband met het EVDB-optreden in FYROM (de Concordia-missie);

55.

verwelkomt het besluit om in 2004 een agentschap op het gebied van de ontwikkeling van militaire vermogens, onderzoek, aankopen en bewapening op te richten, teneinde het vermogen van de Europese defensie-industrie om aan strategische eisen tegemoet te komen, te verhogen;

Arabische wereld

56.

deelt de mening dat het partnerschap met de Arabische wereld versterkt moet worden door middel van het intensiveren van de politieke dialoog en het bevorderen van het pluralisme, democratische hervormingen en de economische en sociale ontwikkeling;

Midden-Oosten

57.

bevestigt andermaal het wezenlijke belang van eerbiediging van de voorstellen van de aangenomen Routekaart en van onmiddellijke tenuitvoerlegging daarvan; verzoekt alle partijen hun oprechte en vastbesloten inzet te betonen, daar terrorisme en geweld deze gelegenheid om het geschil bij te leggen alleen maar teniet kunnendoen;

Irak

58.

ziet in de aanneming van resolutie nr. 1483 van de VN-Veiligheidsraad een duidelijk teken van de wens om weer tot constructieve samenwerking binnen de VN te komen en koestert hoge verwachtingen over de bijdrage van de VN, en met name van de Speciale VN-afgezant, aan de vorming van een representatieve Irakese regering;

59.

is verheugd over de vastbeslotenheid van de Raad om de Europese Unie te betrekken bij de humanitaire hulpverlening en verzoekt de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger om onverwijld voorstellen voor te leggen voor de EU-bijdrage;

60.

wijst nogmaals op zijn toezegging deel te nemen aan de wederopbouw van Irak in het kader van resolutie 1483 van de VN-Veiligheidsraad en stelt nogmaals dat de zo spoedig mogelijke installatie van een Irakese regering een waarborg te meer zou betekenen dat de natuurlijke rijkdommen van Irak uiteindelijk ten goede komen aan het Irakese volk;

Cuba

61.

spreekt zijn krachtige veroordeling uit van het huidige beleid van de Cubaanse autoriteiten, dat geleid heeft tot een toename van de repressie jegens oppositieleiders; bevestigt nogmaals zijn resolutie van 10 april 2003 (5) en verzoekt de Cubaanse instanties met klem de gevangenen vrij te laten en de pesterijen te beëindigen waarvan mensen die zich inzetten voor mensenrechten en democratie het slachtoffer zijn;

Iran

62.

wijst er nogmaals op dat het de IAEA-opdracht steunt het kernprogramma van Iran te onderzoeken en verzoekt Iran zich in te zetten voor volledige transparantie en samenwerking met het IAEA, onder meer door de ondertekening van het aanvullend protocol;

63.

is ernstig verontrust over de wijze waarop de instanties en bepaalde burgermilities de oppositie, met name studenten, behandelen en laakt dit optreden; wijst nogmaals op zijn oproepen om de situatie van de mensenrechten in het land te verbeteren en verzoekt de Commissie en de Raad het Parlement regelmatig op de hoogte houden van de politieke dialoog;

Groene diplomatie

64.

is verheugd over het feit dat de Europese Raad heeft herhaald zich te willen inzetten voor de integratie van milieuoverwegingen in de externe betrekkingen door middel van de bevordering van een Europese diplomatie inzake milieu en duurzame ontwikkeling, hetgeen de woorden van het Parlement in daden omzet en volledig in lijn is met de verklaringen van het Parlement op alle internationale fora;

65.

wijst erop dat het in de context van de mundialisering van milieukwesties zoals klimaatverandering, beheer van waterbronnen en duurzame ontwikkeling in het algemeen, van bijzonder groot belang is om de milieudimensie in alle beleidsmaatregelen op wereldniveau te integreren, zoals op Europees niveau het geval is;

*

* *

66.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de toetredende staten, en de Europese Conventie.


(1)  P5_TA(2003)0264.

(2)  P5_TA(2003)0291.

(3)  P5_TA(2003)0292.

(4)  PB L 150 van 18.6.2003, blz. 67.

(5)  P5_TA(2003)0191.

P5_TA(2003)0321

Marco Polo ***II

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren („Marco Polo-programma”) (5327/1/2003 — C5-0225/2003 — 2002/0038(COD))

(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (5327/1/2003 — C5-0225/2003) (1),

gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 54 (3)),

gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 78 van zijn Reglement,

gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5-0220/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt;

2.

constateert dat het besluit is vastgesteld overeenkomstig het gemeenschappelijk standpunt;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 254, lid 1 van het EG-Verdrag te ondertekenen;

4.

verzoekt zijn secretaris-generaal in het kader van zijn bevoegdheden het besluit te ondertekenen en samen met de secretaris-generaal van de Raad zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB verschenen.

(2)  P5_TA(2002)0440.

(3)  PB C 126 E van 28.5.2002, blz. 354.

P5_TA(2003)0322

Inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank *

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de statistische gegevens die moeten worden gebruikt voor de aanpassing van de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (COM(2003) 114 — C5-0125/2003 — 2003/0050(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 114) (1),

gezien het advies van de Europese Centrale Bank (2),

gelet op artikel 29 van het aan het Verdrag gehechte Protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en van de Europese Centrale Bank (ECB),

gelet op artikel 107, lid 6 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0125/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Economische en Monetaire Commissie (A5-0215/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie;

2.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

3.

wenst dat de overlegprocedure als bedoeld in de gemeenschappelijke verklaring van 4 maart 1975 wordt ingeleid ingeval de Raad voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(2)  PB C 102 van 29.4.2003, blz. 11.

P5_TA(2003)0323

Gender budgeting

Ontwerpresolutie van het Europees Parlement over gender budgeting — het opstellen van overheidsbegrotingen vanuit een genderperspectief (2002/2198(INI))

Het Europees Parlement,

gelet op het EG-Verdrag, met name artikel 2, artikel 3, lid 2, artikel 13 en artikel 141, lid 4,

gelet op artikel 23, lid 1 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (1),

gezien het VN-Verdrag van 18 december 1979 inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) (2),

gezien de Verklaring van Wenen en het Actieprogramma, als aangenomen door de wereldconferentie over mensenrechten op 25 juni 1993 (3),

gezien de internationale VN-conferentie over bevolking en ontwikkeling in Caïro in 1994,

gezien het Actieplan over gender en ontwikkeling voor het Gemenebest uit 1995 en de geactualiseerde versie voor 2000-2005 (4),

gezien het Actieplatform dat op de vierde wereldconferentie over vrouwen op 15 september 1995 in Beijing werd aangenomen (5),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 mei 2000 over de follow-up van het Actieplatform van Beijing (6),

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's van 7 juni 2000: Naar een communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005) (COM(2000) 335) en onder verwijzing naar zijn resolutie van 3 juli 2001 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen: Werkprogramma voor 2001 (7),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 8 april 2003 met opmerkingen bij het besluit waarbij de Commissie kwijting wordt verleend voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 2001, in het bijzonder de paragrafen 1 en 5 (8),

onder verwijzing naar de hoorzitting over gender budgeting in het Europees Parlement, die de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen op 23 januari 2003 in Brussel heeft gehouden,

gelet op artikel 163 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen (A5-0214/2003),

A.

overwegende dat de gelijkheid van mannen en vrouwen overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag een fundamenteel beginsel van het Gemeenschapsrecht is en dus deel van het communautair acquis, en overwegende dat gelijkheid van mannen en vrouwen is neergelegd in artikel 23 van het Handvest van de grondrechten,

B.

overwegende dat in artikel 3, lid 2 van het Verdrag wordt gesteld dat de Gemeenschap ernaar streeft bij elk EU-optreden de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen en ongelijkheden op te heffen,

C.

overwegende dat de Verklaring van Wenen over de mensenrechten ondubbelzinnig de verplichting oplegt op nationaal, regionaal en internationaal niveau de volledige en gelijkwaardige deelname van vrouwen in het politieke, burgerlijke, economische, sociale en culturele leven te bevorderen en de uitbanning van alle vormen van discriminatie op basis van geslacht tot een prioriteit van de internationale gemeenschap verklaart (artikel 18),

D.

overwegende dat het Actieplatform van Beijing de horizontale integratie van genderaspecten steunde als een doeltreffende strategie om gelijkheid te bevorderen en verklaarde dat regeringen en andere maatschappelijke actoren actief en zichtbaar moeten streven naar horizontale integratie van genderaspecten op alle beleidsterreinen en in alle programma's, zodat voorafgaande aan de besluitvorming een analyse wordt gemaakt van de gevolgen ervan voor mannen én vrouwen,

E.

overwegende dat horizontale integratie van genderaspecten betekent dat op alle beleidsterreinen en bij alle activiteiten van de Gemeenschap aandacht moet worden besteed aan gelijke kansen voor mannen en vrouwen, en dat deze integratie in die zin ten uitvoer is gelegd in achtereenvolgende werkzaamheden van de Commissie, zoals de Europese werkgelegenheidsstrategie, de Europese strategie voor sociale integratie, het onderzoeksbeleid, de Europese structuurfondsen, het beleid voor samenwerking en ontwikkeling en de externe betrekkingen,

F.

overwegende dat de Commissie sinds 1996 een beleid van horizontale integratie van genderaspecten en integratie van gelijke kansen voor mannen en vrouwen in alle activiteiten en beleidsterreinen van de Gemeenschap voert,

G.

overwegende dat gender budgeting kan worden gedefinieerd als de toepassing van horizontale integratie van genderaspecten in de begrotingsprocedure, en als zodanig de effectbeoordeling van het overheidsbeleid inzake mannen en vrouwen accentueert, het genderperspectief in alle fasen van de begrotingsprocedure integreert en de inkomsten en uitgaven beoogt te herstructureren met het oog op grotere gelijkheid van mannen en vrouwen,

H.

overwegende dat de Commissie haar engagement heeft laten blijken door binnen het kader van haar Raadgevend Comité voor gelijke kansen een werkgroep op te zetten, die onderzoek zal doen in de lidstaten en de tenuitvoerlegging van gender budgeting in de EU-begroting en de nationale begrotingen zal bevorderen,

I.

overwegende dat de Commissie haar engagement tot uitdrukking heeft gebracht in de verklaring van commissaris Schreyer tijdens de openbare hoorzitting over gender budgeting in de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen,

J.

overwegende dat ook de Raad van Europa een werkgroep van deskundigen over gender budgeting heeft opgericht, die een voorlopig achtergronddocument heeft opgesteld,

K.

overwegende dat het Belgische voorzitterschap van de Raad in oktober 2001 samen met de OESO, de UNIFEM, het Gemenebest en de Noordse Raad van ministers een seminar over dit thema heeft gehouden,

L.

overwegende dat in een aantal lidstaten op nationaal en regionaal niveau al initiatieven op het gebied van gender budgeting zijn genomen (bijvoorbeeld in Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Spanje), of op lokaal niveau (zoals in enkele gemeenten in Italië); dat deze initiatieven in andere delen van de wereld al een lange staat van dienst hebben (bijvoorbeeld in Australië, Canada en Zuid-Afrika) en dat in een aantal landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika in specifieke sectoren met gender budgeting wordt geëxperimenteerd,

Definitie, doelstellingen en toepassingsgebied van gender budgeting

1.

onderschrijft de definitie van gender budgeting die is voorgesteld door het informele netwerk over gender budgeting dat de Raad van Europa heeft opgezet, namelijk de toepassing van horizontale integratie van genderaspecten in de begrotingsprocedure; dit betekent dat begrotingen vanuit het oogpunt van gender moeten worden geëvalueerd, waarbij het genderperspectief op alle niveaus van de begrotingsprocedure wordt geïntegreerd en inkomsten en uitgaven worden geherstructureerd om gelijke kansen te bevorderen;

2.

onderstreept dat het niet de bedoeling van gender budgeting is om aparte begrotingen voor mannen en vrouwen op te stellen, dan wel om greep te krijgen op de overheidsbegrotingen, omdat deze niet genderneutraal zijn en zij een verschillende impact hebben op mannen en vrouwen, zowel aan de inkomsten- als aan de uitgavenzijde; zo bezien, impliceert gender budgeting dat inkomsten en uitgaven in het kader van programma's en acties en het begrotingsbeleid moeten worden geëvalueerd en geherstructureerd om ervoor te zorgen dat de prioriteiten en behoeften van vrouwen op dezelfde voet als die van mannen in aanmerking worden genomen, met als uiteindelijk doel gelijkheid van mannen en vrouwen;

3.

benadrukt dat overheden door begrotingsbeleid vast te stellen en uit te voeren specifieke politieke beslissingen nemen die de samenleving en de economie raken; overheidsbegrotingen zijn niet alleen maar financiële en economische instrumenten, ze zijn het basiskader waarbinnen het model van sociaaleconomische ontwikkeling wordt gevormd, criteria voor inkomensherverdeling worden vastgesteld en politieke prioriteiten worden gesteld;

4.

herinnert eraan dat gender budgeting-strategieën in een bredere macro-economische context ten uitvoer moeten worden gelegd, die de ontwikkeling van mensen en menselijk kapitaal versterkt; volgens de beginselen en doelstellingen die tijdens de Europese Raad van Lissabon in 2000 zijn vastgelegd, moeten sociale ontwikkeling en zelfontplooiing worden bevorderd als langetermijninvesteringen in het kader van het Europese beleid voor werkgelegenheid en economische groei, teneinde een concurrerende Europese kenniseconomie te creëren;

5.

onderstreept dat een succesvolle invoering van gender budgeting politiek engagement voor gelijkheid van mannen en vrouwen vereist; dat betekent dat alle instellingen die zich met beleidsvorming bezighouden, politieke en institutionele vertegenwoordiging van vrouwen op alle niveaus moeten bevorderen, een ruimere inbreng van vrouwen in alle besluitvormingsprocedures moeten steunen, zowel in de publieke als in de particuliere sector en het bewustzijn en de betrokkenheid van het publiek bij gelijke kansen en de ontwikkeling van menselijk potentieel moeten ontwikkelen;

6.

benadrukt dat macro-economisch beleid kan bijdragen tot het verkleinen of vergroten van de kloof tussen de geslachten in termen van economische middelen en macht, onderwijs, beroepsopleiding en gezondheid; door gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen en beleid in het kader van gender budgeting uit te voeren, verwezenlijken overheidsbegrotingen tevens belangrijke beleidsdoelstellingen, zoals:

gelijkheid: een billijk en evenwichtig begrotingsbeleid gericht op het terugdringen van ongelijkheden en het bevorderen van gelijke kansen volgens de verschillende rollen van mannen en vrouwen in economie en samenleving,

efficiëntie: een efficiënter gebruik van middelen, doeltreffender overheidsdiensten van hogere kwaliteit met oog voor de uiteenlopende behoeften van mannen en vrouwen,

transparantie: een beter inzicht in overheidsinkomsten en -uitgaven door de burgers en dus grotere transparantie en betere verantwoording door nationale en plaatselijke overheden;

Instrumenten en methoden voor gender budgeting

7.

pleit nogmaals voor grotere efficiëntie bij overheidsuitgaven, zowel op het niveau van de EU als van de lidstaten, en voor een betere werking van de interne markt; wijst nogmaals op de noodzaak om de werkgelegenheid te bevorderen, als bedongen tijdens de Europese Raad van Lissabon, om het genderaspect in alle beleidsmaatregelen meer aandacht te schenken en om de deelname van vrouwen aan de besluitvorming te vergroten; in dit opzicht kan gender budgeting het instrument zijn om deze doelstellingen beter te bereiken en tegelijkertijd de financiële baten en lasten voor de burgers evenwichtiger te verdelen;

8.

preciseert dat het opstellen van een overheidsbegroting vanuit een genderperspectief het volgende betekent:

vaststellen hoe de verschillende burgers profijt hebben van overheidsuitgaven en bijdragen aan overheidsinkomsten; de nadruk leggen op het verschil tussen mannen en vrouwen door kwalitatieve en kwantitatieve gegevens en maatstaven te gebruiken,

de uiteenlopende gevolgen van het begrotingsbeleid en van de herverdeling van middelen voor mannen en vrouwen (in termen van geld, diensten, tijd, sociale activiteiten en gezinszorg/sociale reproductie) evalueren,

de genderimpact van publieke interventies in alle sectoren analyseren en stap voor stap gender budgeting invoeren op alle beleidsterreinen, zoals onderwijs, welzijn en sociale diensten, gezondheidszorg, acties en maatregelen ten behoeve van werkgelegenheid, vervoer, huisvesting enz.,

een begrotingsprocedure ten uitvoer leggen die van onderaf wordt opgebouwd en bevorderen dat alle burgers (mannen en vrouwen) en andere actoren (verenigingen en NGO's) daarbij betrokken zijn en eraan deelnemen, met het doel uiteenlopende specifieke behoeften te identificeren en daar met passend beleid en maatregelen op te reageren,

nagaan of de toewijzing van middelen op passende en rechtvaardige wijze aansluit op de verschillende behoeften en verlangens van mannen en vrouwen,

erop toezien dat genderanalyses en de evaluatie van genderimpact serieus in aanmerking worden genomen in alle fasen van de begrotingsprocedure, zoals planning, vaststelling, uitvoering, toezicht en evaluatie,

overheidsbegrotingen benutten om zinvolle politieke prioriteiten vast te stellen en specifieke instrumenten, mechanismen en acties te identificeren om gelijkheid tussen mannen en vrouwen door overheidsbeleid te realiseren,

prioriteiten opnieuw definiëren en overheidsmiddelen opnieuw toewijzen zonder automatisch het totaalbedrag van een overheidsbegroting te verhogen,

de doeltreffendheid en doelmatigheid van overheidsuitgaven nagaan en daarvan verantwoording afleggen ten opzichte van de vastgestelde prioriteiten en toezeggingen, in algemene termen, en meer specifiek de inachtneming van gelijke kansen voor mannen en vrouwen bij de herverdeling van openbare middelen en diensten;

9.

benadrukt dat strategieën voor gender budgeting een interdepartementale coördinatie vergen tussen de ministeries voor de begroting, van economische zaken en van financiën enerzijds en de ministeries en/of departementen en organisaties voor gelijke kansen anderzijds, waarbij alle sectoriële bestuurders en ambtenaren moeten worden betrokken die deelnemen aan de opstelling van de begroting, om te bereiken dat het genderperspectief wordt meegenomen bij het bepalen van de inkomsten en uitgaven voor alle beleidsterreinen waarin de begroting voorziet;

10.

benadrukt dat gender budgeting-strategieën gebaseerd zijn op complexe en gediversifieerde methoden die doelen, instrumenten, acties en maatregelen omvatten die genderspecifiek zijn en samenhangen met de tenuitvoerleggingscontext; dat betekent dat gender budgeting-methodologie sociaal-economische ongelijkheden tussen mannen en vrouwen moet aanpakken naar gelang de verschillende situaties op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau, om passende maatregelen te kunnen nemen en gelijkheid tussen de seksen te verwezenlijken;

11.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om voor alle beleidsterreinen genderspecifieke gegevens uit te werken en verder te verfijnen;

Doelstellingen

12.

verzoekt de lidstaten de impact van macro-economische en economische hervormingen op mannen en vrouwen en de tenuitvoerlegging van strategieën, mechanismen en maatregelen ter correctie van genderongelijkheden op sleutelgebieden in het oog te houden en te analyseren, met het doel om een breder economisch en sociaal kader te creëren waarin gender budgeting daadwerkelijk kan worden ingevoerd;

13.

vraagt de Commissie behulpzaam te zijn bij de oprichting van een Europees netwerk van instellingen die zich met gender budgeting bezighouden en van deskundigen/managers op dit gebied, met name vrouwen, dat aansluiting kan krijgen met het netwerk van parlementscommissies voor gelijke kansen; dat net kan bijdragen aan de ontwikkeling en verbreiding van kennis inzake methoden, processen en mechanismen rond gender budgeting, aan de uitwisseling van beste praktijken en positieve ervaringen, en aan het verschaffen aan regeringen, parlementen en begrotingsautoriteiten van een kader van beproefde acties en strategieën, door middel waarvan de nagestreefde gelijkheid tussen mannen en vrouwen kan worden geïntegreerd in alle beleidsterreinen, programma's en acties op de begroting;

14.

vraagt de Commissie, de lidstaten en de plaatselijke en regionale overheden om gender budgeting tot toepassing te brengen; wijst nogmaals op de noodzaak dat de strategie voor gender budgeting een „geparlementeerde” procedure wordt binnen het Europees Parlement en de nationale, regionale en plaatselijke parlementen of raden, met name in de toetredende landen; onderstreept in dit verband dat aan de parlementscommissies voor de vrouwenrechten hierbij een centrale rol toekomt;

15.

verzoekt de Commissie de bevindingen en beginselen in het advies van de werkgroep van het Raadgevend Comité op de EU-begroting toe te passen;

16.

verzoekt de Commissie de kennis over strategieën en methoden voor gender budgeting in alle instellingen op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau te verbreiden, door een brochure over gender budgeting uit te brengen en op ruime schaal te verspreiden, die alle potentiële betrokkenen bij begrotingsprocedures en -beleid — d.w.z. instellingen, regeringen, overheidsdiensten en bestuursinstellingen, verenigingen en NGO's — een handleiding verschaft met gegevens over doelen, strategieën, mechanismen en instrumenten voor gender budgeting;

17.

vraagt de lidstaten om de toepassing en het gebruik van instrumenten en methoden voor gender budgeting te bevorderen (met genderspecifieke statistieken opgesplitst naar geslacht, indicatoren en maatstaven voor gendergelijkheid) zodat het begrotingsbeleid voor het verwerven en uitgeven van middelen de gelijkheid tussen de seksen bevordert;

18.

verzoekt de Commissie een brede voorlichtingscampagne over gender budgeting te houden voor het grote publiek, de regeringen en nationale, regionale en plaatselijke parlementen of raden, waarbij de uit te brengen brochure over gender budgeting wordt verspreid en ervaringen met de ontwikkeling en toepassing van gender budgeting worden gepubliceerd aan de hand van de resultaten van de door de Commissie ingestelde werkgroep over gender budgeting;

19.

verzoekt de Commissie binnen twee jaar een mededeling over gender budgeting te publiceren en indicatoren of maatstaven te formuleren, waarin de resultaten van de werkgroep van deskundigen over gender budgeting in aanmerking worden genomen, om een overzicht van het proces te geven en een actiestrategie op te stellen voor de EU en de lidstaten; verzoekt daarnaast bij de tenuitvoerlegging van het tweede deel van het vijfde programma voor gelijke kansen genderbudgetbeleid op te nemen onder de doelstellingen, instrumenten en mechanismen voor de kaderstrategie voor gelijkheid, na de evaluatie halverwege de looptijd die is gepland voor december 2003;

20.

gelast zijn Begrotingscommissie gender budgeting in te voeren in de procedure voor de vaststelling van de EU-begroting met het doel in de EU een begrotingsbeleid te ontwikkelen dat rekening houdt met de genderproblematiek; gelast zijn ter zake bevoegde commissie met de taak de toepassing van gender budgeting in de EU-begroting te bevorderen en in het oog te houden met betrekking tot de vaststelling, uitwerking, tenuitvoerlegging en evaluatie van alle budgettaire beleidsmaatregelen van de EU;

*

* *

21.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie en de regeringen van de lidstaten.


(1)  PB C 364 van 18.12.2000.

(2)  http://www.unifem.org

(3)  http://www.unhchr.ch/huridocda/huridoca.nsf

(4)  http://www.thecommonwealth.org/gender

(5)  http://www.un.org/womenwatch

(6)  PB C 59 van 23.2.2001, blz. 258.

(7)  PB C 65 E van 14.3.2002, blz. 43.

(8)  P5_TA(2003)0150.

P5_TA(2003)0324

Gemeenschappelijk Europees luchtruim ***II

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de kaderverordening”) (15851/3/2002 — C5-0138/2003 — 2001/0060(COD))

(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (15851/3/2002 — C5-0138/2003) (1),

gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2001) 123 (3),

gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2002) 658 (4),

gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 80 van zijn Reglement,

gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5-0219/2003),

1.

wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 129 E van 3.6.2003, blz. 1.

(2)  P5_TA(2002)0391.

(3)  PB C 103 van 30.4.2002, blz. 1.)

(4)  Nog niet in PB gepubliceerd.)

P5_TC2-COD(2001)0060

Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 3 juli 2003 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de kaderverordening”)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de regio's (3),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verwezenlijking van het gemeenschappelijk vervoersbeleid vergt een efficiënt luchtvervoersysteem dat een veilige en reguliere uitvoering van luchtvervoersdiensten mogelijk maakt, waardoor het vrije verkeer van goederen, personen en diensten wordt bevorderd.

(2)

Tijdens de buitengewone bijeenkomst van 23 en 24 maart 2000 te Lissabon heeft de Europese Raad de Commissie verzocht voorstellen in te dienen over het beheer van het luchtruim, de luchtverkeersleiding en de regeling van de luchtverkeersstromen op basis van het werk inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim dat de door de Commissie ingestelde Groep op hoog niveau heeft verricht. Deze groep, bestaande hoofdzakelijk uit de civiele en militaire luchtvaartnavigatieautoriteiten van de lidstaten, heeft in november 2000 verslag uitgebracht.

(3)

Het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten is een taak waarmee wordt beoogd zowel de gebruikers van het luchtvervoer als de bevolking die met overvliegende vliegtuigen wordt geconfronteerd, te beschermen; derhalve moeten aan de te leveren diensten de hoogste eisen ten aanzien van verantwoordelijkheidsbesef en competentie worden gesteld.

(4)

Het initiatief om het gemeenschappelijk Europees luchtruim tot stand te brengen moet worden ontwikkeld in overeenstemming met de verplichtingen die voortvloeien uit het Eurocontrollidmaatschap van de Gemeenschap en haar lidstaten alsmede met de beginselen die zijn vastgelegd in het op 7 december 1944 te Chicago ondertekende Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart.

(5)

Het nemen van besluiten met betrekking tot de inhoud en de reikwijdte, of uitvoering van militaire operaties en trainingen behoren niet tot de bevoegdheid van de Gemeenschap.

(6)

Het luchtruim is een beperkte hulpbron die alleen optimaal en efficiënt kan worden gebruikt als rekening wordt gehouden met de behoeften van alle gebruikers. De lidstaten moeten de civielmilitaire samenwerking versterken en, indien en voorzover dat door alle betrokken lidstaten noodzakelijk wordt geacht, de samenwerking tussen hun strijdkrachten in alle aangelegenheden op het gebied van luchtverkeersbeveiliging bevorderen.

(7)

Derhalve, en met het oog op de uitbreiding van het gemeenschappelijk Europees luchtruim tot een groter aantal Europese staten, moet de Gemeenschap gemeenschappelijke doelstellingen en een actieprogramma vaststellen, waarmee de inspanningen van de Gemeenschap, de lidstaten en de verschillende economische actoren worden gebundeld om een meer geïntegreerd operationeel luchtruim, te weten het gemeenschappelijk Europees luchtruim, tot stand te brengen, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen in Eurocontrol.

(8)

Ingeval lidstaten interveniëren om naleving van de communautaire voorschriften te verzekeren, moeten de instanties die de naleving controleren voldoende onafhankelijk zijn van de verlenersvan luchtvaartnavigatiediensten.

(9)

De luchtvaartnavigatiediensten (luchtverkeersleiding, communicatie, navigatie en plaatsbepaling) zijn vergelijkbaar met openbaar gezag, hetgeen een functionele of structurele scheiding vereist. In de diverse lidstaten zijn er grote verschillen in de rechtsvorm van de organisatie ervan.

(10)

Ingeval een onafhankelijke audit met betrekking tot de verleners van luchtvaartnavigatiediensten wordt verlangd, worden als zodanig erkend de inspecties van de Rekenkamers van de lidstaten waar deze diensten worden verleend door de overheid, of door een openbaar lichaam dat aan het toezicht van de Rekenkamer onderworpen is, ongeacht of de opgestelde verslagen al dan niet openbaar worden gemaakt.

(11)

Het is wenselijk het gemeenschappelijk Europees luchtruim uit te breiden naar derde landen in Europa, hetzij in het kader van de deelneming van de Gemeenschap aan de werkzaamheden van Eurocontrol, na toetreding van de Gemeenschap tot Eurocontrol, hetzij door middel van overeenkomsten tussen de Gemeenschap en die landen.

(12)

De toetreding van de Gemeenschap tot Eurocontrol vormt een belangrijk onderdeel van de totstandbrenging van een pan-Europees luchtruim.

(13)

Bij de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim dient de Gemeenschap, waar nodig, zo nauw mogelijk samen te werken met Eurocontrol om synergie op regelgevingsgebied en een consistente aanpak te waarborgen en om duplicering tussen beide partijen te voorkomen.

(14)

Overeenkomstig de conclusies van de Groep op hoog niveau is Eurocontrol de organisatie die beschikt over de nodige deskundigheid om de Gemeenschap te ondersteunen in haar rol als regelgever. Voor onderwerpen die op het werkterrein van Eurocontrol liggen moeten daarom de uitvoeringsmaatregelen worden ontwikkeld op basis van een mandaat aan die organisatie, met inachtneming van de in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en Eurocontrol op te nemen voorwaarden.

(15)

Voor het opstellen van de maatregelen die nodig zijn voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim is brede raadpleging van de economische en sociale belanghebbende partijen vereist.

(16)

De sociale partners moeten naar behoren worden geïnformeerd en geraadpleegd over alle maatregelen met belangrijke sociale gevolgen. Voorts dient het Comité voor de sectoriële dialoog, ingesteld bij Beschikking 98/500/EG van de Commissie van 20 mei 1998 betreffende de oprichting van comités voor de sectoriële dialoog tussen de sociale partners op Europees niveau (5), te worden geraadpleegd.

(17)

Naast het Comité voor het gemeenschappelijk luchtruim dient een „Raadgevend orgaan voor de luchtvaart” te worden ingesteld dat de Commissie adviseert met betrekking tot de technische aspecten van de verwezenlijking van het gemeenschappelijk luchtruim; hiervan dienen de verenigingen van gebruikers van het luchtruim, de organisaties voor veiligheid van de luchtvaart en de producerende industrie deel uit te maken.

(18)

De prestaties op Europees niveau van het systeem van luchtvaartnavigatiediensten als geheel moeten regelmatig worden getoetst, onder handhaving van een hoog veiligheidsniveau, teneinde de doeltreffendheid van de genomen maatregelen te beoordelen en aanvullende maatregelen voor te stellen.

(19)

Er moet gezorgd worden voor een stelsel van sancties, die de veiligheid niet in gevaar mogen brengen, voor goed toezicht op de naleving en voor doeltreffende sancties tegen luchtvaartmaatschappijen en dienstverleners die de bepalingen van deze verordening overtreden.

(20)

De effecten van de ter uitvoering van deze verordening genomen maatregelen dienen te worden beoordeeld in het licht van de verslagen die de Commissie regelmatig moet indienen.

(21)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om bepalingen vast te stellen betreffende de organisatie van hun strijdkrachten . Derhalve moet worden voorzien in een vrijwaringsclausule om de uitoefening van deze bevoegdheid mogelijk te maken.

(22)

Op 2 december 1987 hebben het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk in Londen regelingen getroffen voor grotere samenwerking inzake het gebruik van de luchthaven van Gibraltar, in de vorm van een gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van beide landen. Deze regelingen zijn nog niet in werking getreden.

(23)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, te weten de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, wegens het transnationale karakter ervan niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter op communautair niveau tot stand kan worden gebracht, met evenwel gedetailleerde uitvoeringsvoorschriften die rekening houden met specifieke plaatselijke omstandigheden, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(24)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel en werkingssfeer

1.   Het initiatief inzake de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim heeft tot doel de huidige veiligheidsnormen aan te scherpen en de algehele doeltreffendheid voor het algemeen luchtverkeer in Europa te vergroten, de capaciteit te optimaliseren, opdat wordt voorzien in de behoeften van alle gebruikers van het luchtruim en de vertragingen tot een minimum worden teruggebracht. Ter verwezenlijking van deze doelstelling beoogt deze verordening een geharmoniseerd regelgevend kader vast te stellen voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim tegen 31 december 2004.

2.    Deze verordening legt de algemene richtsnoeren voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim vast en geeft aan op welke gebieden de Gemeenschap kan optreden en welke middelen nodig zijn, wat betreft structuren, procedures en hulpbronnen, om het gemeenschappelijk Europees luchtruim tot stand te brengen, daarbij rekening houdend met de defensiebehoeften van de lidstaten, alsmede met de taak van Eurocontrol die erin bestaat een pan-Europees luchtruim tot stand te brengen.

3.   De toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen laat onverlet de rechten en plichten van de lidstaten voortvloeiend uit het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart van 1944.

4.   De toepassing van deze verordening en van de overeenkomstig artikel 3 te nemen maatregelen op de luchthaven van Gibraltar laat onverlet het juridisch standpunt van respectievelijk het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk betreffende het geschil inzake de soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven is gelegen.

5.   De toepassing van deze verordening en van de overeenkomstig artikel 3 te nemen maatregelen op de luchthaven van Gibraltar wordt opgeschort totdat de regelingen neergelegd in de gezamenlijke verklaring van de ministers van buitenlandse zaken van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk van 2 december 1987 in werking treden. De regeringen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk zullen de Raad van die datum van inwerkingtreding in kennis stellen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen gelden de volgende definities:

1)

luchtverkeersleidingsdienst: dienst die wordt verricht teneinde:

a)

botsingen te voorkomen:

tussen luchtvaartuigen en

tussen luchtvaartuigen en hindernissen op dat deel van het luchtvaartterrein dat is bedoeld voor het opstijgen, landen en taxiën met luchtvaartuigen, en

b)

een geordende luchtverkeersstroom tot stand te brengen en te handhaven;

2)

plaatselijke verkeersleiding: luchtverkeersleidingsdienst voor luchtvaartterreinverkeer;

3)

luchtvaartinlichtingendienst: binnen het vastgestelde bestreken gebied opgerichte dienst die verantwoordelijk is voor het verstrekken van luchtvaartinformatie en gegevens die nodig zijn voor de veiligheid, regelmaat en efficiency van luchtvaartnavigatie;

4)

luchtvaartnavigatiediensten: luchtverkeersleidingsdiensten; communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingsdiensten; meteorologische diensten voor de luchtvaartnavigatie; en luchtvaartinlichtingendiensten;

5)

„verleners van luchtvaartnavigatiediensten”: de openbare of particuliere lichamen , naar keuze van de lidstaat, die luchtvaartnavigatiediensten voor het algemeen luchtverkeer verlenen;

6)

luchtruimblok: luchtruim van vastgestelde afmetingen, in ruimte en tijd, waarbinnen luchtvaartnavigatiediensten worden verleend;

7)

luchtruimbeheer: een planningsfunctie met als belangrijkste doel een maximale benutting van beschikbaar luchtruim door dynamische time-sharing en, bij gelegenheid, scheiding van luchtruim tussen verschillende categorieën luchtruimgebruikers op basis van kortetermijnbehoeften;

8)

luchtruimgebruikers: alle luchtvaartuigen die als algemeen luchtverkeer opereren;

9)

„regeling van luchtverkeersstromen”: functie die tot doel heeft bij te dragen aan een veilige, ordelijke en vlotte doorstroming van het luchtverkeer door ervoor te zorgen dat de luchtverkeersleidingscapaciteit op veilige en efficiënte wijze wordt benut en dat het verkeersvolume verenigbaar is met de door de betrokken luchtverkeersdienstverleners afgegeven capaciteit;

10)

luchtverkeersbeveiliging: de verzameling van functies in de lucht en functies op de grond (luchtverkeersdiensten, luchtruimbeheer en regeling van luchtverkeersstromen) die nodig zijn om de veiligheid en de doeltreffendheid van de vliegtuigbewegingen in alle fasen te waarborgen;

11)

luchtverkeersdiensten: vluchtinlichtingendiensten, alarmeringsdiensten, adviesdiensten voor het luchtverkeer en luchtverkeersleiding (algemene luchtverkeersleiding, naderingsluchtverkeersleiding en plaatselijke luchtverkeersleiding);

12)

algemene luchtverkeersleiding: luchtverkeersleiding voor gecontroleerde vluchten in een luchtruimblok;

13)

naderingsluchtverkeersleiding: luchtverkeersleiding voor aankomende of vertrekkende gecontroleerde vluchten;

14)

pakket van diensten: twee of meer luchtnavigatiediensten;

15)

certificaat: door een lidstaat overeenkomstig het nationale recht afgegeven document, ongeacht de vorm, waarmee wordt bevestigd dat een verlener van luchtvaartnavigatiediensten voldoet aan de eisen voor het verlenen van een specifieke dienst;

16)

communicatiediensten: vaste en mobiele diensten ten behoeve van de luchtvaart voor grond/grond-, lucht/grond- en lucht/lucht-communicatie voor luchtverkeersleidingsdoeleinden;

17)

Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging: de verzameling van systemen, genoemd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad van ... voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in de Gemeenschap (de „interoperabiliteitsverordening”) (7), met inbegrip van de interfaces aan grenzen met derde landen;

18)

operationeel concept: de criteria voor het operationele gebruik van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging of een deel daarvan;

19)

onderdelen: materiële objecten, zoals apparatuur, en immateriële objecten, zoals programmatuur, waarvan de interoperabiliteit van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging afhangt;

20)

Eurocontrol: de Europese organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart, opgericht bij het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart van 13 december 1960 (8);

21)

de beginselen van Eurocontrol voor het vaststellen van de kostengrondslag voor de heffingen voor het gebruik van „en route”-faciliteiten en de berekening van de tarieven per eenheid: de in document nr. 99.60.01/01 van 1 augustus 1999 van Eurocontrol gespecificeerde beginselen;

22)

flexibel gebruik van het luchtruim: een concept van luchtruimbeheer dat wordt toegepast op het gebied van de European Civil Aviation Conference (ECAC), zoals gespecificeerd in de eerste editie van 5 februari 1996 van het door Eurocontrol uitgegeven „Airspace Management Handbook for the application of the Concept of the Flexible Use of Airspace”;

23)

vluchtinformatiegebied: een luchtruim van gegeven afmetingen waarbinnen vluchtinlichtingendiensten en alarmeringsdiensten worden verleend;

24)

vliegniveau: een vlak van constante atmosferische druk in relatie tot het referentiedrukvlak van 1013,2 hectopascals en dat van soortgelijke vlakken is gescheiden door bepaalde drukintervallen;

25)

functioneel luchtruimblok: een luchtruimblok dat berust op operationele behoeften en een afspiegeling is van de noodzaak een meer geïntegreerd beheer van het luchtruim te verzekeren, ongeacht de bestaande grenzen;

26)

algemeen luchtverkeer: alle bewegingen van burgerluchtvaartuigen, alsmede alle bewegingen van staatsluchtvaartuigen (met inbegrip van militaire, douane- en politieluchtvaartuigen), voorzover deze bewegingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de procedures van de ICAO;

27)

ICAO: de internationale burgerluchtvaartorganisatie, opgericht bij het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart van 1944;

28)

interoperabiliteit: een geheel van functionele, technische en operationele eigenschappen die worden vereist van de systemen en onderdelen van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging en van de procedures voor de werking van het netwerk, teneinde de veilige, naadloze en efficiënte werking van het netwerk te verzekeren. Interoperabiliteit wordt bereikt door er zorg voor te dragen dat de systemen en onderdelen voldoen aan de essentiële eisen;

29)

meteorologische diensten: de faciliteiten en diensten die luchtvaartuigen voorzien van weersvoorspellingen, instructies en waarnemingen, alsmede andere door lidstaten aangeleverde meteorologische informatie en gegevens voor gebruik in de luchtvaart;

30)

navigatiediensten: de faciliteiten en diensten die luchtvaartuigen voorzien van informatie op het gebied van positionering en timing;

31)

operationele gegevens: informatie over alle vluchtfasen die nodig is voor het nemen van operationele beslissingen door verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, exploitanten van luchthavens en andere betrokken actoren;

32)

procedure, zoals gebruikt in de context van de interoperabiliteitsverordening: een standaardmethode voor het technische of het operationele gebruik van systemen in de context van overeengekomen, gevalideerde operationele concepten die op een uniforme wijze in het gehele Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging moeten worden toegepast;

33)

ingebruikneming: eerste operationele gebruik na de initiële installatie of upgrade van een systeem;

34)

routenetwerk: een netwerk van gespecificeerde routes voor de afhandeling van de verkeersstromen van het algemeen luchtverkeer, nodig voor het verlenen van luchtverkeersleiding;

35)

routering: de gekozen route die een luchtvaartuig tijdens de vlucht moet volgen;

36)

naadloze werking: een zodanige werking van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging dat het, vanuit de optiek van de gebruiker, functioneert als ware het één systeem;

37)

„sector”: onderverdeling van het geheel van het luchtruimblok in beheersbare luchtruimdelen;

38)

plaatsbepalingsdiensten: de faciliteiten en diensten voor het bepalen van de respectieve posities van luchtvaartuigen waarmee voor een veilige separatie wordt gezorgd;

39)

systeem: het geheel van op de grond gestationeerde en zich in de lucht bevindende onderdelen, alsmede in de ruimte gestationeerde apparatuur, dat ondersteuning geeft aan luchtvaartnavigatiediensten voor alle vluchtfasen;

40)

upgrade: elke wijziging in de operationele kenmerken van een systeem.

Artikel 3

Gebieden waarop de Gemeenschap maatregelen treft

1.   Deze verordening stelt een geharmoniseerd kader vast voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim in combinatie met:

a)

Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (luchtruimverordening)  (9);

b)

Verordening (EG) nr. ..../2003 van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (luchtvaartnavigatiedienstenverordening)  (10); en

c)

Interoperabiliteitsverordening,

en met uitvoeringsbepalingen die de Commissie op basis van deze verordening en de bovenbedoelde maatregelen vaststelt.

2.   De in lid 1 bedoelde verordeningen zijn van toepassing met inachtneming van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 4

Nationale toezichthoudende instanties

1.   De lidstaten gaan over tot aanwijzing of instelling van een of meer organen als nationale toezichthoudende instantie belast met de taken welke krachtens deze verordening en de in artikel 3 bedoelde verordeningen aan een dergelijke instantie toekomen.

2.   De nationale toezichthoudende instanties moeten onafhankelijk zijn van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten. Deze onafhankelijkheid wordt bereikt door middel van een adequate scheiding, ten minste op functioneel niveau, tussen de nationale toezichthoudende instantie en dergelijke dienstverleners. Lidstaten zien erop toe dat de nationale toezichthoudende instanties hun bevoegdheden onpartijdig en op transparante wijze uitoefenen.

3.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de namen en adressen van de nationale toezichthoudende instanties, alsmede de veranderingen daarin, en van de maatregelen die zijn genomen om aan lid 2 te voldoen.

Artikel 5

Comité procedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité, hierna te noemen het „Single Sky Comité”, bestaande uit twee vertegenwoordigers van elke lidstaat en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. Dit comité tracht met name een evenwicht te vinden tussen de belangen van de civiele en de militaire gebruikers.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

4.   Het Single Sky Comité stelt zijn reglement van orde vast.

5.     Eurocontrol neemt met de status van waarnemer deel aan de werkzaamheden van het Comité.

Artikel 6

Raadgevend orgaan voor de luchtvaart

Naast het comité wordt een „Raadgevend orgaan voor de luchtvaart” ingesteld dat de Commissie adviseert met betrekking tot de technische aspecten van de verwezenlijking van het gemeenschappelijk luchtruim; hiervan maken de verenigingen van gebruikers van het luchtruim, de organisaties van de veiligheid van de luchtvaart en de producerende industrie deel uit.

Artikel 7

Betrekkingen met derde landen in Europa

Bij het uitwerken van de maatregelen ter uitvoering van deze verordening zet de Commissie zich er consequent voor in het gemeenschappelijk Europees luchtruim uit te breiden tot aangrenzende staten die geen lid zijn van de Gemeenschap, hetzij in het kader van bilaterale overeenkomsten met derde landen, hetzij in het kader van Eurocontrol.

Artikel 8

Uitvoeringsbepalingen

1.   Voor de uitwerking van de in artikel 3 bedoelde uitvoeringsmaatregelen die op het werkterrein van Eurocontrol liggen, verstrekt de Commissie een mandaat aan Eurocontrol, waarin de uit te voeren taken en het tijdschema daarvoor worden vastgelegd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de werkprocedures van deze organisatie, met name wat de samenwerking met en raadpleging van de betrokken partijen betreft, met inbegrip van de militaire autoriteiten. De Commissie handelt volgens de procedure van artikel 5, lid 2.

2.   Op basis van het ingevolge lid 1 verrichte werk worden besluiten over de toepassing van de resultaten van dat werk in de Gemeenschap en over de termijn voor de uitvoering daarvan genomen volgens de procedure van artikel 5, lid 3. Die besluiten worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   Onverminderd lid 2 kan de Commissie, indien Eurocontrol een krachtens lid 1 verstrekt mandaat niet kan aanvaarden, of indien de Commissie in overleg met het Comité van mening is:

a)

dat het werk gedaan op basis van zo'n mandaat, gelet op de gestelde datum, niet voldoende vooruitgang boekt, of

b)

dat de resultaten van het verrichte werk onvoldoende zijn,

volgens de procedure van artikel 5, lid 3, andere maatregelen nemen om de doelstellingen van het betreffende mandaat te verwezenlijken.

4.   Voor de opstelling van de in artikel 3 bedoelde uitvoeringsmaatregelen die buiten het werkterrein van Eurocontrol vallen, handelt de Commissie volgens de procedure van artikel 5, lid 3.

Artikel 9

Sancties

De lidstaten stellen een stelsel van sancties vast voor schendingen van de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te verzekeren dat deze sancties worden toegepast. De aldus vastgestelde sancties dienen doeltreffend en proportioneel te zijn en een ontmoedigende werking te hebben. De lidstaten houden eventueel rekening met de status van de overtreder.

Artikel 10

Raadpleging van belanghebbende partijen

De lidstaten, handelend in overeenstemming met hun nationaal recht, en de Commissie zetten raadplegingsmechanismen op om belanghebbende partijen op passende wijze te betrekken bij de realisering van het gemeenschappelijk Europees luchtruim.

Tot de belanghebbende partijen kunnen behoren:

verleners van luchtvaartnavigatiediensten;

luchtruimgebruikers;

luchthavens;

de industrie; en

belangenorganisaties van beroepspersoneel.

Raadpleging van de belanghebbende partijen heeft in het bijzonder betrekking op de ontwikkeling en de invoering van nieuwe concepten en technologieën in het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging.

Artikel 11

Prestatiebeoordeling

1.   De Commissie draagt zorg voor de bestudering en evaluatie van de prestaties van de luchtvaartnavigatie, waarbij zij gebruik maakt van de bestaande deskundigheid van Eurocontrol.

2.   Het analyseren van de ten behoeve van lid 1 verzamelde informatie heeft tot doel:

a)

de verlening van luchtvaartnavigatiediensten te kunnen vergelijken en verbeteren;

b)

de verleners van luchtvaartnavigatiediensten te ondersteunen om de vereiste diensten te verlenen;

c)

het raadplegingsproces tussen luchtruimgebruikers, verleners van luchtvaartnavigatiediensten en luchthavens te verbeteren;

d)

best practice in kaart te brengen en te bevorderen , met name door een reeks veiligheidsindicatoren vast te stellen .

3.   Onverminderd het recht van het publiek op toegang tot documenten van de Commissie, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (11), stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 5, lid 3, maatregelen vast voor de verspreiding van de in lid 2 bedoelde informatie onder de belanghebbende partijen.

Artikel 12

Toezicht, controle en methoden voor effectbeoordeling

1.   Het toezicht, de controle en de methoden voor effectbeoordeling worden gebaseerd op de regelmatige indiening door de lidstaten van verslagen over de uitvoering van de ingevolge deze verordening ondernomen acties.

2.   De Commissie evalueert geregeld de toepassing van deze verordening en de overeenkomstig artikel 3 te nemen maatregelen en brengt verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, de eerste maal uiterlijk op ... (12). Zij kan de lidstaten daartoe om aanvullende informatie verzoeken naast de informatie uit de overeenkomstig lid 1 ingediende verslagen.

3.   Bij het opstellen van de in lid 2 bedoelde verslagen wint de Commissie het advies in van het Comité.

4.   De verslagen bevatten een beoordeling van de resultaten die zijn bereikt met de ingevolge deze verordening ondernomen acties, met inbegrip van adequate informatie over ontwikkelingen in de sector, met name betreffende economische, sociale, werkgelegenheids- en technologische aspecten, alsmede over de kwaliteit van de dienstverlening, een en ander in het licht van de oorspronkelijke doelstellingen en met het oog op toekomstige behoeften.

Artikel 13

Vrijwaringsbepalingen

Deze verordening belet een lidstaat niet de maatregelen te nemen die nodig zijn om essentiële belangen op het gebied van het veiligheidsbeleid of het defensiebeleid te beschermen. Dat zijn met name maatregelen die noodzakelijk zijn:

voor de bewaking van het luchtruim dat onder zijn verantwoordelijkheid valt, overeenkomstig regionale luchtvaartnavigatie-overeenkomsten van de ICAO, met inbegrip van het vermogen om alle luchtvaartuigen die dat luchtruim gebruiken op te sporen, te identificeren en te evalueren, in het streven om de veiligheid van de vluchten te waarborgen en actie te ondernemen om te voorzien in de behoeften inzake veiligheid en defensie;

in geval van ernstige binnenlandse onlusten waardoor de openbare orde wordt verstoord;

in geval van oorlog of ernstige internationale spanningen die oorlogsgevaar inhouden;

om te voldoen aan internationale verplichtingen die een lidstaat is aangegaan voor het behoud van de vrede en de internationale veiligheid;

ten behoeve van militaire operaties.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 1.

(2)  PB C 241 van 7.10.2002, blz. 24.

(3)  PB C 278 van 14.11.2002, blz. 13.

(4)  Standpunt van het Europees Parlement van 3 september 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 maart 2003(PB C 129 E van 3.6.2003, blz. 1) en standpunt van het Europees Parlement van 3 juli 2003.

(5)  PB L 225 van 12.8.1998, blz. 27.

(6)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(7)  Zie bladzijde ... van dit Publicatieblad.

(8)  Verdrag als gewijzigd bij het Protocol van 12 februari 1981 en herzien bij het protocol van 27 juni 1997.

(9)  Zie bladzijde ... van dit Publicatieblad.

(10)  Zie bladzijde ... van dit Publicatieblad.

(11)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(12)  Drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

P5_TA(2003)0325

Verlening van luchtvaartnavigatiediensten ***II

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de dienstverleningsverordening”) (15853/2/2002 — C5-0137/2003 — 2001/0235(COD))

(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (15853/2/2002 — C5-0137/2003) (1),

gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2001) 564) (3),

gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2002) 658) (4),

gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 80 van zijn Reglement,

gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5-0225/2003),

1.

wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 129 E van 3.6.2003, blz. 16.

(2)  P5_TA(2002)0392.

(3)  PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 26.

(4)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC2-COD(2001)0235

Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 3 juli 2002 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de dienstverleningsverordening”)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de regio's (3),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De lidstaten hebben, zij het elk in verschillende mate, hun nationale verleners van luchtvaartnavigatiediensten gereorganiseerd door hun een grotere mate van autonomie en meer vrijheid te schenken om diensten te verlenen. Deze nieuwe omgeving kenmerkt zich door een toenemende noodzaak om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan minimumeisen van het algemeen belang.

(2)

Het verslag van de Groep op hoog niveau inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim van november 2002 heeft bevestigd dat regels op communautair niveau nodig zijn om onderscheid te maken tussen regelgeving en dienstverlening en om een certificeringsstelsel in te voeren ter bescherming van het algemeen belang, met name op het gebied van veiligheid, en om het heffingenstelsel te verbeteren.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad van ... („de kaderverordening”) (5) is het kader vastgesteld voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees luchtruim.

(4)

Om het gemeenschappelijk Europees luchtruim tot stand te brengen, dienen maatregelen te worden vastgesteld die een veilige en efficiënte verlening van luchtvaartnavigatiediensten garanderen die strookt met de organisatie en het gebruik van het luchtruim als geregeld bij Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de organisatie en gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de luchtruimverordening”) (6). De totstandbrenging van een geharmoniseerde organisatie van de verlening van dergelijke diensten is van belang om op adequate wijze te kunnen voldoen aan de vraag van luchtruimgebruikers en om op een veilige en efficiënte wijze het luchtverkeer te kunnen regelen.

(5)

Het verlenen van luchtverkeersdiensten als bedoeld in deze verordening, hangt samen met het uitoefenen van overheidsbevoegdheden die geen economisch karakter hebben dat de toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag zou kunnen rechtvaardigen.

(6)

Lidstaten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op een veilige en efficiënte verlening van luchtvaartnavigatiediensten en voor de controle op naleving door verleners van luchtvaartnavigatiediensten van de op communautair niveau vastgestelde gemeenschappelijke eisen.

(7)

Lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om erkende organisaties, die technische ervaring hebben, te belasten met de controle op naleving door verleners van luchtvaartnavigatiediensten van de op communautair niveau vastgestelde gemeenschappelijke eisen.

(8)

Voor een soepele werking van het luchtvervoerssysteem zijn ook uniforme strenge veiligheidsnormen voor verleners van luchtvaartnavigatiediensten vereist.

(9)

Er moeten regelingen worden voorgesteld om het tekort aan luchtverkeersleiders te verhelpen door de procedures voor selectie, opleiding, machtigingen, evaluatie en vergunningen te verbeteren en te harmoniseren en door vergunningen wederzijds te erkennen. De Commissie dient toezicht te houden op en, waar van toepassing, steun te verlenen aan de aanwervingsprogramma's van de lidstaten.

(10)

Er moet een gemeenschappelijk stelsel tot stand worden gebracht voor het certificeren van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten, als middel om de rechten en plichten van deze dienstverleners vast te leggen, zonder daarbij afbreuk te doen aan de continuïteit van de dienstverlening. Certificaten dienen voor een periode van ten hoogste tien jaar te worden verstrekt.

(11)

De aan certificaten verbonden voorwaarden moeten objectief gerechtvaardigd zijn en niet-discriminatoir, evenredig en transparant zijn en verenigbaar zijn met de betreffende internationale normen.

(12)

De certificaten dienen wederzijds te worden erkend door alle lidstaten, zodat verleners van luchtvaartnavigatiediensten diensten kunnen verlenen in een andere lidstaat dan in die waarin zij hun certificaat hebben verkregen, zulks binnen de grenzen van de veiligheidseisen.

(13)

De verlening van communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingsdiensten en van luchtvaartinlichtingendiensten dient te worden georganiseerd onder marktvoorwaarden, met inachtneming van de bijzondere kenmerken van deze diensten en onder handhaving van een hoog veiligheidsniveau.

(14)

Ter bevordering van de veilige afwikkeling van het luchtverkeer over de grenzen van de lidstaten heen, ten behoeve van de luchtruimgebruikers en hun passagiers, dient het certificeringsstelsel te voorzien in een kader dat lidstaten in staat stelt om verleners voor luchtverkeersdiensten aan te wijzen, ongeacht waar zij hun certificaat hebben verkregen.

(15)

Lidstaten moeten voor het gehele luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt of voor een deel daarvan, aan de hand van hun analyse van veiligheidsoverwegingen, een of meer verleners van meteorologische diensten kunnen aanwijzen, zonder dat een openbare aanbesteding moet worden georganiseerd.

(16)

Verleners van luchtvaartnavigatiediensten dienen door middel van geschikte regelingen een nauwe samenwerking tot stand te brengen en onderhouden met militaire autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor activiteiten die van invloed kunnen zijn op het algemeen luchtverkeer.

(17)

De rekeningen van alle verleners van luchtvaartnavigatiediensten dienen zo transparant mogelijk te zijn.

(18)

De invoering van geharmoniseerde beginselen en voorwaarden voor toegang tot operationele gegevens dient de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en de werkzaamheden van luchtruimgebruikers en luchthavens in een nieuwe omgeving te vergemakkelijken.

(19)

Voorwaarden gesteld aan heffingen die luchtruimgebruikers worden opgelegd dienen billijk en transparant te zijn.

(20)

Gebruikersheffingen moeten compensatie bieden voor de door verleners van luchtvaartnavigatiediensten en lidstaten geleverde faciliteiten en diensten. De hoogte van de gebruikersheffingen moet in verhouding staan tot de kosten, met inachtneming van de doelstellingen voor veiligheid en economische efficiëntie.

(21)

Bij de verlening van gelijkwaardige luchtvaartnavigatiediensten mag geen onderscheid worden gemaakt tussen luchtruimgebruikers.

(22)

Verleners van luchtvaartnavigatiediensten bieden bepaalde faciliteiten en diensten aan die rechtstreeks betrekking hebben op de bediening van vliegtuigen, en waarvan zij de kosten moeten kunnen terugverdienen krachtens het beginsel dat de gebruiker betaalt, hetgeen wil zeggen dat luchtruimgebruikers moeten betalen voor de kosten die zij op, of zo dicht mogelijk bij, het punt van gebruik veroorzaken.

(23)

Het is van belang dat de transparantie van de kosten welke dergelijke faciliteiten of diensten met zich brengen, gewaarborgd is. Alle wijzigingen in het stelsel of in de hoogte van de heffingen dienen dus aan de luchtruimgebruikers te worden uitgelegd. Dergelijke wijzigingen of investeringen die door de verleners van luchtvaartnavigatiediensten worden voorgesteld, moeten worden toegelicht als onderdeel van een informatie-uitwisseling tussen hun managementinstanties en de luchtruimgebruikers.

(24)

Er moet ruimte zijn voor een differentiatie in de heffingen die bijdraagt aan het maximaliseren van de capaciteit van het hele systeem. Financiële stimulansen kunnen een nuttige manier zijn om de invoering te versnellen van grond- of boordapparatuur die de capaciteit vergroot, om hoge prestaties te belonen of een compensatie te bieden voor het ongemak dat gepaard gaat met de keuze voor minder aantrekkelijke routes.

(25)

In het kader van het genereren van inkomsten met het oog op een redelijk rendement van het kapitaal en in direct verband met besparingen dankzij de verbetering van de efficiëntie moet het tevens mogelijk zijn een reserve op te bouwen om een plotselinge verhoging van heffingen ten laste van luchtruimgebruikers te voorkomen op tijdstippen van minder luchtverkeer.

(26)

De Commissie dient de haalbaarheid te onderzoeken van tijdelijke financiële steun voor maatregelen om de capaciteit van het Europese luchtverkeersleidingssysteem als geheel te vergroten.

(27)

De Commissie moet regelmatig, in samenwerking met Eurocontrol en met de nationale toezichthoudende instanties en luchtruimgebruikers, de wijze beoordelen waarop heffingen ten laste van luchtruimgebruikers worden vastgesteld en opgelegd.

(28)

Gezien de bijzonder gevoelige aard van informatie inzake verleners van luchtvaartnavigatiediensten, mogen de nationale toezichthoudende instanties geen informatie openbaar maken die onder het beroepsgeheim valt, ongeacht de wijze waarop een systeem voor de beoordeling en publicatie van de prestaties van die dienstverleners is georganiseerd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel en werkingssfeer

1.   Binnen de werkingssfeer van de kaderverordening, regelt deze verordening de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim. Het doel van deze verordening is gemeenschappelijke eisen vast te stellen voor de veilige en efficiënte verlening van luchtvaartnavigatiediensten in de Gemeenschap.

2.   Deze verordening is van toepassing op de verlening van luchtvaartnavigatiediensten voor algemeen luchtverkeer, in overeenstemming met en binnen de werkingssfeer van de kaderverordening.

Artikel 2

Taken van de nationale toezichthoudende instanties

1.   De in artikel 4 van de kaderverordening genoemde nationale toezichthoudende instanties zorgen voor passend toezicht op de toepassing van deze verordening, met name met betrekking tot de veilige en efficiënte dienstuitvoering door verleners van luchtvaartnavigatiediensten die diensten verlenen met betrekking tot het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid valt van de lidstaat die de betrokken instantie heeft aangewezen of ingesteld.

2.   Daartoe organiseert elke nationale toezichthoudende instantie passende inspecties en onderzoeken om na te gaan of aan de eisen van deze verordening is voldaan. De betrokken verlener van luchtvaartnavigatiediensten verleent hieraan zijn medewerking.

3.   Voor functionele luchtruimblokken die zich uitstrekken over het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van meer dan één lidstaat valt, sluiten de betrokken lidstaten een overeenkomst inzake het bij dit artikel voorgeschreven toezicht op de verleners van luchtvaartnavigatiediensten die diensten verlenen met betrekking tot die functionele luchtruimblokken. Lidstaten kunnen een overeenkomst sluiten inzake het bij dit artikel voorgeschreven toezicht op de verleners van luchtvaartnavigatiediensten die diensten verlenen in een andere lidstaat dan die waar de verlener zijn belangrijkste plaats van vestiging heeft.

4.   Nationale toezichthoudende instanties treffen passende regelingen voor een nauwe onderlinge samenwerking om een adequaat toezicht te waarborgen op de verleners van luchtvaartnavigatiediensten die in het bezit zijn van een geldig certificaat van een lidstaat en die ook diensten verlenen met betrekking tot het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van een andere lidstaat valt. Deze samenwerking omvat ook regelingen voor de behandeling van gevallen waarin niet voldaan wordt aan de geldende gemeenschappelijke eisen van artikel 6 of aan de voorwaarden van bijlage II.

Artikel 3

Erkende organisaties

1.   Nationale toezichthoudende instanties kunnen besluiten om de in artikel 2, lid 2, bedoelde inspecties en onderzoeken volledig of ten dele te delegeren aan erkende organisaties die aan de in bijlage I genoemde eisen voldoen.

2.   Een door een nationale toezichthoudende instantie verleende erkenning is binnen de Gemeenschap geldig gedurende een periode van drie jaar die kan worden hernieuwd. Nationale toezichthoudende instanties kunnen elke erkende organisatie die in de Gemeenschap is gevestigd met de uitvoering van deze inspecties en onderzoeken belasten.

Artikel 4

Veiligheidseisen

De Eurocontrol Safety Regulatory Requirements, hierna genoemd „ESARR's”, en latere wijzigingen op deze ESARR's in het kader van deze verordening, worden door de Commissie volgens de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening vermelde procedure vastgesteld en goedgekeurd en krachtens communautaire wetgeving verplicht gesteld. De ESARR's worden in de vorm van verwijzingen bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Vergunningverlening en opleiding van verkeersleiders

Op basis van een voorstel van de Commissie waarmee door het Europees Parlement en de Raad moet worden ingestemd, worden regelingen getroffen om het tekort aan luchtverkeersleiders en personeel voor luchtverkeersbeheer (ATM-personeel) te verhelpen door de verbetering en harmonisatie op communautair niveau van de procedures voor selectie, opleiding, machtigingen, evaluatie en vergunningen voor luchtverkeersleiders en ATM-personeel, en om de wederzijdse erkenning van vergunningen in te voeren.

HOOFDSTUK II

VOORSCHRIFTEN INZAKE DE VERLENING VAN DIENSTEN

Artikel 6

Gemeenschappelijke eisen

Er worden volgens de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde procedure gemeenschappelijke eisen vastgesteld voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten. De gemeenschappelijke eisen moeten ten minste betrekking hebben op:

technische en operationele bekwaamheid en geschiktheid;

systemen en processen voor veiligheids- en kwaliteitsbeheer;

rapportages;

kwaliteit van de diensten;

financiële draagkracht;

aansprakelijkheid en verzekering;

eigendom en organisatiestructuur , met inbegrip van het vermijden van belangenconflicten ;

personeel , met inbegrip van adequate personeelsplanning voor alle categorieën personeel voor luchtverkeersbeheer ;

de niet-discriminerende toegang tot diensten van luchtruimgebruikers en het vereiste prestatieniveau van dergelijke diensten, met inbegrip van het veiligheids- en interoperabiliteitsniveau;

beveiliging.

Artikel 7

Certificering van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten

1.   De verlening van alle luchtvaartnavigatiediensten in de Gemeenschap wordt door de lidstaten gecertificeerd.

2.   Aanvragen voor certificering worden ingediend bij de nationale toezichthoudende instantie van de lidstaat waarin de aanvrager zijn belangrijkste plaats van vestiging heeft en in voorkomend geval statutair is gevestigd.

3.   Nationale toezichthoudende instanties geven certificaten af aan de verleners van luchtvaartnavigatiediensten indien deze aan de in artikel 6 bedoelde gemeenschappelijke eisen voldoen. Certificaten kunnen worden verleend voor elke in artikel 2 van de kaderverordening genoemde afzonderlijke luchtvaartnavigatiedienst of voor een bundel van dergelijke diensten, inclusief in de situatie waarin een verlener van luchtvaartnavigatiediensten, ongeacht diens juridische status, zijn eigen communicatie-, navigatie- en begeleidingssystemen bedient en in stand houdt. Certificaten voor het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten worden voor een periode van ten minste vijf en ten hoogste tien jaar afgegeven.

4.   In de certificaten worden de rechten en plichten van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten aangegeven , met speciale aandacht voor de veiligheid . Aan certificering mogen alleen de voorwaarden van bijlage II verbonden zijn. Deze voorwaarden moeten

a)

objectief gerechtvaardigd, niet-discriminatoir, evenredig en transparant zijn ,

b)

het openbaar belang van luchtvaartnavigatiediensten weerspiegelen en geharmoniseerd worden,

c)

verenigbaar zijn met de toepasselijke internationale normen,

d)

samenwerking tussen dienstverleners mogelijk maken,

e)

voldoen aan de door de gebruikers verlangde kwaliteitsnormen.

5.   Niettegenstaande het bepaalde in lid 1, kunnen lidstaten toestaan dat in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim of een deel daarvan luchtvaartnavigatiediensten worden verleend zonder certificaat, in gevallen waarin de verlener van deze diensten de diensten hoofdzakelijk aanbiedt aan andere bewegingen van luchtvaartuigen dan aan het algemeen luchtverkeer. In deze gevallen stelt de betrokken lidstaat de Commissie en de andere lidstaten in kennis van zijn besluit en van de maatregelen die zijn genomen om maximale overeenstemming met de vastgestelde gemeenschappelijke eisen te waarborgen.

6.   Onverminderd het bepaalde in artikel 8 en afhankelijk van het bepaalde in artikel 9, verkrijgen verleners van luchtvaartnavigatiediensten met de verlening van een certificaat de mogelijkheid om hun diensten aan te bieden aan andere verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers en luchthavens in de Gemeenschap.

7.   Nationale toezichthoudende instanties zien toe op de naleving van de gemeenschappelijke eisen en van de aan de certificaten verbonden voorwaarden. Als een nationale toezichthoudende instantie vaststelt dat de houder van een certificaat niet langer aan deze eisen of voorwaarden voldoet, treft hij passende maatregelen, waarbij tegelijkertijd de continuïteit van de diensten wordt gewaarborgd. Deze maatregelen kunnen de intrekking van het certificaat omvatten.

8.   Een lidstaat erkent elk certificaat dat in een andere lidstaat is afgegeven in overeenstemming met dit artikel .

Artikel 8

Aanwijzing van verleners van luchtverkeersdiensten

1.   Lidstaten zorgen ervoor dat in het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt binnen bepaalde luchtruimblokken op exclusieve basis luchtverkeersdiensten worden verleend. Daartoe wijzen lidstaten een verlener van luchtverkeersdiensten aan die in het bezit is van een binnen de Gemeenschap geldig certificaat.

2.   Lidstaten definiëren de rechten en plichten waaraan de aangewezen dienstverleners moeten voldoen. Deze plichten kunnen voorwaarden bevatten voor het tijdig verstrekken van relevante informatie, waarmee alle bewegingen van luchtvaartuigen in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim kunnen worden geïdentificeerd.

3.   Lidstaten hebben de bevoegdheid om zelf een dienstverlener te kiezen, mits deze voldoet aan de eisen en voorwaarden van artikel 6 en artikel 7.

4.   Voor functionele luchtruimblokken die overeenkomstig artikel 7 van de luchtruimverordening zijn vastgesteld en die zich uitstrekken over het luchtruim waarvoor meer dan één lidstaat verantwoordelijk is, wijzen de betrokken lidstaten gezamenlijk binnen een maand na vaststelling van het luchtruimblok één of meer verleners van luchtverkeersdiensten aan.

5.   Lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk in kennis van alle in het kader van dit artikel genomen besluiten over de aanwijzing van verleners van luchtverkeersdiensten in specifieke luchtruimblokken binnen het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt.

Artikel 9

Aanwijzing van verleners van meteorologische diensten

1.   Lidstaten kunnen een verlener van meteorologische diensten aanwijzen om op exclusieve basis met betrekking tot het gehele onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim of een deel daarvan alle meteorologische gegevens of een deel daarvan te verstrekken; daarbij dienen zij rekening te houden met overwegingen op het gebied van de veiligheid.

2.   Lidstaten brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van elk besluit in het kader van dit artikel inzake de aanwijzing van een verlener van meteorologische diensten.

Artikel 10

Betrekkingen tussen dienstverleners

1.   Verleners van luchtvaartnavigatiediensten kunnen gebruik maken van de diensten van andere dienstverleners die in de Gemeenschap gecertificeerd zijn.

2.   Verleners van luchtvaartnavigatiediensten leggen hun werkafspraken formeel vast door middel van schriftelijke overeenkomsten of daaraan gelijkwaardige juridische regelingen, waarin de specifieke verplichtingen en taken van de verschillende dienstverleners worden vastgelegd. Deze regelingen worden gemeld aan de betrokken nationale toezichthoudende instantie(s).

3.   Waar het gaat om het verlenen van luchtverkeersdiensten, is de goedkeuring van de betrokken lidstaten vereist. Waar het gaat om het verlenen van meteorologische diensten, is de goedkeuring van de betrokken lidstaten vereist indien zij overeenkomstig artikel 9, lid 1, op exclusieve basis een verlener van deze diensten hebben aangewezen.

Artikel 11

Betrekkingen met de militaire autoriteiten

1.    Lidstaten nemen in het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid de noodzakelijke stappen om ervoor te zorgen dat er voor het beheer van specifieke luchtruimblokken schriftelijke overeenkomsten tussen de bevoegde civiele en militaire autoriteiten of gelijkwaardige juridische regelingen worden aangegaan.

2.     Zolang lidstaten voor de verlening van luchtverkeersdiensten voor civiel en militair luchtverkeer van verschillende entiteiten gebruik maken, houden zij de Commissie op de hoogte van de wijze waarop de samenwerking tussen die entiteiten is georganiseerd en van de maatregelen die zijn genomen om deze samenwerking te bevorderen of, indien mogelijk, deze entiteiten met elkaar te integreren.

Artikel 12

Transparantie van rekeningen

1.   Verleners van luchtvaartnavigatiediensten moeten, ongeacht hun eigendomsstructuur of rechtsvorm, hun jaarrekeningen opstellen, aan een onafhankelijke accountantscontrole onderwerpen en publiceren. Deze jaarrekeningen moeten voldoen aan de door de Gemeenschap goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen. Wanneer deze rekeningen wegens de juridische status van de dienstverlener niet volledig aan de internationale standaarden voor jaarrekeningen kunnen beantwoorden, streeft de betrokken verlener ernaar om zoveel mogelijk aan deze standaarden te voldoen.

2.   In ieder geval moeten de verleners van luchtvaartnavigatiediensten een jaarverslag publiceren en worden zij regelmatig onderworpen aan een onafhankelijke accountantscontrole.

3.   Wanneer verleners van luchtvaartnavigatiediensten een bundel van diensten aanbieden, doen zij in hun interne boekhouding voor de door hen verleende luchtvaartnavigatiediensten opgave van de betrokken kosten en opbrengsten, gespecificeerd overeenkomstig de beginselen van Eurocontrol voor het vaststellen van de kostengrondslag voor de „en route”-heffingen en de berekening van de tarieven per eenheid, en houden er, waar toepasselijk, geconsolideerde rekeningen op na voor andere diensten die niet de luchtvaartnavigatie betreffen, op dezelfde wijze als verplicht zou zijn wanneer de betrokken diensten zouden zijn uitgevoerd door aparte ondernemingen.

4.   Lidstaten wijzen de bevoegde instanties aan die recht op inzage hebben in de boekhouding van dienstverleners die diensten verlenen in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim.

5.   Lidstaten kunnen de overgangsbepalingen van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (7) toepassen op de onder de werkingssfeer van deze verordening vallende verleners van luchtvaartnavigatiediensten.

Artikel 13

Toegang tot en bescherming van gegevens

1.   Relevante operationele gegevens worden in real time uitgewisseld tussen verleners van luchtvaartnavigatiediensten onderling en tussen die dienstverleners, luchtruimgebruikers en luchthavens teneinde aan hun operationele behoeften tegemoet te komen. De gegevens worden alleen voor operationele doeleinden gebruikt.

2.   Toegang tot relevante operationele gegevens wordt op niet-discriminatoire basis verleend aan bevoegde instanties, gecertificeerde verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers en luchthavens. De aanvragers betalen zelf de kosten die hierdoor ontstaan.

3.   Gecertificeerde dienstverleners, luchtruimgebruikers en luchthavens stellen standaardvoorwaarden op voor de toegang tot hun andere relevante operationele gegevens dan de in lid 1 bedoelde. Deze standaardvoorwaarden worden goedgekeurd door de nationale toezichthoudende instanties. Waar nodig, worden gedetailleerde regels met betrekking tot dergelijke voorwaarden vastgesteld volgens de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde procedure.

HOOFDSTUK III

HEFFINGENSTELSELS

Artikel 14

Algemeen

Overeenkomstig de in de artikelen 15 en 16 vermelde eisen, wordt een heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten ontwikkeld dat bijdraagt tot meer transparantie in het vaststellen, opleggen en innen van heffingen ten laste van luchtruimgebruikers. Dit heffingenstelsel moet ook stroken met artikel 15 van het Verdrag van Chicago van 1944 inzake de internationale burgerluchtvaart en met het heffingensysteem van Eurocontrol voor „en route”-heffingen.

Artikel 15

Algemene beginselen

1.   Het heffingenstelsel is gebaseerd op de berekening van de kosten die de verleners van luchtvaartnavigatiediensten ten behoeve van luchtruimgebruikers moeten maken. Het stelsel wijst deze kosten toe aan categorieën gebruikers.

2.   De volgende beginselen worden toegepast bij het vaststellen van de kostenbasis voor de heffingen:

a)

de onder luchtruimgebruikers te verdelen kosten zijn de volledige kosten van de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, met inbegrip van passende bedragen voor rente op kapitaalinvesteringen en afschrijving van activa, alsmede van de kosten van onderhoud, exploitatie, beheer en administratie;

b)

de kosten die in dit verband moeten worden meegenomen, zijn die welke geraamd zijn voor de faciliteiten en diensten die zijn voorzien en worden uitgevoerd in het kader van het ICAO Regional Air Navigation Plan, Europese regio. Hieronder kunnen ook de kosten vallen van de nationale toezichthoudende instanties en/of erkende organisaties, alsmede andere kosten die door de betrokken lidstaat en dienstverlener zijn gemaakt voor het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten;

c)

de kosten van de verschillende luchtvaartnavigatiediensten moeten apart worden aangeduid, zoals bepaald in artikel 12, lid 3;

d)

kruissubsidiëring tussen verschillende luchtvaartnavigatiediensten is toegestaan, mits het duidelijk kenbaar wordt gemaakt;

e)

de transparantie van de kostenbasis voor de heffingen moet worden gegarandeerd . Uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld voor de verstrekking door de dienstverleners van informatie, met behulp waarvan de prognoses, werkelijke kosten en inkomsten van een dienstverlener kunnen worden beoordeeld. Er moet regelmatig informatie worden uitgewisseld tussen de nationale toezichthoudende instanties, dienstverleners, luchtruimgebruikers, de Commissie en Eurocontrol.

3.   Onverminderd de Eurocontrolregeling inzake „en route”-heffingen, voldoen lidstaten bij de vaststelling van heffingen overeenkomstig lid 2 aan de volgende beginselen:

a)

heffingen voor de beschikbaarheid van luchtvaartnavigatiediensten worden vastgesteld onder nietdiscriminatoire voorwaarden. Bij het opleggen van heffingen aan de verschillende luchtruimgebruikers voor het gebruik van dezelfde dienst mag geen onderscheid worden gemaakt op grond van nationaliteit of categorie luchtruimgebruiker;

b)

vrijstelling van bepaalde gebruikers, met name lichte luchtvaartuigen en staatsluchtvaartuigen, kan worden toegestaan, mits de kosten van een dergelijke vrijstelling niet op andere gebruikers worden afgewenteld;

c)

luchtvaartnavigatiediensten mogen voldoende inkomsten genereren die alle directe en indirecte bedrijfskosten te boven gaan en die voorzien in een redelijk rendement van het kapitaal, zodat kan worden bijgedragen aan noodzakelijke verbeteringen van kapitaal;

d)

heffingen geven de kosten weer die zijn verbonden aan de luchtvaartnavigatiediensten en aan faciliteiten die aan de luchtruimgebruikers ter beschikking worden gesteld, rekening houdend met het draagkrachtprincipe dat voor de verschillende betrokken types luchtvaartuigen geldt;

e)

heffingen moeten de veilige , doeltreffende en efficiënte verlening van luchtvaartnavigatiediensten tegen de laagst mogelijke kosten en een geïntegreerde dienstverlening bevorderen . Zij kunnen voorzien in prikkels in de vorm van financiële voor- en nadelen voor verleners van luchtvaartnavigatiediensten en/of luchtruimgebruikers. Zij kunnen ook voorzien in inkomsten voor projecten die beogen specifieke categorieën gebruikers en/of verleners van luchtvaartnavigatiediensten bij te staan teneinde collectieve luchtvaartnavigatie-infrastructuren, de verlening van de luchtvaartnavigatiediensten en het gebruik van het luchtruim te verbeteren. Kruissubsidiëring tussen verschillende luchtvaartnavigatiediensten is alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan en moet dan duidelijk kenbaar worden gemaakt.

4.   De uitvoeringsmaatregelen op de onder de leden 1, 2 en 3 vallende gebieden worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8 van de kaderverordening.

Artikel 16

Beoordeling van de heffingen

1.   De Commissie draagt zorg voor een voortdurende beoordeling van de mate waarin de heffingen aan de in de artikelen 14 en 15 genoemde beginselen en voorschriften voldoen, een en ander in samenwerking met de lidstaten. De Commissie tracht de nodige mechanismen vast te stellen om gebruik te kunnen maken van de deskundigheid bij Eurocontrol.

2.   Op verzoek van één of meer lidstaten die van mening is/zijn dat de beginselen en voorschriften niet naar behoren zijn toegepast, dan wel op eigen initiatief, onderzoekt de Commissie elke bewering dat deze beginselen en/of voorschriften niet worden nageleefd of toegepast. Binnen twee maanden na ontvangst van een verzoek neemt de Commissie, na de betrokken lidstaat gehoord te hebben en na raadpleging van het Single Sky Comité volgens de in artikel 5, lid 2, van de kaderverordening bedoelde procedure, een besluit over de wijze waarop de artikelen 14 en 15 zijn toegepast en beslist zij of de praktijk in kwestie mag worden voortgezet.

3.   De Commissie richt haar besluit tot de betrokken lidstaten en stelt de dienstverlener daarvan in kennis, voorzover deze wettelijk betrokken partij is. Elke lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen één maand aan de Raad voorleggen. De Raad kan binnen één maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

Aanpassing aan technische vooruitgang

1.   Om de maatregelen in overeenstemming te brengen met technische ontwikkelingen, kunnen volgens de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde procedure de bijlagen worden aangepast.

2.   De Commissie maakt de op basis van deze verordening vastgestelde uitvoeringsmaatregelen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 18

Vertrouwelijkheid

1.   Nationale toezichthoudende instanties, handelend conform hun nationale wetgeving, noch de Commissie maken vertrouwelijke informatie bekend, in het bijzonder informatie over de dienstverleners, hun zakelijke relaties of hun kostencomponenten.

2.   Lid 1 laat onverlet het recht van openbaarmaking van nationale toezichthoudende instanties, indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak, in welk geval de openbaarmaking van informatie evenredig moet zijn en rekening moet houden met de gewettigde belangen van verleners van luchtvaartnavigatiediensten inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

3.   Bovendien staat lid 1 niet in de weg aan openbaarmaking van informatie die geen informatie van vertrouwelijke aard bevat over de voorwaarden en prestaties van de dienstverlening.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 26 .

(2)  PB C 241 van 7.10.2002, blz. 24.

(3)  PB C 278 van 14.11.2002, blz. 13.

(4)  Standpunt van het Europees Parlement van 3 september 2002(nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 maart 2003(PB C 129 E van 3.6.2003, blz. 16) en standpunt van het Europees Parlement van 3 juli 2003.

(5)  Zie blz. ... van dit Publicatieblad.

(6)  Zie blz. .... van dit Publicatieblad.

(7)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

BIJLAGE I

EISEN VOOR ERKENDE ORGANISATIES

De erkende organisatie:

moet met documenten kunnen onderbouwen een ruime ervaring te hebben in de beoordeling van publieke en private entiteiten in de luchtvervoerssectoren, met name van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, en in andere vergelijkbare sectoren op één of meer van de onder deze verordening vallende gebieden;

moet beschikken over uitgebreide regels en voorschriften voor de periodieke beoordeling van de bovengenoemde entiteiten, die worden gepubliceerd en voortdurend worden aangepast en verbeterd door middel van research en development programma's ;

mag niet worden gecontroleerd door verleners van luchtvaartnavigatiediensten, beheersinstanties van luchthavens of anderen die commercieel zijn betrokken bij de verlening van luchtvaartnavigatiediensten of bij luchtvervoersdiensten;

moet beschikken over het nodige technische, leidinggevende, ondersteunende en onderzoekpersoneel dat in overeenstemming is met de uit te voeren taken;

moet op zodanige wijze worden beheerd en bestuurd dat de vertrouwelijkheid van de voor het bestuur vereiste informatie gewaarborgd is;

moet bereid zijn de betrokken nationale toezichthoudende instantie relevante informatie te verstrekken;

moet zijn beleid en doelstellingen inzake kwaliteit en betrokkenheid daarbij hebben gedefinieerd en met documenten hebben onderbouwd en ervoor gezorgd hebben dat dit beleid op alle niveaus van de organisatie begrepen wordt, wordt uitgevoerd en wordt nageleefd;

moet een doelmatig intern kwaliteitssysteem hebben ontwikkeld, geïmplementeerd en naleven, dat gebaseerd is op toepasselijke onderdelen van internationaal erkende kwaliteitsnormen en dat in overeenstemming is met EN 45004 (keuringsinstanties) en EN 29001, als vertolkt door de IACS Quality System Certification Scheme Requirements;

moet zijn kwaliteitssysteem laten certificeren door een onafhankelijke auditinstantie die erkend wordt door de autoriteiten van de lidstaat waar deze gevestigd is.

BIJLAGE II

VOORWAARDEN DIE AAN CERTIFICATEN MOETEN WORDEN VERBONDEN

1.

Op de certificaten wordt vermeld:

a)

de nationale toezichthoudende instantie die het certificaat afgeeft;

b)

de aanvrager (naam en adres);

c)

de gecertificeerde diensten;

d)

een verklaring ertoe strekkende dat de aanvrager voldoet aan de in artikel 6 bedoelde gemeenschappelijke eisen;

e)

de datum van afgifte en de geldigheidsduur van het certificaat.

2.

Aanvullende voorwaarden die aan de certificaten verbonden zijn kunnen in voorkomend geval betrekking hebben op:

a)

de operationele specificaties voor de afzonderlijke diensten;

b)

de datum waarop de diensten moeten worden verleend;

c)

de verschillende bedieningsapparatuur die in de specifieke dienst(en) moet worden gebruikt;

d)

scheiding van of beperking in het uitvoeren van een dienst of van diensten die geen betrekking heeft of hebben op de verlening van luchtvaartnavigatiediensten;

e)

met de dienst(en) verband houdende overeenkomsten, akkoorden of andere regelingen tussen de dienstverlener(s) en een derde partij;

f)

verstrekking van informatie die redelijkerwijs vereist is voor het toezicht op het voldoen van de dienst(en) aan de gemeenschappelijke eisen, inclusief plannen, financiële en operationele gegevens, en belangrijke wijzigingen in het soort en/of de reikwijdte van de aangeboden luchtvaartnavigatiediensten;

g)

andere wettelijke voorwaarden die niet specifiek zijn voor luchtvaartnavigatiediensten, zoals voorwaarden voor de opschorting of intrekking van het certificaat.

P5_TA(2003)0326

Gemeenschappelijk Europees luchtruim ***II

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de luchtruimverordening”) (15852/3/2002 — C5-0139/2003 — 2001/0236(COD))

(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (15852/3/2002 — C5-0139/2003) (1),

gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2001) 564) (3),

gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2002) 658) (4),

gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 80 van zijn Reglement,

gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5-0225/2003),

1.

wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 129 E van 3.6.2003, blz. 11.

(2)  P5_TA(2002)0393.

(3)  PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 35.

(4)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC2-COD(2001) 0236

Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 3 juli 2002 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de luchtruimverordening”)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de regio's (3),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim vergt een geharmoniseerde aanpak van de regelgeving voor de organisatie en het gebruik van het luchtruim.

(2)

Het verslag van de Groep op hoog niveau inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim van november 2000 bevestigt dat het nodig is om op communautair niveau regels te ontwikkelen om het luchtruim op Europese basis in te richten, te reguleren en strategisch te beheren en om de regeling van luchtverkeersstromen te verbeteren.

(3)

In de mededeling van de Commissie van 30 november 2001 over de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim wordt aangedrongen op een structurele hervorming waardoor de totstandkoming van het gemeenschappelijk Europees luchtruim mogelijk wordt, door een geïntegreerd beheer van het luchtruim en de ontwikkeling van nieuwe concepten en procedures voor luchtverkeersbeveiliging.

(4)

Bij Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad van ... („de kaderverordening”) (5) is het kader vastgesteld voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees luchtruim.

(5)

In artikel 1 van het in 1944 te Chicago ondertekende Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart erkennen de verdragsluitende Staten dat „elke staat de volledige en uitsluitende soevereiniteit heeft over het luchtruim boven zijn grondgebied”. De lidstaten van de Gemeenschap oefenen in het kader van die soevereiniteit hun publieke bevoegdheden uit bij het geven van luchtverkeersleiding, conform de geldende internationale verdragen.

(6)

Het luchtruim is een gemeenschappelijke hulpbron waarvan op flexibele wijze gebruik moet worden gemaakt door alle gebruikers, met zekerstelling van billijkheid en transparantie, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van de lidstaten inzake beveiliging en defensie en met hun verplichtingen binnen internationale organisaties.

(7)

Een efficiënt beheer van het luchtruim is van fundamenteel belang voor verhoging van de capaciteit van het luchtverkeersdienstensysteem, om optimaal tegemoet te kunnen komen aan de behoeften van de verschillende gebruikers en om het hoogst mogelijke flexibel gebruik van het luchtruim te kunnen realiseren.

(8)

Uit de activiteiten van Eurocontrol blijkt dat het niet realistisch is om het routenetwerk en de luchtruimstructuur geïsoleerd te willen ontwikkelen, aangezien elke afzonderlijke staat integraal deel uitmaakt van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, zowel binnen als buiten de Gemeenschap.

(9)

Er moet een gemeenschappelijk luchtruim tot stand worden gebracht voor algemeen en-route luchtverkeer in het hoger luchtruim; de interface tussen het hoger luchtruim en het lager luchtruim moet dienovereenkomstig worden bepaald.

(10)

Een Europees vluchtinformatiegebied voor het hoger luchtruim, dat onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten valt binnen de werkingssfeer van deze verordening, moet gezamenlijke planning en publicatie van luchtvaartinlichtingen bevorderen, zodat regionale knelpunten worden weggenomen.

(11)

Luchtruimgebruikers worden geconfronteerd met uiteenlopende voorwaarden van toegang tot en van bewegingsvrijheid binnen het communautaire luchtruim. Dit is te wijten aan het gebrek aan harmonisatie in de classificatie van het luchtruim.

(12)

De herindeling van het luchtruim moet uitgaan van operationele behoeften, ongeacht de bestaande grenzen. Het concept voor de instelling van uniforme, functionele luchtruimblokken dient door Eurocontrol te worden uitgewerkt.

(13)

Het is van wezenlijk belang dat een gemeenschappelijk, geharmoniseerde luchtruimstructuur van routes en sectoren tot stand komt, dat de huidige en toekomstige organisatie van het luchtruim wordt gebaseerd op gemeenschappelijke beginselen, en dat het luchtruim wordt ingericht en beheerd overeenkomstig geharmoniseerde regels.

(14)

Het concept van het flexibel gebruik van het luchtruim moet effectief worden toegepast; het gebruik van luchtruimsectoren moet worden geoptimaliseerd, met name in piektijden voor het algemeen luchtvaartverkeer en in de gedeelten van het luchtruim met een grote verkeersdichtheid, door samenwerking tussen lidstaten met betrekking tot het gebruik van die sectoren voor militaire operaties en trainingen. Daarom moeten de nodige middelen worden vrijgemaakt voor een doeltreffende implementatie van het concept van het flexibel gebruik van het luchtruim, rekening houdend met zowel de civiele als de militaire behoeften.

(15)

Verschillen in de organisatie van de civiel-militaire samenwerking in de Gemeenschap beperken een uniform en efficiënt beheer van het luchtruim en het doorvoeren van veranderingen. Het welslagen van het gemeenschappelijk Europees luchtruim hangt af van een effectieve samenwerking tussen de civiele en militaire autoriteiten, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de lidstaten op defensiegebied.

(16)

Garanties voor militaire operaties en trainingen moeten worden gesteld voorzover de toepassing van gemeenschappelijke beginselen en criteria afbreuk doet aan de veilige en efficiënte uitvoering ervan.

(17)

Er moeten adequate maatregelen worden genomen om de effectiviteit van de regeling van luchtverkeersstromen te verbeteren, met als doel om bestaande operationele eenheden, waaronder de Central Flow Management Unit van Eurocontrol, te ondersteunen, teneinde efficiënte vluchtoperaties te garanderen.

(18)

Er moet worden nagedacht over de uitbreiding van de concepten voor het hoger luchtruim naar het lager luchtruim,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMEEN

Artikel 1

Doel en werkingssfeer

1.   Binnen de werkingssfeer van de kaderverordening, regelt deze verordening de organisatie en het gebruik van het luchtruim in het Gemeenschappelijk Europees Luchtruim. Deze verordening heeft ten doel het concept van een gemeenschappelijk operationeel luchtruim in het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid te ondersteunen en gemeenschappelijke procedures vast te stellen voor inrichting, planning en beheer, opdat een efficiënte en veilige werking van de luchtverkeersbeveiliging kan worden verzekerd.

2.   Het luchtruim moet op zodanige wijze worden gebruikt dat de exploitatie van luchtvaartnavigatiediensten als samenhangend en consistent geheel wordt ondersteund overeenkomstig Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten binnen het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de dienstverleningsverordening”) (6).

3.   Deze verordening is van toepassing op het luchtruim in de EUR- en AFI-gebieden van ICAO waar lidstaten verantwoordelijk zijn voor de verlening van luchtverkeersdiensten overeenkomstig de dienstverleningsverordening. De lidstaten kunnen deze verordening ook toepassen op het luchtruim dat in andere ICAO-gebieden onder hun verantwoordelijkheid valt, mits zij de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis stellen.

4.   De vluchtinformatiegebieden die vallen binnen het luchtruim waarop deze verordening van toepassing is, worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HOOFDSTUK II

LUCHTRUIMARCHITECTUUR

Artikel 2

Scheidingsniveau

De scheiding tussen het hoger en het lager luchtruim wordt vastgesteld op vliegniveau 285.

Tot afwijkingen in het scheidingsniveau die gerechtvaardigd zijn op grond van operationele eisen kan worden besloten in overeenstemming met de betrokken lidstaten volgens de procedure van artikel 5, lid 3, van de kaderverordening.

Artikel 3

Europees vluchtinformatiegebied voor het hoger luchtruim (EUIR)

1.   De Gemeenschap en haar lidstaten zorgen uiterlijk ... (7) voor de instelling en erkenning door ICAO van een Europees vluchtinformatiegebied voor het hoger luchtruim. Daartoe legt de Commissie, voor de aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen, overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag een aanbeveling voor aan de Raad.

2.   Het Europees vluchtinformatiegebied voor het hoger luchtruim wordt op zodanige wijze ingericht dat het het luchtruim bestrijkt dat overeenkomstig artikel 1, lid 3, onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten valt en kan ook luchtruim omvatten van derde landen in Europa.

3.   De instelling van het EUIR laat onverlet de verantwoordelijkheid van lidstaten om overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de dienstverleningsverordening verleners van luchtverkeersdiensten aan te wijzen voor het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt.

4.   Lidstaten behouden hun verantwoordelijkheden tegenover ICAO binnen de geografische grenzen van de vluchtinformatiegebieden voor het hoger luchtruim en vluchtinformatiegebieden die door ICAO aan hen zijn toegewezen op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

5.   Onverminderd de publicatie van luchtvaartinlichtingen door de lidstaten en op een wijze die consistent is met het publiceren hiervan coördineert de Commissie in nauwe samenwerking met Eurocontrol de ontwikkeling van één enkele publicatie van luchtvaartinlichtingen met betrekking tot het EUIR, met inachtneming van de ICAO-eisen ter zake.

Artikel 4

Europees vluchtinformatiegebied voor het lager luchtruim

Binnen vijf jaar na de totstandbrenging van het EUIR breiden het Europees Parlement en de Raad, op voorstel van de Commissie, het in artikel 3, lid 1 bedoelde concept uit met de totstandbrenging van een Europees vluchtinformatiegebied voor het lager luchtruim.

Artikel 5

Luchtruimclassificatie

De Commissie en de lidstaten wijzen het EUIR aan in overeenstemming met een geharmoniseerde luchtruimclassificatie, met het oog op zekerstelling van een naadloze verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim , waarbij één enkele omgevingscategorie wordt ingesteld waarin alle luchtverkeer bekend is bij de verrichters van luchtverkeersdiensten, zowel wat betreft positie als vluchtintentie . Deze gemeenschappelijke aanpak is gebaseerd op een vereenvoudigde toepassing van de luchtruimclassificatie, zoals deze overeenkomstig de ICAO-normen is gedefinieerd in de luchtruimstrategie van Eurocontrol voor de staten van de European Civil Aviation Conference.

De nodige uitvoeringsmaatregelen op dit gebied worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8 van de kaderverordening.

Artikel 6

Herindeling van het hoger luchtruim

1.   Om een zo groot mogelijke capaciteit van en doeltreffendheid in het netwerk voor luchtverkeersbeveiliging binnen het gemeenschappelijk Europees luchtruim te realiseren, en met het oog op handhaving van een hoog veiligheidsniveau, vindt een herindeling van het hoger luchtruim plaats in functionele luchtruimblokken.

2.   Voor de functionele luchtruimblokken geldt onder meer:

a)

dat zij worden onderbouwd vanuit veiligheidsoverwegingen;

b)

dat zij een optimaal gebruik van het luchtruim mogelijk maken, waarbij rekening wordt gehouden met luchtverkeersstromen;

c)

dat zij hun rechtvaardiging vinden in een toegevoegde waarde over de gehele linie, met inbegrip van een optimaal gebruik van technische en personele middelen, op basis van kosten-batenanalyses;

d)

dat zij een vlotte en flexibele overdracht garanderen van verantwoordelijkheid voor de luchtverkeersleiding tussen luchtverkeersleidingscentra;

e)

dat zij garanderen dat de configuratie van het hoger luchtruim aansluit op die van het lager luchtruim;

f)

dat zij voldoen aan voorwaarden die voortvloeien uit regionale overeenkomsten die binnen ICAO zijn gesloten, en

g)

dat zij regionale overeenkomsten eerbiedigen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening van kracht zijn, in het bijzonder de overeenkomsten waarbij derde landen in Europa zijn betrokken.

3.   Gemeenschappelijke algemene beginselen voor de instelling en wijziging van functionele luchtruimblokken worden ontwikkeld volgens de procedure van artikel 8 van de kaderverordening.

4.   Een functioneel luchtruimblok wordt uitsluitend ingesteld bij onderlinge overeenstemming tussen alle lidstaten die verantwoordelijk zijn voor een deel van het luchtruim in het blok, dan wel bij een verklaring van één lidstaat indien het luchtruim in het blok volledig onder zijn verantwoordelijkheid valt. De lidstaat (lidstaten) in kwestie handelt (handelen) uitsluitend na raadpleging van belanghebbende partijen, met inbegrip van de Commissie en de andere lidstaten.

5.   Indien een functioneel luchtruimblok luchtruim betreft dat volledig of gedeeltelijk onder de verantwoordelijkheid van twee of meer lidstaten valt, bevat de overeenkomst waarbij het blok wordt ingesteld de nodige bepalingen over de wijze waarop het blok kan worden gewijzigd en de wijze waarop een lidstaat zich uit het blok kan terugtrekken, met inbegrip van overgangsregelingen.

6.     Bij geschillen tussen twee of meer lidstaten ten aanzien van de vaststelling van een grensoverschrijdend functioneel luchtruimblok wordt overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 3 van de dienstverleningsverordening en op basis van de in lid 2 genoemde criteria en de in lid 3 genoemde gemeenschappelijke algemene beginselen een definitief besluit genomen.

7.   De in de leden 4 en 5 bedoelde besluiten worden aan de Commissie meegedeeld met het oog op bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. In die bekendmaking wordt de datum vermeld waarop het besluit in kwestie van kracht wordt.

Artikel 7

Uniform ontwerp van het luchtruim

De structurering, indeling en categorisering van het luchtruim alsmede de routeplanning zijn gebaseerd op een uniform, efficiënt en doeltreffend ontwerpproces in het kader van het overeengekomen operationele concept en vinden centraal plaats.

Artikel 8

Geoptimaliseerd route- en sectorontwerp in het hoger luchtruim

1.   Er worden gemeenschappelijke beginselen en criteria voor route- en sectorontwerp vastgesteld om te zorgen voor een veilig, economisch doeltreffend en milieuvriendelijk gebruik van het luchtruim. Sectorontwerp moet coherent zijn onder meer met routeontwerp.

2.   De uitvoeringsmaatregelen op de door lid 1 bestreken gebieden worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8 van de kaderverordening.

3.   Voor besluiten over de instelling of wijziging van routes en sectoren is de goedkeuring vereist van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het luchtruim waarop dergelijke besluiten van toepassing zijn.

Artikel 9

Samenhang met het ontwerp van het lagere luchtruim

Op basis van de in artikel 6, lid 2, genoemde criteria inzake het concept van de functionele luchtruimblokken worden de planning en het ontwerp van het lagere luchtruim zodanig geharmoniseerd dat dit samenhang vertoont met het hogere luchtruim, zulks volgens de procedure van artikel 8 van de dienstverleningsverordening. Het concept wordt uitgebreid door soortgelijke blokken tot stand te brengen in het lagere luchtruim, in het bijzonder om grensoverschrijdende problemen voor korte tot middellange vluchten te kunnen aanpakken.

HOOFDSTUK III

FLEXIBEL GEBRUIK VAN HET LUCHTRUIM IN HET GEMEENSCHAPPELIJK EUROPEES LUCHTRUIM

Artikel 10

Civiel/militaire samenwerking

1.   Rekening houdend met de organisatie van de militaire aspecten die onder hun verantwoordelijkheid vallen, zorgen lidstaten voor de uniforme toepassing in het gemeenschappelijk Europees luchtruim van het concept van het flexibel gebruik van het luchtruim, zoals dat door de ICAO is omschreven en door Eurocontrol is ontwikkeld, opdat het beheer van het luchtruim en de luchtverkeersbeveiliging binnen het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid wordt bevorderd.

2.    De lidstaten werken aan de volledige integratie van het civiele en militaire luchtruim- en verkeersstromenbeheer. Civiele en militaire verrichters van luchtvaartnavigatiediensten wisselen gegevens uit in het kader van de in artikel 10 van de dienstverleningsverordening bedoelde overeenkomsten.

3.    Behoudens de algemene voorwaarden voor het luchtverkeersstromenbeheer, zoals omschreven in artikel 12, worden volgens de procedure van artikel 8 van de dienstverleningsverordening criteria vastgesteld voor:

a)

het gebruik van gescheiden luchtruim, met inbegrip van factoren voor de vaststelling van horizontale en verticale uitbreidingen, de locatie van dat luchtruim, en de onderverdeling ervan in functionele elementen die op verzoek kunnen worden geactiveerd;

b)

de toepassing van het concept van het flexibel gebruik van het luchtruim.

4.     De lidstaten zorgen voor de volledige integratie van de luchtdefensie in het luchtruimbeheer, teneinde een volledige benutting van het luchtruim mogelijk te maken in het kader van bepaalde overeengekomen voorwaarden en regelingen, rekening houdend met de vereisten van de nationale veiligheid.

5.     Onverminderd internationale overeenkomsten en verdragen waarbij de Gemeenschap partij is, kunnen de lidstaten, teneinde te zorgen voor de veiligheid in de burgerluchtvaart, de indiening van een vluchtplan verlangen voor alle militaire vluchten die het luchtruim betreden waarvoor zij verleners van luchtverkeersdiensten hebben aangewezen overeenkomstig artikel 8 van de dienstverleningsverordening, ongeacht de herkomst of de bestemming van de vlucht.

Artikel 11

Tijdelijke opschorting

1.   In gevallen waarin de toepassing van artikel 10 tot aanzienlijke operationele moeilijkheden leidt, kunnen de lidstaten de toepassing daarvan tijdelijk opschorten, mits zij de Commissie en de overige lidstaten daarvan onverwijld in kennis stellen.

2.     Overeenkomstig artikel 12 van de dienstverleningsverordening dienen de lidstaten de nodige informatie over de vraag naar en het daadwerkelijk gebruik van luchtruim dat om militaire redenen tot verboden gebied is verklaard, is gesloten of is beperkt, bij de Commissie in voor verdere analyse en publicatie.

3.   Na de instelling van een tijdelijke opschorting kunnen voor het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van de betrokken lidstaat of lidstaten valt, aanpassingen worden uitgewerkt in de krachtens de toepassing van artikel 10, lid 3, vastgestelde maatregelen volgens de procedure van artikel 8 van de kaderverordening.

Artikel 12

Regeling van luchtverkeersstromen

1.   Er worden volgens de procedure van artikel 8 van de kaderverordening, uitvoeringsmaatregelen vastgesteld voor de regeling van luchtverkeersstromen, teneinde de beschikbare capaciteit voor het gebruik van het luchtruim te optimaliseren en de processen rondom de regeling van luchtverkeersstromen te verbeteren. Deze maatregelen moeten als uitgangspunt hebben transparantie en efficiency, opdat capaciteit op flexibele en efficiënte wijze beschikbaar wordt gesteld in lijn met de aanbevelingen van het ICAO Regional Air Navigation Plan, European Region.

2.   De uitvoeringsbepalingen ondersteunen de operationele besluitvorming van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchthavenexploitanten en luchtruimgebruikers en bestrijken de volgende gebieden:

a)

vluchtplanning;

b)

gebruik van beschikbare luchtruimcapaciteit tijdens alle fasen van de vlucht, met inbegrip van de slottoewijzing; en

c)

routegebruik door het algemeen luchtverkeer, met inbegrip van

de ontwikkeling van één enkele publicatie voor routes en verkeersoriëntering,

opties voor de omleiding van het algemeen luchtverkeer weg van gebieden waar congestie optreedt, en

voorrangsregels voor toegang tot het luchtruim voor het algemeen luchtverkeer, met name in tijden van congestie en crisis.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 35.

(2)  PB C 241 van 7.10.2002, blz. 24.

(3)  PB C 278 van 14.11.2002, blz. 13.

(4)  Standpunt van het Europees Parlement van 3 september 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 maart 2003(PB C 129 E van 3.6.2003, blz. 11) en standpunt van het Europees Parlement van 3 juli 2003.

(5)  Zie blz. ... van dit Publicatieblad.

(6)  Zie blz. ...van dit Publicatieblad.

(7)  Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

P5_TA(2003)0327

Luchtverkeersbeveiliging ***II

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging („de interoperabiliteitsverordening”) (15854/3/2002 — C5-0140/2003 — 2001/0237(COD))

(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (15854/3/2002 — C5-0140/2003) (1),

gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2001) 564) (3),

gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2002) 658) (4),

gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 80 van zijn Reglement,

gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5-0225/2003),

1.

wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 129 E van 3.6.2003, blz. 26.

(2)  P5_TA(2002)0394.

(3)  PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 41.

(4)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC2-COD(2001)0237

Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 3 juli 2003 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging (de interoperabiliteitsverordening)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de regio's (3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, moeten maatregelen worden goedgekeurd met betrekking tot systemen, onderdelen en bijbehorende procedures, met als doel om te zorgen voor de interoperabiliteit van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, in lijn met de levering van luchtvaartnavigatiediensten zoals bepaald in Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (de dienstverleningsverordening) (5) en met de organisatie en gebruik van het luchtruim zoals bepaald in Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (de luchtruimverordening) (6).

(2)

Het verslag van de groep op hoog niveau inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim bevestigt de behoefte om een technische verordening tot stand te brengen op basis van de „nieuwe aanpak”, overeenkomstig de resolutie van de Raad van 7 mei 1985 inzake een nieuwe aanpak van technische harmonisatie en normen  (7), waarin essentiële eisen, regels en normen complementair en samenhangend zijn.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad van ... („de kaderverordening”) (8) is het kader vastgesteld voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees luchtruim.

(4)

Het verslag van de groep op hoog niveau heeft bevestigd dat de laatste jaren weliswaar vooruitgang is geboekt op weg naar een naadloze werking van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, maar dat de situatie nog steeds onbevredigend is, met een laag niveau van integratie tussen nationale luchtverkeersleidingssystemen en een trage invoering van nieuwe operationele en technologische concepten die nodig zijn om de nodige extra capaciteit te leveren.

(5)

Verhoging van het niveau van integratie op communautair niveau zou leiden tot grotere efficiency en lagere kosten voor aankopen en onderhoud, en tot een betere operationele coördinatie.

(6)

Het feit dat bij aankopen voornamelijk nationale technische specificaties worden gehanteerd, heeft geleid tot een versnippering van de markt voor systemen en heeft de industriële samenwerking op communautair niveau niet bevorderd. Tengevolge daarvan is met name de industrie getroffen, aangezien zij haar producten voor elke nationale markt aanzienlijk moet aanpassen. Deze praktijken maken de ontwikkeling en invoering van nieuwe technologie onnodig moeilijk en vertragen de invoering van nieuwe operationele concepten die nodig zijn om de capaciteit te vergroten.

(7)

Het is daarom in het belang van allen die betrokkenen zijn bij de luchtverkeersbeveiliging om een nieuwe, op deelgenootschap berustende aanpak te ontwikkelen, die een evenwichtige betrokkenheid van alle partijen mogelijk maakt en creativiteit en het delen van kennis, ervaringen en risico's stimuleert; dit deelgenootschap moet erop gericht zijn om in samenwerking met de industrie een samenhangende verzameling van communautaire specificaties vast te stellen die kan voldoen aan de grootst mogelijke scala van behoeften.

(8)

De interne markt is een doelstelling van de Gemeenschap en derhalve moeten maatregelen die krachtens deze verordening worden genomen bijdragen aan de toenemende ontwikkeling van de markt in die sector.

(9)

Het is daarom wenselijk om essentiële eisen vast te stellen die van toepassing zijn op het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging en op de systemen, onderdelen en bijbehorende procedures daarvan.

(10)

Er moeten implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit vastgesteld worden voor systemen, wanneer dat nodig is ter aanvulling op en ter verfijning van de essentiële eisen. Die maatregelen moeten worden vastgesteld wanneer dat nodig is om de gecoördineerde invoering van nieuwe, overeengekomen en goedgekeurde operationele en technologische concepten te bevorderen; naleving van die maatregelen moet permanent gewaarborgd zijn. Deze maatregelen moeten gebaseerd zijn op door internationale organisaties zoals Eurocontrol of ICAO ontwikkelde regels en normen.

(11)

De ontwikkeling en aanneming van communautaire specificaties betreffende het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging en de systemen, onderdelen en bijbehorende procedures daarvan is een geschikt middel om de technische en operationele voorwaarden te omschrijven die nodig zijn om aan de essentiële eisen en de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit te voldoen; naleving van bekendgemaakte communautaire specificaties, hetgeen vrijwillig blijft, schept een vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen en de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit.

(12)

Communautaire specificaties moeten worden opgesteld door de Europese normalisatie-instellingen, in samenwerking met de Europese organisatie voor burgerluchtvaartapparatuur (Eurocae) en door Eurocontrol, overeenkomstig algemene communautaire normalisatieprocedures.

(13)

De procedures voor de beoordeling van de conformiteit of de geschiktheid voor gebruik van de onderdelen moeten gebaseerd zijn op het gebruik van de modules die zijn opgenomen in Besluit 93/465/EEG van de Raad van 22 juli 1993 betreffende de modules voor de verschillende fasen van de conformiteitsbeoordelingsprocedures en de voorschriften inzake het aanbrengen en het gebruik van de CE-markering van conformiteit, die bedoeld zijn voor gebruik in de technische-harmonisatierichtlijnen (9). Voorzover nodig, kunnen deze modules zo worden uitgebreid zodat zij specifieke eisen van de betrokken industrie omvatten.

(14)

De betrokken markt is klein en bestaat uit systemen en onderdelen die vrijwel uitsluitend worden gebruikt voor luchtverkeersbeveiliging en die niet zijn bestemd voor het brede publiek. Het zou daarom te ver gaan de CE-markering aan te brengen op onderdelen, aangezien de verklaring van conformiteit van de fabrikant op basis van de beoordeling van conformiteit en/of geschiktheid voor gebruik voldoende is. Dit laat de verplichting van fabrikanten onverlet om op bepaalde onderdelen de CE-markering aan te brengen om te certificeren dat zij voldoen aan andere toepasselijke communautaire wettelijke regelingen.

(15)

Een voorwaarde voor het in dienst stellen van luchtverkeersbeveiligingssystemen is dat moet worden geverifieerd of is voldaan aan de essentiële eisen en de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit; het gebruik van communautaire specificaties schept een vermoeden van conformiteit met de essentiële eisen en met relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit.

(16)

De volledige toepassing van deze verordening moet plaatsvinden overeenkomstig een overgangsstrategie waarbij ernaar moet worden gestreefd om de doelstelling van deze verordening te bereiken, zonder daarbij ongerechtvaardigde kosten-baten belemmeringen te scheppen voor het behoud van de bestaande infrastructuur.

(17)

In het kader van de relevante communautaire wettelijke regels moet rekening worden gehouden met de noodzaak om

geharmoniseerde voorwaarden te waarborgen met betrekking tot de beschikbaarheid en het efficiënte gebruik van het radiospectrum dat nodig is voor de implementatie van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, met inbegrip van aspecten van elektromagnetische compatibiliteit;

de „Safety of Life”-diensten te beschermen tegen schadelijke hinder;

te zorgen voor een efficiënt en passend gebruik van frequenties die zijn toegewezen aan en uitsluitend worden beheerd door de luchtvaartsector.

(18)

Richtlijn 93/65/EEG van de Raad van 19 juli 1993 betreffende de vaststelling en het gebruik van compatibele technische specificaties voor de aanschaf van apparatuur en van systemen voor luchtverkeersafhandeling (10) is beperkt tot verplichtingen van aanbestedende diensten. De onderhavige verordening is ruimer in die zin dat het ziet op verplichtingen van alle betrokkenen, met inbegrip van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, de industrie en luchthavens, en het mogelijk maakt om regels op te stellen die op iedereen van toepassing zijn, alsook om communautaire specificaties vast te stellen die, hoewel zij op vrijwillige basis worden toegepast, een vermoeden van conformiteit met de essentiële eisen scheppen. Derhalve moeten Richtlijn 93/65/EEG, Richtlijn 97/15/EG van de Commissie van 25 maart 1997 tot bekrachtiging van Eurocontrol- normen en tot wijziging van Richtlijn 93/65/EEG van de Raad betreffende de vaststelling en het gebruik van compatibele technische normen en specificaties voor de aanschaf van apparatuur en van systemen voor luchtverkeersafhandeling (11) , Verordening (EG) nr. 2082/2000 van de Commissie van 6 september 2000 tot bekrachtiging van Eurocontrol-normen en tot wijziging van Richtlijn 97/15/EG (12) en Verordening (EG) nr. 980/2002 van de Commissie van 4 juni 2002 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2082/2000 van de Commissie na een overgangsperiode worden ingetrokken.

(19)

Om redenen van rechtszekerheid moet ervoor gezorgd worden dat de inhoud van bepaalde voorschriften in communautaire wettelijke voorschriften die op basis van Richtlijn 93/65/EEG aangenomen zijn, onverminderd van kracht blijft. De aanneming, krachtens deze verordening, van uitvoeringsregels die met dergelijke voorschriften overeenkomen, zal enige tijd vergen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Doel en werkingssfeer

1.   Binnen de werkingssfeer van de kaderverordening, heeft deze verordening betrekking op de interoperabiliteit van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging.

2.   Deze verordening is van toepassing op de in bijlage I vermelde systemen, de onderdelen ervan en bijbehorende procedures.

3.   Het doel van deze verordening is de interoperabiliteit tot stand te brengen tussen de verschillende systemen, onderdelen en bijbehorende procedures van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, met passende inachtneming van de relevante internationale regels. Deze verordening beoogt ook te zorgen voor een snelle, gecoördineerde invoering van nieuwe overeengekomen en goedgekeurde operationele en technologische concepten in luchtverkeersbeveiliging.

HOOFDSTUK II

Essentiële eisen, implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit en communautaire specificaties

Artikel 2

Essentiële eisen

Het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, de systemen, de onderdelen ervan en bijbehorende procedures moeten voldoen aan toepasselijke essentiële eisen. De essentiële eisen staan vermeld in bijlage II.

Artikel 3

Implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit

1.   Er worden implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit vastgesteld wanneer dat nodig is om de doelstellingen van deze verordening op een samenhangende wijze te bereiken.

2.   De systemen, onderdelen en bijbehorende procedures moeten gedurende de gehele gebruikscyclus aan de toepasselijke implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit voldoen.

3.   Implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit moeten met name

a)

specifieke eisen bevatten ter aanvulling op of verfijning van de essentiële eisen, met name op het gebied van veiligheid, naadloze werking en prestaties, en/of

b)

voorzover nodig, specifieke eisen omschrijven ter aanvulling op of verfijning van de essentiële eisen, met name met betrekking tot de gecoördineerde invoering van nieuwe overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten, of technologische ontwikkelingen, en/of

c)

de onderdelen van systemen bepalen, en/of

d)

de procedures voor de beoordeling van specifieke conformiteit omschrijven, met inschakeling, voorzover nodig, van de in artikel 8 bedoelde aangemelde instanties, gebaseerd op de in Besluit 93/465/EEG gedefinieerde modules die moeten worden gebruikt voor de beoordeling van de conformiteit of de geschiktheid voor gebruik van onderdelen, en van de verificatie van systemen, en/of

e)

de implementatievoorwaarden vermelden, inclusief, voorzover nodig, de datum waarop de belanghebbende partijen daaraan moeten voldoen.

4.   Bij het opstellen, goedkeuren en herzien van implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit wordt rekening gehouden met de geschatte kosten en baten van technische oplossingen waarmee aan die maatregelen kan worden voldaan, teneinde de best haalbare oplossing te kunnen vaststellen, met passende aandacht voor de handhaving van een hoog veiligheidsniveau. Een raming van de kosten en baten van die oplossingen voor alle belanghebbende partijen wordt aan elke concept implementatiemaatregel voor interoperabiliteit gehecht.

5.   Implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8 van de kaderverordening.

Artikel 4

Communautaire specificaties

1.   Om het doel van deze verordening te bereiken, kunnen communautaire specificaties worden vastgesteld. Dergelijke specificaties kunnen

a)

Europese normen zijn voor systemen of onderdelen, samen met de relevante procedures, die zijn opgesteld door de Europese normalisatie-instellingen in samenwerking met Eurocae, in opdracht van de Commissie, overeenkomstig artikel 6, lid 4, van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (13) en krachtens de op 13 november 1984 ondertekende algemene richtsnoeren voor samenwerking tussen de Commissie en de normalisatie-instellingen,

of

b)

specificaties zijn die door Eurocontrol in reactie op het verzoek van de Commissie zijn opgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 2 van de kader verordening voor kwesties inzake operationele coördinatie tussen verleners van luchtvaartnavigatiediensten.

2.   Voldoen aan de essentiële eisen en/of de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit wordt aangenomen voor systemen en de bijbehorende procedures, of voor onderdelen die voldoen aan de relevante communautaire specificaties en waarvan de referentienummers bekendgemaakt zijn in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   De Commissie maakt de referentienummers van de in lid 1, onder a, bedoelde Europese normen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4.   De Commissie maakt de referentienummers van de in lid 1, onder b, bedoelde specificaties van EUROCONTROL bekend in het Publicatieblad overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 2, van de kaderverordening.

5.   Wanneer een lidstaat of de Commissie van mening is dat conformiteit met een bekendgemaakte communautaire specificatie niet garandeert dat voldaan wordt aan de essentiële eisen en/of implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit waarop de betrokken communautaire specificatie bedoelt betrekking te hebben, is de procedure van artikel 5, lid 2, van de kaderverordening van toepassing.

6.   In geval van tekortkomingen in bekendgemaakte Europese normen, kan overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 2, van de kaderverordening, na consultatie van het krachtens artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG opgerichte comité, worden besloten die normen geheel of gedeeltelijk te verwijderen uit de publicaties die deze bevatten of tot wijziging ervan.

7.   In geval van tekortkomingen in bekendgemaakte specificaties van Eurocontrol, kan volgens de procedure van artikel 5, lid 2, van de kaderverordening worden besloten die normen geheel of gedeeltelijk te verwijderen uit de publicaties die deze bevatten of tot wijziging ervan.

HOOFDSTUK III

Verificatie van nakoming

Artikel 5

EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik van onderdelen

1.   Onderdelen gaan vergezeld van een EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik. De elementen van die verklaring staan in bijlage III.

2.   De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigd vertegenwoordiger, garandeert en verklaart aan de hand van de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik, dat hij de bepalingen van de essentiële eisen en van de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit heeft toegepast.

3.   Het voldoen aan de essentiële eisen en de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit wordt aangenomen met betrekking tot díe onderdelen die vergezeld gaan van de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik.

4.   In de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit wordt, voorzover nodig, vermeld welke taken met betrekking tot de beoordeling van conformiteit of geschiktheid voor gebruik van onderdelen uitgevoerd moeten worden door de in artikel 8 bedoelde aangemelde instanties.

Artikel 6

EG-verklaring van verificatie van systemen

1.   De verlener van luchtvaartnavigatiediensten geeft voor systemen een EG-verificatie af, overeenkomstig de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit, om ervoor te zorgen dat deze aan de essentiële eisen van deze verordening en de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit voldoen wanneer zij in het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging worden geïntegreerd.

2.   Voordat een systeem in dienst wordt gesteld, stelt de betrokken verlener van luchtvaartnavigatiediensten een EG-verklaring van verificatie op waarin nakoming bevestigd wordt en dient hij die, met een technisch dossier, in bij de nationale toezichthoudende autoriteit. De elementen van die verklaring en van het technisch dossier staan in bijlage IV. De nationale toezichthoudende autoriteit kan eventueel aanvullende informatie eisen die nodig is om op de nakoming toe te zien

3.   In de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit wordt, voorzover nodig, vermeld welke taken met betrekking tot de verificatie van systemen uitgevoerd moeten worden door de in artikel 8 bedoelde aangemelde instanties.

4.   De EG-verklaring van verificatie laat onverlet dat de nationale toezichthoudende autoriteit om andere redenen dan interoperabiliteit beoordelingen kan uitvoeren.

Artikel 7

Vrijwaringsbepalingen

1.   Wanneer de nationale toezichthoudende instantie constateert dat

a)

een onderdeel dat vergezeld gaat van een EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik, of

b)

een systeem dat vergezeld gaat van een EG-verklaring van verificatie,

niet voldoet aan de essentiële eisen en/of de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit, treft hij alle nodige maatregelen, met passende aandacht voor de noodzaak om de veiligheid en continuïteit van de operaties te garanderen, om het toepassingsgebied van het betrokken onderdeel of systeem te beperken, of om het gebruik ervan door de onder de verantwoordelijkheid van de instantie vallende eenheden te verbieden.

2.   De betrokken lidstaat stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van dergelijke maatregelen, onder opgaven van zijn redenen, met name of naar zijn mening het niet voldoen aan de essentiële eisen te wijten is aan:

a)

het niet naleven van de essentiële eisen;

b)

een onjuiste toepassing van de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit en/of de communautaire specificaties, en/of

c)

tekortkomingen in de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit en/of de communautaire specificaties.

3.   De Commissie raadpleegt de betrokken partijen zo spoedig mogelijk. Na die raadpleging stelt de Commissie de lidstaten van haar bevindingen in kennis en deelt zij mee of de maatregelen die door de nationale toezichthoudende instantie zijn genomen naar haar oordeel gerechtvaardigd zijn.

4.   Indien de Commissie vaststelt dat de maatregelen die door de nationale toezichthoudende autoriteit zijn genomen niet gerechtvaardigd zijn, verzoekt zij de betrokken lidstaat er voor zorg te dragen dat deze onmiddellijk worden ingetrokken. Zij stelt de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigd vertegenwoordiger daarvan onmiddellijk in kennis.

5.   Indien de Commissie vaststelt dat het niet voldoen aan de essentiële eisen te wijten is aan een onjuiste toepassing van de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit en/of de communautaire specificaties, neemt de betrokken lidstaat passende maatregelen tegen degene die de verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik of de EG-verklaring van verificatie heeft opgesteld, en stelt de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis.

6.   Indien de Commissie vaststelt dat het niet voldoen aan de essentiële eisen te wijten is aan tekortkomingen in de communautaire specificaties, zijn de procedures van artikel 4, lid 6, of lid 7, van toepassing.

Artikel 8

Aangemelde instanties

1.   Lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de instanties die zij aangewezen hebben voor de uitvoering van taken met betrekking tot de beoordeling van in artikel 5 bedoelde conformiteit of geschiktheid voor gebruik en/of de in artikel 6 bedoelde verificatie, waarbij zij voor elke instantie het gebied aangeven waarvoor deze verantwoordelijk is, alsmede de identificatienummers meedelen die de Commissie heeft verstrekt. De Commissie maakt de lijst van deze instanties met hun respectieve identificatienummers en de onder hun verantwoordelijkheid vallende gebieden bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en draagt zorg voor het bijhouden van deze lijst.

2.   Lidstaten passen voor de beoordeling van de aan te melden instanties de criteria toe van bijlage V. De instanties die voldoen aan de beoordelingscriteria die in de relevante Europese normen zijn opgenomen, worden geacht aan de genoemde criteria te voldoen.

3.   Indien een aangemelde instantie niet meer voldoet aan de criteria van bijlage V, trekken lidstaten de aanmelding van die instantie in. Zij brengen de Commissie en de overige lidstaten daarvan onverwijld op de hoogte.

4.   Onverminderd het bepaalde in de leden 1, 2 en 3, mogen lidstaten besluiten om de organisatie(s) die is (zijn) erkend overeenkomstig artikel 3 van de dienstverleningsverordening als aangemelde instantie(s) aan te wijzen.

HOOFDSTUK IV

Slotbepalingen

Artikel 9

Herziening van de bijlagen

In geval van technische of operationele ontwikkelingen mogen aanpassingen worden aangebracht in de bijlagen I en II volgens de procedure van artikel 5, lid 3, van de kaderverordening.

Artikel 10

Overgangsbepalingen

1.   Met ingang van ... (14) zijn de essentiële eisen van toepassing op het in dienst stellen van systemen en onderdelen van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, tenzij in de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit anders is bepaald.

2.   Voldoen aan de essentiële eisen is uiterlijk op ... (15) verplicht voor alle systemen en onderdelen van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging die thans in gebruik zijn, tenzij in de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit anders is bepaald.

3.   Indien er,

vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening, of, voorzover van toepassing,

vóór de datum van inwerkingtreding van één of meer relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit,

systemen voor het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging zijn besteld of daarvoor contracten zijn ondertekend, als gevolg waarvan geen garantie kan worden gegeven dat zij binnen de in lid 1 vermelde termijn voldoen aan de essentiële eisen en/of de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit, zendt de betrokken lidstaat aan de Commissie gedetailleerde informatie over de essentiële eisen en/of de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit , daar waar onzekerheid over nakoming is geconstateerd.

De Commissie raadpleegt de betrokken partijen alvorens overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 3, van de kaderverordening een besluit te nemen.

Artikel 11

Intrekking

Richtlijn 93/65/EEG, Richtlijn 97/15/EG, Verordening (EG) nr. 2082/2000 en Verordening (EG) nr. 980/2002 worden op ... (16) ingetrokken.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 41.

(2)  PB C 241 van 7.10.2002, blz. 24.

(3)  PB C 278 van 14.11.2002, blz. 13.

(4)  Standpunt van het Europees Parlement van 3 september 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 maart 2003 (PB C 129 E van 3.6.2003, blz. 26) en standpunt van het Europees Parlement van 3 juli 2003.

(5)  Zie blz. ... van dit Publicatieblad.

(6)  Zie blz. ... van dit Publicatieblad.

(7)  PB C 136 van 4.6.1985, blz. 1.

(8)  Zie blz. ... van dit Publicatieblad.

(9)  PB L 220 van 30.8.1993, blz. 23.

(10)  PB L 187 van 29.7.1993, blz. 52 . Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn van de Commissie 97/15/EG (PB L 95 van 10.4.1997, blz. 16).

(11)  PB L 95 van 10.4.1997, blz. 16. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2082/2000 (PB L 254 van 9.10.2000, blz. 1).

(12)  PB L 254 van 9.10.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 980/2002 (PB L 150 van 8.6.2002, blz. 38).

(13)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18).

(14)   Datum van inwerkingtreding van deze verordening..

(15)   Vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

(16)  18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.

BIJLAGE I

LIJST VAN SYSTEMEN VOOR LUCHTVAARTNAVIGATIEDIENSTEN

Ten behoeve van deze verordening wordt het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging onderverdeeld in acht systemen.

1.

Systemen en procedures voor het luchtruimbeheer.

2.

Systemen en procedures voor de regeling van luchtverkeersstromen.

3.

Systemen en procedures voor luchtverkeersdiensten, met name vluchtgegevensverwerkingssystemen, plaatsbepalingsgegevensverwerkingssystemen en mens/machine-interfacesystemen.

4.

Communicatiesystemen en -procedures voor communicatie van grond-tot-grond, lucht-tot-grond en lucht-tot-lucht.

5.

Navigatiesystemen en -procedures.

6.

Plaatsbepalingssystemen en -procedures.

7.

Systemen en procedures voor luchtvaartinlichtingendiensten.

8.

Systemen en procedures voor het gebruik van meteorologische informatie.

BIJLAGE II

ESSENTIËLE EISEN

Deel A: ALGEMENE EISEN

Eisen voor het gehele netwerk die algemeen van toepassing zijn op alle in bijlage I genoemde systemen.

1.   Naadloze werking

Luchtverkeersbeveiligingssystemen en de onderdelen daarvan worden, met inachtneming van de toepasselijke en goedgekeurde procedures, op zodanige wijze ontworpen, gebouwd, onderhouden en geëxploiteerd dat te allen tijde en voor alle vluchtfasen kan worden gezorgd voor de naadloze werking van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging. Naadloze werking kan met name worden uitgedrukt in termen van het delen van informatie, waaronder relevante informatie over de operationele status, een gemeenschappelijke interpretatie van informatie, vergelijkbare verwerkingsprestaties en de bijbehorende procedures, die gemeenschappelijke operationele prestaties mogelijk maken die zijn overeengekomen voor het geheel of voor delen van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging.

2.   Ondersteuning aan nieuwe operationele concepten

Het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging en de systemen en de onderdelen daarvan bieden op gecoördineerde wijze ondersteuning aan nieuwe overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten die de kwaliteit en de doeltreffendheid van luchtvaartnavigatiediensten verbeteren, met name wat betreft veiligheid en capaciteit.

Het potentieel van nieuwe concepten, zoals besluitvorming in samenwerkingsverband, toenemende automatisering en alternatieve methoden voor het delegeren van de verantwoordelijkheid inzake separatie, wordt bestudeerd, waarbij op passende wijze rekening wordt gehouden met de technologische ontwikkeling en met de veilige implementatie van die nieuwe concepten, nadat ze zijn goedgekeurd.

3.   Veiligheid

De systemen en operaties van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging moeten overeengekomen hoge veiligheidsniveaus bereiken. Daartoe worden overeengekomen veiligheidsbeheers- en rapportagemethoden tot stand gebracht.

Met betrekking tot geschikte grondsystemen of delen daarvan worden deze hoge veiligheidsniveaus verbeterd door veiligheidsnetwerken waarvoor overeengekomen, gemeenschappelijke prestatiekenmerken zijn vastgesteld.

Er wordt een geharmoniseerde samenstel van veiligheidseisen vastgesteld voor ontwerp, implementatie, onderhoud en gebruik van systemen en de onderdelen daarvan, zowel onder normale als onder gedegradeerde operationele omstandigheden, teneinde de overeengekomen hoge veiligheidsniveaus voor alle vluchtfasen en voor het gehele Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging te kunnen bereiken.

Systemen worden zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat de taken die aan de verkeersleiders worden opgedragen, compatibel zijn met de menselijke capaciteiten, zowel onder normale als onder gedegradeerde operationele omstandigheden, en consistent zijn met de vereiste veiligheidsniveaus.

Systemen worden, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat schadelijke hinder in een normale operationele omgeving uitgesloten is.

4.   Civiel-militaire coördinatie

Voorzover dat nodig is voor een efficiënt beheer van het luchtruim en de regeling van luchtverkeersstromen en het veilig en efficiënt gebruik van het luchtruim door alle gebruikers, ondersteunen het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging en de systemen en onderdelen daarvan de toenemende invoering van civiel-militaire coördinatie, door toepassing van het concept van het flexibel gebruik van het luchtruim.

Om die doelen te bereiken moet het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging en de systemen en onderdelen de tijdige uitwisseling van correcte en consistente informatie, in alle vluchtfasen, tussen de civiele en de militaire partijen ondersteunen.

Er moet rekening gehouden worden met nationale beveiligingseisen.

5.   Milieuvoorwaarden

Bij systemen en operaties in het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging wordt rekening gehouden met de noodzaak om in overeenstemming met het communautaire wettelijke voorschriften de milieu-effecten zoveel mogelijk te beperken.

6.   Beginselen inzake the logische architectuur voor systemen

Systemen worden ontworpen en in toenemende mate geïntegreerd om binnen het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging een coherente en steeds beter geharmoniseerde, evolutionaire en goedgekeurde logische architectuur te creëren.

7.   Beginselen inzake de bouw van systemen

Systemen worden ontworpen, gebouwd en onderhouden op basis van gezonde engineeringbeginselen, met name die welke betrekking hebben op modulariteit, waardoor onderdelen kunnen worden uitgewisseld en een grote beschikbaarheid en redundantie en foutentolerantie van kritieke onderdelen mogelijk wordt.

Deel B: SPECIFIEKE EISEN

Dit zijn eisen die specifiek zijn voor elk systeem en die een aanvulling op of verfijning van de algemene eisen vormen

1.   Systemen en procedures voor het luchtruimbeheer

1.1.   Naadloze werking

Informatie met betrekking tot pre-tactische en tactische aspecten van de beschikbaarheid van luchtruim wordt op een correcte wijze, tijdig, aan alle betrokken partijen verstrekt, teneinde te zorgen voor een efficiënte toewijzing en gebruik van het luchtruim door alle luchtruimgebruikers. Hierbij wordt rekening gehouden met nationale beveiligingseisen.

2.   Systemen en procedures voor de regeling van de luchtverkeersstromen.

2.1.   Naadloze werking

Systemen en procedures voor de regeling van de luchtverkeersstromen ondersteunen de uitwisseling van correcte, samenhangende en relevante strategische, pre-tactische en, voorzover van toepassing, tactische vluchtinformatie met betrekking tot alle vluchtfasen en bieden dialoog- mogelijkheden met het oog op een optimaal gebruik van het luchtruim.

3.   Systemen en procedures voor de luchtverkeersdiensten

3.1.   Vluchtgegevensverwerkingssystemen

3.1.1.   Naadloze werking

Vluchtgegevensverwerkingssystemen zijn interoperabel wat betreft de tijdige uitwisseling van correcte en consistente informatie, en een gemeenschappelijke operationele interpretatie van die informatie, teneinde te zorgen voor een samenhangend en consistent planningsproces en voor een efficiënt gebruik van hulpbronnen bij de tactische coördinatie in het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging gedurende alle vluchtfasen.

Teneinde te zorgen voor een veilige, vloeiend verlopende en snelle verwerking in het gehele Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, zijn de prestaties van de verwerking van de vluchtgegevens equivalent en geschikt voor een bepaalde omgeving (grond, naderings-luchtverkeersleidingsgebied, en-route), die bekende verkeerskenmerken heeft en gebruikt wordt binnen een overeengekomen en goedgekeurd operationeel concept, met name wat betreft de nauwkeurigheid en foutentolerantie van de verwerkingsresultaten.

3.1.2.   Ondersteuning aan nieuwe operationele concepten

Vluchtgegevensverwerkingssystemen moeten geschikt zijn voor de toenemende implementatie van geavanceerde, overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten voor alle vluchtfasen.

De kenmerken van de intensief van automatisering gebruik makende hulpmiddelen moeten zodanig zijn dat zij een samenhangende en efficiënte pre-tactische en tactische verwerking van de vluchtinformatie in delen van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging mogelijk maken.

Systemen op de grond en in de lucht en de onderdelen daarvan die nieuwe, overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten ondersteunen, worden zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat zij, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, interoperabel zijn wat betreft de tijdige uitwisseling van correcte en consistente informatie en beschikken over een gemeenschappelijke interpretatie van de actuele en de voorspelde operationele situatie.

3.2.   Systemen voor de verwerking van plaatsbepalingsgegevens

3.2.1.   Naadloze werking

Systemen voor de verwerking van plaatsbepalingsgegevens worden zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, wordt voorzien in de vereiste prestaties en kwaliteit van de dienstverlening binnen een bepaalde omgeving (grond, naderingsluchtverkeersleidingsgebied, en-route) met bekende verkeerskenmerken, met name wat betreft de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de berekende resultaten, en de juistheid, integriteit, beschikbaarheid, continuïteit en tijdige beschikbaarheid van de informatie op de werkplaats van de verkeersleider.

Systemen voor de verwerking van plaatsbepalingsgegevens voorzien in de tijdige onderlinge uitwisseling van relevante, accurate, consistente en samenhangende informatie teneinde te zorgen voor een optimaal verloop van de operaties in de verschillende delen van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging.

3.2.2.   Ondersteuning aan nieuwe operationele concepten

Systemen voor de verwerking van plaatsbepalingsgegevens voorzien in de toenemende beschikbaarheid van nieuwe bronnen van plaatsbepalingsinformatie, op zodanige wijze dat de algemene kwaliteit van de dienstverlening wordt verbeterd.

3.3.   Mens/machine-interface systemen

3.3.1.   Naadloze werking

Mens/machine-interfaces van grond luchtverkeersbeveiligingssystemen worden, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat zij alle verkeersleiders een steeds beter geharmoniseerde werkomgeving bieden, ook wat betreft de functies en de ergonomie, waarbij wordt voorzien in de vereiste prestaties binnen een bepaalde omgeving (grond, naderingsluchtverkeersleidingsgebied en-route) met bekende verkeerskenmerken.

3.3.2.   Ondersteuning aan nieuwe operationele concepten

Mens/machine-interfacesystemen voorzien in de toenemende invoering van nieuwe, overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten en een toenemende automatisering, op zodanige wijze dat de taken die aan de verkeersleiders zijn opgedragen, compatibel blijven met de menselijke capaciteiten, zowel onder normale als onder gedegradeerde operationele omstandigheden.

4.   Communicatiesystemen en -procedures voor grond-tot-grond, van lucht-tot-grond en lucht-tot-lucht communicatie.

4.1.   Naadloze werking

Communicatiesystemen worden, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat de vereiste prestaties worden geleverd binnen een bepaald volume luchtruim of voor een specifieke toepassing, met name wat betreft de verwerkingstijd van de communicatie, de integriteit, de beschikbaarheid en de functionele continuïteit.

Het communicatienetwerk in het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging moet zodanig zijn dat wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van de kwaliteit van de dienstverlening, het werkingsgebied en redundantie.

4.2.   Ondersteuning aan nieuwe operationele concepten

Communicatiesystemen ondersteunen de implementatie van geavanceerde, overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten voor alle vluchtfasen.

5.   Navigatiesystemen en -procedures

5.1.   Naadloze werking

Navigatiesystemen worden, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, zodanig ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat de vereiste horizontale en verticale prestaties van de navigatie worden geleverd, met name wat betreft nauwkeurigheid en functionele capaciteit, voor een bepaalde omgeving (grond, naderingsluchtverkeersleidingsgebied, en-route), die bekende verkeerskenmerken heeft en wordt gebruikt onder een overeengekomen en goedgekeurd operationeel concept.

6.   Plaatsbepalingssystemen en -procedures

6.1.   Naadloze werking

Plaatsbepalingssystemen worden, met inachtneming van de juiste en goedgekeurde procedures, op zodanige wijze ontworpen, gebouwd, onderhouden en gebruikt dat daarmee de vereiste prestatie wordt geleverd die van toepassing is voor een gegeven omgeving (grond, naderingsluchtverkeersleidingsgebied, en -route) die bekende verkeerskenmerken heeft en wordt gebruikt onder een overeengekomen en goedgekeurd operationeel concept, met name wat betreft nauwkeurigheid, werkingsgebied, reikwijdte en kwaliteit van dienstverlening.

Het plaatsbepalingsnetwerk in het Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging voldoet aan de eisen met betrekking tot nauwkeurigheid, actualiteit, werkingsgebied en redundantie. Het plaatsbepalingsnetwerk zorgt ervoor dat plaatsbepalingsgegevens uitgewisseld kunnen worden teneinde de operaties in het gehele Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging te verbeteren.

7.   Systemen en procedures voor luchtvaart inlichtingendiensten

7.1.   Naadloze werking

Nauwkeurige, tijdige en consistente luchtvaart inlichtingen wordt in geleidelijk toenemende mate geleverd in elektronische vorm, op basis van een gemeenschappelijk overeengekomen en genormaliseerde samenstel van gegevens.

Nauwkeurige en consistente luchtvaart inlichtingen, met name met betrekking tot onderdelen of systemen op de grond en in de lucht, wordt tijdig beschikbaar gesteld.

7.2.   Ondersteuning aan nieuwe operationele concepten

In toenemende mate wordt nauwkeurige, volledige en actuele luchtvaart inlichtingen tijdig beschikbaar gesteld en gebruikt ter ondersteuning van de voortdurende verbetering in de efficiency van het gebruik van het luchtruim en de luchthavens.

8.   Systemen en procedures voor het gebruik van meteorologische informatie

8.1.   Naadloze werking

Systemen en procedures voor het gebruik van meteorologische informatie zorgen voor een verbetering van consistentie in en actualiteit van de dienstverlening en de kwaliteit van de presentatie ervan, onder gebruikmaking van een overeengekomen samenstel van gegevens.

8.2.   Ondersteuning aan nieuwe operationele concepten

Systemen en procedures voor het gebruik van meteorologische informatie zorgen ervoor dat die informatie sneller beschikbaar komt en kan worden gebruikt, zulks ter ondersteuning van de voortdurende verbetering in de efficiency van het gebruik van het luchtruim en de luchthavens.

BIJLAGE III

ONDERDELEN

EG-verklaring van conformiteit

EG-verklaring van geschiktheid voor gebruik

1.   Onderdelen

De onderdelen worden omschreven in de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit, overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van deze verordening.

2.   Werkingssfeer

De EG-verklaring bevat:

hetzij de beoordeling van de intrinsieke conformiteit van een onderdeel, apart beschouwd, met de communautaire specificaties, waaraan moet worden voldaan

hetzij de beoordeling van/een oordeel over de geschiktheid voor gebruik van een onderdeel, beschouwd binnen de luchtverkeersbeveiligingsomgeving ervan.

De beoordelingsprocedures die worden toegepast door de aangemelde instanties in de ontwerp- en productiefasen, worden gebaseerd op de modules die zijn gedefinieerd in Besluit 93/465/EEG, overeenkomstig de voorwaarden die vermeld staan in de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit.

3.   Inhoud van de EG-verklaring

De EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik en de bijgaande documenten moeten worden gedateerd en ondertekend.

De verklaring moet worden geschreven in dezelfde taal als de instructies en moet het volgende bevatten:

verwijzingen naar de verordening;

naam en adres van de fabrikant of van zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigd vertegenwoordiger (geef de handelsnaam en het volledige adres op en, in het geval van een gemachtigd vertegenwoordiger, tevens de handelsnaam van de fabrikant);

beschrijving van het onderdeel;

beschrijving van de procedure die is gevolgd om de conformiteit of de geschiktheid voor gebruik vast te stellen (artikel 5 van deze verordening);

alle relevante bepalingen waaraan het onderdeel voldoet en met name de gebruiksvoorwaarden;

indien van toepassing, naam en adres van de aangemelde instantie of instanties die betrokken zijn bij de procedure voor het vaststellen van de conformiteit of geschiktheid voor gebruik, alsmede de datum van het beproevingscertificaat, voorzover van toepassing, samen met de geldigheidsduur en -voorwaarden van het certificaat;

voorzover van toepassing, verwijzing naar de gevolgde communautaire specificaties;

aanwijzing van een tot ondertekening gemachtigd persoon die namens de fabrikant of namens diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigd vertegenwoordiger verplichtingen mag aangaan.

BIJLAGE IV

SYSTEMEN

EG-verklaring van verificatie van systemen

Verificatieprocedure voor systemen

1.   Inhoud van de EG-verklaring van verificatie van systemen

De EG-verklaring van verificatie en de bijgaande documenten moeten worden gedateerd en ondertekend. De verklaring moet worden geschreven in dezelfde taal als het technisch dossier en moet het volgende bevatten:

verwijzingen naar de verordening;

naam en adres van de verlener van luchtvaartnavigatiediensten (handelsnaam en volledig adres);

een korte beschrijving van het systeem;

beschrijving van de procedure die is gevolgd om de conformiteit vast te stellen (artikel 6 van deze verordening);

indien van toepassing, naam en adres van de aangemelde instantie die de bij de verificatieprocedure behorende taken heeft uitgevoerd;

de referenties van de documenten die in het technisch dossier zijn opgenomen;

voorzover van toepassing, verwijzing naar de communautaire specificaties;

alle relevante tijdelijke of definitieve bepalingen waaraan de systemen moeten voldoen en met name, voorzover van toepassing, alle eventuele operationele beperkingen of voorwaarden;

indien tijdelijk: geldigheidsduur van de EG-verklaring;

naam van de ondertekenaar.

2.   Verificatieprocedure voor systemen

Verificatie van systemen is de procedure waarmee een verlener van luchtvaartnavigatiediensten controleert en verklaart dat een systeem voldoet aan deze verordening, en op grond van deze verordening in gebruik mag worden gesteld.

Het systeem wordt gecontroleerd op elk van de volgende aspecten:

algeheel ontwerp,

ontwikkeling en integratie van het systeem, inclusief met name de assemblage van onderdelen en algehele aanpassingen,

operationele systeemintegratie,

indien van toepassing, de specifieke bepalingen betreffende het onderhoud van het systeem.

Voorzover volgens de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit betrokkenheid van een aangemelde instantie vereist is, stelt deze, na de ingevolge de maatregel voorgeschreven taken uitgevoerd te hebben, een certificaat van conformiteit op met betrekking tot de uitgevoerde taken. Dat certificaat is bestemd voor de verlener van luchtvaartnavigatiediensten.

Deze stelt dan de EG-verklaring van verificatie op ten behoeve van de nationale toezichthoudende instantie.

3.   Technisch dossier

Het technisch dossier dat de verklaring van verificatie vergezelt, moet alle noodzakelijke documenten bevatten met betrekking tot de kenmerken van het systeem, met inbegrip van de gebruiksvoorwaarden en -beperkingen, alsmede, voorzover van toepassing, de documenten die de conformiteit van onderdelen verzekeren.

De volgende documenten moeten er ten minste in worden opgenomen:

een opgave van de relevante onderdelen van de technische specificaties die bij de aankoop werden gebruikt en die zorgen voor nakoming van de van toepassing zijnde implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit, en, voorzover van toepassing, van de communautaire specificaties,

een lijst van onderdelen bedoeld in artikel 3 van deze verordening,

afschriften van de EG-verklaringen van conformiteit of geschiktheid voor gebruik die in overeenstemming met artikel 5 van de verordening bij de hierboven genoemde onderdelen moeten worden geleverd, vergezeld, indien van toepassing, van een afschrift van de verslagen van de tests en proeven die door de aangemelde instanties zijn uitgevoerd,

in geval een aangemelde instantie betrokken is geweest bij de verificatie van het systeem (of systemen), een door die instantie mede ondertekend certificaat dat verklaart dat het systeem voldoet aan deze verordening en waarin alle punten van voorbehoud worden vermeld die tijdens de uitvoering van de activiteiten zijn opgetekend en niet zijn ingetrokken,

in geval geen aangemelde instantie betrokken is geweest, een verslag over de tests en installatieconfiguraties waarvan gebruik is gemaakt om zeker te stellen dat sprake is van nakoming van de essentiële eisen en alle eventuele bijzondere eisen uit de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit.

4.   Indiening

Het technisch dossier moet bij de EG-verklaring van verificatie worden gevoegd die de verlener voor luchtvaartnavigatiediensten bij de nationale toezichthoudende autoriteit indient.

Een afschrift van het technisch dossier moet worden bewaard door de dienstverlener gedurende de gehele gebruikscyclus van het systeem. Dit moet naar elke andere lidstaat worden gezonden die daarom vraagt.

BIJLAGE V

AANGEMELDE INSTANTIES

1.

De instantie, de directeur daarvan en het met de controles belaste personeel mogen noch rechtstreeks, noch als gemachtigden betrokken zijn bij het ontwerp, de fabricage, de marketing of het onderhoud van de onderdelen of systemen of bij het gebruik ervan. Dit sluit niet uit dat technische informatie tussen de fabrikant of de bouwer en die instantie kan worden uitgewisseld.

2.

De instantie en het personeel dat met de controles is belast, moeten de controles met de grootst mogelijke beroepsintegriteit en technische bekwaamheid uitvoeren; zij moeten vrij zijn van elke druk en beïnvloeding , met name van financiële aard, die hun oordeel of de uitkomst van hun inspectie kan beïnvloeden, met name door personen of groepen die belang hebben bij de resultaten van de controles.

3.

De instantie moet beschikken over het personeel en de middelen om de aan de controles verbonden technische en administratieve taken op adequate wijze te kunnen vervullen; tevens moet de instantie toegang hebben tot het nodige materiaal voor bijzondere controles.

4.

Het personeel dat met de inspectie is belast, moet beschikken over:

een gedegen technische en beroepsopleiding,

voldoende kennis van de eisen die aan de door hen uit te voeren inspecties worden gesteld en voldoende ervaring met dergelijke opdrachten,

de vereiste vaardigheid om de verklaringen, testrapporten en verslagen waarmee wordt aangetoond dat de inspecties werden uitgevoerd, op te stellen.

5.

De onpartijdigheid van het personeel dat met de inspectie is belast moet gewaarborgd zijn. Hun bezoldiging mag niet afhangen van het aantal gehouden inspecties, noch van de resultaten van die inspecties.

6.

De instantie moet beschikken over een aansprakelijkheidsverzekering, tenzij de aansprakelijkheid ervan krachtens nationaal recht door de lidstaat wordt overgenomen, of wanneer de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de inspecties.

7.

Het personeel van de instantie is uit hoofde van zijn beroep verplicht tot geheimhouding met betrekking tot alle informatie die het verkrijgt bij de uitvoering van zijn taken ingevolge deze verordening.

P5_TA(2003)0328

Tijdelijk transitosysteem voor vrachtwagens in transito door Oostenrijk voor 2004 ***II

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een tijdelijk transitosysteem van toepassing op vrachtwagens in transito door Oostenrijk voor 2004 (6235/1/2003 — C5-0226/2003 — 2001/0310(COD))

(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (6235/1/2003 — C5-0226/2003) (1),

gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2001) 807) (3),

gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 80 van zijn Reglement,

gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5-0213/2003),

1.

wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(2)  P5_TA(2003)0048.

(3)  PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 230.

P5_TC2-COD(2001)0310

Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 3 juli 2003 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een overgangspuntensysteem voor vrachtwagens in transito door Oostenrijk voor het jaar 2004 in het kader van een duurzaam vervoersbeleid in het kwetsbare Alpengebied

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de regio's (3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 11, lid 2, onder a), van Protocol nr. 9 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Oostenrijk tot de Europese Unie (5) wordt bepaald dat het ecopuntensysteem op 31 december 2003 afloopt.

(2)

De Europese Raad van 14 en 15 december 2001 te Laken heeft in punt 58 van de conclusies gevraagd om verlenging van het ecopuntensysteem bij wijze van tussentijdse oplossing. Deze verlenging sluit aan bij het beleid inzake de bescherming van het milieu in kwetsbare gebieden zoals het Alpengebied. In punt 35 van de conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen van 12 en 13 december 2002 werd de Raad verzocht om vóór eind 2002 een verordening aan te nemen betreffende de tijdelijke oplossing voor zware vrachtwagens in transito door Oostenrijk voor de periode 2004-2006.

(3)

Deze maatregel is nodig in afwachting van de aanneming van het kadervoorstel inzake de tarifering van het gebruik van infrastructuren, als vervat in het Witboek inzake het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010, dat de Commissie voornemens is in 2003 in te dienen.

(4)

Deze maatregel is eveneens gerechtvaardigd door de noodzaak het milieu en dus ook de bevolking te beschermen tegen de zeer ernstige gevolgen van luchtverontreiniging en geluidsoverlast die te wijten zijn aan de doortocht van een zeer groot aantal vrachtwagens.

(5)

Het Europees Milieuagentschap constateert dat als gevolg van de uitbreiding van de Europese Unie een aanzienlijke toename van het transitovervoer te verwachten valt; met het oog daarop moet deze verordening derhalve ook van toepassing zijn op de kandidaat-lidstaten.

(6)

De Verenigde Naties hadden 2002 tot Internationaal Jaar van de bergen uitgeroepen en zich uitgesproken voor de bescherming en het duurzaam beheer van berggebieden om het welzijn van bergbewoners evenzeer te beschermen als dat van laaglandbewoners.

(7)

De door de Gemeenschap goedgekeurde en ondertekende Overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen (de zgn. Alpenovereenkomst) (6) stelt een aantal regels vast ter beperking van de doortocht van vrachtwagens door de Alpenlanden. Met name is daarin bepaald dat de verkeersoverlast en de risico's in het interalpiene en transalpiene verkeer moeten worden teruggebracht tot een voor mens, dier en plant en voor hun leefmilieu en hun habitats draaglijk niveau.

(8)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7).

(9)

Er moet worden gestreefd naar niet-discriminerende oplossingen, die zowel voldoen aan de uit het Verdrag (artikel 6, artikel 51, lid 1 en artikel 71) voortvloeiende verplichtingen, zoals vrij goederen- en dienstenverkeer, bescherming van het milieu en van de plaatselijke bevolking, als aan andere internationale overeenkomsten en verdragen, zoals de Alpenovereenkomst, met name het bijbehorende vervoersprotocol — dat dringend door de Europese Unie moet worden geratificeerd — en het Verdrag van Kyoto.

(10)

Er dient derhalve een overgangspuntensysteem voor het jaar 2004 te worden ingevoerd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

a)

„voertuig”: een voertuig als gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van 26 maart 1992 betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in de Gemeenschap van of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van een of meer lidstaten (8) ,

b)

„internationaal vervoer”: internationaal vervoer als gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 881/92,

c)

„transitovervoer door de Oostenrijkse Alpen ”: vervoer door de Oostenrijkse Alpen van en naar een plaats buiten Oostenrijk;

d)

„vrachtwagen”: een in een lidstaat geregistreerd motorvoertuig met een maximaal toegestaan gewicht van meer dan 7,5 ton, bestemd voor het vervoer van goederen of het trekken van aanhangwagens, met inbegrip van trekkers van opleggers, en trekkers met een maximaal toegestaan gewicht van meer dan 7,5 ton, getrokken door een in een lidstaat geregistreerd motorvoertuig met een maximaal toegelaten gewicht van ten hoogste 7,5 ton;

e)

„transitogoederenvervoer over de weg door de Oostenrijkse Alpen ”: transitovervoer door de Oostenrijkse Alpen met vrachtwagens, ongeacht of zij met of zonder lading rijden;

f)

„bilaterale rit”: een internationale vervoersrit met een voertuig waarbij het begin- of eindpunt in Oostenrijk en het eind- of beginpunt respectievelijk in een andere lidstaat is gelegen, alsmede vervoersritten zonder lading in verband met voornoemde ritten.

g)

„kwetsbaar Alpengebied”, het in de Alpenovereenkomst geografisch omschreven grensoverschrijdende gebied van de gehele Alpenboog.

Artikel 2

Deze verordening is van toepassing op goederenvervoer over de weg door middel van ritten op het grondgebied van de Gemeenschap. Het overgangspuntensysteem houdt geen rechtstreekse beperking van het aantal transitoritten door de Oostenrijkse Alpen in.

Artikel 3

1.   Op ritten waarbij transitogoederenvervoer over de weg door de Oostenrijkse Alpen is betrokken, is de regeling van toepassing die is vastgesteld bij de eerste richtlijn van de Raad inzake de vaststelling van bepaalde gemeenschappelijke regels voor het internationale vervoer (goederenvervoer over de weg tegen vergoeding) (9) van 23 juli 1962 en Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad voor ritten voor eigen rekening en voor ritten met gehuurde voertuigen of tegen betaling, behoudens het bepaalde in dit artikel.

2.    Gedurende de periode waarin het overgangspuntensysteem geldt, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a)

Het transitoverkeer van EURO 4-vrachtwagens valt niet onder het overgangspuntensysteem .

b)

Het transitoverkeer van EURO 0-vrachtwagens is verboden, behalve in 2004.

c)

De totale NOx-uitstoot van vrachtwagens in transito door de Oostenrijkse Alpen wordt vastgesteld overeenkomstig de waarden die voor het betrokken jaar zijn opgegeven in bijlage I.

d)

De vaststelling van de totale NOx-uitstoot van vrachtwagens is gebaseerd op het oude ecopuntensysteem zoals vastgesteld bij protocol nr. 9 bij de Akte van toetreding van Oostenrijk tot de Europese Unie . Volgens dit systeem moet elke vrachtwagen , in transito door de Oostenrijkse Alpen, een aantal punten hebben dat overeenstemt met het niveau van de NOx-uitstoot van dat type vrachtwagen (ingeschreven op grond van zijn conformity of production (COP)-niveau, of afgeleid van de typegoedkeuring). De berekening en het beheer van de punten worden in bijlage II beschreven.

e)

Oostenrijk stelt de punten vast en stelt deze tijdig ter beschikking voor vrachtwagens in transito door de Oostenrijkse Alpen met het oog op het beheer van het overgangspuntensysteem overeenkomstig bijlage II.

f)

Het totale quotum voor de in 2004 toegelaten NOx-uitstoot stemt overeen met het krachtens het ecopuntensysteem in 2003 toegelaten totale quotum en wordt door de Commissie van de Europese Gemeenschappen beheerd en over de lidstaten verdeeld volgens de beginselen die van toepassing zijn op het ecopuntensysteem in 2003, overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 3298/94 (10).

g)

De nieuwe toewijzing van punten van de communautaire reserve wordt gewogen aan de hand van de criteria van artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 3298/94, meer bepaald overeenkomstig het aantal aan de lidstaten toegewezen punten dat werkelijk door hen wordt gebruikt .

3.   In het geval dat de regeling voor de tarifering van het infrastructuurgebruik niet vóór eind 2004 van kracht wordt, dient het gebruik van milieuvriendelijke vrachtwagens bij transitovervoer door de Oostenrijkse Alpen en met name via de Brenner, de Tauern en de Pyhrn als volgt te worden bevorderd:

in 2004:

contingentering (11) voor EURO 0-, 1- en 2-vrachtwagens (12)

vrije doortocht voor EURO 3-vrachtwagens

in 2005 en 2006:

geen doortocht voor EURO 0- en 1-vrachtwagens

contingentering voor EURO 2-vrachtwagens

vrije doortocht voor EURO 3- en 4-vrachtwagens

Na 2006 wordt geen enkel contingenteringssysteem toegepast.

4.    De Commissie zal overeenkomstig de procedure van artikel 5:

het aantal punten vaststellen overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder d);

gedetailleerde maatregelen nemen betreffende de procedures inzake het overgangspuntensysteem, de verdeling van de punten en de technische vraagstukken in verband met de toepassing van dit artikel;

met het oog op de toetreding van de landen van Midden- en Oost-Europa in 2004 per nieuwe lidstaat en per jaar de contingenten, vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en de bijlagen, naar rato uitbreiden.

Artikel 4

1.   Zolang het bepaalde in artikel 3, lid 2, en in voorkomend geval artikel 3, lid 3, van toepassing is, treffen de lidstaten in het kader van hun onderlinge samenwerking, indien nodig, met het EG-Verdrag verenigbare maatregelen tegen misbruik van het overgangspuntensysteem .

2.     De door Commissie en door het in artikel 5 bedoelde comité te nemen besluiten moeten passen in een duurzaam vervoersbeleid voor het gehele Alpengebied en met name voor gevoelige regio's zoals het Brennergebied, de Mont Blanc, de Tauern, de Pyhrn, de doorgangsroute Lyon-Turijn (Fréjus) en andere. Dit beleid moet enerzijds zijn gebaseerd op de feitelijke verplichtingen waaraan de Europese Unie en de lidstaten moeten voldoen uit hoofde van de bepalingen van het Verdrag, de Alpenovereenkomst en andere bindende instrumenten, maar ook — voorzover de wetgeving daartoe ruimte laat — op de door de Commissie in haar Witboek inzake het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010 voor gevoelige berggebieden geformuleerde beginselen, zoals duurzaamheid, vrije dienstverlening, bescherming van burger en milieu, bevordering van het intermodaal vervoer en kruisfinanciering.

Dit beleid moet resulteren in een systeem voor de reglementering van verkeersstromen dat uitsluitend van toepassing is op de doorgangsroutes door de Alpen en andere ecologisch gevoelige gebieden die gelegen zijn langs de trans-europese corridors, en volledig in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 3, lid 3.

3.   Vervoerders met een Gemeenschapsvergunning, afgegeven door de bevoegde instanties in Oostenrijk, mogen geen internationaal goederenvervoer verrichten op ritten waarbij in Oostenrijk geladen noch gelost wordt. Al deze ritten waarbij transitovervoer door de Oostenrijkse Alpen is betrokken, zijn evenwel onderworpen aan artikel 3.

4.   Voor zover nodig worden alle controlemethoden, met inbegrip van elektronische systemen, met het oog op de toepassing van artikel 3 vastgesteld volgens de procedure van artikel 5.

5.     De landen waarop deze verordening van toepassing is, worden verzocht in het kader van het bestaande systeem controles in te voeren om na te gaan of de reële NOx-uitstoot van vrachtwagens daadwerkelijk overeenkomt met de op grond van hun conformiteit van de productie (COP) toegestane dan wel van de typegoedkeuring afgeleide waarde.

Artikel 5

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

3.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 230.

(2)  PB C 221 van 17.9.2002, blz. 84.

(3)  PB C ...

(4)  Standpunt van het Europees Parlement van 12 februari 2003 (nog niet bekendgemaakt in het PB), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 28 maart 2003 (nog niet bekendgemaakt in het PB) en standpunt van het Europees Parlement van 3 juli 2003.

(5)  PB C 241 van 29.8.1994, blz. 361.

(6)  Besluit 96/191/EG van de Raad van 26 februari 1996 (PB L 61 van 12.3.1996, blz. 31).

(7)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(8)  PB L 95, 9.4.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 484/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 76, 19.3.2002, blz. 1).

(9)  PB L 70, 6.8.1962, blz. 2005. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 881/92.

(10)  Verordening (EG) nr. 3298/94 van de Commissie van 21 december 1994 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen betreffende procedures inzake het ecopuntensysteem, de verdeling van de ecopunten (PB L 341 van 30.12.1994, blz. 20). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2012/2000 van de Raad (PB L 241 van 26.9.2000, blz. 18 ).

(11)  De quota zijn gebaseerd op de ecopuntenregeling voor 2002.

(12)  Vrachtwagens die beantwoorden aan de emissienormen in de zin van Richtlijn 91/542/EEG van de Raad van 1 oktober 1991 tot wijziging van Richtlijn 88/77/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de emissie van gasvormige verontreinigingen door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van voertuigen (PB L 295 van 25.10.1991, blz. 1) en Richtlijn 1999/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking en tot wijziging van Richtlijn 88/77/EEG van de Raad (PB L 44 van 16.2.2000, blz. 1).

BIJLAGE I

Marges

Jaar

Punten voor EU-15

1991

23 556 220 (100 %)

 

Marge

Maximum

Minimum

2004

9 422 488 (40 %)

9 422 488 (40 %)

2005

9 422 488 (40 %)

9 186 926 (39 %) —

8 951 364 (38 %)

2006

9 422 488 (40 %)

8 951 364 (38 %) —

8 221 121 (34,9 %)

BIJLAGE II

BEREKENING EN BEHEER VAN HET OVERGANGSPUNTENSYSTEEM

1.

Voor elke vrachtwagen die in transito door de Oostenrijkse Alpen rijdt (in beide richtingen), moeten bij het passeren van de grens telkens de volgende documenten worden overgelegd:

a)

een document waaruit het COP-niveau voor de NOx-uitstoot van de vrachtwagen blijkt;

b)

een door de bevoegde autoriteiten afgegeven geldige puntenkaart .

Ad a)

Voor na 1 oktober 1990 voor het eerst ingeschreven EURO O-, EURO 1-, EURO 2- en EURO 3- vrachtwagens moet het document waaruit het COP-niveau blijkt een door de bevoegde autoriteiten afgegeven certificaat zijn, waarin het officieel bevestigde COP-niveau voor de NOx-uitstoot is vermeld, of het typegoedkeuringscertificaat waarin de goedkeuringsdatum en het bij de goedkeuring gemeten niveau zijn vermeld. Voor laatstgenoemd document kan het COP-niveau worden berekend door verhoging van het voor de typegoedkeuring vastgestelde niveau met 10 %. Het eenmaal voor een voertuig vastgestelde niveau kan gedurende de gehele levensduur van het voertuig niet meer worden gewijzigd.

Het COP-niveau vóór 1 oktober 1990 voor het eerst ingeschreven vrachtwagens en voor vrachtwagens waarvoor geen certificaat wordt overgelegd, wordt op 15,8 g/kWh vastgesteld.

Ad b)

De puntenkaart telt een aantal punten, en wordt op basis van het COP-niveau van het gebruikte voertuig als volgt ontwaard:

1)

Per g/kWh NOx-uitstoot overeenkomstig punt 1 onder a) wordt één punt afgeboekt;

2)

Decimalen worden naar boven afgerond, wanneer zij 0,5 of meer bedragen, en anders naar beneden.

2.

De Commissie berekent overeenkomstig de procedures van artikel 5 om de drie maanden het aantal ritten en het gemiddelde NOx-niveau van de vrachtwagens, en houdt statistieken bij die zijn gespecificeerd naar nationaliteit.

P5_TA(2003)0329

Compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten ***II

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (15855/1/2002 — C5-0136/2003 — 2001/0305(COD))

(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (15855/1/2002 — C5-0136/2003) (1),

gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2001) 784) (3),

gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2002) 717) (4),

gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 80 van zijn Reglement,

gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5-0221/2003),

1.

wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt;

2.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 125 E van 27.5.2003, blz. 63.

(2)  P5_TA(2002)0514.

(3)  PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 225.

(4)  PB C 71 E van 25.3.2003, blz. 188.

P5_TC2-COD(2001)0305

Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 3 juli 2003 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2003 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Na raadpleging van het Comité van de regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het optreden van de Gemeenschap moet onder meer gericht zijn op de waarborging van een hoog niveau van bescherming van de passagiers, met volledige inachtneming van de eisen op het gebied van consumentenbescherming in het algemeen.

(2)

Instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten brengen voor passagiers ernstige moeilijkheden en ongemak met zich mee.

(3)

Hoewel Verordening (EEG) nr. 295/91 van de Raad van 4 februari 1991 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor compensatie bij instapweigering in het geregeld luchtvervoer (4) een minimum aan bescherming voor de passagiers heeft gecreëerd, blijft het aantal passagiers aan wie tegen hun wil de toegang tot een vlucht wordt geweigerd te hoog, evenals het aantal passagiers dat wordt getroffen door annuleringen zonder voorafgaande waarschuwing en door langdurige vertragingen.

(4)

De Gemeenschap dient derhalve de bij die verordening vastgestelde beschermingsnormen te verhogen, teneinde de rechten van de passagier uit te breiden en ervoor te zorgen dat de luchtvaartmaatschappijen onder geharmoniseerde voorwaarden hun bedrijf uitoefenen op een geliberaliseerde markt.

(5)

Aangezien het onderscheid tussen geregeld en ongeregeld luchtvervoer steeds meer vervaagt, dient de bescherming van de passagiers niet alleen te gelden voor geregelde vluchten maar ook voor ongeregelde vluchten, met inbegrip van vluchten in het kader van pakketreizen.

(6)

De bescherming die wordt geboden aan passagiers die van een in een lidstaat gelegen luchthaven vertrekken, dient te worden uitgebreid tot passagiers die van een in een derde land gelegen luchthaven naar een in een lidstaat gelegen luchthaven vertrekken wanneer een communautaire luchtvaartonderneming de vlucht uitvoert.

(7)

Om de effectieve toepassing van deze verordening te waarborgen, dienen de bij de verordening gecreëerde verplichtingen te rusten op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of voornemens is de vlucht uit te voeren, met eigen dan wel inclusief of zonder bemanning geleaste vliegtuigen, of in enige andere vorm.

(8)

Deze verordening mag geen beperking inhouden van het recht van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert om volgens het toepasselijk recht compensatie te verlangen van enig persoon, inclusief derden.

(9)

Het aantal passagiers aan wie de toegang tot een vlucht wordt geweigerd, dient omlaag te worden gebracht door de luchtvaartmaatschappijen te verplichten de mensen te vragen vrijwillig hun boekingen op te geven in ruil voor voordelen in plaats van passagiers de toegang tot een vlucht te weigeren, en door volledige compensatie voor degenen aan wie uiteindelijk tegen hun wil de toegang tot de vlucht wordt geweigerd.

(10)

Passagiers aan wie tegen hun wil de toegang tot een vlucht is geweigerd, moeten hun reis kunnen annuleren onder terugbetaling van hun ticket, dan wel onder bevredigende voorwaarden kunnen voortzetten, en moeten tijdens het wachten op een latere vlucht voldoende worden verzorgd.

(11)

Ook vrijwilligers moeten hun vlucht kunnen annuleren onder terugbetaling van hun ticket, dan wel onder bevredigende voorwaarden kunnen voortzetten, aangezien zij met soortgelijke reisproblemen worden geconfronteerd als de passagiers aan wie tegen hun wil de toegang tot de vlucht is geweigerd.

(12)

De overlast en het ongemak voor de passagiers als gevolg van het annuleren van vluchten dienen eveneens te worden verminderd. Dit dient te worden verwezenlijkt door de luchtvaartmaatschappijen ertoe te bewegen passagiers voor de voorziene vertrektijd van annuleringen in kennis te stellen en hen bovendien een redelijk alternatief vervoer aan te bieden, zodat de passagiers andere regelingen kunnen treffen. De luchtvaartmaatschappijen die nalaten dat te doen, dienen de passagiers een compensatie te betalen, en tevens passende verzorging te bieden, tenzij de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die zelfs door het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

(13)

Passagiers van wie de vlucht geannuleerd wordt, moeten hun tickets terugbetaald kunnen krijgen of onder bevredigende voorwaarden een andere vlucht naar hun bestemming krijgen, en moeten tijdens het wachten op een latere vlucht voldoende worden verzorgd, tenzij de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die zelfs door het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

(14)

Alle passagiers die van de bestaande wijzen van vervoer gebruikmaken, moeten gelijk worden behandeld en concurrentie tussen verschillende wijzen van vervoer moet worden voorkomen.

(15)

Evenals in het kader van het Verdrag van Montreal dienen de verplichtingen die worden opgelegd aan de luchtvaartmaatschappijen die de vluchten uitvoeren, te worden beperkt of uitgesloten in gevallen waarin een gebeurtenis het gevolg is van buitengewone omstandigheden die zelfs door het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. Dergelijke omstandigheden kunnen zich met name voordoen in gevallen van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.

(16)

Er is sprake van buitengewone omstandigheden wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt, ook al heeft de betrokken luchtvaartmaatschappij alle redelijke inspanningen geleverd om de vertragingen of annuleringen te voorkomen.

(17)

Deze verordening is niet van toepassing in gevallen waarin een pakketreis geannuleerd wordt om andere redenen dan het annuleren van de vlucht.

(18)

Ook passagiers van wie de vlucht voor een bepaalde tijd is vertraagd uitgesteld moeten hun vlucht kunnen annuleren onder terugbetaling van hun tickets, dan wel hun reis onder bevredigende voorwaarden kunnen voortzetten, en moeten tijdens het wachten op een latere vlucht voldoende worden verzorgd, tenzij de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die zelfs door het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

(19)

De verzorging van passagiers die op een alternatieve of uitgestelde vlucht wachten, kan beperkt of geweigerd worden als het verlenen daarvan extra oponthoud meebrengt.

(20)

De luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, moet voorzien in de speciale behoeften van personen met beperkte mobiliteit en hun eventuele begeleiders.

(21)

Passagiers moeten bij instapweigering of annulering dan wel langdurige vertraging van hun vlucht volledig over hun rechten worden geïnformeerd, zodat zij op een doeltreffende wijze hun rechten kunnen uitoefenen.

(22)

De lidstaten dienen de regels vast te stellen inzake de sancties op overtredingen van de bepalingen deze verordening, en ervoor te zorgen dat deze regels worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(23)

De lidstaten moeten ervoor zorgen en erop toezien dat hun luchtvaartmaatschappijen deze verordening naleven en een passende instantie voor de uitvoering van die handhavingstaken aanwijzen. Dit toezicht mag geen afbreuk doen aan de rechten van passagiers en luchtvaartmaatschappijen om overeenkomstig het nationale procesrecht langs juridische weg schadevergoeding te eisen bij een rechtbank.

(24)

De Commissie dient de toepassing van deze verordening te analyseren en met name te beoordelen of het wenselijk is de werkingssfeer ervan uit te breiden tot alle passagiers die een contract met een touroperator of met een communautaire luchtvaartmaatschappij hebben, wanneer zij van een luchthaven in een derde land naar een luchthaven in een lidstaat vertrekken.

(25)

Het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk zijn op 2 december 1987 te Londen, in een gezamenlijke verklaring van hun ministers van Buitenlandse Zaken, regelingen overeengekomen inzake meer samenwerking bij het gebruik van de luchthaven van Gibraltar, welke regelingen echter nog niet worden toegepast.

(26)

Verordening (EEG) nr. 295/91 dient derhalve te worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

1.   Deze verordening stelt onder de erin genoemde voorwaarden de minimumrechten vast die luchtreizigers hebben bij:

a)

instapweigering tegen hun wil;

b)

annulering van hun vlucht;

c)

vertraging van hun vlucht.

2.   De toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar laat de respectieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk betreffende het geschil inzake de soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven is gelegen, onverlet.

3.   De toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar wordt opgeschort totdat de regelingen van de gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk van 2 december 1987 van toepassing worden. De regeringen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk zullen de Raad van die datum in kennis stellen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„luchtvaartmaatschappij”: een luchtvervoersonderneming met een geldige exploitatievergunning;

b)

„luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert”: een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier;

c)

„communautaire luchtvaartmaatschappij”: een luchtvaartmaatschappij met een geldige exploitatievergunning die door een lidstaat is verleend overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen (5);

d)

„touroperator”: een organisator als bedoeld in artikel 2, punt 2 van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (6), met uitzondering van een luchtvaartmaatschappij;

e)

„pakket”: de diensten als gedefinieerd in artikel 2, punt 1 van Richtlijn 90/314/EEG;

f)

„ticket”: een geldig document dat recht geeft op vervoer of een gelijkwaardig document in immateriële, inclusief elektronische, vorm dat door de luchtvaartmaatschappij of door een door haar erkende agent is uitgegeven of toegestaan;

g)

„boeking”: het feit dat de passagier een ticket heeft of een ander bewijs dat de boeking is aanvaard en geregistreerd door de luchtvaartmaatschappij of de touroperator;

h)

„eindbestemming”: de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van rechtstreeks aansluitende vluchten, de bestemming van de laatste vlucht. Er wordt geen rekening gehouden met aansluitende vluchten die zonder moeilijkheden kunnen worden uitgevoerd, ook al ontstond er vertraging door instapweigering;

i)

„persoon met beperkte mobiliteit”: een persoon wiens mobiliteit bij het gebruik van vervoer beperkt is ten gevolge van een lichamelijke (zintuiglijke of motorische, tijdelijke of blijvende) handicap, een verstandelijke handicap, leeftijd of enige andere oorzaak die een handicap oplevert, en wiens situatie vereist dat hij bijzondere aandacht krijgt en dat de aan alle passagiers verstrekte diensten aan hem worden aangepast;

j)

„instapweigering”: weigering om passagiers op een vlucht te vervoeren, hoewel zij zich voor instappen hebben gemeld volgens de voorwaarden van artikel 3, lid 2, zonder dat de instapweigering is gebaseerd op redelijke gronden zoals redenen die te maken hebben met gezondheid, veiligheid of beveiliging, of ontoereikende reisdocumenten;

k)

„vrijwilliger”: een persoon die zich onder de in artikel 3, lid 2, vastgestelde voorwaarden voor instappen heeft aangemeld en ingaat op het verzoek van de luchtvaartmaatschappij om zijn boeking tegen bepaalde voordelen af te staan.

l)

„annulering”, annulering van een vlucht die zeven dagen voor het geplande vertrek was opgenomen in het computerreserveringssysteem en niet wordt uitgevoerd.

Artikel 3

Werkingssfeer

1.   Deze verordening is van toepassing

a)

op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is,

b)

op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, tenzij zij bepaalde voordelen of compensatie hebben ontvangen en bijstand hebben gekregen in dat derde land, indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is.

2.   Lid 1 is van toepassing op voorwaarde dat de passagiers:

a)

een bevestigde boeking voor een vlucht hebben en zich bij de incheckbalie melden, hetzij zoals bepaald en op de tijd die van tevoren door de luchtvaartmaatschappij, de touroperator of een erkend reisbureau is aangegeven, hetzij , indien er geen tijd wordt aangegeven, uiterlijk 60 minuten voor de gepubliceerde vertrektijd; of

b)

door een luchtvaartmaatschappij of touroperator van de vlucht waarvoor zij een boeking hadden zijn overgeplaatst naar een andere vlucht, ongeacht de reden.

3.   Deze verordening geldt niet voor passagiers die gratis reizen of tegen een gereduceerd tarief dat niet rechtstreeks of indirect voor het publiek toegankelijk is. Passagiers die in het bezit zijn van tickets die door een luchtvaartmaatschappij of touroperator zijn verstrekt in het kader van een Frequent Flyer-programma of een ander commercieel programma vallen echter wel onder deze verordening.

4.   Deze verordening is van toepassing op elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2. Indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert geen overeenkomst heeft met de passagier, doch activiteiten uitvoert die onder deze verordening vallen, wordt zij geacht dit te doen namens de persoon die een overeenkomst heeft met die passagier.

5.   Deze verordening is niet van invloed op de rechten van de passagiers volgens Richtlijn 90/314/EEG. Deze verordening is niet van toepassing in gevallen waarin een pakketreis geannuleerd wordt om andere redenen dan het annuleren van de vlucht.

Artikel 4

Instapweigering

1.   Wanneer een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert redelijkerwijs instapweigering voor een vlucht kan verwachten, vraagt zij eerst of er vrijwilligers zijn die hun boekingen willen opgeven in ruil voor bepaalde voordelen, onder voorwaarden die moeten worden overeengekomen tussen de betrokken passagier en de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Vrijwilligers krijgen bijstand overeenkomstig artikel 8, en deze is aanvullend op bij de in dit lid bedoelde voordelen.

2.   Indien het aantal vrijwilligers dat zich aanbiedt niet voldoende is om de resterende passagiers met boeking te laten meevliegen op de vlucht, kan de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert passagiers tegen hun wil de toegang tot de vlucht weigeren.

3.   Indien passagiers tegen hun wil de toegang tot een vlucht wordt geweigerd, compenseert de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert hen onmiddellijk overeenkomstig artikel 7, en biedt zij hun bijstand overeenkomstig de artikelen 8 en 9.

Artikel 5

Annulering

1.   In geval van annulering van een vlucht:

a)

wordt de betrokken passagiers door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert bijstand geboden als bedoeld in artikel 8; en

b)

wordt de betrokken passagiers door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert bijstand geboden als bedoeld in artikel 9, tenzij de luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden; en

c)

hebben de betrokken passagiers recht op de in artikel 7 bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, tenzij

i)

de annulering hun tenminste twee weken voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld; of

ii)

de annulering hun tussen twee weken en zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een andere vlucht naar hun bestemming wordt aangeboden die niet eerder dan twee uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan vier uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt; of

iii)

de annulering hun minder dan zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een andere vlucht naar hun bestemming wordt aangeboden die niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt.

2.   Wanneer de passagiers wordt meegedeeld dat de vlucht is geannuleerd, wordt uitgelegd welk alternatief vervoer er voorhanden is.

3.   Een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert is niet verplicht compensatie te betalen als bedoeld in artikel 7 indien zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.

4.   De bewijslast inzake het al of niet melden van de annulering van de vlucht aan de passagier en het tijdstip waarop dat geschiedt ligt bij de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.

Artikel 6

Vertraging

1.   Wanneer een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert redelijkerwijs kan verwachten dat een vlucht een vertraging tot na de geplande vertrektijd oploopt, en wel

a)

twee uur of meer voor vluchten van 1.500 km of minder, of

b)

drie uur of meer voor alle vluchten binnen de Gemeenschap van meer dan 1.500 km en van alle andere vluchten tussen de 1.500 en 3.500 km; of

c)

vier uur of meer voor alle vluchten die niet vallen onder a) of b),

wordt de passagiers door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de in artikel 9 bedoelde bijstand geboden .

2.   In ieder geval volgt de aanbieding van de bijstand binnen de in dit artikel voor iedere vluchtafstand bepaalde tijdspanne.

Artikel 7

Recht op compensatie

1.   Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, krijgen de passagiers compensatie ten belope van:

a)

250 euro voor alle vluchten tot en met 1500 km;

b)

400 euro voor alle intracommunautaire vluchten van meer dan 1500 km, en voor alle andere vluchten tussen 1500 en 3500 km;

c)

600 euro voor alle niet onder a) of b) vallende vluchten.

Bij de bepaling van de afstand wordt gekeken naar de laatste bestemming waar de passagier als gevolg van de instapweigering of annulering na de geplande tijd zal aankomen.

2.   Indien de passagiers een andere vlucht naar hun eindbestemming wordt aangeboden overeenkomstig artikel 8, en de aankomsttijd niet meer dan hieronder vermeld afwijkt van de geplande aankomsttijd van de oorspronkelijk geboekte vlucht:

a)

twee uur later voor alle vluchten van 1.500 km of minder, of

b)

drie uur later voor alle vluchten binnen de Gemeenschap van meer dan 1.500 km en voor alle andere vluchten tussen de 1.500 en 3.500 km; of,

c)

vier uur later voor alle vluchten die niet onder a) of b) vallen,

kan de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de compensatiebedragen vermeld in lid 1 met 50 % verlagen.

3.   De in lid 1 bedoelde compensatie wordt in contant geld uitbetaald, middels een elektronische overmaking aan de bank, per bankoverschrijving, bankcheque of, met de schriftelijke toestemming van de passagier, in de vorm van reisbonnen en/of andere diensten.

4.   De in de leden 1 en 2 vermelde afstanden worden gemeten volgens de groot-cirkelmethode (ortodromische lijn).

Artikel 8

Recht op terugbetaling of een andere vlucht

1.   Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, krijgen de passagiers de keuze tussen:

a)

volledige terugbetaling van het ticket binnen zeven dagen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, lid 3, tegen de prijs waarvoor het gekocht was, voor het gedeelte of de gedeelten van de reis die niet zijn gemaakt en voor het gedeelte en de gedeelten die reeds zijn gemaakt indien verder reizen in het licht van het oorspronkelijke reisplan van de passagier geen zin meer heeft, alsmede in voorkomend geval:

een retourvlucht naar het eerste vertrekpunt bij de eerste gelegenheid;

b)

een andere vlucht onder vergelijkbare vervoersvoorwaarden naar hun eindbestemming bij de eerste gelegenheid; of

c)

een andere vlucht onder vergelijkbare vervoersvoorwaarden en binnen de geldigheid van het biljet naar hun eindbestemming, op een latere datum naar keuze van de passagier, en afhankelijk van de dienstregeling .

2.   Lid 1, punt a), is ook van toepassing op passagiers wier vlucht onderdeel is van een pakket, behalve wat het recht op terugbetaling betreft indien dit recht bestaat krachtens Richtlijn 90/314/EEG.

3.   Wanneer, in het geval waarin een stad of regio wordt bediend door meerdere luchthavens, de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert een passagier een vlucht aanbiedt naar een andere luchthaven dan die waarvoor was geboekt, draagt de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de kosten van de reis van die andere luchthaven naar de luchthaven waarvoor was geboekt of naar een andere met de passagier overeengekomen nabijgelegen bestemming.

Artikel 9

Recht op verzorging

1.   Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, krijgen de passagiers gratis:

a)

maaltijden en verfrissingen, in redelijke verhouding tot de wachttijd;

b)

hotelaccommodatie in gevallen

waarin een verblijf van één of meer nachten noodzakelijk wordt, of

waarin een langer verblijf noodzakelijk wordt dan het door de passagier geplande verblijf;

c)

vervoer tussen de luchthaven en de plaats van de accommodatie (hotel of andere accommodatie).

2.   Bovendien kunnen de passagiers twee gratis telefoongesprekken of telex-, fax- of emailberichten verzenden.

3.   Bij het toepassen van dit artikel schenkt de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert bijzondere aandacht aan de behoeften van personen met beperkte mobiliteit en kunnen eventuele begeleiders, alsook aan de behoeften van alleenreizende kinderen.

Artikel 10

Plaatsen in een hogere of lagere klasse

1.   Indien een passagier door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert in een hogere klasse wordt geplaatst dan die waarvoor een ticket is gekocht, mag geen bijbetaling worden gevraagd.

2.   Indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert een passagier in een lagere klasse plaatst dan die waarvoor een ticket is gekocht, vindt er, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, lid 3, binnen zeven dagen terugbetaling plaats, van

a)

30 % van de prijs van het ticket van de passagier voor alle vluchten van 1.500 km of minder, of

b)

50 % van de prijs van het ticket van de passagier voor alle vluchten binnen de Gemeenschap van meer dan 1.500 km en voor alle andere vluchten tussen de 1.500 en 3.500 km, of

c)

75 % van de prijs van het ticket van de passagier voor alle vluchten die niet onder a) of b) vallen en voor vluchten van en naar de Franse overzeese departementen.

Artikel 11

Personen met beperkte mobiliteit of met bijzondere behoeften

1.   Luchtvaartmaatschappijen die een vlucht uitvoeren geven voorrang aan personen met beperkte mobiliteit en hun eventuele begeleiders of officiële geleidehonden, alsmede aan alleenreizende kinderen.

2.   In geval van instapweigering, annulering of enigerlei vertraging hebben personen met beperkte mobiliteit en hun eventuele begeleiders, alsmede alleen reizende kinderen, er recht op dat de in artikel 9 bedoelde bijstand hun zo spoedig mogelijk wordt geboden.

Artikel 12

Verdere compensatie

1.   Deze verordening is van toepassing onverminderd de rechten van een passagier op verdere compensatie.

2.    Onverminderd de toepasselijke beginselen en voorschriften van nationaal recht, met inbegrip van de jurisprudentie, is lid 1 niet van toepassing op passagiers die vrijwillig een boeking hebben ingeleverd uit hoofde van artikel 4, lid 1, van deze verordening.

Artikel 13

Recht op schadevergoeding

1.   In gevallen waarin een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert compensatie betaalt of aan de overige verplichtingen voldoet die krachtens deze verordening op haar rusten, mag geen enkele bepaling van deze verordening worden uitgelegd als een beperking van het recht om volgens het geldend recht compensatie te verlangen van enige persoon, inclusief derden. Deze verordening beperkt met name geenszins het recht van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert om terugbetaling te eisen van een touroperator of enige andere persoon waarmee de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert een overeenkomst heeft. Ook kunnen touroperators of derden die door toedoen van de luchtvaartmaatschappij welke de vlucht uitvoert kosten hebben moeten maken of schade hebben geleden, conform deze verordening aanspraak maken op terugbetaling of vergoeding daarvan.

2.    De lidstaten dragen er via de in lid 1 omschreven toezeggingen zorg voor dat alle aanspraken op vergoeding op basis van het beginsel dat het verantwoordelijke agentschap moet betalen, ten opzichte van alle derde partijen, kunnen worden ingediend en afgedwongen.

Artikel 14

Verplichting om de passagiers over hun rechten te informeren

1.   De luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, zorgt ervoor dat bij het inchecken een goed leesbaar bericht duidelijk zichtbaar voor de passagiers is uitgehangen waarvan de tekst als volgt luidt: „Indien u niet tot uw vlucht wordt toegelaten, of indien deze is geannuleerd of voor minstens twee uur is vertraagd, vraagt u dan bij de incheckbalie of bij de boarding gate om de tekst waarin uw rechten vermeld staan, met name met betrekking tot compensatie en bijstand”.

2.   Een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert die overgaat tot instapweigering of annulering van een vlucht bezorgt iedere daardoor getroffen passagier een schriftelijke mededeling waarin de regels voor compensatie en bijstand overeenkomstig deze verordening zijn uiteengezet. Ook passagiers wier vlucht minstens twee uur vertraging heeft krijgen een soortgelijke mededeling. Tevens worden de passagiers in schriftelijke vorm gegevens verstrekt die nodig zijn om contact op te nemen met de nationale instantie als bedoeld in artikel 16.

3.   Ten behoeve van blinden en visueel gehandicapten wordt het bepaalde van dit artikel met behulp van alternatieve passende middelen toegepast.

Artikel 15

Uitsluiting van ontheffing

1.   De uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van de passagier kunnen niet worden beperkt of teniet worden gedaan door middel van bijvoorbeeld een beperkings- of ontheffingsclausule in de vervoerovereenkomst.

2.   Indien een dergelijke beperkende of ontheffingsclausule niettemin wordt aangevoerd tegen een passagier, of indien de passagier niet juist is ingelicht omtrent zijn rechten en daardoor een lagere compensatie heeft aanvaard dan die waarin is voorzien in deze verordening, heeft de passagier het recht alsnog de nodige stappen te ondernemen bij de bevoegde rechtbanken of instanties voor het verkrijgen van een aanvullende compensatie.

Artikel 16

Overtredingen

1.   Elke lidstaat wijst een instantie aan die verantwoordelijk is voor de handhaving van de verordening met betrekking tot de vluchten vanuit de zich op het grondgebied van de lidstaat bevindende luchthavens en met betrekking tot de vluchten vanuit een derde land naar deze luchthavens. In voorkomend geval neemt deze instantie de maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de rechten van de passagiers worden geëerbiedigd. De lidstaten delen de Commissie mee welke instantie overeenkomstig dit lid is aangewezen.

2.   Onverminderd artikel 12 kan een passagier een klacht indienen bij elke overeenkomstig lid 1 aangewezen instantie of iedere andere door en lidstaat aangewezen bevoegde instantie over een vermeende overtreding van deze verordening op een op het grondgebied van een lidstaat gelegen luchthaven of betreffende een vlucht vanuit een derde land naar een op dat grondgebied gelegen luchthaven.

3.   De door de lidstaten vastgestelde sancties voor overtreding van deze verordening moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 17

Verslag

De Commissie brengt uiterlijk 1 januari 2007 bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking en de resultaten van deze verordening, met name wat betreft:

de frequentie van instapweigering en annulering van vluchten;

de eventuele uitbreiding van de werkingssfeer van deze verordening tot passagiers die een overeenkomst met een communautaire luchtvaartmaatschappij hebben, dan wel een boeking voor een vlucht die onderdeel is van een pakketreis waarop Richtlijn 90/314/EEG van toepassing is, en die van een luchthaven in een derde land naar een luchthaven in een lidstaat vertrekken op vluchten die niet door communautaire luchtvaartmaatschappijen worden uitgevoerd;

de eventuele herziening van de in artikel 7, lid 1, genoemde compensatiebedragen.

Dit verslag gaat indien nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 18

Intrekking

Verordening (EEG) nr. 295/91 wordt ingetrokken.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op ... (7).

Deze verordening is bindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 225.

(2)  PB C 241 van 7.10.2002, blz. 29.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 24 oktober 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 18 maart 2003 ( PB C 125 E van 27.5.2003, blz. 63) en standpunt van het Europees Parlement van 3 juli 2003.

(4)  PB L 36 van 8.2.1991, blz. 5.

(5)  PB L 240 van 24.8.1992, blz. 1.

(6)  PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59.

(7)   Twaalf maanden na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

P5_TA(2003)0330

Levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen ***I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 95/2/EG betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (COM(2002) 662 — C5-0577/2002 — 2002/0274(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 662) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0577/2002),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0216/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Europees Parlement indien zij voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2002)0274

Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 3 juli 2003 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2003/.../EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 95/2/EG betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Levensmiddelenadditieven kunnen alleen voor gebruik in levensmiddelen worden goedgekeurd als zij voldoen aan bijlage II bij Richtlijn 89/107/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake levensmiddelenadditieven die in voor menselijke voeding bestemde waren mogen worden gebruikt (4).

(2)

Bij Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 1995 betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (5) is een lijst van levensmiddelenadditieven vastgesteld die in de Gemeenschap mogen worden gebruikt, alsmede de voorwaarden voor het gebruik daarvan.

(3)

Sedert de vaststelling van Richtlijn 95/2/EG hebben zich technische ontwikkelingen op het gebied van levensmiddelenadditieven voorgedaan. Die richtlijn moet aan deze ontwikkelingen worden aangepast.

(4)

Richtlijn 88/388/EEG van de Raad van 22 juni 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake aroma's voor gebruik in levensmiddelen en de uitgangsmaterialen voor de bereiding van die aroma's (6) bepaalt dat er een lijst wordt opgesteld van additieven die noodzakelijk zijn voor de opslag en het gebruik van aroma's en dat alle bijzondere voorwaarden met betrekking tot het gebruik van dergelijke additieven moeten worden vastgesteld die ter bescherming van de volksgezondheid of het handelsverkeer noodzakelijk kunnen zijn.

(5)

Het is wenselijk in Richtlijn 95/2/EG die maatregelen op te nemen betreffende additieven die nodig zijn voor de opslag en het gebruik van aroma's, om zo bij te dragen tot de transparantie en consistentie van de communautaire wetgeving en om de naleving van de communautaire wetgeving inzake levensmiddelenadditieven door levensmiddelenproducenten, met name in het midden- en kleinbedrijf, te vergemakkelijken. Bovendien vallen aroma's onder de definitie van „levensmiddel” van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (7).

(6)

Additieven die nodig zijn om de veiligheid en kwaliteit van aroma's te waarborgen en de opslag en het gebruik ervan te vergemakkelijken moeten worden toegestaan, maar de concentratie in die aroma's voorkomende additieven moet worden beperkt tot het minimum dat nodig is om het beoogde doel te bereiken. Voorts wordt gewaarborgd dat de consumenten op juiste, volledige en niet-misleidende wijze worden voorgelicht omtrent het gebruik van additieven.

(7)

De concentratie van een additief in een levensmiddel als gevolg van het gebruik van een aroma is doorgaans laag en het additief heeft geen technologische functie in het levensmiddel. Indien echter het additief onder bepaalde omstandigheden wel een technologische functie in het samengestelde levensmiddel heeft, dient het te worden beschouwd als additief van het samengestelde levensmiddel en niet als additief van het aroma en moeten de voor het additief in het betrokken levensmiddel geldende voorschriften van toepassing zijn, met inbegrip van de etiketteringsvoorschriften van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (8).

(8)

De levensmiddelenproducenten moeten worden ingelicht over de concentraties van alle additieven in aroma's zodat zij zich aan de communautaire wetgeving kunnen houden. Dit is in overeenstemming met Richtlijn 88/388/EEG, die voorschrijft dat van elk bestanddeel waarvoor een kwantitatieve beperking in een levensmiddel geldt, de hoeveelheid op het etiket wordt vermeld. Een kwantitatieve beperking wordt hetzij in getallen uitgedrukt hetzij door het „quantum satis”-beginsel.

(9)

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het ter verwezenlijking van de fundamentele doelstelling, het waarborgen van de eenheid van de markt en van een hoog niveau van consumentenbescherming, noodzakelijk en passend voorschriften vast te stellen inzake het gebruik van additieven in aroma's. Deze richtlijn gaat overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag niet verder dan nodig is om de nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken.

(10)

Ingevolge een verzoek van een lidstaat en het advies van het bij Besluit 97/579/EG van de Commissie van 23 juli 1997 houdende de instelling van wetenschappelijke comités op het gebied van de gezondheid van de consumenten en de voedselveiligheid (9) ingestelde Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding moet gehydrogeneerd poly-1-deceen, dat overeenkomstig Richtlijn 89/107/EEG op nationaal niveau is toegelaten, op communautair niveau goedgekeurd worden.

(11)

Bifenyl (E 230), orthofenylfenol (E 231) en natriumorthofenylfenol (E 232) zijn in Richtlijn 95/2/EG opgenomen als conserveermiddelen op en in citrusvruchten. Deze stoffen vallen echter onder de definitie van gewasbeschermingsmiddelen van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (10). Daarom dienen zij niet langer onder de werkingssfeer van Richtlijn 95/2/EG te vallen. De lidstaten en de Commissie zorgen ervoor dat er geen wettelijke leemte bestaat wat deze stoffen betreft; de toestemmingen om deze stoffen als fytosanitaire producten te gebruiken dienen zo spoedig mogelijk te worden verleend.

(12)

Op 4 april 2003 heeft het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding verklaard dat de tijdelijke aanvaardbare dagelijkse opname van E 214 tot E 219 alkylesters van p-hydroxybenzoëzuur en de natriumzouten ervan moet worden ingetrokken, indien geen nieuwe gegevens over hun opname en toxiciteit beschikbaar worden gemaakt.

(13)

Richtlijn 95/2/EG moet dus worden gewijzigd.

(14)

In Richtlijn 67/427/EEG (11) zijn de controlemaatregelen vastgesteld voor conserveermiddelen in en op citrusvruchten. Aangezien deze conserveermiddelen niet langer toegestaan zijn voor gebruik in citrusvruchten uit hoofde van Richtlijn 95/2/EG, moet Richtlijn 67/427/EEG worden ingetrokken.

(15)

Overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 89/107/EEG is het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding geraadpleegd over de vaststelling van bepalingen die gevolgen voor de volksgezondheid kunnen hebben,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 95/2/EG wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Artikel 1, lid 3, onder v), wordt gelezen:

„v)

stabilisatoren: stoffen die het mogelijk maken de fysisch-chemische toestand van een levensmiddel te handhaven. Stabilisatoren omvatten stoffen die het mogelijk maken een homogene dispersie van twee of meer onmengbare stoffen in een levensmiddel te handhaven, stoffen die een bestaande kleur van een levensmiddel stabiliseren, fixeren of intensifiëren en stoffen die het bindend vermogen van het levensmiddel verhogen, onder meer door de vorming van crosslinks tussen eiwitten waardoor afzonderlijke deeltjes tot een gereconstitueerd levensmiddel worden samengebonden."”

(2)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 1 luidt als volgt:

„1.   De aanwezigheid van een levensmiddelenadditief is toegestaan:

a)

in een niet in artikel 2, lid 3, vermeld samengesteld levensmiddel, voorzover het levensmiddelenadditief in een van de ingrediënten van het samengestelde levensmiddel is toegestaan;

b)

in een levensmiddel waaraan een aroma is toegevoegd voorzover het levensmiddelenadditief in dat aroma overeenkomstig deze richtlijn is toegestaan en via het aroma in het levensmiddel terechtgekomen is, mits het levensmiddelenadditief in het uiteindelijke levensmiddel geen technologische functie heeft, of

c)

als het levensmiddel uitsluitend bestemd is voor gebruik bij de bereiding van een samengesteld levensmiddel, voorzover het samengestelde levensmiddel beantwoordt aan de bepalingen van deze richtlijn."”

b)

het volgende lid wordt ingelast

„3.   3. Het niveau van in aroma's aanwezige additieven dient te worden beperkt tot het minimum dat noodzakelijk is om de veiligheid en de kwaliteit van de aroma's te garanderen en de opslag ervan te vergemakkelijken. Het gebruik van additieven in aroma's mag de consument bovendien niet misleiden en mag geen risico vormen voor de gezondheid van de consument. Indien het voorkomen van een additief in een levensmiddel, ten gevolge van het toevoegen van aroma's, een technologische functie in het levensmiddel heeft, wordt het beschouwd als een additief van het levensmiddel en niet als een additief van het aroma."”

(3)

De bijlagen worden gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   Uiterlijk op 1 juli 2004 herzien de Commissie en het Europees Agentschap voor de voedselveiligheid de voorwaarden voor het gebruik van de additieven E 214 tot E 219.

2.   Uiterlijk op ... (12) legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de stand van de herevaluatie van additieven. Deze herevaluatie zal vooral betrekking hebben op E 432 tot en met E 436 (polysorbaten) en E 251 en E 252 (nitraten) en E 249 en E 250 (nitrieten).

Artikel 3

Richtlijn 67/427/EEG wordt ingetrokken.

Artikel 4

1.   De lidstaten dragen zorg voor de inwerkingtreding van de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan deze richtlijn te voldoen ten einde:

de handel in en het gebruik van producten die aan deze richtlijn voldoen uiterlijk op ... (13) toe te staan,

de handel in en het gebruik van producten die niet aan deze richtlijn voldoen uiterlijk op ... (12) te verbieden. Producten die vóór die datum op de markt zijn gebracht of geëtiketteerd en die niet aan deze richtlijn voldoen, mogen echter worden verkocht zolang de vooraad strekt.

Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

2.   Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 5

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C ... van ..., blz. ...

(2)  PB C ... van ..., blz. ...

(3)  Standpunt van het Parlement van 3 juli 2003.

(4)  PB L 40 van 11.2.1989, blz. 27. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 94/34/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 237 van 10.9.1994, blz. 1).

(5)  PB L 61 van 18.3.1995, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/5/EG (PB L 55 van 24.2.2001, blz. 59).

(6)  PB L 184 van 15.7.1988, blz. 61. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 91/71/EEG van de Commissie (PB L 47 van 15.2.1991, blz. 25).

(7)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(8)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2001/101/EG van de Commissie (PB L 310 van 28.11.2001, blz. 19).

(9)  PB L 237 van 28.8.1997, blz. 18. Besluit gewijzigd bij Besluit 2000/443/EG (PB L 179 van 18.7.2000, blz. 13).

(10)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(11)  Richtlijn 67/427/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende het gebruik van bepaalde conserveermiddelen voor de oppervlaktebehandeling van citrusvruchten alsmede betreffende de controlemaatregelen voor de opsporing en de kwantitatieve bepaling van conserveermiddelen in en op citrusvruchten (PB L 148 van 11.7.1967, blz. 1).

(12)   24 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

(13)  18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

BIJLAGE

De bijlagen bij Richtlijn 95/2/EG worden als volgt gewijzigd:

(1)

In bijlage I:

a)

komt noot 2 te luiden:

„2.

De onder de nummers E 407, E 407a en E 440 vermelde stoffen mogen met suikers worden gestandaardiseerd onder de voorwaarde dat dit samen met hun nummer en aanduiding vermeld wordt."”

b)

wordt in de lijst van additieven

de vermelding E 170 vervangen door „E 170 calciumcarbonaat”

wordt voor E 466 „Cellulose gom” toegevoegd

wordt voor E469 „Enzymatisch gehydroliseerde cellulose gom” toegevoegd

(2)

In bijlage II:

a)

wordt in de gehele tekst wordt „E 170 calciumcarbonaten” vervangen door „E 170 calciumcarbonaat”

b)

wordt aan de lijst van additieven en maximumconcentraties betreffende „Cacao- en chocoladeproducten als omschreven in Richtlijn 2000/36/EG” het volgende toegevoegd:

 

„E 472c Mono- en diglyceriden van vetzuren veresterd met citroenzuur

quantum satis”

c)

wordt in de lijst van additieven en de maximumconcentratie voor „Bevroren of diepgevroren onbewerkte groenten en vruchten; gebruiksklare voorverpakte gekoelde onbewerkte groenten en vruchten; voorverpakte onbewerkte en geschilde aardappelen” het volgende toegevoegd:

 

„E 296 Appelzuur

quantum satis (uitsluitend voor geschilde aardappelen)”

d)

wordt in de lijst van additieven en de maximumconcentratie voor „Vruchtencompote” het volgende toegevoegd:

 

„E 440 Pectinen

E 509 Calciumchloride

quantum satis (uitsluitend voor vruchtencompote met uitzondering van appelcompote)"”

e)

wordt in de lijst van additieven en de maximumconcentratie voor „Mozzarella- en weikaas” het volgende toegevoegd:

 

„E 460 ii) Cellulose in poedervorm

quantum satis (uitsluitend voor geraspte en gesneden kaas)"”

f)

wordt in fine het volgende toegevoegd:

„UHT-geitenmelk

E 331 Natriumcitraten

4 g/l

Kastanjes in opgietvloeistof

E 410 Johannesbroodpitmeel

E 412 Guarpitmeel

E 415 Xanthaangom

Quantum satis”

(3)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

(A)

In deel A

a)

wordt de aanduiding „Gedeeltelijk gebakken, voorverpakte bakkerijproducten voor verkoop in de kleinhandel” vervangen door „Gedeeltelijk gebakken, voorverpakte bakkerijproducten, bedoeld voor de kleinhandel, en brood met verminderde verbrandingswaarde, bedoeld voor de kleinhandel”;

b)

wordt in fine het volgende toegevoegd:

„Rivierkreeftstaarten, gekookte en voorverpakte gemarineerde gekookte weekdieren

2000

 

 

 

 

 

Aroma's

 

 

 

1500

 

(B)

In deel C:

a)

worden de volgende vermeldingen geschrapt:

„E 230

Bifenyl, difenyl

Oppervlaktebehandeling van citrusvruchten

70 mg/kg

E 231

E 232

Orthofenylfenol (1)

Natriumorthofenylfenol (1)

Oppervlaktebehandeling van citrusvruchten

12 mg/kg

alleen of in combinatie,

uitgedrukt als orthofenylfenol

b)

wordt bij E 1105 het volgende levensmiddel toegevoegd:

 

 

„Wijn in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1493/1999 (2) en de uitvoeringsverordening (EG) nr. 1622/2000 (3)

pro memorie

(C)

In deel D:

a)

worden bij E 310, E 311, E 312 en E 320 de volgende levensmiddelen en maximumconcentraties toegevoegd:

„E 310

E 311

E 312

E 320

Propylgallaat

Octylgallaat

Dodecylgallaat

Butylhydroxyanisool (BHA)

Etherische oliën

1000 mg/kg (gallaten en BHA, alleen of in combinatie)

Andere aroma's dan etherische oliën

100 mg/kg (gallaten, alleen of in combinatie) of 200 mg/kg (BHA)"”

b)

wordt in de lijst van levensmiddelen bij E 315 en E 316 de aanduiding „Halfverduurzaamde en verduurzaamde vleesproducten” vervangen door „Gepekelde vleesproducten en verduurzaamde vleesproducten”.

(4)

In bijlage IV:

a)

worden bij E 338 tot en met E 452 het volgende levensmiddel en de volgende maximumconcentratie toegevoegd:

 

 

„Smaakstoffen

40 g/kg"”

b)

worden bij E 338 tot en met E 452 het volgende levensmiddel en de volgende maximumconcentratie geschrapt:

 

 

„Cider en perencider

2 g/l"”

c)

worden bij E 416 het volgende levensmiddel en de volgende maximumconcentratie toegevoegd:

 

 

„Aroma's

50 g/kg”

d)

worden bij E 432 tot en met E 436 de volgende levensmiddelen en maximumconcentraties toegevoegd:

 

 

„Aroma's, met uitzondering van vloeibare rookaroma's en aroma's op basis van oleoharsen van specerijen

10 g/kg

 

Levensmiddelen die vloeibare rookaroma's en aroma's op basis van oleoharsen van specerijen (4) bevatten

1 g/kg

e)

worden bij E 444 het volgende levensmiddel en de volgende maximumconcentratie toegevoegd:

 

 

„Gearomatiseerde niet-transparante alcoholhoudende dranken met een alcoholvolume-gehalte van minder dan 15 %

300 mg/l”

f)

worden bij E 551 tot en met E 559 het volgende levensmiddel en de volgende maximumconcentratie toegevoegd:

„E 310

 

Aroma's

50 g/kg (uitsluitend E 551)”

g)

worden bij E 900 het volgende levensmiddel en de volgende maximumconcentratie toegevoegd:

 

 

„Aroma's

10 mg/kg”

h)

worden bij E 903 de maximumconcentraties als volgt vervangen:

„E 903

Carnaubawas

Als glansmiddel uitsluitend voor:

 

suikerwerk (met inbegrip van chocolade)

500 mg/kg

1 200 mg/kg (uitsluitend in kauwgom)

kleine banketbakkerswaren met chocoladecoating

200 mg/kg

snacks

200 mg/kg

noten

200 mg/kg

koffiebonen

200 mg/kg

voedingssupplementen

200 mg/kg

verse citrusvruchten, meloenen, appelen, peren, perziken en ananassen (uitsluitend oppervlaktebehandeling)

200 mg/kg”

i)

worden bij E 459 de volgende levensmiddelen en maximumconcentraties toegevoegd:

„E 459

Bèta-cyclodextrine

Ingekapselde aroma's in

 

gearomatiseerde thee en gearomatiseerde instantpoeders voor dranken

500 mg/l

gearomatiseerde snacks

1 g/kg

in levensmiddelen zoals deze worden verbruikt of zoals gereconstitueerd volgens de aanwijzingen van de fabrikant”

j)

wordt in fine het volgende toegevoegd:

„E 907

Gehydrogeneerd poly-1-deceen

Als glansmiddel voor:

 

— suikerwerk

2 g/kg

— gedroogde vruchten

2 g/kg

E 1505

E 1517

E 1518

E 1520

Triethylcitraat

Diacetine

Glyceroltriacetaat (triacetine)

Propaan-1,2-diol (propyleenglycol)

Aroma's

3 g/kg uit alle bronnen in levensmiddelen zoals deze worden verbruikt of zoals gereconstitueerd volgens de aanwijzingen van de fabrikant; afzonderlijk of in combinatie). In het geval van drank bedraagt het maximumgehalte van E 1520 1 g/l.

E 1519

Benzylalcohol

Aroma's voor

 

likeuren, gearomatiseerde wijnen, gearomatiseerde dranken op basis van wijn, gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten

100 mg/l

suikerwerk, met inbegrip van chocolade, en banketbakkerswaren

250 mg/kg

uit alle bronnen in levensmiddelen zoals deze worden verbruikt of zoals gereconstitueerd volgens de aanwijzingen van de fabrikant"”

(5)

In bijlage V:

a)

wordt het volgende toegevoegd:

„E 555

Kaliumaluminiumsilicaat

In E 171 Titaandioxide en E 172 IJzeroxiden en -hydroxiden (maximaal 90 %)”

b)

voor E 468 wordt de naam „Vernet cellulose gom” toegevoegd.

(6)

In bijlage VI:

a)

wordt bij de opmerkingen na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

„Zuigelingenvoeding en bijvoedingsmiddelen bij de overgang op vast voedsel voor zuigelingen en peuters mogen E 1450 (zetmeelnatriumoctenylsuccinaat) bevatten afkomstig van de toevoeging van vitaminepreparaten of preparaten van meervoudig onverzadigde vetzuren. De hoeveelheid E 1450 in het gebruiksklare product mag niet meer bedragen dan 100 mg/kg afkomstig van vitaminepreparaten en 1000 mg/kg afkomstig van preparaten van meervoudig onverzadigde vetzuren.”

b)

In deel 4

komt de titel te luiden:

„Levensmiddelenadditieven die zijn toegestaan in dieetvoeding voor zuigelingen en peuters voor medisch gebruik als omschreven in Richtlijn 1999/21/EG (5)

wordt het volgende toegevoegd:

„E 472c

Mono- en diglyceriden van vetzuren veresterd met citroenzuur

7,5 g/l voor producten in poedervorm

9 g/l voor vloeibare producten

Vanaf de geboorte”


P5_TA(2003)0331

Bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers bij een botsing met een motorvoertuig ***I

Wetgevingsresolutie van het Europese Parlement over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers bij een botsing met een motorvoertuig en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG (COM(2003) 67 — C5-0054/2003 — 2003/0033(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 67) (1),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG—Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5—0054/2003),

gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme en de adviezen van de Commissie juridische zaken en interne markt en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid (A5-0223/2003),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0033

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 3 juli 2003 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2003/.../EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers voor en bij een botsing met een motorvoertuig en houdende wijziging van Richtlijn 70/156/EEG

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie  (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag  (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde het aantal slachtoffers van verkeersongevallen in de Gemeenschap te verminderen, is het noodzakelijk maatregelen in te voeren om de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers tegen letsel bij een botsing met de voorzijde van motorvoertuigen te verbeteren.

(2)

Een pakket actieve en passieve maatregelen ter verhoging van de veiligheid (voorkoming van ongevallen en vermindering van secundaire gevolgen door beperking van het verkeersaanbod, verbeteringen in de infrastructuur) voor kwetsbare weggebruikers, zoals voetgangers, fietsers en motorrijders, is dringend nodig in het kader van het aanstaande actieprogramma verkeersveiligheid.

(3)

De interne markt bestaat uit een gebied zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal moet worden gewaarborgd. Te dien einde is een communautair typegoedkeuringssysteem voor motorvoertuigen ingesteld. De technische voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot voetgangerbescherming moeten worden geharmoniseerd om te vermijden dat de lidstaten verschillende voorschriften hanteren en om de behoorlijke werking van de interne markt te waarborgen.

(4)

De doelstellingen inzake de bescherming van voetgangers kunnen met een combinatie van actieve en passieve veiligheidsmaatregelen worden bereikt. De desbetreffende aanbevelingen van het European Enhanced Vehicle-safety Committee (EEVC) van juni 1999 worden breed gedragen . In deze aanbevelingen worden prestatie-eisen voor de frontconstructies van bepaalde categorieën motorvoertuigen voorgesteld om de agressiviteit ervan te verminderen. Deze richtlijn presenteert tests en grenswaarden die op de aanbevelingen van het EEVC zijn gebaseerd.

(5)

De Commissie dient na te gaan of het haalbaar is het toepassingsgebied van deze richtlijn uit te breiden met voertuigen met een totaal toelaatbare massa tot 3,5 ton, en van haar bevindingen verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad.

(6)

Deze richtlijn dient te worden beschouwd als een onderdeel van een breder pakket maatregelen die de Gemeenschap, de bedrijfstak en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ten aanzien van weggebruikers, voertuigen en infrastructuur moeten nemen via uitwisseling van de beste praktijken ten behoeve van de veiligheid van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers vóór een botsing (actief), tijdens een botsing (passief) en na een botsing.

(7)

Gezien de snelle technologische ontwikkeling op dit gebied kunnen door de industrie alternatieve maatregelen — hetzij passieve maatregelen, hetzij een combinatie van actieve en passieve maatregelen — worden voorgesteld die feitelijk ten minste evenveel effect sorteren als de eisen van deze richtlijn en die vóór 1 juli 2004 door onafhankelijke deskundigen op hun haalbaarheid zullen worden onderzocht. De invoering van alternatieve maatregelen die feitelijk ten minste evenveel effect sorteren , zou impliceren dat deze richtlijn moet worden aangepast of gewijzigd.

(8)

Gezien het continue onderzoek en de aanhoudende technische vooruitgang op het gebied van voetgangerbescherming is het aangewezen om op dit gebied een zekere flexibiliteit te hanteren. Vandaar dat deze richtlijn de fundamentele bepalingen inzake voetgangerbescherming vaststelt in de vorm van tests die nieuwe voertuigtypes en nieuwe voertuigen moeten doorstaan. De technische voorschriften voor de uitvoering van deze tests zullen bij beschikking van de Commissie worden vastgesteld.

(9)

De snelle vooruitgang van de technologie op het gebied van actieve veiligheid houdt in dat systemen ter verzachting en voorkoming van botsingen meer veiligheid kunnen opleveren, bijvoorbeeld door een beperking van de botssnelheid en een aanpassing van de botsrichting; de ontwikkeling van deze technologieën dient door deze richtlijn te worden aangemoedigd.

(10)

De federaties die de Europese, Japanse en Koreaanse autoproducenten vertegenwoordigen, hebben verbintenissen aangegaan om de aanbevelingen van het EEVC met betrekking tot de grenswaarden en tests of de overeengekomen alternatieve maatregelen die ten minste hetzelfde effect sorteren, met ingang van 2010 en een eerste reeks grenswaarden en tests met ingang van 2005 op nieuwe voertuigtypes toe te passen en de eerste reeks tests met ingang van 1 juli 2010 op 80 % van alle nieuwe voertuigen, met ingang van 1 juli 2011 op 90 % van alle nieuwe voertuigen en met ingang van 31 december 2012 op alle nieuwe voertuigen toe te passen.

(11)

De voorschriften in deze richtlijn zullen ook bijdragen tot de vaststelling van een hoog beschermingsniveau in het kader van de internationale harmonisatie van de wetgeving op dit gebied sinds de in 1998 gesloten Overeenkomst van de VN/ECE betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen.

(12)

Deze richtlijn is een van de bijzondere richtlijnen die moet worden nageleefd om te voldoen aan de eisen van de EG-typegoedkeuringsprocedure die is vastgesteld bij Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (3) .

(13)

Richtlijn 70/156/EEG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Deze richtlijn is van toepassing op het frontoppervlak van voertuigen. Onder „voertuig” wordt in deze richtlijn verstaan ieder motorvoertuig volgens de definitie in artikel 2 van en bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG, van categorie M1, met een toelaatbare totale massa van niet meer dan 2,5 ton, en van categorie N1 dat van een voertuig van categorie M1 is afgeleid, met een toelaatbare totale massa van niet meer dan 2,5 ton.

2.   Deze richtlijn heeft ten doel de verwondingen bij voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers die door het frontoppervlak van de in lid 1 gedefinieerde voertuigen worden geraakt, te beperken.

Artikel 2

1.   Met ingang van 1 januari 2004 is het de lidstaten, om redenen die verband houden met de bescherming van voetgangers, niet toegestaan:

voor een type motorvoertuig de EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring te weigeren,

noch de registratie, de verkoop of het in het verkeer brengen van voertuigen te verbieden,

mits de voertuigen voldoen aan de technische voorschriften van punt 3.1 of 3.2 van bijlage I.

2.   Met ingang van 1 oktober 2005 verlenen de lidstaten niet langer:

de EG-typegoedkeuring of

de nationale typegoedkeuring,

behalve wanneer een beroep wordt gedaan op artikel 8, lid 2, van Richtlijn 70/156/EEG, voor een type voertuig om redenen die verband houden met de bescherming van voetgangers, indien niet is voldaan aan de technische voorschriften van punt 3.1 of 3.2 van bijlage I.

3.   Lid 2 is niet van toepassing op voertuigen die, wat hun essentiële aspecten van carrosseriebouw en ontwerp vóór de A-stijlen betreft, niet verschillen van voertuigtypes waarvoor vóór 1 oktober 2005 EG-typegoedkeuring of nationale typegoedkeuring is verleend en die nog niet overeenkomstig deze richtlijn zijn goedgekeurd.

4.   Met ingang van 1 september 2010 verlenen de lidstaten niet langer:

de EG-typegoedkeuring of

de nationale typegoedkeuring,

behalve wanneer een beroep wordt gedaan op artikel 8, lid 2, van Richtlijn 70/156/EEG, voor een type voertuig om redenen die verband houden met de bescherming van voetgangers, indien niet is voldaan aan de technische voorschriften van punt 3.2 van bijlage I bij deze richtlijn.

5.   Met ingang van 31 december 2012:

beschouwen de lidstaten certificaten van overeenstemming waarvan nieuwe voertuigen overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG vergezeld gaan, als niet langer geldig voor de doeleinden van artikel 7, lid 1, van die richtlijn, en

weigeren de lidstaten de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen waarvoor geen certificaat van overeenstemming overeenkomstig Richtlijn 70/156/EEG is afgegeven,

om redenen die verband houden met de bescherming van voetgangers, indien niet is voldaan aan de technische voorschriften van punt 3.1 of 3.2 van bijlage I.

6.   Vijf jaar na de datum vermeld in lid 4:

beschouwen de lidstaten certificaten van overeenstemming waarvan nieuwe voertuigen overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG vergezeld gaan, als niet langer geldig voor de doeleinden van artikel 7, lid 1, van die richtlijn, en

weigeren de lidstaten de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen waarvoor geen certificaat van overeenstemming overeenkomstig Richtlijn 70/156/EEG is afgegeven,

om redenen die verband houden met de bescherming van voetgangers, indien niet is voldaan aan de technische voorschriften van punt 3.2 van bijlage I.

Artikel 3

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2 zien de lidstaten erop toe dat de in punt 3.1 of 3.2 van bijlage I vastgestelde tests worden uitgevoerd overeenkomstig de technische voorschriften die de Commissie bij beschikking zal specificeren.

Artikel 4

De goedkeuringsinstanties van elke lidstaat sturen de Commissie maandelijks een exemplaar van het typegoedkeuringsformulier volgens het model in aanhangsel 2 van bijlage II toe voor elk voertuig dat zij in die maand overeenkomstig deze richtlijn hebben goedgekeurd.

Artikel 5

1.   Op basis van door de goedkeuringsinstanties en de betrokken partijen verstrekte relevante informatie en van onafhankelijke studies controleert de Commissie de vooruitgang die door de industrie op het gebied van voetgangerbescherming is gemaakt en voert zij vóór 1 juli 2004 een onafhankelijk onderzoek uit naar de haalbaarheid van de voorschriften in bijlage I, punt 3.2, en met name van alternatieve maatregelen — hetzij passieve, hetzij een combinatie van actieve en passieve maatregelen — die feitelijk ten minste evenveel effect sorteren. Het haalbaarheidsonderzoek berust o.a. op praktische tests en onafhankelijke wetenschappelijke studies.

2.     Als het naar aanleiding van het in lid 1 bedoelde haalbaarheidsonderzoek nodig wordt geacht de voorschriften in bijlage I, punt 3.2 aan te passen en uit te breiden met een combinatie van actieve en passieve maatregelen die ten minste hetzelfde beschermingsniveau bieden als de bestaande voorschriften in bijlage I, punt 3.2, legt de Commissie een voorstel tot wijziging van deze richtlijn ter goedkeuring voor aan het Europees Parlement en de Raad.

3.     Zolang aanpassingen van deze richtlijn beperkt blijven tot de opneming van alternatieve passieve maatregelen die ten minste hetzelfde beschermingsniveau bieden als de bestaande voorschriften in bijlage I, punt 3.2, kunnen die aanpassingen worden vastgesteld door het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang volgens de in artikel 13 van richtlijn 70/156/EEG omschreven procedure.

4.   De Commissie brengt voor 1 april 2006 en vervolgens om de twee jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de resultaten van de in lid 1 bedoelde controle.

Artikel 6

Richtlijn 70/156/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1.

In bijlage I worden de punten 9.[23] en 9.[23].1 ingevoegd:

„9.[23]

Bescherming van voetgangers

9.[23].1.

Een gedetailleerde beschrijving, inclusief foto's en/of tekeningen, van het voertuig met betrekking tot de constructie, de afmetingen, de relevante referentielijnen en de samenstellende materialen van het frontgedeelte van het voertuig (binnen- en buitenkant). Deze beschrijving dient in voorkomend geval nadere gegevens te bevatten over elk geïnstalleerd systeem voor actieve bescherming.”

2.

In bijlage III, sectie A, worden de punten 9.[23] en 9.[23].1 ingevoegd:

„9.[23]

Bescherming van voetgangers

9.[23].1.

Een gedetailleerde beschrijving, inclusief foto's en/of tekeningen, van het voertuig met betrekking tot de constructie, de afmetingen, de relevante referentielijnen en de samenstellende materialen van het frontgedeelte van het voertuig (binnen- en buitenkant). Deze beschrijving dient in voorkomend geval nadere gegevens te bevatten over elk geïnstalleerd systeem voor actieve bescherming.”

3.

In bijlage IV, deel I, wordt nummer [58] met voetnoten toegevoegd als volgt:

Onderwerp

Richtlijn

Publicatieblad

Van toepassing op

M1

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

„[58].

Bescherming van voetgangers

[.../.../EG]

L ... van ..., blz. ...

X (4)

 

 

X(6, 7)

 

 

 

 

 

 

4.

In bijlage XI, aanhangsel 1, wordt nummer [58] toegevoegd als volgt:

Nr.

Onderwerp

Richtlijn

M1 ≤ 2 500 (1) kg

M1 > 2 500 (1) kg

M2

M3

„[58]

Bescherming van voetgangers

[.../.../EG]

X”

 

 

 

5.

In bijlage XI, aanhangsel 2, wordt nummer [58] toegevoegd als volgt:

Nr.

Onderwerp

Richtlijn

M1

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

„[58]

Bescherming van voetgangers

[.../.../EG]”

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.

In bijlage XI, aanhangsel 3, wordt nummer [58] toegevoegd als volgt:

Nr.

Onderwerp

Richtlijn

M2

M3

N1

N2

N3

O1

O2

O3

O4

„[58]

Bescherming van voetgangers

[.../.../EG]”

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 7

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen deze bepalingen met ingang van 1 januari 2004 toe.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 8

Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 9

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(1)  PB C...

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 3 juli 2003.

(3)  PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

BIJLAGE I

TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

1.   TOEPASSINGSGEBIED

Deze richtlijn is van toepassing op het frontoppervlak van voertuigen. Onder „voertuig” wordt in deze richtlijn verstaan ieder motorvoertuig volgens de definitie in artikel 2 van en bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG, van categorie M1, met een toelaatbare totale massa van niet meer dan 2,5 ton, en van categorie N1 dat van een voertuig van categorie M1 is afgeleid, met een toelaatbare totale massa van niet meer dan 2,5 ton.

2.   DEFINITIES

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

2.1.

„A-stijl”: de voorste en buitenste daksteun, vanaf het chassis tot het dak van het voertuig.

2.2.

„Bumper”: het onderste deel van de frontconstructie aan de buitenkant van een voertuig. Hieronder worden alle constructies begrepen die bedoeld zijn om een voertuig te beschermen wanneer het betrokken raakt bij een frontale botsing bij lage snelheid met een ander voertuig, alsmede eventuele toebehoren bij deze constructie.

2.3.

„Voorkant motorkap”: de bovenkant van de frontconstructie aan de buitenzijde inclusief de motorkap en spatschermen, de bovenkant en zijkanten van de koplichtomkasting en eventuele andere toebehoren.

2.4.

„Bovenkant motorkap”: de buitenconstructie die het bovenoppervlak omvat van alle buitenconstructies met uitzondering van de voorruit, de A-stijlen en de constructies achter de A-stijlen. De bovenkant motorkap omvat dan ook, maar is niet beperkt tot, de motorkap, spatschermen, schutbord, ruitenwisseras en de onderzijde van de voorruitlijst. „Prestatiecriterium voor het hoofd (HPC)” is een berekening, over een gespecificeerde tijdsperiode, van de maximale, tijdens de botsing ondergane resulterende versnelling.

2.5.

„Voorruit”: de voorste beglazing van het voertuig, die voldoet aan alle relevante eisen van bijlage I bij Richtlijn 77/649/EEG (1).

2.6.

„Voertuigtype”: een categorie voertuigen die, vóór de A-stijlen, onderling niet verschillen op essentiële punten zoals:

de constructie,

de belangrijkste afmetingen,

de materialen van de buitenoppervlakken van het voertuig,

de ordening van de samenstellende delen (aan de binnen- of buitenkant),

voorzover deze kunnen worden geacht een negatief effect te hebben op de resultaten van de in deze richtlijn voorgeschreven botsproeven.

3.   TESTVOORSCHRIFTEN

3.1.

De volgende tests moeten worden uitgevoerd; de in de punten 3.1.3 en 3.1.4 gespecificeerde grenswaarden zijn echter alleen voor controledoeleinden vereist.

3.1.1.

Been-botslichaam tegen bumper:

Eén van de volgende twee been-botslichaamtests moet worden uitgevoerd:

3.1.1.1.

Onderbeen-botslichaam tegen bumper: De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h. De maximale dynamische kniebuigingshoek mag niet groter zijn dan 21,0°, de maximale dynamische knieafschuiving niet groter dan 6,0 mm en de aan de bovenkant van het scheenbeen gemeten versnelling niet hoger dan 200 g.

3.1.1.2.

Bovenbeen-botslichaam tegen bumper: De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h. De ogenblikkelijke som van de botskrachten in relatie tot de tijd mag niet hoger zijn dan 7,5 kN en het op het botslichaam uitgeoefende buigmoment niet groter dan 510 Nm.

3.1.2.

Botslichaam in de vorm van het hoofd van een kind/kleine volwassene tegen bovenkant motorkap: De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 35 km/h en een botslichaam van 3,5 kg. Het HPC-criterium mag niet hoger zijn dan 1000 over 2/3 van het testoppervlak van de motorkap en 2000 voor het resterende 1/3 van het testoppervlak.

3.1.3.

Bovenbeen-botslichaam tegen voorkant motorkap: De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid tot 40 km/h. De ogenblikkelijke som van de botskrachten in relatie tot de tijd mag niet hoger zijn dan een potentiële richtwaarde van 5,0 kN en het op het botslichaam uitgeoefende buigmoment moet worden geregistreerd en vergeleken met de potentiële richtwaarde van 300 Nm.

3.1.4.

Botslichaam in de vorm van het hoofd van een volwassene tegen voorruit: De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 35 km/h en een botslichaam van 4,8 kg. Het HPC-criterium moet worden geregistreerd en vergeleken met de potentiële richtwaarde 1000.

3.2.

De volgende tests moeten worden uitgevoerd:

3.2.1.

Been-botslichaam tegen bumper:

Eén van de volgende twee been-botslichaamtests moet worden uitgevoerd:

3.2.1.1.

Onderbeen-botslichaam tegen bumper: De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h. De maximale dynamische kniebuigingshoek mag niet groter zijn dan 15,0°, de maximale dynamische knieafschuiving niet groter dan 6,0 mm en de aan de bovenkant van het scheenbeen gemeten versnelling niet hoger dan 150 g.

3.2.1.2.

Bovenbeen-botslichaam tegen bumper: De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h. De ogenblikkelijke som van de botskrachten in relatie tot de tijd mag niet hoger zijn dan 5,0 kN en het op het botslichaam uitgeoefende buigmoment niet groter dan 300 Nm.

3.2.2.

Kinderhoofd-botslichaam tegen bovenkant motorkap: De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h en een botslichaam van 2,5 kg. Het HPC-criterium mag niet hoger zijn dan 1000 voor het volledige testoppervlak van de motorkap.

3.2.3.

Bovenbeen-botslichaam tegen voorkant motorkap: De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h. De ogenblikkelijke som van de botskrachten in relatie tot de tijd mag niet hoger zijn dan 5,0 kN en het op het botslichaam uitgeoefende buigmoment niet groter dan 300 Nm.

3.2.4.

Botslichaam in de vorm van het hoofd van een volwassene tegen bovenkant motorkap: De test wordt uitgevoerd met een botssnelheid van 40 km/h en een botslichaam van 4,8 kg. Het HPC-criterium mag niet hoger zijn dan 1000 voor het volledige testoppervlak van de motorkap.


(1)  Richtlijn 77/649/EEG van de Raad van 27 september 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het zichtveld van de bestuurder van motorvoertuigen (PB L 267 van 19.10.1977, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/630/EEG van de Commissie (PB L 341 van 6.12.1990, blz. 20).

BIJLAGE II

BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN INZAKE DE TYPEGOEDKEURING

1.   AANVRAAG OM EG-TYPEGOEDKEURING

1.1.

Krachtens artikel 3, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG moet de aanvraag om EG-typegoedkeuring van een type voertuig met betrekking tot de voetgangerbescherming worden ingediend door de fabrikant van het voertuig.

1.2.

In aanhangsel 1 wordt een model van het inlichtingenformulier gegeven.

1.3.

Aan de met de typegoedkeuringstests belaste technische dienst moet een voor het goed te keuren voertuigtype representatief voertuig ter beschikking worden gesteld.

2.   EG-TYPEGOEDKEURING

2.1.

Indien de in bijlage I bedoelde tests overeenkomstig de daarin vastgestelde specificaties en de in artikel 3 bedoelde technische voorschriften worden uitgevoerd, wordt de EG-typegoedkeuring verleend overeenkomstig artikel 4, lid 3, en, indien van toepassing artikel 4, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG.

2.2.

In aanhangsel 2 wordt een model van het EG-typegoedkeuringsformulier gegeven.

2.3.

Er wordt een goedkeuringsnummer overeenkomstig bijlage VII van Richtlijn 70/156/EEG voor elk goedgekeurd type voertuig toegekend. Een lidstaat kent een nummer slechts aan één type voertuig toe.

2.4.

Wanneer wordt nagegaan of aan de testprocedures is voldaan, moeten in geval van twijfel alle door de fabrikant verstrekte gegevens en testresultaten waarmee bij de validering van de door de keuringsinstantie uitgevoerde goedkeuringstest rekening kan worden gehouden, in aanmerking worden genomen.

3.   WIJZIGING VAN HET TYPE EN VAN DE GOEDKEURINGEN

3.1.

In geval van een wijziging van het voertuig die van invloed is op de algemene vorm van de frontconstructie van het voertuig en die naar het oordeel van de technische dienst een significant effect heeft op de testresultaten, moet de test worden herhaald.

3.2.

Bij wijziging van een overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurd type voertuig zijn de bepalingen van artikel 5 van Richtlijn 70/156/EEG van toepassing.

4.   OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUCTIE

4.1.

Maatregelen om de overeenstemming van de productie te waarborgen, worden genomen overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 van Richtlijn 70/156/EEG.

Aanhangsel 1 bij bijlage II

Image

Image

Aanhangsel 2 bij bijlage II

MODEL

(maximumformaat: A4 (210 x 297 mm)

Image

Image

Addendum

Image

Image

Image

P5_TA(2003)0332

Begroting 2004: overlegprocedure

Resolutie van het Europees Parlement over de begroting voor 2004 met het oog op de overlegprocedure voorafgaand aan de eerste lezing door de Raad (2003/2027(BUD))

Het Europees Parlement,

gelet op artikel 272 van het EG-Verdrag en artikel 177 van het Euratom-Verdrag,

gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (1), in het bijzonder bijlage III,

gezien het voorontwerp van begroting van de Commissie voor 2004,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 maart 2003 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2004 — Afdeling III — Commissie (2),

gelet op artikel 92 en Bijlage IV van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de Commissie visserij (A5-0240/2003),

A.

overwegende dat het overleg tussen het Parlement en de Raad voorafgaand aan de eerste lezing tot doel heeft de behoeften te beoordelen die de Commissie in het VOB heeft geraamd en ervoor te zorgen dat overeenstemming wordt bereikt over het peil van de landbouwuitgaven, internationale visserijakkoorden en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, en tevens een gelegenheid biedt om een overeenkomst voor te bereiden over de prioriteiten van het Parlement, inclusief proefprojecten en voorbereidende acties, en over een adequaat niveau van de betalingen,

B.

overwegende dat de begroting 2004 van essentieel belang is voor de geslaagde integratie van 10 nieuwe lidstaten in het financieel stelsel van de Europese Unie en op deze wijze moet bijdragen aan de politieke doelstelling van Europese eenmaking; dat de begroting 2004 economische, sociale en territoriale cohesie, duurzame ontwikkeling, ondernemerschap en mededinging moet bevorderen en het bedrijfsklimaat en de voorwaarden voor het creëren van werkgelegenheidskansen op de lange termijn en duurzame economische groei moet helpen verbeteren, alsook de band tussen onderwijs en ondernemerschap moet versterken,

C.

overwegende dat de financiële vooruitzichten bij Besluit 2003/429/EG: van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2003 over de aanpassing van de financiële vooruitzichten in verband met de uitbreiding (3) zijn herzien en aangepast om de toetreding van 10 nieuwe lidstaten op te vangen,

D.

overwegende dat de Commissie het eerste voorontwerp van begroting (VOB) meteen heeft ingediend als een begroting voor 25 lidstaten, waarmee zij het standpunt van het Parlement heeft gevolgd,

E.

overwegende dat het VOB 2004 is vastgesteld op 112,2 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 100,7 miljard EUR aan betalingskredieten, wat neerkomt op een stijging van 12,6 % voor de vastleggingen en 3,3 % voor de betalingen ten opzichte van de begroting 2003 die werd aangenomen voor een Europese Unie met 15 lidstaten; overwegende dat de stijging van de nietverplichte uitgaven 16,8 % bedraagt voor de vastleggingen en slechts 0,8 % voor de betalingen, terwijl de stijging van de verplichte uitgaven 6,6 % bedraagt voor de vastleggingen en 6,5 % voor de betalingen,

F.

overwegende dat de geraamde cijfers voor de huidige 15 lidstaten in het VOB 2004 neerkomen op 100,4 miljard EUR aan vastleggingen en 95,6 miljard EUR aan betalingen, wat een stijging van 0,7 % betekent voor de vastleggingen en een daling van 2,0 % voor de betalingen, die nog een stuk onder het correctiepercentage van 1,7 % liggen dat de Commissie hanteert voor de jaarlijkse technische aanpassing van de financiële vooruitzichten voor het begrotingsjaar 2004; dat de nietverplichte uitgaven voor de EU-15 dalen met 0,5 % voor de vastleggingen en met maar liefst 5,1 % voor de betalingen, terwijl de kredieten voor verplichte uitgaven stijgen met 2,4 % voor de vastleggingen en met 2,3 % voor de betalingen,

G.

overwegende dat de betalingskredieten 0,99 % bedragen van het bruto binnenlands inkomen (BBI) van de 25 lidstaten, ten opzichte van 1,04 % van het BBI van de 15 lidstaten in de begroting 2003, en dat dit het laagste percentage is sinds 1987 (0,96 % van het BNP),

H.

overwegende dat het maximumstijgingspercentage (MSP) voor niet-verplichte uitgaven, dat is vastgesteld op grond van artikel 272, lid 9 van het EG-Verdrag, 8,0 % bedraagt, wat een combinatie is van een MSP van 2,7 % voor de huidige lidstaten en van 5,3 % ten gevolge van de stijging van het BBI van de EU door de toetreding van 10 nieuwe lidstaten in 2004,

Algemeen kader

1.

is verheugd over het feit dat de Commissie het VOB heeft ingediend voor 25 lidstaten overeenkomstig de begrotingsbeginselen die uit het Verdrag voortvloeien, met name het eenheidsbeginsel zoals bepaald in artikel 4 van het Financieel Reglement, dat stelt dat de begroting alle nodige ontvangsten en uitgaven voor de Europese Unie moet ramen en goedkeuren; benadrukt dat er in de begroting geen discriminatie mag bestaan tussen de huidige 15 lidstaten en de 10 landen die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie toetreden;

2.

is van oordeel dat de huidige 15 lidstaten tussen januari en april 2004 enkel de eigen middelen naar de EU-begroting mogen overhevelen die overeenkomen met een begroting voor 15 lidstaten; is van plan in december 2003 met de Raad een politiek akkoord te bereiken over een begroting voor 25 lidstaten die de beginselen van eenheid, jaarlijkse begroting en transparantie eerbiedigt, wat niet belet dat de Voorzitter van het Parlement enkel een begroting voor 15 lidstaten kan ondertekenen die de juridische situatie op 1 januari 2004 eerbiedigt; wijst erop dat het toetredingsverdrag bepaalt dat er vóór 1 mei 2004 een aanvullende begroting moet worden ingediend om de begroting aan 25 lidstaten aan te passen; benadrukt dat de procedure moet worden geschraagd door een oprechte toezegging van de beide takken van de begrotingsautoriteit om de in de begrotingsprocedure 2004 voor 25 lidstaten overeengekomen bedragen te eerbiedigen;

3.

benadrukt dat parallel met de begrotingsprocedure de financiële meerjarenkaders van de medebeslissingsprogramma's in rubriek 3 moeten worden herzien om vanaf 1 mei 2004 ook de behoeften van de nieuwe lidstaten te dekken, zoals overeengekomen in de verklaring van april 2003 betreffende artikel 32 en bijlage XV bij het toetredingsverdrag, en dat het alles in het werk zal stellen om tijdens het overleg met de Raad in juli hierover overeenstemming te bereiken;

4.

is verheugd over de invoering van ABB (Activity Based Budgeting) in de nomenclatuur van de begroting 2004, samen met de inwerkingtreding van het nieuwe Financieel Reglement; betreurt dat de Commissie de personele middelen niet onder elk beleidsterrein heeft opgenomen en dat de huishoudelijke uitgaven in het VOB niet de reële kosten per beleidsterrein weerspiegelen; is van plan op basis van het ABB de kosten van de verschillende beleidsterreinen te beoordelen en aan zijn politieke prioriteiten te toetsen;

5.

zal de verhouding tussen huishoudelijke en beleidsuitgaven onderzoeken en herhaalt zijn standpunt dat de „uitgaven voor administratief beheer” (vroegere BA-lijnen) maximaal moeten worden beperkt om de beleidsuitgaven in de begroting op peil te kunnen houden, zonder evenwel het niveau van de RAL uit het oog te verliezen;

6.

is van plan het niveau van de betalingen verder te onderzoeken, daar er een groot onevenwicht is tussen de stijging van de vastleggingen en de betalingen voor de EU-25, terwijl de betalingskredieten voor niet-verplichte uitgaven voor de EU-15 met 2,9 miljard EUR dalen ten opzichte van de begroting 2003;

7.

wijst erop dat de marge voor betalingskredieten in het VOB 2004 10,9 miljard EUR bedraagt;

Landbouw

8.

wijst erop dat het totale bedrag van rubriek 1 voor de EU-25 (47,9 miljard EUR) stijgt met 6,9 % ten opzichte van de begroting 2003, wat overeenkomt met een stijging van 39,1 % of 1,8 miljard EUR voor rubriek 1b (plattelandsontwikkeling) en slechts 3,1 % (1,3 miljard EUR) voor rubriek 1a (gemeenschappelijk landbouwbeleid zonder plattelandsontwikkeling), omdat rechtstreekse inkomensbetalingen pas vanaf 2005 een invloed op de begroting zullen hebben;

9.

wijst erop dat de marge in het VOB 2004 voor rubriek 1a 1,4 miljard EUR bedraagt, terwijl er in rubriek 1b géén marge is, en dat de raming van de landbouwbegroting is gebaseerd op een wisselkoers EUR-US dollar van 1:1,07;

10.

stelt vast dat het percentage van de totale uitgaven van het GLB dat als van het gemeenschappelijk landbouwbeleid verplichte uitgaven wordt aangemerkt, is gedaald van 40,2 % in de begroting 2003 naar 36,8 % in het VOB 2004, en dat het aandeel van de niet-verplichte uitgaven is gestegen van 4,7 % in 2003 tot 5,8 % in 2004;

11.

vraagt opheldering over de opname van het Commissievoorstel over de tussentijdse herziening in het VOB gezien het feit dat de Raad nog geen besluit heeft genomen, en verzoekt de Commissie hierover nadere details te verstrekken en indien mogelijk de begrotingsimpact ervan in haar nota van wijzigingen aan te passen, waarbij rekening wordt gehouden met het standpunt van het Parlement;

12.

is verheugd over de aanzienlijke stijging met 31 % van de kredieten ten behoeve van de volksgezondheid en de consument in rubriek 1a (voedselveiligheid, diergezondheid, dierenwelzijn en fytosanitaire maatregelen, artikel 17 04 01 t/m 17 04 05, voormalig hoofdstuk B1-33), waarmee voldoende middelen moeten kunnen worden uitgetrokken voor de ontwikkeling van betere vaccins en testmethodes, alsook voor gezondheidscontroles aan de grenzen van de uitgebreide Unie;

13.

overweegt een speciale post te creëren voor verzekeringsregelingen voor boeren die het slachtoffer zijn van noodsituaties en rampen zoals mond- en klauwzeer, varkenspest, vogelpest en andere gelijkaardige ziektes;

14.

overweegt extra middelen ter beschikking te stellen voor de verdere ontwikkeling en toepassing van milieu-indicatoren en voor de bevordering van kwaliteitsprogramma's in de landbouw;

15.

drukt zijn bezorgdheid uit over de besnoeiingen in het VOB 2004 met 8,3 % voor afzetbevordering (05 08 05 01) en met 6,4 % voor audit van de landbouwuitgaven (hoofdstuk 05 07);

16.

benadrukt dat de globale stijging van 29 % van de kredieten voor plattelandsontwikkeling (in het ABB hoofdstuk 05 04; rubriek 1b en EOGFL, afdeling oriëntatie onder rubriek 2) tegemoetkomt aan een van de verzoeken van het Parlement in zijn richtsnoeren voor de begroting 2004; wijst erop dat de stijging voor rubriek 1b hoofdzakelijk te danken is aan de impact van de uitbreiding, en dat de stijging voor de EU-15 voor dit hoofdstuk 8,8 % bedraagt;

Visserij

17.

wijst erop dat de Commissie in de ABB-nomenclatuur een beleidsterrein heeft gecreëerd dat alle uitgaven met betrekking tot het visserijbeleid van de EU omvat (beleidsterrein 11 — visserij), zoals visserijmarkten (rubriek 1a), structurele maatregelen voor de visserij (rubriek 2), controlemaatregelen, instandhouding, gegevensverzameling en onderzoek (rubriek 3), internationale visserijovereenkomsten en -organisaties (rubriek 4) en — zoals voor elk beleidsterrein — administratieve uitgaven onder rubriek 5 (intern en extern personeel, beheersuitgaven en gebouwen) en uitgaven voor administratief beheer (rubriek 2, 3 en 4);

18.

wijst erop dat de Commissie voor het beleidsterrein visserij voor 2004 voorziet in 972,1 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 983,3 miljoen EUR aan betalingskredieten, wat neerkomt op een stijging van 46,9 miljoen EUR (5,1 %) voor de vastleggingen en een daling van 15,2 miljoen EUR (1,5 %) voor de betalingen, waarbij van het beleidsterrein visserij 73,0 miljoen EUR aan vastleggingen en 34,7 miljoen EUR aan betalingen bestemd zijn voor de nieuwe lidstaten;

19.

is van plan de aanzienlijke besnoeiingen die de Commissie voor het visserijbeleid onder rubriek 3 invoert, met name voor onderzoek en in het kader van de structuurfondsen, aan een nader onderzoek te onderwerpen; is van oordeel dat de monitoring en de controle op het gebruik van quota moeten worden verbeterd en dat een betere samenwerking terzake tussen de Commissie en de lidstaten een prioriteit is;

20.

is van plan te onderzoeken of er wel betalingskredieten voor het „sloopfonds” (artikel 11 06 10) moeten worden opgevoerd, daar de Raad nog niet heeft ingestemd met de financiering van het sloopfonds uit hoofde van de begroting 2003; verzoekt de Raad met klem zijn standpunt over de financiering van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid vast te stellen;

21.

wijst erop dat de kredieten voor internationale visserijovereenkomsten (artikel 11 03 01) licht zijn gestegen, met 1,6 miljoen EUR (0,9 %) voor de vastleggingen en 1,9 miljoen EUR (1,0 %) voor de betalingen; merkt op dat het vóór de eerste lezing van het Parlement meer details moet krijgen over de huidige onderhandelingen ter hernieuwing van overeenkomsten en protocollen, om de nodige middelen te kunnen toewijzen; verzoekt de Raad met het Parlement overeen te komen in dit artikel een onderscheid te maken tussen het deel dat betrekking heeft op de ontwikkeling van de visserijindustrie van derde landen (de zogenaamde gerichte maatregelen) en de financiële vergoeding van de Gemeenschap in ruil voor visserijrechten, om de transparantie van en de controle op de uitvoering van de EU-begroting te verbeteren;

22.

stelt vast dat de Commissie in het VOB 2004 geen kredieten heeft opgevoerd voor nieuwe visserijovereenkomsten waarover nog wordt onderhandeld, zonder dat duidelijk is of ze in 2003 of 2004 zullen worden gesloten;

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid

23.

herinnert aan de tijdens de begrotingsprocedure 2003 bereikte overeenkomst over het verstrekken van informatie aan en het raadplegen van het Europees Parlement in verband met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), met inbegrip van het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB); betreurt dat de Raad deze overeenkomst niet heeft nageleefd voor het verstrekken van financiële informatie en raadpleging van het Parlement met betrekking tot de EVDB-actie in de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië („Missie Concordia”); verzoekt de Raad bijgevolg met klem deze informatie te verstrekken en voortaan de overeenkomst te eerbiedigen;

24.

wijst op het voorstel in het VOB om de kredieten voor het GBVB opnieuw met 4 miljoen EUR (8,4 %) aan vastleggingen te verhogen ten opzichte van de begroting 2003;

25.

verwacht een duidelijke motivering van de behoefte om de GBVB-uitgaven in 2004 opnieuw te verhogen na de stijging met 17,5 miljoen EUR (58,3 %) in de begroting 2003, op basis van de politieke dialoog en met onmiddellijke en gedetailleerde informatie over de financiering en de uitvoering om de reële behoeften voor gezamenlijke GBVB-acties te identificeren, waarbij rekening moet worden gehouden met de beperkte financieringsmogelijkheden voor externe acties; zal intussen nog geen definitief besluit nemen over de GBVB-uitgaven voor 2004;

26.

is zich ervan bewust dat de politiemissie van de EU (EUPM) in Bosnië-Herzegovina blijkbaar efficiënt werkt, ondanks haar late start; vestigt niettemin de aandacht op vertragingen bij de terbeschikkingstelling van essentiële uitrusting;

Externe acties

27.

merkt op dat de verdieping van de betrekkingen met de buurlanden van de uitgebreide Unie, waarover de discussie op dit ogenblik aan de gang is (Ruimer Europa / Initiatief „Nieuwe buren”), bijkomende budgettaire behoeften als gevolg zal hebben; wijst erop dat moet worden gezorgd voor toereikende middelen in de programma's TACIS, CARDS en MEDA en mogelijk ook in een nieuw nabuurschapsinstrument; verzoekt de Commissie na te gaan of het mogelijk is hiervoor kredieten te gebruiken in de categorie externe acties, aangevuld met kredieten van de herziene categorie pretoetredingsstrategie, als en wanneer dit wenselijk is;

28.

verzoekt om een verduidelijking van de aankondiging inzake financiering voor Zuidoost-Europa voor 2004-2006 die de Commissie op de vierde parlementaire conferentie over het stabiliteitspact in het Europees Parlement op 21-22 mei 2003 heeft gedaan;

29.

benadrukt in het licht van de geplande besnoeiingen zijn steun aan maatregelen voor conflictpreventie en -oplossing alsook aan acties met betrekking tot antipersonenmijnen;

Proefprojecten en voorbereidende acties

30.

wijst erop dat de marge van 82,5 miljoen EUR die de Commissie in rubriek 3 laat voor een EU met 25 lidstaten, niet beduidend hoger is dan de marge van de afgelopen jaren voor een Unie met 15 lidstaten; benadrukt het feit dat de stijging voor andere acties, met inbegrip van medebeslissingsprogramma's, voldoende ruimte moet laten voor nieuwe programma's, proefprojecten en voorbereidende acties;

31.

herhaalt dat de voortzetting van bestaande proefprojecten en voorbereidende acties moet worden beoordeeld op grond van hun uitvoering; herinnert de Raad en de Commissie in deze fase van de procedure aan zijn intentie om de invoering te onderzoeken van nieuwe acties inzake landbouw in rubriek 1a met betrekking tot een verzekeringsregeling voor boeren, de toepassing van milieu-indicatoren en kwaliteitsprogramma's voor de voedselproductie; verzoekt de Raad terzake een standpunt in te nemen; overweegt de eventuele invoering van nieuwe acties op andere beleidsterreinen tijdens zijn eerste lezing;

32.

is gezien de recente aanpassing van de financiële vooruitzichten en de komst van de nieuwe lidstaten van mening dat het jaarlijkse bedrag voor proefprojecten en voorbereidende acties dient te worden verhoogd;

Structurele acties

33.

maakt zich zorgen over het feit dat de betalingskredieten voor de structuurfondsen voor de huidige 15 lidstaten met 4,2 miljard EUR (13,9 %) dalen ten opzichte van de begroting 2003; wijst er in dat verband op dat bij de evaluatie van dat bedrag rekening moet worden gehouden met enerzijds de ramingen van de lidstaten en anderzijds het bedrag aan vroegere vastleggingen dat nog moet worden geliquideerd en de betalingen van het lopende begrotingsjaar, en dat in dit opzicht de afsluiting van de programma's van de voorgaande periode 1994-1999 geen enkele vermindering van de kredieten rechtvaardigt; neemt er kennis van dat de betalingskredieten voor de structuurfondsen en het cohesiefonds voor de nieuwe lidstaten 1,8 miljard EUR bedragen, en de vastleggingskredieten 6,7 miljard EUR;

34.

verzoekt de Commissie een evaluatie te presenteren van de toepassing van de N+2-regel en de concrete effecten ervan, met inbegrip van een analyse van de geplande vrijmaking van middelen en de gevolgen hiervan in de loop van het jaar;

35.

verzoekt de Commissie het Parlement in te lichten over de raming van de lidstaten inzake de betalingen van de structuurfondsen voor 2004, om het gepaste niveau van de betalingskredieten te kunnen beoordelen;

Midden- en kleinbedrijf

36.

benadrukt dat het belangrijk is het MKB ook op EU-niveau te bevorderen; betreurt dat, ondanks het feit dat bevordering van het ondernemerschap en de uitdagingen van de uitbreiding een prioriteit zijn, de vastleggingskredieten in het VOB 2004 voor bepaalde begrotingslijnen voor het MKB op het peil van 2003 blijven (bijv. artikel 01 04 05 — verbetering van het financiële klimaat voor het midden- en kleinbedrijf) of zelfs dalen (bijv. hoofdstuk 02 02 — bevorderen van ondernemerschap — daalt met 21,7 % ten opzichte van de begroting 2003); is voornemens aanvullende middelen beschikbaar te stellen voor de totstandbrenging van een ambitieus MKB-beleid in de uitgebreide Unie; is van oordeel dat meer aandacht moet worden besteed aan de sociale dimensie, de werkgelegenheid en de beroepsopleiding;

Subsidies

37.

neemt kennis van de mededeling van de Commissie (COM(2003) 274) die de verschillende rechtsgrondslagen bevat voor de activiteiten die voorheen onder hoofdstuk A-30 werden gefinancierd en die als gevolg van de ABB-nomenclatuur thans een rechtsgrondslag behoeven; verzoekt de Raad met klem nauw met het Europees Parlement samen te werken om de rechtsgrondslagen vóór het einde van de begrotingsprocedure 2004 vast te stellen; herinnert eraan dat de voorkeur van het Parlement uitging naar een kaderverordening om te vermijden dat specifieke eisen opgelegd door verschillende rechtsgrondslagen uit hoofde van het desbetreffende artikel van het Verdrag, niet flexibel genoeg zouden zijn; herinnert de Commissie eraan dat juridische aspecten de beginselen niet mogen ondermijnen die zijn vastgesteld in artikel 107 van het Financieel Reglement en betrekking hebben op de uitvoering van de prioriteiten van het Europees Parlement; zal erop toezien dat na de wijziging van het subsidiestelsel geen enkele politieke prioriteit van het Europees Parlement wegvalt; is van plan alle voorstellen samen te onderzoeken om, overeenkomstig het nieuwe Financieel Reglement, een coherent wetgevend kader voor alle activiteiten van het voormalige hoofdstuk A-30 te waarborgen;

Agentschappen

38.

wijst erop dat in het VOB 2004 aan de agentschappen 212 miljoen EUR onder rubriek 3 is toegewezen, dit als gevolg van de aanzienlijke stijging voor de pas opgerichte agentschappen na de goedkeuring van hun respectieve rechtsgrond, de oprichting van twee nieuwe agentschappen en ten slotte de behoeften voor alle agentschappen met het oog op de uitbreiding; is van oordeel dat, met name in de context van de toenemende decentralisatie van de EU-activiteiten, de discipline die aan de instellingen wordt opgelegd, ook voor de agentschappen moet gelden; wijst erop dat, overeenkomstig de gezamenlijke verklaring die in het kader van de herziening van de oprichtingsbepalingen van de agentschappen werd overeengekomen, de bevoegde organen moeten proberen de kwestie van de definitieve vestigingsplaats van de agentschappen zo spoedig mogelijk te regelen;

*

* *

39.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en de agentschappen van de EU.


(1)  PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(2)  P5_TA(2003)0079.

(3)  PB L 147 van 14.6.2003, blz. 25.

P5_TA(2003)0333

Begroting 2003: uitvoeringsprofiel, kredietoverschrijvingen en gewijzigde en aanvullende begrotingen

Resolutie van het Europees Parlement over de begroting 2003: uitvoeringsprofiel, kredietoverschrijvingen en gewijzigde en aanvullende begrotingen (2003/2026(BUD))

Het Europees Parlement,

gelet op de artikelen 272 en 274 van het EG-Verdrag,

gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003 (1),

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2),

gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (3),

gelet op artikel 92 en Bijlage IV van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A5-0233/2003),

A.

overwegende dat het Parlement als tak van de begrotingsautoriteit de algemene begroting van de Europese Unie vaststelt, in overeenstemming met artikel 272 van het Verdrag,

B.

overwegende dat de Commissie de door de begrotingsautoriteit goedgekeurde begroting op eigen verantwoordelijkheid uitvoert binnen de grenzen van de beschikbare kredieten, in overeenstemming met artikel 274 van het Verdrag,

C.

overwegende dat het Parlement in het kader van de begrotingsprocedures 2001 en 2002 zijn controle op de uitvoering van de begroting in de loop van het begrotingsjaar reeds heeft versterkt,

D.

overwegende dat op interinstitutioneel niveau nieuwe instrumenten ter verbetering van de follow-up zijn opgezet, zoals wekelijkse uitvoeringstabellen en het uitvoeringsplan, dat het geplande uitvoeringsprofiel bevat voor diverse programma's,

E.

overwegende dat de algehele administratieve hervorming van de Commissie, gestart in 2000, van grote invloed kan zijn op de uitvoering van de begroting en veranderingen omvat zoals de invoering van Activity Based Management (ABM), Activity Based Budgeting (ABB), deconcentratie van externe delegaties en een betere onderlinge afstemming van de taken en middelen waarover de Commissie beschikt,

F.

overwegende dat zowel kwalitatieve als kwantitatieve analyses van de uitvoering belangrijke instrumenten zijn om te waarborgen dat de middelen (geld van de belastingbetalers) effectief worden ingezet voor het behalen van de gestelde doelen en om een verband te leggen met de begroting voor het volgend jaar bij de toewijzing van schaarse middelen,

G.

overwegende dat punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord de mogelijkheid biedt zonder rechtsgrond kredieten voor proefprojecten en voorbereidende acties vrij te maken,

H.

overwegende dat het nieuwe Financieel Reglement op 1 januari 2003 in werking is getreden,

RAL en uitvoeringsplan

1.

stelt vast dat op 30 april 2003 het totaal aan nog betaalbaar te stellen bedragen (RAL) was gestegen tot 126,1 miljard EUR, van 110,7 miljard EUR op dezelfde datum in 2002; stelt vast dat de nog te betalen verplichtingen als volgt kunnen worden onderverdeeld:

(€ miljoen)

Rubriek

RAL 30 april 2002

RAL 30 april 2003

Verschil

%

Structuurfondsen (2)

82 898

93 906

11 008

+ 13 %

Intern beleid (3)

8 838

10 761

1 923

+ 22 %

Externe maatregelen (4)

12 370

12 916

546

+ 4 %

Pretoetreding (7)

6 562

8 496

1 934

+ 29 %

TOTAAL

110 668

126 079

15 411

+ 14 %

2.

is bezorgd over deze algemene verhoging, hoewel het definitieve standpunt pas kan worden vastgesteld zodra nieuwe informatie beschikbaar is over het abnormale deel van deze RAL;

3.

herinnert aan de toezegging van de Commissie om met het VOB 2004 een actieplan voor te leggen waarin alle mogelijk abnormale RAL worden behandeld, alsook een tijdschema voor het wegwerken ervan vóór eind 2003; herinnert er tevens aan dat deze documenten gegevens moeten bevatten, onderverdeeld per lidstaat, over de onderwerpen die onder de N+2-regel vallen, alsmede informatie over de te nemen maatregelen;

4.

herinnert eraan dat in het uitvoeringsplan 2003 de politieke prioriteiten van het Europees Parlement, zoals neergelegd in de goedgekeurde begroting 2003, in aanmerking dienen te worden genomen en te worden weerspiegeld;

5.

is van mening dat er sprake is van een probleem bij het algemene debat over de RAL (buiten de puur budgettaire kringen), daar de totaalcijfers te vaak worden verward met het „abnormale” deel, zelfs binnen de instellingen zelf om maar niet te spreken van het grote publiek; is van mening dat het abnormale deel van de RAL beter zichtbaar gemaakt moet worden en dat het, als een eerste stap, afzonderlijk en regelmatig moet worden gepubliceerd in door de Commissie opgestelde documenten; is van mening dat op de middellange termijn een nieuwe terminologie en nieuwe wijzen van presentatie moeten worden ontwikkeld om het onderwerp toegankelijker te maken;

6.

stelt met tevredenheid vast dat het uitvoeringsplan voor 2003 verder zal worden uitgesplitst, zoals overeengekomen in de gezamenlijke verklaring van 25 november 2002 over mogelijke abnormale nog betaalbaar te stellen bedragen (4), hetgeen de controle van specifieke programma's in plaats van de totale begrotingslijnen mogelijk maakt; betreurt dat het uitvoeringsplan niet gelijktijdig met het VOB 2004 beschikbaar was, zoals was overeengekomen, en roept de Commissie ertoe op het plan zo spoedig mogelijk voor te leggen;

7.

verzoekt de Commissie een overzicht te verstrekken van de vastleggingskredieten die sinds 1999 niet zijn uitgevoerd, geannuleerd, vrijgemaakt of vervallen (maar dat kan verwijzen naar vastleggingen uit de vorige programmaperiode), teneinde te bepalen welk percentage van de begroting niet slechts vertraging heeft opgelopen, maar feitelijk niet is uitgegeven;

Voorbereiding op de uitbreiding

8.

is ingenomen met het feit dat de selectieprocedures voor de 500 met de uitbreiding verband houdende posten voor 2003 op schema zijn en dat het personeel volgens de planning kan worden aangeworven;

9.

roept in herinnering dat de Commissie ook in 2001 (400 posten) en 2002 (317 posten) extra posten heeft gekregen en verzoekt haar gedetailleerd aan te geven waar deze posten zijn toegewezen; is voornemens speciaal aandacht te besteden aan de vraag of bij de toewijzing van deze posten rekening is gehouden met de prioriteiten van het Parlement;

10.

verzoekt de Commissie de toekomstplannen voor het Directoraat-generaal uitbreiding te verduidelijken, met name ten aanzien van de personele middelen (rekening houdend met de behoeften voor Bulgarije, Roemenië, Kroatië, enz.), zodra de huidige uitbreiding heeft plaatsgevonden en toe te lichten in welke mate en waar personeel opnieuw zou kunnen worden ingezet;

Overschot 2002

11.

betreurt dat het overschot over 2002, dat de Commissie zal presenteren in gewijzigde begroting nr. 3/2003, 7,4 miljard EUR bedraagt;

12.

herinnert de Commissie eraan dat zij rekening dient te houden met zowel de politieke prioriteiten van het Europees Parlement als de uitvoeringspercentages wanneer zij overschrijvingen voorstelt om een doelmatiger begrotingsbeleid te voeren;

13.

wijst erop dat dit bedrag is opgebouwd uit circa 9 miljard EUR aan onderbestedingen bij de communautaire programma's in 2002, minus 1,3 miljard EUR vanwege lager dan verwachte ontvangsten en minus 0,3 miljard EUR vanwege wisselkoersschommelingen;

14.

is van mening dat het overschot over 2002 een stap voorwaarts is, gezien het feit dat het overschot over 2001, dat vorig jaar werd teruggegeven aan de lidstaten, meer dan het dubbele bedroeg, te weten 15 miljard EUR; is evenwel van mening dat een onderbesteding van 9 miljard EUR een onaanvaardbaar hoog bedrag is; vestigt met name de aandacht op de structuurfondsen, interne beleidsmaatregelen en pretoetredingssteun, waar de uitvoering achterblijft bij de verwachtingen;

Gevolgen van het nieuwe Financieel Reglement

15.

stelt met grote bezorgdheid vast dat de uitvoering over het geheel genomen in de eerste vier maanden van 2003 op een lager niveau ligt dan in dezelfde periode in 2002 en dat de Commissie hiervoor als verklaring geeft dat de nieuwe procedures (Financieel Reglement) vertragingen met zich meebrengen;

16.

vraagt zich af of er voldoende training en voorlichting is gegeven aan de diensten van de Commissie die deze ontwikkeling hadden kunnen voorkomen;

17.

is uiterst bezorgd dat ontoereikende voorlichting aan partnerlanden in de externe programma's en aan ordonnateurs in de externe delegaties een negatief effect zou kunnen hebben op de uitvoering en op de efficiëntiewinst die van het hervormingsproces en de deconcentratie wordt verwacht; vreest dat een gebrek aan tijdige informatie aan de partnerlanden een aanzienlijk aantal lopende programma's in gevaar kan brengen, in het bijzonder in verband met artikel 77 van het Financieel Reglement;

18.

verzoekt de Commissie alle noodzakelijke stappen te ondernemen om deze situatie recht te zetten, zodat de nieuwe bepalingen bijdragen tot een betere uitvoering in plaats van deze te vertragen;

Diverse rubrieken

19.

stelt met grote bezorgdheid vast dat op 25 april 2003 het uitvoeringsniveau van de vastleggingen in de rubrieken 3 en 4 aanzienlijk lager was dan op dezelfde datum in 2002; stelt echter met tevredenheid vast dat voor rubriek 7 het tegenovergestelde geldt:

€ miljoen (VK)

Rubriek

Uitvoering 30 april 2003

%

Uitvoering 30 april 2002

%

Verschil

Structuurfondsen (2)

31 022,8

91 %

30 462,2

90 %

560,6

Interne beleidsmaatregelen (3)

688,9

10 %

2 403,1

24 %

-1 714,2

Externe maatregelen (4)

1 071,1

21 %

1 477,2

28 %

-406,1

Pretoetredingssteun (7)

472,3

14 %

277,3

8 %

195

Landbouw en visserij

20.

blijft kritisch over het huidige systeem van exportsubsidies voor het vervoer van levende dieren; geeft uiting aan zijn ontevredenheid over de weigering van de Raad om de wijziging van de nomenclatuur voor de desbetreffende begrotingslijnen over te nemen, hetgeen het systeem in ieder geval transparanter zou hebben gemaakt; is voornemens de voorgestelde wijziging in toekomstige begrotingen opnieuw in te dienen;

21.

wijst erop dat volgens het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad over de ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie — Alarmsysteem nr. 4/2003 (5), de uitvoering van kredieten van subrubriek 1a (marktondersteuning) in april 2003 op het peil lagen van de indicator; is verheugd dat de uitvoering van subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling) 216 miljoen EUR boven de indicator lag;

22.

stelt vast dat de Raad geen standpunt heeft ingenomen met betrekking tot de financiering van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid en met name nog geen besluit heeft genomen tot financiering van het sloopfonds in de begroting 2003; is bereid middelen beschikbaar te stellen voor de sloop van vissersschepen in de context van de algemene evaluatie van de uitvoering van de begroting, nog voor de overschrijvingsprocedures van het einde van het jaar, zodra de lidstaten hun aanvragen hebben ingediend;

Structurele maatregelen

23.

stelt met bezorgdheid vast dat het uitvoeringspercentage van de betalingen in de eerste maanden van het jaar is verslechterd en op 30 april 2003 op 10 % (3,77 miljard EUR) lag, tegenover 14 % (4,28 miljard EUR) op dezelfde datum in 2002; is verontrust over de stijging van de uitstaande verplichtingen tot een totaalbedrag van 93,9 miljard EUR op 30 april 2003, hetgeen een stijging inhoudt van 11 miljard EUR ten opzichte van dezelfde datum in 2002;

24.

dringt er bij de Commissie op aan artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen (6) daadwerkelijk toe te passen (N+2-regel) en af te zien van elke inschikkelijke aanpak met betrekking tot de toepassing van de N+2-regel; dringt er voorts bij de Commissie op aan in de toekomst te zorgen voor volledige toepassing van de regel, voor gedetailleerde en regelmatige (elk kwartaal) informatie over het risico van vrijmaking en voor een beoordeling van de effecten ervan;

25.

verzoekt de Commissie in dit verband ook toe te lichten hoe zij artikel 77 van het Financieel Reglement denkt toe te passen en in hoeverre dit verschilt van de N+2- en N+3-regel;

26.

juicht het vereenvoudigingsproces dat door de Commissie tijdens de interministeriële bijeenkomst van 7 oktober 2002 op gang is gebracht, toe; spoort de Commissie ertoe aan dit proces voort te zetten volgens een duidelijk vastgelegd plan met tijdschema, teneinde een betere uitvoering te waarborgen; is in de eerste plaats van mening dat ambitieuzere voorstellen in het kader van de huidige verordening absoluut noodzakelijk zijn; staat in de tweede plaats op het standpunt dat de voorbereidingen voor een herziening van de regels met het oog op de toekomstige verordening nu reeds moeten worden gestart, zodat het nieuwe Parlement dat volgend jaar gekozen wordt zo spoedig mogelijk nadat het is geïnstalleerd, kan beginnen met de werkzaamheden in verband met deze verordening; roept de lidstaten en de Commissie ertoe op zich hiervoor maximaal in te spannen;

Interne beleidsmaatregelen

27.

stelt met grote bezorgdheid vast dat de uitvoering van de vastleggingen in het kader van rubriek 3 op 30 april 2003 was gedaald tot 10 % (688,9 miljoen EUR) in vergelijking met 24 % (2 403 miljoen EUR) op dezelfde datum in 2002;

28.

stelt vast dat de uitvoering van de betalingen voor de eerste vier maanden op 16 % staat, vergeleken met 15 % vorig jaar;

29.

benadrukt dat een belangrijke oorzaak van deze dalende trend is gelegen in de gebrekkige uitvoering tot dusver van titel B6 (onderzoek en technologische ontwikkeling), verreweg het grootste onderdeel van rubriek 3, waarvan het uitvoeringspercentage voor de vastleggingen (eind april) is gedaald van 29 % in 2002 tot 8 % in 2003;

30.

geeft uiting aan zijn diepe bezorgdheid over de dalende trend bij de titels B3-1 (Onderwijs en jeugd), B3-3 (Voorlichting en communicatie) en B3-4 (Sociale dimensie en werkgelegenheid), waarvan de uitvoering van de vastleggingen in de eerste vier maanden is gedaald met bijna de helft in vergelijking met 2002;

31.

stelt echter vast dat de uitvoering van de betalingen voor dezelfde titels aanzienlijk beter verloopt dan vorig jaar;

32.

neemt met voldoening kennis van de door de Commissie verstrekte informatie over de uitvoering van de begrotingslijnen voor het ondernemingsbeleid, met name de start van bepaalde initiatieven ten behoeve van de ambachtssector en kleine en micro-ondernemingen, waar door het Europees Parlement om was gevraagd;

Proefprojecten en voorbereidende acties

33.

is verheugd dat proefprojecten en voorbereidende acties zullen worden opgenomen in het uitvoeringsplan voor 2003, zoals overeengekomen in de gezamenlijke verklaring van 25 november 2002 betreffende het uitvoeringsprofiel voor de begroting van 2003 (7); is voornemens de uitvoering hiervan nauwgezet te volgen;

34.

is bezorgd over het uitvoeringspercentage per eind april 2003, dat in het merendeel van de gevallen uiterst laag was; herinnert aan de positieve dialoog met de Commissie over de „uitvoerbaarheid” van projecten en wijst erop dat na de eerste lezing bepaalde wijzigingen zijn aangebracht om een betere uitvoering te waarborgen;

35.

verzoekt de Commissie:

het initiatief te nemen tot het aanwijzen van uitvoeringsproblemen die de bestedingsdoelen in gevaar zouden kunnen brengen en het Parlement hiervan in kennis te stellen door middel van een „procedure voor vroege waarschuwing” en op basis van het uitvoeringsplan;

een schriftelijke evaluatie voor te leggen van de proefprojecten en voorbereidende acties voordat er besluiten worden genomen over het al of niet opnemen ervan in toekomstige rechtsgronden, dan wel over het schrappen ervan;

aan te geven welke dienst verantwoordelijk is voor elk van de proefprojecten/voorbereidende acties en informatie te verschaffen over de stand van de voorbereidingen/uitvoering aan de hand van bijvoorbeeld oproepen tot inschrijving, selectieprocedures, enz.;

36.

is ingenomen met de constructieve antwoorden van de Commissie met betrekking tot de proefprojecten voor het MKB, waaronder lijn B5-514 (Uitbreidingsprogramma voor KMO's); stelt echter met bezorgdheid vast dat onduidelijk is hoe coördinatie en synergie (vermijden van dubbel werk) met de bestaande programma's kan worden bewerkstelligd (CARDS, MEDA, PHARE en TACIS) en hoe werkelijke grensoverschrijdende zichtbaarheid kan worden gewaarborgd; verzoekt de Commissie duidelijkheid te verschaffen over de vraag of cofinanciering van deze externe programma's slechts een probleem is van intern beheer, dan wel of het juridische/budgettaire problemen oplevert bij de uitvoering en, indien het laatste het geval is, welke maatregelen genomen kunnen worden om alsnog te zorgen voor een goed niveau van coördinatie en grensoverschrijdende zichtbaarheid;

Externe maatregelen

37.

is uiterst bezorgd dat de uitvoering voor een aanzienlijk aantal van zowel geografische als sectorale samenwerkingsprogramma's in de eerste vier maanden van 2003 aanzienlijk lager was dan in dezelfde periode in 2002;

38.

acht de situatie met name zorgelijk voor:

de programma's voor Azië en Latijns-Amerika, die per 30 april 2003 uitvoeringspercentages voor de vastleggingen kenden van respectievelijk 2 % en 3 %, tegenover 28 % en 40 % in het voorgaande jaar; verzoekt de Commissie dan ook te zorgen voor een efficiënte uitvoering, waarbij de continuïteit van de projecten in deze twee regio's wordt gewaarborgd;

de uitvoering van het GBVB, die op 30 april 2003 slechts 4 % bedroeg, vergeleken met 56 % vorig jaar, ondanks het feit dat aanvullende kredieten noodzakelijk werden geacht en uiteindelijk door de begrotingsautoriteit zijn toegewezen in de begroting 2003;

39.

vestigt de aandacht op het probleem van de juridische status van de GBVB-operaties, ook in verband met de uitvoering van de begroting; acht het onaanvaardbaar dat oproepen tot inschrijving en contracten, waarmee middelen van de EU-begroting zijn gemoeid, worden verstrekt aan individuele hoofden van missies als GBVB-partij; verzoekt de Commissie te onderzoeken of er een speciale bepaling in het Financieel Reglement moet worden opgenomen om dit probleem op te lossen;

40.

is verheugd over de snelle overeenstemming over het vrijgeven van 79 miljoen EUR uit de reserve voor noodhulp als belangrijkste onderdeel van het steunpakket ten bedrage van 100 miljoen EUR van de Gemeenschap voor Irak; blijft benadrukken dat de situatie in Irak en de mogelijke gevolgen voor de begroting 2003 een element van onzekerheid vormen en dat de aanpak hiervan in geen geval ten koste mag gaan van de bestaande beleidslijnen in het kader van rubriek 4;

41.

herhaalt zijn standpunt dat de begrotingsautoriteit stappen moet ondernemen, met gebruikmaking van de meest geschikte instrumenten van het Interinstitutioneel Akkoord, om de begrotingslijnen voor voedselhulp en humanitaire hulp te versterken als zulks na een beoordeling en een voorstel van de Commissie noodzakelijk wordt geacht; wijst erop dat dit zou geschieden in het licht van de korting die, als onderdeel van het definitieve pakket voor rubriek 4, op deze lijnen is uitgevoerd bij het begrotingsoverleg van 25 november 2002;

42.

uit kritiek over het feit dat de Commissie een bedrag van 6,48 miljoen EUR aan kredieten, dat was overgedragen van 2002, heeft moeten schrappen omdat de uitvoeringstermijn van 31 maart niet is gehaald; is met name teleurgesteld dat deze termijn voor een aantal projecten, waaronder 2,7 miljoen EUR voor ontheemden in Colombia, op slechts één dag na niet werd gehaald; verzoekt de Commissie begrotingscontrole te onderzoeken hoe de Commissie de overschrijvingen heeft beheerd en waarom de termijn in een aantal gevallen niet is gehaald;

43.

is ingenomen met het feit dat de uitvoering van de vastleggingen voor hoofdstuk B7-54 (Westelijke Balkan) in de eerste vier maanden van het jaar is verbeterd in vergelijking met 2002 (22 % vergeleken met 6 %); is echter tegelijkertijd bezorgd dat de uitvoering van de betalingen achterloopt (8 % vergeleken met 19 %);

44.

neemt kennis van het tweede jaarverslag over het stabilisatie- en associatieproces voor Zuidoost-Europa (COM(2003) 139); is ten diepste bezorgd over het oordeel dat het tempo van hervorming laag is en dat de interne capaciteit van de landen om het voortouw te nemen in het hervormingsproces en bij het „eigenaarschap” van programma's beperkt is; benadrukt derhalve het belang van capaciteitsopbouw en institutionele versterking in het kader van het CARDS-programma;

45.

staat in het licht van de huidige situatie op het standpunt dat een bepaald niveau van conditionaliteit gehandhaafd moet blijven, teneinde de uitbetaling van communautaire middelen te kunnen koppelen aan voldoende vooruitgang en werkelijke betrokkenheid van de landen in de Balkan zelf;

46.

verzoekt de Commissie een reflectieproces/debat te starten over de begrotingsaspecten van de situatie op de Balkan na afloop van CARDS, gezien het feit dat het „terugschroeven” van CARDS reeds is gestart en er andere vormen van steun, inclusief associatieprocessen met de EU, zullen komen;

47.

is verheugd dat de Commissie voornemens is haar huidige programma voor rechtstreekse begrotingssteun aan de Palestijnse Autoriteit te vervangen door meer doelgerichte steun voor de particuliere sector en sociale voorzieningen, alsmede steun voor specifieke projecten; verzoekt zijn Werkgroep inzake rechtstreekse begrotingssteun aan Palestina deze nieuwe strategie nader te bestuderen en de gevolgen ervan voor de begroting 2003 te evalueren;

Administratieve uitgaven

48.

spreekt zijn voldoening uit over het feit dat met behulp van de vroegtijdige-financieringsoperatie (front-loading) in de begrotingsprocedure 2003, tussen en binnen de instellingen, de voorbereidingen voor de uitbreiding zijn veiliggesteld; is evenwel van mening dat het instrument van vroegtijdige financiering van administratieve uitgaven uitsluitend mag worden gebruikt als er geen andere keuzes zijn en het niet leidt tot een excessieve administratieve en procedurele belasting of juridische problemen in verband met het annualiteitsbeginsel;

49.

is verheugd dat, dankzij de vroegtijdige-financieringsoperatie, rubriek 5 in 2003 een afdoende marge kent in plaats van een tekort van 66 miljoen EUR, zoals het geval was toen het VOB 2003 werd gepresenteerd;

50.

is van mening dat een optimaal gebruik van kredieten niet mag worden belemmerd door een buitensporige rigiditeit van het begrotingsstelsel of administratieve problemen tussen instellingen; is nog immer van opvatting dat voorstellen tot vermindering van de rigiditeit van de begroting noodzakelijk zijn; is voorts van mening dat het, als gevolg van de starheid van het huidige stelsel, ook in de toekomst noodzakelijk zou kunnen zijn vroegtijdige-financieringsoperaties uit te voeren;

*

* *

51.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB L 54 van 28.2.2003.

(2)  PB L 248 van 16.9.2002.

(3)  PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(4)  P5_TA(2002)0624.

(5)  SEC(2003) 542.

(6)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.

(7)  P5_TA(2002)0624.

P5_TA(2003)0334

Handel in kinderen en kindsoldaten

Resolutie van het Europees Parlement over kinderhandel en kindsoldaten

Het Europees Parlement,

gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, dat in 1989 is aangenomen en in 1990 in werking is getreden en dat door alle lidstaten en nieuw toe te treden landen is geratificeerd,

gezien de conclusies van de Raad van 10 december 2002 waarin deze zich aansluit bij het verslag van de Werkgroep mensenrechten van de Raad (COHOM) over „Tenuitvoerlegging van de follow-up van de conclusies van de Raad algemene zaken van 25 juni 2001”,

gezien de resoluties 1379 van 20 november 2001 en 1460 van 30 januari 2003 van de VN-Veiligheidsraad over kinderen en over gewapende conflicten,

gezien de nieuwe internationale normen en instrumenten die kinderen meer bescherming bieden, zoals het Verdrag inzake de rechten van het kind en de protocollen daarbij, het Verdrag van Ottawa inzake het verbod op antipersonenmijnen, het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof en het ILO-verdrag 182 inzake het verbod op en spoedmaatregelen ter afschaffing van de ergste vormen van kinderarbeid,

gezien de VN-Millenniumverklaring (2000) en de door alle VN-lidstaten onderschreven Ontwikkelingsdoelstellingen voor het millennium,

gezien het Wereldonderwijsforum in Dakar en het afsluitende stuk daarvan ’Onderwijs voor allen: Onze collectieve toezeggingen gestand doen’ (2000),

gezien zijn voorgaande resoluties over de rechten van het kind en over kindsoldaten, met name de resolutie van 17 december 1998 over kindsoldaten (1), de resolutie van 28 januari 1999 over de bescherming van gezinnen en kinderen (2), de resolutie van 18 november 1999 over de tiende verjaardag van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind (3), de resolutie van 6 juli 2000 over kindsoldaten in Oeganda (4), de resolutie van 17 mei 2001 over kinderhandel in Afrika (5), de resolutie van 6 september 2001 over de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de VN over kinderen (6) en de resolutie van 11 april 2002 over het EU-standpunt tijdens de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de VN over kinderen (7),

gezien de resoluties van de Paritaire Parlementaire Vergadering EU/ACS van 1 april 1999 (8) en 23 maart 2000 (9) over kindsoldaten en van 21 maart 2002 (10) over gezondheidsaangelegenheden,

A.

gezien de toenemende omvang van de handel in kinderen en het opnemen van kinderen als soldaat in gevechtstroepen alsook het feit dat bepaalde categorieën kinderen bijzonder kwetsbaar zijn, met name niet-schoolgaande kinderen, meisjes, etnische minderheden, straatkinderen en AIDS-wezen,

B.

overwegende dat in de wereld jaarlijks meer dan 1,2 miljoen kinderen verhandeld worden, tien maal zoveel als op het hoogtepunt van de slavenhandel met de Verenigde Staten,

C.

overwegende dat er een verband bestaat tussen armoede en kinderhandel en de nadruk moet liggen op bestrijding van de armoede om de kinderhandel te doen verdwijnen,

D.

overwegende dat deze schandelijke handel vooral op massale schaal wordt bedreven in West-Afrika, waar volgens UNICEF jaarlijks 200.000 kinderen verhandeld worden,

E.

overwegende dat met kinderhandel wordt aangeduid het rekruteren, vervoeren, onderbrengen of opvangen van een kind met het oogmerk het seksueel te gebruiken, zijn arbeidskracht uit te buiten, het tot arbeid te dwingen of tot slaaf te maken,

F.

overwegende dat op dit moment meer dan 300.000 kinderen onder de 18 jaar, jongens zowel als meisjes, zijn opgenomen in gevechtseenheden van de regeringsstrijdkrachten en/of van de gewapende oppositie in meer dan 30 landen, waaronder het noorden van Oeganda, Liberia, de Democratische Republiek Kongo, Boeroendi, Angola, Irak, Afghanistan en Tsjetsjenië,

G.

gezien de toenemende internationale mobilisatie rond deze kwestie, met name de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de VN over kinderen en het slotdocument daarvan ’Een wereld die geschikt is voor kinderen’ (10 mei 2002), de vankrachtwording op 18 januari 2002 van het facultatief protocol inzake kinderen in gewapende conflicten bij het Verdrag inzake de rechten van het kind over het verkopen van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie, de vankrachtwording op 12 februari 2002 van het facultatief protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind over kinderen in gewapende conflicten,

H.

overwegende dat sommige van de ernstigste vormen van misbruik van kindsoldaten plaatsvinden in het gebied van de Grote Meren, dat meer dan 20.000 kinderen zijn gekidnapt en door het Verzetsleger van de Heer in Noord-Oeganda in de strijd worden geworpen en naar schatting 17.000 kinderen vechten in het Ituri-gebied in Oost-Congo;

I.

overwegende dat 21 Afrikaanse landen in 2002 de „Verklaring van Libreville” hebben aangenomen, waaruit blijkt dat de landen die het meest door de handel zijn getroffen zich bewust zijn van de ernst van het probleem en vastbesloten zijn het te bestrijden,

J.

overwegende dat het optreden van de Europese Unie volledig tekortschiet en in de begroting geen prioriteit meer krijgt, zoals blijkt uit het dalende aantal projecten op dit gebied waarvoor middelen worden uitgetrokken (10 in 1999 en 2 in 2002),

1.

roept alle lidstaten op om de internationale rechtsmiddelen ter bescherming van de rechten van kinderen onverwijld te ondertekenen, te ratificeren en uit te voeren, zoals het VN-verdrag inzake de rechten van het kind en de protocollen daarbij, het Verdrag van Ottawa inzake het verbod op antipersonenmijnen, de Statuten van het Internationaal Strafhof, het ILO-verdrag 182 en het aanvullend protocol van het VN-verdrag ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit, ten einde de handel in mensen en in het bijzonder van vrouwen en kinderen te voorkomen, te onderdrukken en te bestraffen;

2.

verzoekt de Commissie en de Raad om zich te beijveren voor de wereldwijde ratificatie van deze instrumenten — en de tenuitvoerlegging van het VN-verdrag inzake de rechten van het kind — in het kader van hun politieke dialoog met derde landen en met name de ACS-partners in het kader van het akkoord van Cotonou; dringt erop aan dat in alle partnerschapsovereenkomsten die de Europese Unie in de toekomst zal sluiten de situatie van kinderen expliciet deel uitmaakt van de politieke overeenkomst, net zoals de ontwikkeling van democratische instellingen;

3.

verlangt dat de Europese Commissie een strategie uitwerkt voor de bestrijding van armoede om de handel in kinderen tegen te gaan;

4.

onderstreept dat de bestrijding van kinderhandel en het inzetten van kindsoldaten voor de Europese Unie een politieke prioriteit moet vormen, wat bij de budgettaire onderhandelingen tot uiting moet komen in passende begrotingsmiddelen op een specifieke nieuwe lijn die het optreden van de Unie op dit gebied efficiënter en duidelijker maakt, en ook in het kader van het EOF en de regionale toewijzingen daarvoor gestalte krijgt;

5.

dringt er bij de Commissie en de Raad op aan hun toezegging om de rechten van het kind te integreren in de instrumenten van ontwikkelingssamenwerking gestand te doen door het hanteren van een twee-sporenbenadering van zowel hoofdpunten als acties die speciaal op kinderrechten zijn gericht; en voorts onverwijld strategische uitvoeringsrichtsnoeren te publiceren en het Europees Parlement op de hoogte te stellen van de vooruitgang op dit terrein;

6.

dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat alle communautaire wetgeving en al het beleid van de Unie verenigbaar is met het Verdrag inzake de rechten van het kind en dat alle nieuwe desbetreffende richtlijnen, beleidslijnen en programma's van de Unie worden getoetst op hun effect voor kinderen zodat inzicht wordt verkregen in hun mogelijke gevolgen voor kinderen;

7.

verzoekt de Europese Unie en haar lidstaten om de ontwikkelingshulp te richten op gratis, goed en voor alle kinderen toegankelijk basisonderwijs; wenst dat met steun van de EU op school en in de lokale gemeenschappen wordt gewezen op de gevaren van kinderhandel en het geweld tegen kinderen;

8.

verzoekt de Commissie en de Raad om een uitgebreid partnerschap met de internationale en regionale organisaties, onder meer de Afrikaanse Unie, te sluiten om de verhandeling en slavernij van kinderen en hun opneming in gevechtseenheden doeltreffend te kunnen bestrijden;

9.

wenst dat uitgaande van dit partnerschap overwogen wordt gratis bevolkingsregisters te scheppen in alle betrokken landen, zodat kinderen worden beschermd tegen de gevaren van verhandeling, dwangarbeid of gedwongen dienstneming in strijdkrachten, zij beter toegang krijgen tot medische zorg, sociale voorzieningen en onderwijs en er meer doorzichtigheid en democratie zou zijn met name als verkiezingen worden gehouden;

10.

is verheugd dat de West-Afrikaanse landen actief optreden en overleggen in het kader van de „Verklaring van Libreville” en spoort hen aan om in deze geest in regionaal verband nauw samen te werken om te komen tot een regionaal verdrag ter bestrijding van kinderhandel dat een protocol bevat dat voorziet in de terugkeer, repatriëring en reïntegratie van kinderen die het slachtoffer van kinderhandel zijn geworden en in samenwerking tussen de landen van herkomst, van bestemming en van doorvoer, met lokale NGO's en met multilaterale organisaties als UNICEF en de ILO;

11.

benadrukt nogmaals dat de EU meer aandacht moet geven aan onderwijs en schoolgang van kinderen, daar dit het doeltreffendste middel is om kinderhandel en -rekrutering te bestrijden, en dringt er in dit verband met name op aan om meer nadruk te leggen op de onderwijs- en opleidingsmogelijkheden voor de meest kwetsbare groepen: meisjes, weeskinderen en kinderen met AIDS; dringt er voorts op aan dat bij het afsluiten van stelsels van algemene preferenties (SAP) met derde landen een apart hoofdstuk over de situatie van kinderen wordt opgenomen, dat een rol speelt bij het evalueren van de naleving van dergelijke overeenkomsten;

12.

verlangt dat de Commissie een gemeenschappelijk EU-beleid uitwerkt met betrekking tot kinderhandel, gericht op scheppen van juridische kaders, uitvoering van wetgeving, preventieve werking, strafrechtelijke vervolging en bestraffing van de daders en bescherming en steun voor de slachtoffers;

13.

verzoekt de Commissie en de Raad op hoog niveau een vertegenwoordiger voor de rechten van het kind te benoemen in de Commissie en de Raad om te zorgen voor algehele coördinatie van, controle op en speciale aandacht voor de rechten van het kind, en op alle communautaire beleidsgebieden de belangen van het kind zwaarder te laten wegen; stelt de regeringen van de Afrikaanse landen voor dat ook zij een dergelijke post op hoog niveau in het leven roepen;

14.

verzoekt de Europese Unie en haar lidstaten maatregelen te nemen om de slachtoffers van kinderhandel te beschermen, met name door visa voor een kort verblijf af te geven en hun de nodige bijstand te verlenen;

15.

verzoekt de Commissie na te gaan of de procedures voor toegang tot Europese subsidies voor lokale NGO's die zich bezig houden met ontwikkeling en verdediging van de mensenrechten vereenvoudigd kunnen worden, binnen een kader van doorzichtigheid en aansprakelijkheid;

16.

verzoekt de Commissie en de Raad om de verklaring van Brussel over voorkoming en bestrijding van mensenhandel, die door de Raad op 8 mei 2003 is aangenomen, ten volle uit te voeren als onderdeel van hun streven om een algemeen Europees beleid ten aanzien van de mensenhandel te ontwikkelen; begroet de recente instelling van een EU-deskundigengroep inzake mensenhandel door de Commissie en wenst dat deze groep zich vooral richt op het ontwikkelen van efficiënte oplossingen voor alle aspecten van dit misdrijf;

17.

spreekt nogmaals de wens uit dat internationale arrestatiebevelen worden uitgevaardigd tegen personen die in kinderhandel gespecialiseerde netwerken organiseren en daarin deelnemen;

18.

wenst dat in het Europees Parlement tussen de desbetreffende commissies een nauwere coördinatie plaatsvindt inzake de kwestie van de kinderhandel, het verschijnsel in al zijn onderdelen wordt geïnventariseerd en aanbevelingen worden gedaan om het efficiënt te bestrijden;

19.

verzoekt de Commissie om preventieprogramma's op te stellen of te ondersteunen die met name voorzien in voorlichtingscampagnes voor communautaire en religieuze ontwikkelingswerkers en personeel dat voor en met kinderen werkt en voor de kinderen zelf;

20.

verzoekt de Commissie om activiteiten en hulpprogramma's te steunen en te bevorderen die door met voormalige kindsoldaten werkende NGO's met het oog op psychische en fysieke begeleiding en sociale en educatieve herintegratie worden ontwikkeld en uitgevoerd;

21.

dringt er bij de Raad op aan onverwijld een gemeenschappelijke strategie over kinderen in gewapende conflicten op te stellen, waarvan het uitgangspunt is goedgekeurd door de Raad op 10 december 2002 en verzoekt de Raad het Parlement formeel te raadplegen bij het vaststellen van deze gemeenschappelijke strategie en regelmatig op de hoogte te houden van de op dit terrein geboekte vooruitgang;

22.

veroordeelt ten stelligste regeringen en de gewapende oppositie die nog steeds kindsoldaten recruteren of wapens en militaire hulp leveren aan rebellenbewegingen welke kindsoldaten recruteren, met name in de regio van de Grote Meren en roept de Commissie, de Raad en de lidstaten van de Europese Unie ertoe op de recrutering en het inzetten van kindsoldaten aan te merken als ernstige schendingen van essentiële onderdelen van het Akkoord van Cotonou;

23.

verzoekt de delegaties van de Commissie om in hun documenten over de strategie per land in het kader van het deconcentratieproces rekening te houden met de rechten van kinderen en een specifiek hoofdstuk aan kinderen te wijden;

24.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten en de verschillende VN-instanties die bij deze kwestie betrokken zijn.


(1)  PB C 98 van 9.4.1999, blz. 297.

(2)  PB C 128 van 7.5.1999, blz. 79.

(3)  PB C 189 van 7.7.2000, blz. 241.

(4)  PB C 121 van 24.4.2001, blz. 401.

(5)  PB C 34 E van 7.2.2002, blz. 383.

(6)  PB C 72 E van 21.3.2002, blz. 360.

(7)  PB C 127 E van 29.5.2003, blz. 691.

(8)  PB C 271 van 24.9.1999, blz. 46.

(9)  PB C 263 van 13.9.2000, blz. 42.

(10)  PB C 231 van 27.9.2002, blz. 55 en 57.

P5_TA(2003)0335

Tsjetsjenië

Resolutie van het Europees Parlement over Tsjetsjenië

Het Europees Parlement,

gezien de bevindingen van zijn ad hoc-delegatie naar Tsjetsjenië van 15-17 juni 2003,

onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over Rusland,

gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Rusland die op 1 december 1997 in werking trad,

gezien de gemeenschappelijke strategie van de EU ten aanzien van Rusland van juni 1999, die geldt voor een periode van vier jaar,

onder verwijzing naar zijn resoluties van 10 april 2002 (1) en 16 januari 2003 (2) over Tsjetsjenië,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 november 2002 over de resultaten van de top EURusland op 11 november 2002 (3),

gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement „De grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden” (COM(2003) 104),

gezien de zesde bijeenkomst van de samenwerkingsraad EU-Rusland op 15 april 2003,

gezien de feestelijkheden ter gelegenheid van de driehonderdste verjaardag van Sint-Petersburg in 2003 en de vertegenwoordiging van de EU,

A.

overwegende dat de Republiek Tsjetsjenië al langer dan een decennium te maken heeft met een situatie van gewapende conflicten, onveiligheid en instabiliteit op alle terreinen van het leven,

B.

overwegende dat er in Tsjetsjenië op 23 maart 2003 een referendum werd gehouden, dat door de Russische autoriteiten beschouwd wordt als een belangrijke stap in de richting van stabilisatie van de situatie, maar dat dit referendum door ernstige onregelmatigheden werd gekenmerkt en niet heeft bijgedragen tot de pacificatie van de Tsjetsjeense samenleving,

C.

overwegende dat de Tsjetsjeense bevolking ongeacht haar etnische origine lijdt onder de dagelijkse gevolgen van dit conflict,

D.

overwegende dat als in alle gewapende conflicten het kwetsbare deel van de bevolking het meeste lijdt en de langetermijngevolgen zal dragen,

E.

overwegende dat de levensomstandigheden in Tsjetsjenië, met name in Grozny, rampzalig zijn en dat de watervoorziening, de riolering en het elektriciteitsnet ernstig zijn beschadigd; overwegende dat de werkgelegenheidssituatie blijkbaar erg bar is en de veiligheidsomstandigheden vanzelfsprekend erg slecht,

F.

uitermate bezorgd over het lijden van de ruim 110 000 Tsjetsjeense vluchtelingen, die onderdak hebben gevonden in de kampen in de aangrenzende republieken,

G.

overwegende dat de humanitaire organisaties bij hun werk worden gehinderd door de beperkte toegang tot Tsjetsjenië en het ontbreken van steun van Russische kant, met name wat de toestemming betreft om het nodige technische en veiligheidsmateriaal te importeren,

H.

overwegende dat de Europese Unie samen met andere internationale donors meermaals steun heeft aangeboden om de humanitaire situatie te verlichten,

I.

overwegende dat het oorspronkelijke mandaat van 1995 van de OVSE-missie in Tsjetsjenië betrekking had op vermeende schendingen van de mensenrechten, noodhulp, hulp aan vluchtelingen, conflictoplossing en ondersteunende mechanismen voor de handhaving van de openbare orde,

J.

overwegende dat een werkelijk partnerschap tussen de EU en Rusland gebaseerd moet zijn op gedeelde gemeenschappelijke waarden en dat de huidige erbarmelijke mensenrechtensituatie in Tsjetsjenië een hindernis vormt voor de volledige ontplooiing van dit partnerschap,

1.

ondersteunt de conclusies van zijn ad hoc delegatie naar Tsjetsjenië;

2.

is ingenomen met de uitnodiging van de Russische Doema aan de ad hoc-delegatie naar Tsjetsjenië en dankt de Russische autoriteiten voor de organisatie van het bezoek; beschouwt dit als een teken van openheid;

3.

is ervan overtuigd dat de EU dit afgelegen deel van het continent niet mag veronachtzamen, aangezien de waarden die de EU na aan het hart liggen, ook hier op het spel staan;

4.

is van mening dat deze oorlog diverse oorzaken heeft: de onafhankelijkheidsstrijd, een verzwakking van de rechtsstaat, met als gevolg een toename van de criminaliteit, de totstandkoming van een „mislukte staat”, duistere economische activiteiten, terrorisme en gewelddadige onderdrukking;

5.

merkt op dat alle politieke, diplomatieke, veiligheids- en civiele middelen moeten worden aangewend om het vertrouwen van de bevolkíng terug te winnen; merkt op dat er geen militaire oplossing kan zijn van het conflict;

6.

neemt nota van het feit dat de regering van de Russische Federatie al enkele maanden opschuift in de richting van een politieke oplossing, en nodigt beide partijen uit deze kans met twee handen aan te grijpen, in het bijzonder in de fase voorafgaand aan de verkiezingen van december 2003 en maart 2004; verzoekt alle partijen te werken in de richting van een staakt-het-vuren;

7.

is in dit verband tevreden met de start van de werkzaamheden in verband met een akkoord inzake autonomie tussen Tsjetsjeense functionarissen en vertegenwoordigers van de Russische regering op 30 juni, waardoor Tsjetsjenië maximale autonomie krijgt, maar volwaardig deel blijft uitmaken van de Russische Federatie;

8.

roept de Russische regering op de ’rules of engagement’ in het gebied te herzien, rekening houdend met de noodzaak de betrekkingen met de Tsjetsjeense bevolking te verbeteren;

9.

roept de Russische Federatie op zoveel mogelijke Tsjetsjeense leiders bij het vredesproces te betrekken, hetgeen zou kunnen leiden tot de oprichting van een autonome republiek binnen de Russische Federatie, waar een rechtstaat aanwezig is;

10.

herinnert eraan dat het ontbreken van een volledige verzoening en materiële wederopbouw na de eerste oorlog in Tsjetsjenië de vijandelijkheden tussen Tsjetsjenen en Russen in stand heeft gehouden en de ideale voedingsbodem was voor een breed scala van criminele activiteiten; spoort de Russische centrale regering derhalve aan de inspanningen gericht op de wederopbouw van Grozny en andere delen van Tsjetsjenië voort te zetten en op te voeren, teneinde de fundamentele voorwaarden voor politieke en sociale verzoening te scheppen; wijst erop dat het tijdens zijn bezoek getuige is geweest van de eerste tekenen van wederopbouw in Grozny;

11.

verzoekt de Commissie en de Raad hun diensten aan te bieden en elke andere diplomatieke activiteit tot beëindiging van het geweld te steunen;

12.

veroordeelt alle terroristische aanslagen in Tsjetsjenië; is van mening dat de totale uitroeiing van het terrorisme in deze provincie deel uitmaken van de internationale bestrijding van het terrorisme;

13.

herhaalt zijn bezorgdheid over en krachtige veroordeling van de voortdurende massale schendingen van het humanitaire recht en de mensenrechten, die door Russische strijdkrachten tegen de burgerbevolking worden begaan, welke oorlogsmisdaden en de misdaden tegen de mensheid vormen, die het onderwerp zouden moeten vormen van gerechtelijke onderzoeken en vervolgingen, evenals dat het geval zou moeten zijn met de aanvallen, schendingen en kidnappingen die door paramilitaire groeperingen en guerrillabenden worden gepleegd;

14.

dringt er bij de Russische Federatie op aan het volledige OVSE-mandaat te vernieuwen, in die zin dat het niet beperkt mag zijn tot alleen het coördineren van humanitaire bijstand in de regio, maar ook alle voormalige taken van de OVSE-missies moet omvatten;

15.

roept de Russische regering op de toegang van internationale humanitaire organisaties zoals ECHO, UNICEF, het personeel van de Raad van Europa, de OVSE, de VN, NGO's en in het bijzonder humanitaire gezondheidsorganisaties tot de regio mogelijk te maken, en voor hun veiligheid te zorgen en toestemming te geven voor de invoer van de noodzakelijke technische en veiligheidsapparatuur;

16.

verzoekt de Russische autoriteiten hun inspanningen op te voeren om Arjan Erkel, hoofd van de MsF-delegatie in Dagestan, ontvoerd in augustus 2002, in vrijheid terug te vinden;

17.

onderstreept dat de terugkeer van ontheemden een doelstelling moet zijn, maar dat deze terugkeer vrijwillig moet zijn en gebaseerd moet zijn op een reële verbetering van de levensomstandigheden in Tsjetsjenië, in het bijzonder wat de veiligheid betreft;

18.

herinnert eraan dat de wederopbouw van Tsjetsjenië afhankelijk is van de totstandbrenging van een langdurige vrede in de regio en van het op gang brengen van een volledige verzoening; benadrukt dat, hoewel Rusland in de eerste plaats verantwoordelijk is, de EU bereid is de Russische regering en de Tsjetsjeense autoriteiten in dit proces bij te staan;

19.

is tevreden met het besluit van de Commissie meer middelen uit te trekken voor humanitaire hulp aan de Tsjetsjeense vluchtelingen;

20.

beschouwt het referendum als een eerste stap in de richting van normalisatie in de regio, maar dringt aan op een permanent politiek proces waarbij alle delen van de Tsjetsjeense maatschappij zijn betrokken, met het oog op het houden van werkelijk democratische en volledig representatieve verkiezingen tegen het eind van het jaar;

21.

verzoekt de Commissie nu al een mogelijk programma voor rehabilitatie in Tsjetsjenië voor te bereiden; is van mening dat met name onderwijsprogramma's, zoals steun voor beroepsopleiding en voor hogere opleidingsprogramma's, dringend nodig zullen zijn voor de rehabilitatie van een hele generatie jongeren, die ernstig gevaar lopen door het decenniumlange gewapende conflict;

22.

verzoekt de Raad een langetermijnproject voor toezicht op de verkiezingen op te starten, om de voorbereiding te ondersteunen van vrije en eerlijke verkiezingen;

23.

verzoekt de Raad en de lidstaten Tsjetsjenië in hun vergaderingen met de Russische Federatie ter sprake te brengen, opdat deze kwestie niet aan de internationale aandacht en zorgen ontsnapt;

24.

verzoekt de Raad en de lidstaten de Russische leiders te herinneren aan de universele waarden die Rusland als lid van de Raad van Europa en de Verenigde Naties heeft onderschreven en zich te onthouden van pogingen om onderlinge kritiek op dit niveau te vermijden;

25.

verzoekt de Raad om in samenwerking met het Europees Parlement een conferentie over Tsjetsjenië voor te bereiden, waarvoor de Russische autoriteiten, vertegenwoordigers van alle delen van de Tsjetsjeense maatschappij, de OVSE en de Raad van Europa worden uitgenodigd;

26.

dringt nogmaals bij de Raad aan op de benoeming van een speciale afgevaardigde voor het Kaukasus-gebied, teneinde het profiel van de EU in de regio aan te scherpen en een effectievere bijdrage te kunnen leveren tot oplossing van de actuele problemen aldaar;

27.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regering en het parlement van Rusland.


(1)  PB C 127 E van 29.5.2003, blz. 585.

(2)  P5_TA(2003)0025.

(3)  P5_TA(2002)0563.

P5_TA(2003)0336

Voorbereiding van de bijeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie

Resolutie van het Europees Parlement over de voorbereiding van de Vijfde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie (Cancun, Mexico, 10-14 september 2003)

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 november 1999 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Parlement over de benadering van de WTO-millenniumronde door de Europese Unie (1), zijn resolutie van 15 december 1999 over de Derde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Seattle (2) en zijn resolutie van 13 maart 2001 met de aanbevelingen van het Parlement aan de Commissie over de onderhandelingen in het kader van de ’built-in’-agenda (3),

onder verwijzing naar de resultaten van de Vierde ministersconferentie van de WTO van 14 november 2001 in Doha en naar zijn resolutie over de Vierde ministersconferentie van de WTO (4) en zijn resolutie van 25 oktober 2001 over de vierde ministersconferentie van de WTO,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 maart 2003 over de Algemene Overeenkomst betreffende Handel en Diensten (GATS) in het kader van de WTO, met inbegrip van de culturele verscheidenheid (5), zijn resolutie van 12 februari 2003 over de WTO-onderhandelingen over de handel in landbouwproducten (6), zijn resolutie van 4 juli 2002 over fundamentele arbeidsnormen (7) en zijn resolutie van 25 oktober 2001 over openheid en democratie in de internationale handel (8),

1.

beklemtoont dat het welslagen van de Doha-ontwikkelingsronde een belangrijke impuls blijft voor een wereldwijde economische groei en voor de versterking van multilateralisme en ’global governance’; herhaalt dat het zich inzet voor hervorming van het wereldhandelsstelsel in het belang van eerlijkheid, democratie, duurzame ontwikkeling en de bestrijding van armoede; betuigt zijn instemming met de algemene onderhandelingsaanpak zoals neergelegd in het mandaat van de Raad voor de Derde ministersconferentie van de WTO in Seattle en doet een beroep op alle WTO-leden om de nodige concrete besluiten te nemen in Cancun ten einde binnen de overeengekomen termijnen tot een ’single undertaking’ (alles-of-niets-akkoord) te komen;

2.

verzoekt de Commissie derhalve ertoe bij te dragen dat ervoor wordt gezorgd dat de onderhandelingen die voorafgaand aan en in Cancun plaatsvinden alomvattend en transparant zijn en zo eerlijk mogelijk, rekening houdend met alle partijen worden gevoerd;

Ontwikkeling

3.

is van mening dat de ontwikkelingsronde van Doha de ultieme test is voor het vermogen van de WTO om de onevenwichtigheden in het mondiale handelssysteem te corrigeren, te zorgen voor een billijker verdeling van de voordelen van handel en duurzame ontwikkeling te bevorderen; acht het met het oog hierop van wezenlijk belang dat de geïndustrialiseerde landen aan de ontwikkelingslanden zeer omvangrijke aanbiedingen doen inzake de geleidelijke opheffing van alle subsidies voor de uitvoer van landbouwproducten, in de sectoren toegang tot de markt van industrie- en landbouwproducten en tenuitvoerleggingskwesties, met inbegrip van een zo volledig mogelijke en doelmatige bijzondere en gedifferentieerde behandeling, in het kader waarvan aan de meest kwetsbare ontwikkelingslanden doeltreffende preferenties worden toegekend en zij de mogelijkheid krijgen hun binnenlandse markt te beschermen en hun gegarandeerde voedselvoorziening te waarborgen totdat zij een voldoende hoog ontwikkelingsniveau hebben bereikt;

4.

herinnert eraan dat de WTO-onderhandelingen bedoeld zijn voor het bevorderen van de economische groei van alle handelspartners en voor het ontwikkelen van de ontwikkelings- en minst ontwikkelde landen, en dat het succes van de WTO-onderhandelingen moet worden afgemeten aan de verwezenlijking van deze prioritaire doelstelling;

5.

is nog altijd bezorgd dat een groot aantal ontwikkelingslanden niet volledig heeft meegeprofiteerd van hetgeen tijdens de vorige ronde is bereikt en vaak niet in staat is de nodige middelen te mobiliseren om volledig aan de WTO-onderhandelingen deel te nemen en hun eigen rechten binnen te WTO te verdedigen;

6.

steunt, gezien de inzet voor de Ontwikkelingsagenda van Doha, het verzoek van de Afrikaanse landen om een evenwichtig en eerlijk resultaat van de onderhandelingen, dat eveneens met name de nodige maatregelen dient te omvatten met het oog op toepassing van de beginselen van vrije en eerlijke handel in grondstoffen;

7.

is van oordeel dat de Europese Unie een krachtiger alliantie met de ontwikkelingslanden moet sluiten en hun recht moet verdedigen op niet gelijke betrekkingen met de EU in het kader van regionale akkoorden, zoals het partnerschapsakkoord ACS-EU, die van wezenlijke betekenis zijn voor de ontwikkeling van deze landen;

8.

wijst met nadruk op de noodzaak om het vermogen tot capaciteitsopbouw te versterken door middel van de nodige technische bijstand die niet alleen moet worden gericht op een verbetering van de kennis van de vigerende regels in de betrokken landen, maar deze landen vooral ook moet helpen om hun commerciële en exportcapaciteit te ontwikkelen, hun productiebases te diversifiëren en hun inkomstenbronnen uit douanerechten te vervangen door andere fiscale bronnen;

9.

dringt erop aan dat met spoed een oplossing voor het vraagstuk van de toegang tot geneesmiddelen wordt gevonden, waardoor de mogelijkheden van WTO-leden om hun volksgezondheid te beschermen niet worden beperkt; herinnert eraan dat het opleggen van nieuwe beperkingen voor hetzij de categorieën van problemen op het gebied van de volksgezondheid hetzij de categorieën van landen waarop het mechanisme van de dwanglicentie inzake import van toepassing is, evenals elk initiatief dat erop gericht zou zijn om het al dan niet toereikend zijn van plaatselijke productiecapaciteit te kwantificeren en tot een uitspraak daarover te komen, een schending zou betekenen van de geest van de verklaring van Doha; beklemtoont dat alle noodzakelijke maatregelen moeten worden genomen om de wederexport van goedkope geneesmiddelen naar Europa te voorkomen;

10.

herinnert eraan dat het het feit veroordeelt dat de Verenigde Staten een akkoord blokkeren over TRIP's en geneesmiddelen dat door alle andere leden van de WTO is aanvaard en dat aansluit op de toezeggingen die zij in Doha hebben gedaan; verwerpt de druk die onlangs door de Verenigde Staten op een aantal ontwikkelingslanden is uitgeoefend opdat deze afzien van hun recht generieke geneesmiddelen in te voeren;

Markttoegang voor landbouwproducten

11.

gelooft in de noodzaak van een substantiële verlaging, met het oog op de afschaffing ervan, van de uitvoersubsidies en de interne steun van alle WTO-leden, met uitzondering van aan niet-handelsoverwegingen gekoppelde interne steun; verzoekt alle geïndustrialiseerde landen, en met name de VS, om zich met het oog op de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid aan te sluiten bij de toezeggingen van de EU;

12.

dringt aan op een uitgebreidere erkenning van de niet-handelsaspecten van het landbouwbeleid door intensivering van steunmaatregelen ten behoeve van de landbouw die geen handelsdistorsies met zich meebrengen via de „green box”, om te waarborgen dat juist gerichte en doorzichtige steunmaatregelen ter bevordering van milieu- en plattelandsontwikkeling, werkgelegenheid en dierenwelzijn worden uitgezonderd van toezeggingen tot beperking, en op verduidelijking van de indeling in „green, blue en amber boxes”;

13.

onderstreept dat een succesvolle afsluiting van de onderhandelingen over de markttoegang voor landbouwproducten een van de meest belangrijke onderdelen van de ’single undertaking’ is; dringt er bij alle belangrijke partners, inclusief de VS en de Cairnsgroep, op aan om blijk te geven van grotere flexibiliteit; is van mening dat alle geïndustrialiseerde landen akkoord moeten gaan met een aanzienlijke en vervroegde verlaging van de landbouwtarieven en met minder kwantitatieve beperkingen voor de import van landbouwproducten uit ontwikkelingslanden en uit de minst ontwikkelde landen, en de ontwikkelingslanden en minst ontwikkelde landen de soepelheid moeten gunnen waaraan zij behoefte hebben met betrekking tot toegang tot de markt en binnenlandse steuntoezeggingen in het belang van hun boeren die voor eigen gebruik produceren en van hun behoeften op het gebied van landbouw voor eigen gebruik en ontwikkeling en gegarandeerde voedselproductie; spreekt zijn waardering uit voor het voorstel een zogeheten gegarandeerde voedselproductiebox in te voeren;

14.

maakt zich ongerust over de ineenstorting van de prijzen van voor de ontwikkeling essentiële producten, zoals koffie; is van oordeel dat de EU het recht moet verdedigen op de invoering van mechanismen van garantieprijzen voor producten die van essentiële betekenis zijn voor de ontwikkeling;

15.

is van mening dat de EU en alle ontwikkelde landen aanvullende maatregelen moeten nemen om het inkomen van de armste ontwikkelingslanden te verbeteren door hen te steunen bij het diversifiëren van de productie en het opvoeren van de export van ter plaatse verwerkte hoogwaardige producten naar hun markten;

Voorzorgbeginsel

16.

wijst met nadruk op de noodzaak om in de GATT duidelijkheid te scheppen over de inhoud van het ’voorzorgbeginsel’ teneinde misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen; pleit voor de formule die werd overeengekomen op de Conferentie over milieu en ontwikkeling in Rio en dringt erop aan dat deze definitie in de WTO wordt erkend; is van mening dat er niet meer ruimte voor protectionistische maatregelen moet komen, maar dat er meer duidelijkheid moet worden geschapen over wat wel en wat niet WTO-compatibel is;

Toegang tot de industriële markt

17.

wijst met nadruk op de noodzaak dat overeenstemming wordt bereikt over de modaliteiten voor de toegang tot de markt voor industriegoederen die de grote ambities van het mandaat van Doha weerspiegelen; is van mening dat tariefpieken, hoge tarieven en tariefescalatie moeten worden teruggedrongen of uitgebannen en dat tariefverlagingen moeten worden doorgevoerd in alle sectoren zonder beschermingsconstructies voor specifieke sectoren; verzoekt de WTO-leden het in Doha overeengekomen niet-wederkerigheidsbeginsel in acht te nemen;

18.

onderstreept dat de industrie blijft kampen met wijdverbreide handelsbelemmeringen nadat de grens gepasseerd is, zodat geen betere toegang tot de markt kan worden verkregen; verlangt dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen legitieme regelgeving en maatregelen die leiden tot ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen; stelt voor een WTO-register aan te leggen met alle importregelingen van WTO-leden, gekoppeld aan de verplichting om wijzigingen daarin door te geven aan de WTO teneinde de export door kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken;

19.

wijst er nogmaals op dat de EU-tarieven voor textiel en kleding reeds aanzienlijk zijn verlaagd; verzoekt alle WTO-leden de voorwaarden voor de markttoegang voor deze sector te verbeteren door middel van tariefharmonisatie en opheffing van alle non-tarifaire belemmeringen; verzoekt de Commissie om maatregelen te ontwikkelen en faciliteiten te creëren die het gebruik van preferenties door de minstontwikkelde landen moeten vergemakkelijken;

TRIP's

20.

onderstreept, in het kader van de TRIP's, het belang voor producenten en consumenten van de tenuitvoerlegging, binnen de overeengekomen termijn, van de regels inzake handelsmerken; dringt aan op de aanscherping van deze regels en verlangt dat speciale aandacht wordt besteed aan de problemen in verband met ontwerpen en modellen en de internationale uitputting van handelsmerkrechten alsmede aan maatregelen tegen namaak en piraterij;

21.

is van oordeel dat de toepassing van geografische aanduidingen om kwalitatief hoogstaande voedingsmiddelen uit de regio's van de EU te beschermen, aanzienlijk zal bijdragen tot plattelandsontwikkeling, en dringt er bij de Commissie op aan om zich intensief te blijven inzetten voor de instelling van een systeem van kennisgeving en registratie voor dergelijke producten naast die voor wijn en sterke dranken;

22.

neemt nota van het feit dat in het bijzonder het laatste voorstel veel steun krijgt van ontwikkelingslanden, die constateren dat namen die traditioneel met hun producten worden geassocieerd door westerse producenten worden ’gestolen’; verwelkomt ook dat de EU het voortouw neemt bij het opstellen van nuttige voorstellen voor het verduidelijken van de band tussen TRIP's en het Verdrag inzake biodiversiteit, traditionele kennis en folklore, en voor het versterken van de rechten van landbouwers, en betreurt dat de gesprekken over al deze onderwerpen in een impasse zijn terechtgekomen;

23.

betreurt dat er nauwelijks uitzicht bestaat op een algemenere studie naar de impact van TRIP's op ontwikkelingslanden, hetgeen het voornaamste doel zou moeten zijn van de continustudie naar de implementatie van TRIP's krachtens artikel 71, lid 1; dringt er met klem op aan dat dit bredere vraagstuk in Cancun een centralere plaats in de ontwikkelingsagenda van Doha krijgt, omdat het anders geen daadwerkelijke ontwikkelingsronde is;

Singapore-thema's

24.

onderkent het economische belang voor EU-marktdeelnemers, alsmede de mogelijke ontwikkelingsvoordelen van multilaterale overeenkomsten op terreinen als mededinging, investeringen, handelsbevordering en overheidsaankopen, en steunt het officiële van start gaan van onderhandelingen over de zogenaamde Singapore-kwesties, uitsluitend op basis van de expliciete consensus van alle WTO-leden;

25.

is echter van mening dat, willen deze voordelen zich concretiseren, dringend iets moet worden gedaan aan de legitieme zorgen van ontwikkelingslanden ten aanzien van de complexiteit en de reikwijdte van de onderhandelingen; is van mening dat hierbij ook de verzekering moet worden gegeven dat ontwikkelingslanden redelijke beperkingen en voorwaarden kunnen opleggen, wanneer duidelijk is dat hun nationale economische belangen in het geding zijn; is van mening dat ook aanzienlijke technische bijstand gewaarborgd moet zijn om de onderhandelaars van de ontwikkelingslanden in staat te stellen volledig en doeltreffend aan deze onderhandelingen deel te nemen;

Regelgeving

26.

onderstreept dat een bevredigende oplossing voor de handelsbeschermingsinstrumenten een absolute voorwaarde is voor de succesvolle beëindiging van de ronde en verwacht zowel van de geïndustrialiseerde landen als van de ontwikkelingslanden dat zij kiezen voor een aanpak die meer op regelgeving is gebaseerd; is van oordeel dat de procedurele regels, de regels inzake transparantie en de regels inzake ontwijking moeten worden verbeterd en dat er een sneller mechanisme voor de instelling van panels moet komen;

27.

dringt aan op grotere transparantie met betrekking tot algemene subsidies door de verplichting tot kennisgeving te handhaven en ook regelingen als verborgen O&O-subsidies, door de overheid gecontroleerde entiteiten en ’local content’-subsidies in aanmerking te nemen;

28.

wijst met betrekking tot subsidies voor de visserij met nadruk op het belang van het herstel van een duurzame visserij; is van mening dat subsidies ter verlichting van de sociale gevolgen van capaciteitsreductie of als bijdrage tot capaciteitsreductie derhalve moeten worden toegestaan; is van mening dat subsidies die de productie aanmoedigen moeten worden verboden;

Milieu

29.

stelt zich op het standpunt dat het einddoel onder andere de opname van bepalingen met garanties betreffende milieuduurzaamheid moet zijn: volledige integratie van het voorzorgbeginsel in de WTO-regels; bescherming van de MMA's tegen ongerechtvaardigde aanvallen binnen de WTO; een nauwere band tussen de WTO en internationale milieu-organen, in het bijzonder UNEP; versterking van de MMA's en ontwikkeling van speciale MMA-geschillenregelingen; en nadere bestudering van de manier waarop WTO-regels van toepassing zijn op verwerkings- en productiemethoden, alsook van de manier waarop de bewijslast bij milieu- en openbare-veiligheidskwesties op de importerende landen rust;

30.

is van mening dat de WTO-regels en -besluiten steun moeten geven aan, en niet belemmerend mogen werken voor, de doelstellingen en de efficiëntie van de MMA's; vindt het toepassingsgebied van de onderhandelingen krachtens paragraaf 31, onder i), van de ministersverklaring van Doha te beperkt en te gedetailleerd gedefinieerd; geeft derhalve steun aan een onafhankelijk initiatief voor het bespreken van de band tussen de WTO en de MMA's;

GATS

31.

stelt vast dat de onderhandelingen betreffende de eerste aanbiedingen in het kader van de GATS-besprekingen nog steeds gaande zijn en dat het niet de bedoeling is dat daarover in Cancun besluiten worden genomen; dringt er desalniettemin op aan dat substantiële overeenstemming wordt bereikt over het opstarten van een volledige evaluatie van de handel in diensten, zoals die is voorzien in artikel XIX van de GATS, maar waaraan nog geen uitvoering is gegeven;

32.

herbevestigt de beginselen zoals die uiteengezet zijn in zijn bovengenoemde resolutie van 12 maart 2003; juicht het toe dat de Europese Unie geen voorstellen heeft gedaan voor de gezondheidssector, de onderwijssector en de audiovisuele sector, en verzoekt de Commissie om deze positie tijdens de GATS-onderhandelingen te handhaven en erop toe te zien dat dit recht niet kan worden omzeild; maar onderstreept dat dit niet mag worden gebruikt als een precedent om nog meer sectoren van GATS uit te sluiten;

Fundamentele arbeidsnormen

33.

herinnert eraan dat de ministeriële toezeggingen van Singapore betreffende arbeidsrechten in Doha bekrachtigd zijn; is echter van mening dat verdere vooruitgang van wezenlijk belang is; dringt er derhalve bij de Conferentie van Cancun op aan blijk te geven van haar engagement met betrekking tot de fundamentele arbeidsnormen en overeenstemming te bereiken over de opneming van fundamentele arbeidsnormen bij de herziening van het WTO-handelsbeleid;

34.

roept de Commissie op om in en na Cancun te blijven streven naar een situatie waarin het handelssysteem ondersteunend werkt voor de fundamentele arbeidsnormen, in het bijzonder door middel van het aandringen op het nemen van de volgende stappen:

organisatie van een eerste vergadering van de ministers van Handel en Arbeid, met deelname van de sociale partners;

oprichting door de WTO, met de volledige en gelijkwaardige participatie van de IAO, van een formele structuur voor de bespreking van handels- en fundamentele arbeidsnormen teneinde een alomvattende studie mogelijk te maken van de band tussen handel en fundamentele arbeidsnormen;

ernstige overweging door de Algemene Raad van de WTO van de aanbevelingen van de mondiale commissie voor de sociale dimensie van de globalisering van de IAO, zodra deze worden gepubliceerd;

opstelling van een verduidelijkende verklaring door de WTO die duidelijk maakt dat verzwakking van internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen met het oog op verhoging van de export, zoals in gebieden voor de verwerking van exportproducten, een handelsverstorende exportprikkel is die niet is toegestaan onder de WTO-regels;

Akkoord geschillenregeling

35.

pleit voor de instelling van een permanent panel; is van mening dat gemakkelijker compenserende maatregelen moeten kunnen worden getroffen als de beslissing van het orgaan voor geschillenregeling niet wordt nageleefd, dat transparantie en openheid moeten worden bevorderd zonder afbreuk te doen aan de noodzakelijke vertrouwelijkheid en dat ontwikkelingslanden nu goedkoper en gemakkelijker toegang tot het geschillenregelingssysteem moeten hebben;

Democratie en global governance

36.

is daarnaast van mening dat het vertrouwen van het publiek afhangt van het vermogen van de WTO om duidelijk te maken dat het handelsysteem in dienst staat van, en niet belangrijker is dan de aspiraties van onze burgers met betrekking tot vooruitgang op milieu- en sociaal vlak, mensenrechten, voedselveiligheid, goede publieke diensten, fundamentele arbeidsnormen en een breed scala aan publieke, niet-handelsgoederen;

37.

denkt dat dergelijke thema's alleen op adequate wijze kunnen worden aangepakt middels een meer algemene hervorming van global governance, de totstandbrenging van een evenwichtiger en gedetailleerdere invulling van de betrekkingen tussen de WTO en andere internationale organisaties en overeenkomsten zoals de Wereldbank, het IMF, de IAO en de MMA-secretariaten; roept de Commissie in dit verband dan ook op er in Cancun met klem op aan te dringen dat de vraagstukken in verband met democratie, transparantie en openheid duidelijk weer op de onderhandelingsagenda van de WTO worden geplaatst;

38.

verzoekt de ministersconferentie de democratische verantwoording en de openheid van de WTO te vergroten, zowel op het niveau van de WTO-leden als door middel van de oprichting van een Parlementaire WTO-Assemblee;

39.

herhaalt zijn pleidooi voor een raadgevende Parlementaire WTO-Assemblee, bestaande uit vertegenwoordigers van de parlementen van de WTO-leden, die bevoegd is voor handelskwesties; doet een beroep op alle parlementsleden die elkaar zullen treffen op de vijfde ministersconferentie om voort te gaan met het werk waarmee in Seattle is begonnen en dat sindsdien dankzij de gezamenlijke inzet van de parlementen van de WTO-leden is voortgezet;

40.

verzoekt de WTO-leden en de WTO om hun parlementsleden voldoende steun te geven, zodat zij kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van de parlementaire dimensie van de WTO; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan zich in te zetten voor opneming van dit voorstel in de ministeriële verklaring;

Interne institutionele aspecten

41.

roept de Commissie op het Parlement zowel voor en tijdens de ministerconferentie in Cancun, als gedurende de onderhandelingen volledig op de hoogte te houden, en geregeld, op basis van de door het Parlement aangenomen resoluties, met het Parlement te spreken over de wezenlijke elementen van de onderhandelingsstrategie van de EU; herinnert aan het bij de afsluiting van de Uruguay-ronde in de wacht gesleepte recht om de resultaten van de nieuwe ronde in het kader van de instemmingsprocedure in stemming te brengen;

42.

juicht het in dit verband toe dat de ontwerpgrondwet zoals die is uitgewerkt door de Europese Conventie het Europees Parlement instemmingsbevoegdheid verleent met betrekking tot alle internationale handelsovereenkomsten, maar betreurt dat geen voorstellen worden gedaan voor een officiële rol van het Parlement bij de opening van de onderhandelingen; verzoekt de IGC de instemmingsbevoegdheid te bekrachtigen en het Parlement te betrekken bij de uitwerking van onderhandelingsrichtsnoeren in de ontwerpgrondwet;

*

* *

43.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen en parlementen van de lidstaten en aan de directeur-generaal van de WTO.


(1)  PB C 189 van 7.7.2000, blz. 213.

(2)  PB C 296 van 18.10.2000, blz. 121.

(3)  PB C 343 van 5.12.2001, blz. 96.

(4)  PB C 112 E van 9.5.2002, blz. 321.

(5)  P5_TA(2003)0087.

(6)  P5_TA(2003)0053.

(7)  P5_TA(2002)0374.

(8)  PB C 112 E van 9.5.2002, blz. 326.

P5_TA(2003)0337

Jaarverslag 2002 van de Europese Centrale Bank

Resolutie van het Europees Parlement over het jaarverslag 2002 van de Europese Centrale Bank (I5-0012/2003 — C5-0238/2003 — 2003/2102(INI))

Het Europees Parlement,

gezien het jaarverslag 2002 van de Europese Centrale Bank (I5-0012/2003 — C5-0238/2003),

gelet op artikel 113 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 15 van de statuten van het Europese Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 april 1998 over de democratische verantwoording in de derde fase van de EMU (1),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 3 juli 2002 over het jaarverslag 2001 van de Europese Centrale Bank (2),

gezien zijn resolutie van 12 maart 2003 over de toestand van de Europese economie — voorbereidend verslag met het oog op de aanbeveling van de Commissie over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (3)

gezien zijn standpunt van 13 maart 2003 over de aanbeveling van de Europese Centrale Bank voor een beschikking van de Raad inzake een wijziging van artikel 10.2 van de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank (6163/2003 — C5-0038/2003 — 2003/0803(CNS)) (4),

gezien zijn resolutie van de 15 mei 2003 over de aanbeveling van de Commissie betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap (voor de periode 2003-2005) (5),

gezien het verslag van de Rekenkamer van 12 september 2002 over de doelmatigheidscontrole bij de Europese Centrale Bank voor het begrotingsjaar 2001 (6), vergezeld van de antwoorden van de Europese Centrale Bank,

gezien het Jaarverslag over de werkzaamheden van het Comité fraudebestrijding van de Europese Centrale Bank voor de periode maart 2002 tot januari 2003 (7),

gezien de economische verwachtingen van de Commissie voor het voorjaar 2003,

gelet op de artikelen 40 en 47, lid 1 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A5-0237/2003),

A.

overwegende dat de Europese Centrale Bank (ECB) en het Europese Stelsel van Centrale Banken (ESCB), overeenkomstig de Verdragen, tot taak hebben de prijsstabiliteit te handhaven, zonder afbreuk te doen aan het algemeen economisch beleid van de Europese Unie (EU),

B.

overwegende dat 2002 werd gekenmerkt door een vluchtig algeheel economisch en politiek klimaat, met aan de horizon de dreiging van een wereldwijde recessie,

C.

overwegende dat in 2002 de feitelijke invoering in het eurogebied van euromunten en bankbiljetten plaatsvond, het laatstgenoemde onder de verantwoordelijkheid van de ECB; overwegende dat het effect van de overschakeling op de gemiddelde inflatie werd geschat op 0,2 %,

D.

overwegende dat het besluit om de EU uit te breiden met tien nieuwe landen een belangrijke uitdaging betekent voor de EMU en voor de structuur en de werking van de ECB, wat in het nieuwe Constitutionele Verdrag zal moeten worden geregeld,

E.

overwegende dat in 2002 de belangrijkste economische indicatoren voor de eurozone waren: 2,2 % gemiddelde inflatie (2,4 % in 2001), waarbij het streefcijfer van de ECB 2 % bedroeg; 7 % voor de gemiddelde groei van M3 (5,5 % in 2001), waarbij de referentiewaarde van de ECB 4,5 % was; 0,8 % reële groei van het BBP (1,4 % in 2001); 2,2 % van het BBP voor het gemiddelde begrotingstekort (1,6 % in 2001); 6,5 % opwaardering van de nominale effectieve wisselkoers van de euro,

F.

overwegende dat krachtens artikel 10 van het Protocol betreffende het Statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank de Raad van Bestuur stemt en besluiten neemt bij gewone meerderheid,

G.

overwegende dat 2002 werd gekenmerkt door: een sterke monetaire groei die voor overmatige liquiditeit zorgde; sterke onbestendigheid op de financiële markten; lagere gemiddelde inflatie vanwege de sterke positie van de euro maar ook blijvende sterke inflatieverschillen tussen de lidstaten, met een hoog inflatiepeil in sommige lidstaten; matige groei van het krediet en een sterke toename van de reële lonen; overwegende dat de ECB het basisherfinancieringstarief eind 2002 met 0,5 % en in 2003 met 0,25 % en 0,5 % heeft verlaagd, waardoor de huidige rentevoet 2 % bedraagt,

H.

overwegende dat volgens de jongste voorjaarsprognoses van de Commissie de inflatie in 2003 op 2,1 % en voor 2004 op 1,7 % wordt geschat en het reële BBP op 1 % in 2003 en 2,3 % in 2004,

Beoordeling van de voornaamste ontwikkelingen in 2002

1.

complimenteert de ECB nogmaals met de geslaagde invoering van eurobankbiljetten en euromunten maar betreurt de enkele begeleidende inflatoire gevolgen vooral in de dienstensector, en wenst onderzoek naar eventueel misbruik en naar het voorkomen van soortgelijke problemen voor toekomstige leden van de eurozone; is echter van oordeel dat de chartale euro zal helpen om op de middellange termijn de prijzen laag te houden; merkt met voldoening op dat de overschakeling de vervalsing van bankbiljetten heeft verminderd, maar spreekt zijn bezorgdheid uit over recente gevallen van vervalste 200-eurobiljetten; spreekt zijn twijfel uit over het uitgeven van de 500-eurobiljetten en het verband met het witwassen van geld; verzoekt om een werkgroep inzake het gebruik van de euro, die is opgezet door de Commissie en de ECB, om de noodzaak van een 1-eurobiljet te bestuderen; meent dat de lidstaten moeten vasthouden aan de vrijheid om munten van 1 eurocent in omloop te brengen, die volgens consumenten en winkeliers in sommige gebieden alleen maar lastig zijn;

2.

meent dat de ECB correct heeft gereageerd op economische en financiële ontwikkelingen maar dat zij waakzaam moet zijn vanwege de snelheid waarmee de markten reageren en vooruitlopen op de monetaire beleidsbeslissingen van de Bank;

3.

betreurt dat enkele lidstaten in 2002 het Stabiliteits- en groeipact (SGP) hebben geschonden, waardoor het gevaar bestaat dat de geloofwaardigheid van de eurozone en daarmee de doeltreffendheid van het monetaire beleid wordt ondermijnd; verzoekt de Commissie het SGP op een intelligente en flexibele wijze te blijven toepassen;

4.

is verheugd over de opwaardering van de euro ten opzichte van de US dollar in 2002 maar waarschuwt dat een verdere versterking de export niet in gevaar mag brengen; verzoekt de ECB een breed onderzoek te doen naar de oorzaken van het waardeverloop van de euro sinds 1999 omdat tot dusver geen geloofwaardige en wetenschappelijke verklaring is voorgesteld;

5.

beklemtoont de noodzaak om de onafhankelijke status van de ECB en het Europees Stelsel van Centrale Banken niet ter discussie te stellen;

Uitdagingen in 2003 en daarna

6.

verzoekt de ECB waakzaam te blijven als het gaat om de prijzen in 2003 maar ook de betekenis van een ECB-strategie voor duurzame groei en meer werkgelegenheid in de eurozone niet uit het oog te verliezen;

7.

complimenteert de Centrale Bank met hetgeen zij tot stand heeft gebracht; beklemtoont het belang van prijsstabiliteit voor duurzame groei en herinnert aan de koppeling op lange termijn tussen de geldtoename en de ontwikkeling van de prijzen; is verheugd over de evaluatie van haar monetair beleid in het licht van de tot dusver opgedane ervaring en de getrokken conclusies; meent dat de verduidelijkingen de toepasselijkheid van de beleidsstrategie in de komende jaren zal vergroten;

8.

steunt het herhaalde verzoek van de ECB aan de lidstaten om een versneld tempo van de structurele hervormingen, die zorgen voor een grotere mate van flexibiliteit van de goederen- en arbeidsmarkt en aldus een niet inflatoire groei bevorderen; verzoekt de ECB om in haar publicaties wat dit betreft de zwakke punten te beklemtonen;

9.

beklemtoont de noodzaak voor de ECB om waakzaam te blijven voor geopolitieke onzekerheid; wenst dat in een haalbaarheidsstudie wordt nagegaan of het factureren van goederen- en energieleveringen in euro — om de dubbele onbestendigheid van de wisselkoersen en prijzen te voorkomen — van voordeel is voor de eurozone en, zo ja, dat er maatregelen worden genomen om dit te stimuleren;

10.

verzoekt de ECB om vaker economische prognoses op te stellen en haar statistische instrumenten aan te passen om rekening te houden met de structurele veranderingen van de mondiale economie in de afgelopen tien jaar;

11.

blijft de ECB steunen bij haar waakzaamheid ten aanzien van de slechte tenuitvoerlegging door de lidstaten van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de gevolgen daarvan voor het monetair beleid;

12.

is verheugd dat het eerste structurele macro-economische model voor de eurozone, area-wide model (AWM) genaamd, in gebruik is genomen en verzoekt om meer openheid over het gebruik van het model en eventuele ontwikkelingen bij de toepassing ervan;

13.

steunt de invoering van de euro door de toekomstige nieuwe lidstaten maar beklemtoont dat voor deze invoering een succesvolle deelneming aan het wisselkoersmechanisme en strikte naleving van de convergentiecriteria vereist is; beklemtoont het belang van de onafhankelijkheid van de centrale bank in de toetredende landen, de westelijke Balkanlanden, Turkije, Rusland en de zuidelijke mediterrane landen, omdat deze landen in toenemende mate afhankelijk worden van het monetair beleid van de ECB en de waarde van de euro; verzoekt de ECB dit thema in haar jaarverslag te behandelen;

14.

betreurt de onlangs goedgekeurde hervorming van het stemstelsel van de ECB; verzoekt daarom de Commissie en alle geïnteresseerde lidstaten, aan de Intergouvernementele Conferentie nieuwe voorstellen voor te leggen die gericht zijn op een beter evenwicht tussen billijkheid en doelmatigheid ; hekelt het totaal negeren door de Raad van het besluit van het Parlement om de ECB-aanbeveling te verwerpen; dringt er bij de Conventie op aan de Raad van bestuur van de ECB uit te breiden van 6 tot 9 leden en de dagelijkse besluitvorming, d.w.z. besluiten over rentevoeten, aan deze uitgebreide Raad van bestuur te delegeren om zo de stemprocedures te vereenvoudigen alsmede de transparantie en voorspelbaarheid van monetaire besluiten te vergroten;

15.

verzoekt de Raad van Bestuur om zijn besluiten bij stemming te nemen, zoals vervat in artikel 10 van het protocol, omdat dit bij gelegenheid de reactie van de ECB op economische ontwikkelingen zowel van inflatoire als deflatoire aard kan versnellen en herhaalt de reeds lang door het Parlement gehuldigde mening dat de ECB samenvattingen van alle vergaderingen van de Raad van Bestuur moet publiceren; stelt voor om in een dergelijke samenvatting zowel het meerderheids- als het minderheidsstandpunt op te nemen, met inbegrip van de uitslag van de stemming en het minderheidsstandpunt;

16.

herhaalt zijn verzoek om een soortgelijke jaarlijkse publicatie van trends, niet alleen per land maar ook regionaal en grensoverschrijdend, als het „beige boek” van de Federal Reserve van de VS, wat de ECB de kans zou geven om invloed uit te oefenen op de discussie over productiviteitstrends en prijs- en loonverwachtingen;

17.

verzoekt de ECB regelmatig officiële verslagen uit te brengen over de financiële stabiliteit en om haar oordeel te geven over huidige of potentiële ernstige bedreigingen daarvan;

18.

verzoekt de ECB haar standpunt kenbaar te maken over het financiële bedrijfseconomische toezicht in Europa en over mogelijk één enkele autoriteit; meent dat er een tweeledige toezichtsregeling moet komen met het juiste evenwicht tussen binnenlands toezicht en toezicht als gastheer, waarbij kleinere, binnenlands gevestigde financiële instellingen op nationaal niveau worden gecontroleerd en grote paneuropese instellingen rechtstreeks door de ECB;

19.

steunt een versterkte internationale rol en vertegenwoordiging van de eurozone en de valuta in internationale financiële instellingen;

20.

betreurt de nog altijd hoge kosten van kleine grensoverschrijdende betalingen in euro en verzoekt de ECB om aan te dringen op volledige tenuitvoerlegging van de desbetreffende regelgeving; steunt het instellen van één enkel Europees betalingsgebied ter vervanging van de huidige twaalf verschillende nationale systemen;

21.

is van mening dat de ECB haar begroting op de juiste wijze en doeltreffend heeft beheerd — met name gezien de uitdaging van de omschakeling — en steunt de conclusies van de Rekenkamer in de boekhoudkundige controle van het jaar 2001;

22.

herinnert aan zijn wens van meer inspraak in de benoeming van de leden van de Directie van de ECB en verzoekt om in het nieuwe Verdrag de bevoegdheid tot bevestiging van de benoeming op te nemen; acht het voorts belangrijk dat wordt gezorgd voor diversiteit bij deze benoemingen;

*

* *

23.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de voorzitter van de Europese Conventie en de Europese Centrale Bank.


(1)  PB C 138 van 4.5.1998, blz. 177.

(2)  P5_TA(2002)0358.

(3)  P5_TA(2003)0089.

(4)  P5_TA(2003)0094.

(5)  P5_TA(2003)0222.

(6)  PB C 259 van 25.10.2002, blz. 1.

(7)  Gepubliceerd.in mei 2003.

P5_TA(2003)0338

De invoering van eurobiljetten en munten

Resolutie van het Europees Parlement over de internationale rol van de eurozone en de eerste evaluatie van de invoering van de chartale euro (COM(2002) 332 — 2002/2259(INI))

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie over de eurozone in de wereldeconomie — ontwikkelingen in de eerste drie jaar (COM(2002) 332),

gezien de mededeling van de Commissie over de invoering van eurobiljetten en -munten: een jaar later (1),

onder verwijzing naar de ontwerpresolutie van Ilda Figueiredo over de gevolgen van de invoering van de euro (B5-0640/2002),

onder verwijzing naar de ontwerpresolutie van Franz Turchi over de bankbiljetten van 1 en 2 euro (B5-0016/2003),

gezien het verslag Review of the international role of the euro van de Europese Centrale Bank (december 2002) (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 juli 2001 over de mogelijkheden en middelen om het bedrijfsleven bij te staan bij de omschakeling op de euro (3),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 maart 2003 over de toestand van de Europese economie voorbereidend verslag met het oog op de aanbeveling van de Commissie over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (4),

gezien het eindverslag van Werkgroep VI — economisch bestuur van de Conventie over de toekomst van Europa (5) van 21 oktober 2002,

gelet op artikel 47, lid 2 en artikel 163 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Economische en Monetaire Commissie (A5-0169/2003),

A.

overwegende dat de creatie van de euro een zeer succesvolle stap in de Europese integratie is op weg naar grotere welvaart en een Europese identiteit; overwegende dat de voordelen van de gemeenschappelijke munt duidelijk opwegen tegen de nadelen,

B.

overwegende dat de eurozone slechts langzaam herstelt van de economische terugval en de vooruitzichten voor groei nog steeds onduidelijk zijn in een klimaat van geopolitieke onzekerheid,

C.

overwegende dat de geloofwaardigheid van het eurogebied gebaseerd is op een degelijk institutioneel kader bestaande uit een onafhankelijke monetaire autoriteit die een op prijsstabiliteit gericht beleid voert en coördinatie van macro-economisch beleid door de deelnemende lidstaten; overwegende echter dat de groeiende onderlinge afhankelijkheid van het eurogebied en de mondiale problemen waarmee zijn economie wordt geconfronteerd, de tekortkomingen van de huidige coördinatiemechanismen aan het licht hebben gebracht,

D.

overwegende dat de huidige internationale vertegenwoordiging van de eurozone en de vertegenwoordiging in de internationale beleidsvormende instellingen, gelet op zijn positie als op één na grootste economie ter wereld, onvoldoende is,

E.

overwegende dat de aantrekkingskracht van de eurozone voor investeerders aanzienlijk zal stijgen door de volledige tenuitvoerlegging van het Actieplan voor financiële diensten en de tenuitvoerlegging van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid door de lidstaten; overwegende dat dit effect op de middellange termijn zal worden versterkt wanneer nieuwe lidstaten tot de EU toetreden en hopelijk de euro invoeren,

F.

overwegende dat twee factoren van doorslaggevende betekenis zijn geweest voor het vertrouwen van burgers en bedrijfsleven in de nieuwe munteenheid, namelijk het feit dat de ECB haar stabiliteitsdoelstelling in verregaande mate heeft verwezenlijkt en dat de invoering van de chartale euro in 2002 succesvol is verlopen,

G.

overwegende dat de overgang op de euro werd aangegrepen voor een beperkte verhoging van de prijzen van dagelijks benodigde goederen en diensten, die echter lager was dan de psychologische prijsstijging waargenomen door de consument, en versterkt werd door andere factoren die zich gelijktijdig voordeden; overwegende dat consumenten ook over andere punten hebben geklaagd, namelijk excessieve prijsstijgingen van sommige eerste levensbehoeften, de kwestie van de munten van één eurocent en de behoefte aan bankbiljetten in kleinere coupures,

De internationale rol van de eurozone

1.

dringt aan op een versterkte vertegenwoordiging van de eurozone in de internationale beleidsvormende instellingen, in overeenstemming met het belang van de eurozone in de wereld, zijn positie als de belangrijkste verstrekker van ontwikkelingshulp en de betrokkenheid van de EU bij internationale financiële en economische initiatieven;

2.

dringt aan op de aanstelling van één vertegenwoordiger van de eurozone die ervoor zorgt dat de Eurogroep op een efficiënte manier kan werken aan een betere coördinatie van economisch en werkgelegenheidsbeleid; dringt aan op een voorstel over de beste invulling van deze institutionele rol, bijvoorbeeld door een vice-voorzitter van de Commissie die tevens verantwoordelijk is voor economische en monetaire zaken en de bevoegdheid krijgt op te treden als vertegenwoordiger van de eurozone; meent dat een daartoe strekkende bepaling in het toekomstige Constitutioneel Verdrag moet worden opgenomen;

3.

meent dat deze vertegenwoordiging een krachtig mandaat dient te hebben om namens de landen van de eurozone te spreken en te handelen in alle belangrijke multilaterale financiële en economische fora, met name in de G7-groep van ministers van Financiën, de IMF en de Wereldbank; verzoekt deze instellingen deze vertegenwoordiger uiteindelijk passende besluitvormingsbevoegdheden te verlenen; meent dat de belangen van de al vertegenwoordigde lidstaten van de eurozone in dit geval beter gediend zijn door één vertegenwoordiger;

4.

legt de nadruk op het belang van een aanhoudende dialoog over de wisselkoersen tussen economische vertegenwoordigers van het valutagebied in multilaterale fora; gelooft dat de vertegenwoordiger op een geloofwaardige wijze kan fungeren als de noodzakelijke link tussen de standpunten van de Raad en richtsnoeren voor multilateraal economisch beleid, en tegelijkertijd met één stem kan spreken namens de economieën van de eurozone, in overeenstemming met de gemeenschappelijke koers van de landen van de eurozone in het Europees Financieel Comité;

5.

meent dat de ECB ondanks haar neutraliteitsbeleid ten opzichte van het internationaal gebruik van de euro de ontwikkelingen op dit terrein nauwlettend in de gaten zou moeten houden en de noodzakelijke maatregelen dient te nemen als de financiële en monetaire stabiliteit van de eurozone in gevaar komt; gelooft met name dat aandacht dient te worden geschonken aan het officiële gebruik van de euro door de collectieve en financiële sectoren van landen buiten de eurozone;

6.

dringt erop aan dat wordt onderzocht of het factureren van grondstoffen en energieleveringen in euro's — om het dubbele prijs/wisselkoersvolatiliteitsrisico te vermijden — voordelig is voor de eurozone, en zo ja, dat maatregelen worden genomen om dit te bevorderen; dringt daarom ook aan op actieve maatregelen gericht op een toename van facturering in euro's in de internationale handel, wat de exporteurs en importeurs in de eurozone ten goede zou komen, doordat commerciële transacties veiliger en administratieve procedures eenvoudiger zouden worden;

7.

legt de nadruk op de noodzaak van toezicht op het gebruik van de chartale euro als een parallelvaluta in sommige derde landen en regio's; gelooft dat dit noodzakelijk is, aangezien het gebruik van euro's buiten de eurozone de waarde kan beïnvloeden en misleidende statistische signalen in termen van groei van monetaire aggregaten kan produceren;

8.

verzoekt de nieuwe lidstaten hun toezeggingen inzake de eurozone gestand te doen en hun inspanningen voort te zetten om hun economie te hervormen en te voldoen aan de criteria van Kopenhagen;

De economie van de eurozone

9.

dringt er bij de lidstaten op aan hun economisch beleid steeds meer als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang te beschouwen, als bepaald in het Verdrag, en te beseffen dat in een uitgebreide eurozone meer nadruk moet komen te liggen op de coördinatie van economisch beleid en op een consistente tenuitvoerlegging van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid; is verheugd over het door de Commissie opgezette stroomlijningsproces met het oog op consolidatie en synchronisatie van de termijnen voor de richtsnoeren voor het economisch en werkgelegenheidsbeleid;

10.

verzoekt de lidstaten begrotingssituaties te handhaven die over de gehele conjunctuurcyclus vrijwel in evenwicht zijn of een overschot vertonen en, zolang dit niet is bereikt, alle nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de voor de conjunctuur gecorrigeerde begrotingssituatie jaarlijks met minstens 0,5 % van het BBP verbetert; wenst dat de begrotingssituaties op flexibele wijze worden geëvalueerd, in overeenstemming met de richtsnoeren van de Commissie in haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement van 27 november 2002 over de verbetering van de coördinatie van het begrotingsbeleid (COM(2002) 668);

11.

dringt erop aan dat eerdere toezeggingen gedaan tijdens de voorjaarsbijeenkomsten van de Raad gestand worden gedaan om te benadrukken dat de concurrentiedoelstellingen van de strategie van Lissabon gehaald moeten worden; dringt erop aan dat een ondernemerscultuur gestimuleerd wordt, waarbij het belang van het MKB als schepper van werkgelegenheid voor de economie van de eurozone in aanmerking wordt genomen; dringt aan op meer openbare en particuliere investeringen met het oog op hogere productiviteitsniveaus door technologische ontdekkingen vroeg over te nemen, met name op terreinen als personeel en O&O; gelooft dat dit zal leiden tot gelijke concurrentievoorwaarden, waardoor de ECB sneller op schokken kan reageren;

12.

dringt aan op het stimuleren van arbeidsmobiliteit, zowel geografisch als tussen beroepen, door het Actieplan voor vaardigheden en mobiliteit ten uitvoer te leggen, de erkenning van kwalificaties en de overdracht van socialezekerheids- en pensioenrechten te bevorderen, fiscale obstakels voor grensoverschrijdende bedrijfspensioenregelingen weg te nemen, de bureaucratie terug te dringen, belemmeringen voor mobiliteit weg te nemen en levenslang leren en bijscholing op de werkplek, met name van talen, te bevorderen;

13.

verwacht dat de algehele herziening van het beleid van de ECB in haar vijfde bedrijfsjaar met succes tegemoet zal komen aan de bezorgdheid over de eerste pijler van haar strategie en het beheer van het monetair beleid daardoor doeltreffender zal worden; meent dat liberalisering van markten en structurele hervormingen de inflatiedruk zal verlagen als, en alleen als, deze gepaard gaan met andere maatregelen; dringt aan op een debat over de redenen voor de aanzienlijke verschillen tussen de inflatiecijfers van de lidstaten van de eurozone;

14.

dringt aan op de tenuitvoerlegging van zowel het Actieplan voor financiële diensten als het Actieplan risicokapitaal; merkt op dat er nog steeds afwijkende kosten zijn voor grensoverschrijdende banktransacties in de eurozone — ondanks de stappen die zijn genomen — waardoor het beeld van de gemeenschappelijke markt bij de burgers wordt verstoord;

15.

toont zich bezorgd over de ontwikkeling van de betalingen voor diensten en commissies van banken in de eurozone en over de toepassing van de regeling voor de grensoverschrijdende betalingen; verzoekt de Commissie een volledige beoordeling te maken van de ontwikkeling van de bankcommissies en -vergoedingen, om vast te stellen of er buitensporige verhogingen, met name bij de binnenlandse betalingen, en illegale heffingen bij de grensoverschrijdende betalingen voorkomen;

Eerste evaluatie van de invoering van de eurobiljetten en -munten

16.

wenst de lidstaten geluk met de succesvolle invoering van de eurobankbiljetten en euromunten; is echter teleurgesteld over de inflatiedruk en de overlast voor consumenten in de eurozone (met name in de dienstensector) die de overgang heeft veroorzaakt; dringt aan op een onderzoek naar deze misstanden via onafhankelijke studies en op passende juridische stappen mocht misbruik worden bewezen; dringt aan op een onderzoek naar mogelijkheden om deze problemen voor toekomstige lidstaten van de eurozone te voorkomen;

17.

meent dat geldautomaten meer bankbiljetten in kleine coupures (5 en 10 euro) zouden moeten afgeven; heeft zijn twijfels over het bankbiljet van 500 euro en de link met het witwassen van geld; dringt erop aan dat de Commissie en de ECB een werkgroep inzake het gebruik van de euro oprichten, die zich buigt de noodzaak van biljetten van 1 euro; meent dat lidstaten de vrijheid moeten behouden zelf te beslissen of zij munten van 1 eurocent in omloop brengen, nu consumenten en detailhandel in sommige regio's het erover eens lijken dat zij lastig zijn; dringt er tot slot op aan zo snel mogelijk te beginnen met het geleidelijk afschaffen van dubbele prijzen, zodat de burgers sneller mentaal overschakelen op de euro;

*

* *

18.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB C 36 van 15.2.2003, blz. 2.

(2)  ISSN 1725-2210.

(3)  PB C 65 E van 14.3.2002, blz. 162.

(4)  P5_TA(2003)89.

(5)  CONV 357/2002.

P5_TA(2003)0339

Cambodja

Resolutie van het Europees Parlement over Cambodja

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Cambodja, met name zijn resolutie van 13 maart 2003 (1),

gelet op de kaderovereenkomst EG-Cambodja inzake samenwerking van 1 november 1999,

gezien de mededeling van de Commissie over verkiezingsondersteuning en verkiezingswaarneming door de EU (COM(2000) 191),

gezien het EG-strategiedocument voor Cambodja voor 2000-2003,

gezien het verslag van de speciaal vertegenwoordiger van de VN-secretaris-generaal voor de mensenrechten in Cambodja,

gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU over het Cambodja-tribunaal,

gelet op de goedkeuring op 13 mei door de Algemene Vergadering van de VN van het plan tot instelling van een speciaal tribunaal voor in Cambodja begane oorlogsmisdaden teneinde de daders van misdaden tegen de menselijkheid tijdens het bewind van de Khmer Rouge in de periode 1975-1979 voor de rechter te brengen, dat nog goedgekeurd moet worden door het Cambodjaanse parlement na de verkiezingen van 27 juni,

gezien de op 27 mei 2003 door het Cambodjaanse Nationale Verkiezingscomité (NVC) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken gepubliceerde gemeenschappelijke richtsnoer,

A.

overwegende dat aan de algemene verkiezingen op 27 juli 2003 23 politieke partijen zullen meedoen, waarmee opnieuw een belangrijke stap wordt gezet op de weg naar democratisering van het land,

B.

zijn waardering uitsprekend over de door het NVC in verband met de verkiezingen op 27 juli vastgestelde regels en normen, die — indien zij door de autoriteiten op coherente wijze ten uitvoer worden gelegd — ervoor kunnen zorgen dat er vrije en democratische verkiezingen plaatsvinden,

C.

gezien de gewelddadigheden die de vorige verkiezingen overschaduwden,

D.

verontrust over het aanhoudend geweld tegen diegenen die in politieke partijen werken, waardoor twee leden van de oppositie in de eerste week van juni 2003 zijn vermoord,

E.

verontrust over de inzameling van persoonsbewijzen en vingerafdrukken van de kiezers door dorpshoofden, gemeentelijke ambtenaren en plaatselijke politieke activisten die als plaatselijke steunpunten van de Cambodjaanse Volkspartij (CVP) fungeren,

F.

overwegende dat het bureau van de hoge commissaris voor de mensenrechten in Cambodja de situatie omschrijft als „aanzienlijk minder ernstig dan in het verleden“, en dat ANFREL (Asian Network for Free Elections) „een forse afname van geweld vergeleken bij de vorige verkiezingen“ meldde,

G.

overwegende dat de almacht van de CVP voor de onpartijdigheid van instellingen een probleem is,

H.

overwegende dat de meeste overtredingen van de kieswet naar verluidt begaan zijn door dorpshoofden en gemeentelijke ambtenaren,

I.

overwegende dat de autoriteiten tegen diegenen waarvan beweerd wordt dat zij de kieswet en kiesregels hebben overtreden, vervolging kunnen instellen, maar dat tegen niemand een dergelijke strafmaatregel is genomen, en dat deze overtredingen een belangrijk element in het verkiezingsproces zijn geworden,

J.

overwegende dat mensenrechtenactivisten, journalisten die tot de oppositie behoren en de onafhankelijke media het afgelopen jaar de dupe zijn geworden van intimidatie, arrestaties en moorden, waarvan de daders nooit voor de rechter zijn gebracht,

K.

overwegende dat de elektronische media onder controle blijven van personen en maatschappijen die zijn aangesloten bij de Cambodjaanse Volkspartij van premier-minister Hun Sen,

L.

overwegende dat de nieuwe verkiezingsregelingen de mogelijkheid van politieke partijen om bijeen te komen, beknotten, terwijl de Cambodjaanse kiezers de toegang tot informatie die een echte keuze bij het stemmen mogelijk maakt ook verder wordt ontzegd als rechtstreeks gevolg van de hardnekkige weigering van de regering partijen die niet op één lijn liggen met de heersende Cambodjaanse Volkspartij toegang te geven tot de media,

M.

overwegende dat behoorlijk bestuur en ondersteuning van een versterking van de rechtsstaat en van eerbiediging van de mensenrechten belangrijke elementen zijn in het EG-strategiedocument voor Cambodja en in het EG-Nationaal Indicatief Programma voor 2002-2004,

N.

overwegende dat maatregelen ter versterking van de nationale eenheid echte plannen voor het voeren van processen tegen ex-leiders van de Khmer Rouge moeten omvatten,

O.

overwegende dat Cambodja het statuut van het Internationaal Strafhof heeft geratificeerd en de overeenkomst met de Verenigde Naties inzake strafvervolging van tijdens het Democratisch Kampuchea begane misdaden heeft ondertekend,

P.

overwegende dat na het voor het speciaal tribunaal bereikte compromis op basis van gemengde bevoegdheid van een meerderheid van Cambodjaanse rechters die worden bijgestaan door internationale rechters de verwachtingen dat de Cambodjaanse rechtsspraak de internationale strafvervolgingsnormen zal naleven, hooggespannen zijn,

Q.

verontrust over het in januari 2003 door de regering genomen besluit om christelijke groeperingen te verbieden religieuze literatuur publiekelijk te verspreiden, en nota nemende van de problemen die boeddhistische monnikken bij het registreren ondervinden,

R.

bovendien de aandacht vestigend op het feit dat ten minste 28 buitenlandese islamitische leraren uit Cambodja zijn uitgewezen,

S.

overwegende dat de Vietnamese Montagnard-vluchtelingen gewoonlijk nog steeds naar Vietnam worden teruggestuurd en geconfronteerd worden met slechte behandeling en oneerlijke processen,

1.

spreekt zijn veroordeling uit over het aanhoudend geweld tegen en de intimidatie van kiezers tijdens de verkiezingsperiode, en dringt er bij de regering van Cambodja op aan vrije en eerlijke verkiezingen te garanderen zonder intimidatie en chicanes;

2.

doet een beroep op de Cambodjaanse autoriteiten het recht op vrijheid van vergadering, vereniging en meningsuiting in de periode voor en na de verkiezingen ten volle te eerbiedigen;

3.

doet een beroep op de Cambodjaanse politie, openbare aanklagers en overheidsinstanties elke verdachte, met inbegrip van overheidsambtenaren en dorpshoofden, die de kieswet overtreden, te vervolgen en hen van verder geweld te weerhouden;

4.

verzoekt de regering van Cambodja ervoor te zorgen dat de verkiezingscampagne en de verkiezingen zelf in een vreedzaam klimaat plaatsvinden;

5.

verzoekt de openbare en particuliere omroeporganisaties alle aan de verkiezingen deelnemende politieke partijen eerlijke en gelijke toegang tot de media te verlenen;

6.

is van oordeel dat de nauwgezette naleving door het NVC van zijn eigen regels tijdens de dertig dagen durende verkiezingscampagne een cruciaal criterium is om de geloofwaardigheid van het verkiezingsproces en de verkiezingsuitslag te verzekeren;

7.

verzoekt de autoriteiten toe te zien op nauwgezette naleving van de door het NVC gepubliceerde „gedragscode voor de strijdkrachten en de nationale politie“ alsmede van de richtlijn van de regering waarin herinnerd wordt aan de neutraliteitsverplichting voor ambtenaren;

8.

verzoekt de Cambodjaanse overheidsinstanties ten volle met de plaatselijke en internationale verkiezingswaarnemers samen te werken en hun veiligheid te garanderen; verzoekt de EU-verkiezingswaarnemers een volledig en gedetailleerd verslag van de bevindingen uit te brengen en aanbevelingen voor eventuele verbetering te formuleren;

9.

dringt er met name bij het NVC op aan een echte neutrale rol te spelen en sterke druk uit te oefenen om elke vorm van discriminatie tegen te gaan en te bestraffen;

10.

verzoekt de Cambodjaanse regering het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het NVC op te dragen onverwijld onderzoek te doen naar, vervolging in te stellen wegens en een halt toe te roepen aan alle politieke gewelddadigheden en andere overtredingen tijdens de verkiezingen, overeenkomstig artikel 124 van de kieswet van de Nationale Vergadering en het Cambodjaans strafrecht;

11.

verzoekt de Cambodjaanse autoriteiten de gezamenlijke richtsnoer van het NVC en het Ministerie van Binnenlandse Zaken van 27 mei in te trekken die willekeurige en onnodige beperkingen voor bijeenkomsten van politieke partijen inhoudt;

12.

verzoekt de secretaris-generaal van de VN en de regering van Cambodja ervoor te zorgen dat de overeenkomst tussen de VN en Cambodja inzake het instellen van strafvervolging wegens misdaden die tijdens het Democratisch Kampuchea zijn begaan zo spoedig mogelijk ten uitvoer te leggen;

13.

verzoekt het toekomstige Cambodjaanse parlement ervoor te zorgen dat de internationale normen van eerlijkheid bij processen tegen hoge leden van de Khmer Rouge voor het toekomstige tribunaal worden toegepast en dat aan dit project van nationale verzoening geen afbreuk wordt gedaan door ernstige tekortkomingen in de Cambodjaanse rechtspraak;

14.

verzoekt de Cambodjaanse regering de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst te eerbiedigen en het decreet van 14 januari 2003 af te schaffen om conflicten tussen afzonderlijke religieuze groeperingen te voorkomen;

15.

is er vast van overtuigd dat tijdens en na de verkiezingscampagne alle partijen de wettelijke regels voor hun activiteiten moeten eerbiedigen en moeten afzien van geweld, racistische retoriek en geronsel van stemmen;

16.

verzoekt de Cambodjaanse autoriteiten onmiddellijk en met de grootste spoed een eind te maken aan de uitwijzing van Montagnard-asielzoekers;

17.

herinnert de Cambodjaanse autoriteiten eraan dat vrije en eerlijke verkiezingen en volledige eerbiediging van de rechten van de oppositie een essentieel element zijn voor verdere volledige samenwerking tussen de EU en Cambodja;

18.

betreurt dat, ondanks de grote bedragen voor Europese hulpverlening aan Cambodja, de leefomstandigheden in dat land verslechterd zijn;

19.

dringt er bij de Commissie op aan haar hulpverlening te richten op de civil society en plaatselijke NGO's en deze hulpverlening te laten verlopen via de regering en overheidsinstellingen en afhankelijk te maken van eerbiediging van pluralisme en mensenrechten;

20.

verzoekt de EU en de vertegenwoordigers van de lidstaten in Phnom Penh de noodzaak te onderstrepen van

garanties voor vrije, eerlijke en democratische verkiezingen;

een onpartijdig comité binnen het NVC dat tot taak heeft kennis te nemen van klachten en oplossingen te vinden;

een duidelijke, door de gemeentelijke verkiezingscomités toe te passen richtsnoer voordat door politieke partijen of verkiezingswaarnemers naar voren gebrachte klachten worden afgewezen;

21.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de secretaris-generaal van de VN, de regeringen van de lidstaten van de ASEAN en aan de regering en het parlement van Cambodja.


(1)  P5_TA(2003)0103.

P5_TA(2003)0340

Laos

Resolutie van het Europees Parlement over de arrestatie van Europese journalisten, een Amerikaanse vertaler, en hun Laotiaanse begeleiders

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn resoluties van 15 februari 2001 over de mensenrechtensituatie in de Democratische Volksrepubliek Laos (1) en van 15 november 2001 over willekeurige arrestaties en de politieke situatie in Laos (2),

gezien de kaderovereenkomst van 29 april 1997 voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en Laos,

gezien de verklaring van 22 december 2000 van het voorzitterschap van de Europese Unie over Laos,

gezien de strategische nota EG-Laos 2002-2006,

A.

gezien de arrestatie van de Europese journalisten Vincent Reynaud en Thierry Falise, de Amerikaanse tolk Naw Karl Mua en hun Laotiaanse begeleiders en hun gevangenhouding sinds 4 juni 2003,

B.

overwegende dat de groep een reportage over de Hmong aan het maken was, een volk dat tijdens de Vietnamese oorlog een bondgenoot van de Verenigde Staten geweest is en een lange geschiedenis van onafhankelijkheidsstreven en verzet tegen de Laotiaanse regering heeft,

C.

overwegende dat de journalisten en de Amerikaanse geestelijke meer dan tien dagen lang geen bezoek van diplomaten hebben mogen krijgen en meer dan een week vastgehouden zijn op een plaats die geheim gehouden is,

D.

ernstig bezorgd over het lichamelijke en geestelijk welzijn van de vastgehouden journalisten, de geestelijke en de vier Laotiaanse staatsburgers, waarvan de namen niet bekend gemaakt zijn, noch de plaats waar ze zich bevinden,

E.

overwegende dat de betrokkenen op maandag 30 juni 2003 tot vijftien jaar opsluiting veroordeeld zijn, onder miskenning van de rechten van de verdediging, wegens het hinderen van een ambtenaar in de uitoefening van zijn functie,

F.

ernstig bezorgd over de algemene politieke en sociale toestand en de toestand van de rechten van de mens in Laos onder de regerende eenheidspartij, de Laotiaanse revolutionaire volkspartij en de weinig benijdenswaardige situatie van de Laotiaanse bevolking, waarvan de politieke en burgerrechten niet geëerbiedigd worden,

G.

met genoegen overwegende dat de Commissie, „als de toestand van de politieke rechten en de rechten van de mens zo sterk achteruitgaat dat de permanente samenwerking van de Gemeenschap met Laos opnieuw in het gedrag komt ... bereid is om de nodige initiatieven te nemen om een akkoord over maatregelen ad hoc te bereiken”,

1.

vraagt de onmiddellijke vrijlating van de Europese journalisten en hun begeleiders;

2.

vraagt de Raad en de regeringen van de lidstaten om alle middelen aan te wensen waar ze over beschikken om de vrijlating van de journalisten te verkrijgen die ten onrechte in de gevangenis zitten;

3.

vraagt de leiding van de Laotiaanse revolutionaire volkspartij om op staande voet een einde te maken aan de schendingen van de politieke, burger- en mensenrechten van het Laotiaanse volk en zonder verder uitstel de ingrijpende hervormingen door te voeren die de grondrechten en vrijheden van alle Laotiaanse burgers waarborgen, in een geest van verdraagzaamheid en nationale verzoening;

4.

roept de Laotiaanse regering op om de veranderingen door te voeren die nodig zijn voor een ontwikkeling in democratische richting en toe te laten dat politieke meningsverschillen tot uitdrukking gebracht worden;

5.

roept de Laotiaanse regering op om de vrijheid van drukpers en de vrijheid van meningsuiting te eerbiedigen en onafhankelijke journalisten vrij hun werk te laten doen in het land;

6.

vraagt de permanente vertegenwoordigers van de Europese Unie in Vietnam om druk uit te oefenen voor een democratische ontwikkeling en verbetering van de toestand van de rechten van de mens in Laos;

7.

vraagt de Laotiaanse autoriteiten om de Laotiaanse grondwet te laten naleven, die de vrijheid van godsdienst en godsdienstbeoefening waarborgt;

8.

vraagt de Laotiaanse autoriteiten om op staande voet een einde te maken aan alle vormen van beleid tot onderdrukking en repressie van de Hmong-bevolking, de andere minderheden van Laos en de christelijke bevolking;

9.

roept de Laotiaanse autoriteiten op om alle groepen Hmong-strijders toegang te verlenen tot de gespecialiseerde agentschappen van de Verenigde Naties om ze te voorzien van de medische hulp, voldoende voedsel en andere vormen van elementaire dienstverlening die ze hard nodig hebben, in overeenstemming met de verplichtingen van Laos volgens het internationaal humanitair recht;

10.

vraagt de Laotiaanse autoriteiten om het Rode Kruis de politieke gevangenen te laten bezoeken en zich te vergewissen van hun fysieke integriteit;

11.

meent dat de Commissie moet nagaan of het aangewezen is om de permanente samenwerking met de Laotiaanse autoriteiten voort te zetten en verslag moet uitbrengen bij het Europees Parlement;

12.

vraagt om de aanhouding van de journalisten op de dagorde voor de volgende ASEAN-conferentie te plaatsen als ze tegen die tijd niet vrijgelaten zijn;

13.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Laotiaanse regering en alle lidstaten van de ASEAN.


(1)  PB C 276 van 1.10.2001, blz. 281.

(2)  PB C 140 E van 13.6.2002, blz. 577.

P5_TA(2003)0341

Oeganda

Resolutie van het Europees Parlement over schendingen van de mensenrechten in noordelijk Oeganda

Het Europees Parlement,

gezien zijn voorgaande resoluties over schendingen van de mensenrechten en met name het ontvoeren van kinderen en het onder dwang ronselen van kindsoldaten in Noord-Oeganda,

in het bijzonder gelet op zijn resolutie van 6 juli 2000 over de ontvoering van kinderen door het Lord's Resistance Army (1) en het verslag van het bezoek van de Paritaire Parlementaire Vergadering aan Soedan in juni-juli 2001,

gezien de VN-verdragen inzake de bescherming van de rechten van kinderen,

gezien eerdere vredesinitiatieven in Noord-Oeganda door de Acholi Religious Leaders Peace Initiative (ARLPI) en anderen,

gezien het feit dat naar schatting 26 000 kinderen door het Lord's Resistance Army (LRA) zijn ontvoerd om ze tot soldaten of seksuele slaven te maken, waarvan 5 000 in een jaar tijd, en dat ten minste 10 000 nog steeds door de rebellen worden vastgehouden,

A.

overwegende dat het door Joseph Kony geleide LRA in het begin van de jaren negentig ontstaan is na een reeks gewapende opstanden in het noorden van Oeganda die zijn uitgegroeid tot een langdurig oproer met een complex politiek programma dat worden nagestreefd met bruut geweld tegen burgers,

B.

ernstig bezorgd over de rampzalige gevolgen van dit conflict, waarbij meer dan 20 000 kinderen zijn ontvoerd en immens menselijk lijden is aangericht, met name onder burgers, terwijl de mensenrechten op grote schaal worden geschonden, volksgroepen massaal op de vlucht zijn geslagen en de maatschappij en de economie zijn ontwricht,

C.

overwegende dat de vijandelijkheden, die aanvankelijk beperkt bleven tot de noordelijke districten Gulu, Kitgum en Pader, zich nu naar het zuiden hebben uitgebreid over een breed grondgebied in de districten Lira, Apac en Katakwi waarbij een ongekend aantal mensen van hun woonstede zijn verdreven,

D.

overwegende dat het geweld naar schatting 800 000 mensen uit hun woongebied heeft verdreven die nu in vluchtelingenkampen leven, en dat tienduizenden kinderen 's nachts in de stadscentra slapen om zich te beschermen,

E.

overwegende dat de hoofdschuldige voor de grove schendingen van de mensenrechten in noordelijk Oeganda het LRA is, maar dat deze opstand ook een regionale dimensie heeft omdat het LRA jarenlang vanuit Zuid-Soedan opereerde en militaire en logistieke steun kreeg van de regering van dat land,

F.

overwegende dat Joseph Kony zich, volgens een verslag van de Acholi Religious Leaders, nog steeds verborgen houdt in Zuid-Soedan en dat het LRA nog in maart 2003 nieuw militair materieel heeft gekregen van elementen van de Soedanese strijdkrachten,

G.

overwegende dat ook het Oegandese leger kindersoldaten ronselt vanaf de leeftijd van 12 jaar,

H.

overwegende dat de Oegandese regering diverse malen heeft getracht het conflict langs militaire weg te beëindigen — recentelijk nog met de operatie „Iron Fist” in maart 2002 nadat de regeringen van Soedan en Oeganda tot overeenstemming waren gekomen — met als gevolg een verergering van de humanitaire crisis, terwijl de burgerbevolking in Noord-Oeganda grotendeels onbeschermd blijft en er nauwelijks vredesonderhandelingen worden gevoerd,

I.

overwegende dat de defensiebegroting dit jaar als gevolg van het voortduren van de oorlog met 23 % is gestegen, wat ten koste gaat van de begrotingen voor onderwijs en volksgezondheid, en dat de wet terrorismebestrijding, die de vrijheid van vereniging en van meningsuiting beperkt, nog steeds geldt,

J.

erop wijzende dat een internationaal antwoord op de verslechterende humanitaire situatie in Noord-Oeganda dringend geboden is omdat er een gebrek aan voedsel en medicijnen is ondanks de bijstand die missionarissen verlenen aan eenieder die hulp en bescherming nodig heeft,

K.

overwegende dat een project gericht op de reïntegratie van geredde kindsoldaten met 460.000 euro wordt gesteund door ECHO,

L.

overwegende dat de gezondheidsindicatoren in noordelijk Oeganda tot de slechtste van heel Afrika behoren en dat de humanitaire en sanitaire crisis in dit deel van het land steeds nijpender wordt met een toename van malaria en infecties van de luchtwegen en het maagdarmkanaal,

M.

overwegende dat ECHO zijn hulp voor Oeganda in 2003 heeft verdubbeld tot 4 miljoen euro,

N.

het betreurende dat de laatste weken negen katholieke missieposten zijn aangevallen en één is platgebrand en zijn afschuw uitsprekend over het bevel dat de leider van het LRA zijn mannen onlangs heeft gegeven om „katholieke missies te vernietigen, priesters en missionarissen in koelen bloede te doden en nonnen bont en blauw te slaan”,

1.

veroordeelt de voortdurende ernstige schendingen van de mensenrechten door alle partijen in het conflict in Oeganda ten scherpste en dringt er bij alle partijen op aan om onmiddellijk een eind te maken aan wreedheden als het maken van slaven, foltering, verkrachting, moorden en andere misdrijven en constructief deel te nemen aan de lopende vredesinitiatieven;

2.

veroordeelt met name het optreden van het LRA scherp vanwege zijn voortdurende gewelddaden tegen de burgerbevolking van Noord-Oeganda en het ontvoeren van kinderen om ze tot soldaat te maken of seksueel te misbruiken; roept beide kampen op om een eind te maken aan hun gewelddaden en aan het misbruiken van kinderen voor militaire of seksuele doeleinden;

3.

veroordeelt tevens het toenemende geweld tegen katholieke missieposten en het recente bevel van de LRA-leider om katholieke missies te vernietigen en alle priesters en missionarissen te doden;

4.

moedigt de Oegandese regering en militairen aan om onmiddellijk maatregelen te nemen om de burgerbevolking en humanitaire helpers te beschermen tegen ontvoering en andere schendingen van de mensenrechten en te zorgen voor een veilige omgeving waarin humanitaire organisaties hulp kunnen verlenen om levens te redden;

5.

verzoekt de regering van Oeganda om te zorgen voor een goed bestuur en voor politiek pluralisme zodat er geen aanleiding meer is voor gewapende strijd; verzoekt haar tevens om wandaden van haar strijdkrachten te bestraffen, met name de gewelddaden die onlangs door de Eenheid misdaadbestrijding (VCCU) zijn begaan tegen burgers;

6.

roept de Oegandese regering op om zich te blijven beijveren voor de publicatie en tenuitvoerlegging van de amnestiewet;

7.

neemt nota van de toezegging van de Soedanese regering om geen hulp aan het LRA meer te geven en verzoekt haar deze toezegging gestand te doen en op haar grondgebied te doen nakomen;

8.

verzoekt de Afrikaanse Unie om al het mogelijke te doen om bij te dragen tot de bescherming van de burgerbevolking in Noord-Oeganda, onder meer door maatregelen te nemen tegen Afrikaanse landen die wapens leveren aan het LRA;

9.

dringt aan op een snelle reactie van de internationale gemeenschap en in het bijzonder ECHO om de dreigende humanitaire crisis af te wenden door meer noodhulp voor ontheemden te geven, met name medische en voedselhulp, en steun te verlenen aan de programma's voor bevrijde krijgsgevangenen om hun reïntegratie in de maatschappij te doen slagen;

10.

verzoekt de VN-Veiligheidsraad te onderzoeken of de internationale gemeenschap kan ingrijpen om de burgerbevolking in Noord-Oeganda te beschermen, eventueel met gebruikmaking van hoofdstuk VII van het VN-Handvest op verzoek van de secretaris-generaal Kofi Annan;

11.

verzoekt de Raad van de EU om te bekijken of een Europese interventie in het kader van het GBVB mogelijk is om te waken over de veiligheid van bevolkingen die in aanmerking komen voor humanitaire ECHO-hulp;

12.

roept de EU tevens op om een speciale vertegenwoordiger te benoemen die bijdraagt aan de pogingen om vrede te brengen, zoals het Acholi Religious Leaders Peace Initiative (ARLPI), en nauw toe te zien op de situatie van kinderen die worden bedreigd door het gewapende conflict in deze regio;

13.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de ACS-EU-Raad en de Paritaire Parlementaire Vergadering, de Commissie, de secretarissen-generaal van de Verenigde Naties en de Afrikaanse Unie, de regering van Oeganda en de regering van Soedan.


(1)  PB C 121 van 24.4.2001, blz. 401.

P5_TA(2003)0342

Vrouwen in plattelandsgebieden

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie van vrouwen in plattelandsgebieden van de Unie in het licht van de tussentijdse herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2002/2241(INI))

Het Europees Parlement,

gelet op de artikelen 2, 3, lid 2, en 141, lid 4, van het EG-verdrag,

gelet op artikel 13 van het EG-verdrag,

gelet op de artikelen 33, lid 1, eerste en tweede alinea, 33, lid 2, eerste alinea, en 35, eerste alinea, van het EG-verdrag,

gezien de conclusies van de Europese Raad te Berlijn van 24 en 25 maart 1999 (Agenda 2000),

gelet op het actieplatform dat op 15 september 1995 werd goedgekeurd op de Vierde VN-Wereldvrouwenconferentie te Peking,

gezien de conclusies van de Raad van ministers van Landbouw van 27 mei 2002 (8959/02),

gezien de conclusies van de derde wereldconferentie over vrouwelijke landbouwers, die op 2-4 oktober 2002 in Madrid heeft plaatsgehad,

gelet op Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (1),

gelet op Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2),

gelet op Verordening (EG) nr. 1259/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (3),

gelet op Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen (4) ,

gelet op Verordening (EG) nr. 1783/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 met betrekking tot het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (5) ,

gelet op Verordening (EG) nr. 1750/1999van de Commissie van 23 juli 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL) (6),

gelet op Verordening (EG) nr. 2603/1999 van de Commissie van 9 december 1999 tot vaststelling van overgangsbepalingen inzake de in Verordening (EG) nr. 1257/1999 voorziene steun voor plattelandsontwikkeling (7),

gelet op Verordening (EG) nr. 445/2002 van de Commissie van 26 februari 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999 (8) ,

gelet op Richtlijn 86/613/EEG van de Raad van 11 december 1986 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen, de landbouwsector daarbij inbegrepen, en tot bescherming van het moederschap (9) ,

gelet op Richtlijn 86/378/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid (10),

gezien het verslag van de Commissie over de uitvoering van bovengenoemde Richtlijn 86/613/EEG (COM (1994) 163),

gezien de richtsnoeren voor de evaluatie van de Leader+-programma's van de Commissie (januari 2002) (11) ,

gezien de mededeling van de Commissie van 10 juli 2002 aan de Raad en het Europees Parlement Tussenbalans van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (COM (2002) 394),

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van steunregelingen voor producenten van bepaalde gewassen (COM(2003) 23),

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1257/1999 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2826/2000 (COM(2003) 23),

gezien de mededeling van de Commissie aan de lidstaten van 14 april 2000 tot vaststelling van de richtsnoeren voor het communautaire initiatief voor plattelandsontwikkeling (Leader +) (12),

gelet op de resolutie van de Raad van 2 december 1996 betreffende de integratie van gelijke kansen voor mannen en vrouwen „mainstreaming” in de Europese Structuurfondsen (13),

gelet op beschikking 2001/51/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende het programma in verband met de communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005) (14),

gezien de technische nota 3: „Mainstreaming van gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de programma's en projecten van de Structuurfondsen”, Commissie, maart 2000,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 maart 2003 over de doelstellingen van de structuurfondsen wat betreft gelijke kansen voor vrouwen en mannen (15) ,

onder verwijzing naar zijn standpunt van 5 juni 2003 over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van steunregelingen voor producenten van bepaalde gewassen (16),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 november 2002 over de tussenbalans van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (17),

onder verwijzing naar zijn standpunt van 5 juni 2003 over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1257/1999 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2826/2000 (18),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 september 2001 over 25 jaar toepassing van de communautaire regeling voor de landbouw in berggebieden (19),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 30 mei 2002 over een tussentijdse balans van de hervorming van de GMO's in het kader van de Agenda 2000 (20),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 30 mei 2002 over de plattelandsontwikkeling in het kader van Agenda 2000 — voorlopige balans in de EU en de kandidaat-landen (21) ,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 januari 2001 over de situatie en de vooruitzichten van jonge landbouwers in de Europese Unie (22),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 februari 2000 over de ontwerpmededeling van de Commissie aan de lidstaten tot vaststelling van de richtsnoeren voor het communautaire initiatief voor plattelandsontwikkeling (LEADER +) (23),

onder verwijzing naar zijn standpunt van 15 november 2000 over het voorstel van de Raad inzake het programma ter ondersteuning van de kaderstrategie van de Gemeenschap voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen (2001-2005) (24) en zijn resolutie van 3 juli 2001 over het werkprogramma voor 2001, en overwegende dat het beginsel van de gender mainstreaming in het landbouwbeleid consequent moet worden toegepast (25),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 februari 1997 over de situatie van medewerkende echtgenoten van zelfstandig werkenden (26),

gelet op artikel 163 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen en het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A5-0230/2003),

A.

erop wijzend dat de Raad van ministers van Landbouw op 27 mei 2002 heeft verklaard dat het beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen in de plattelandsgebieden een onverbrekelijk element vormt van het communautair landbouwbeleid,

B.

overwegende dat de verbetering van de kansengelijkheid voor vrouwen in de landbouw- en visserijsector en plattelandsgebieden niet ernstig aan bod is gekomen in de voorstellen tot hervorming van het GLB en van het GVB, noch wat betreft de steunregelingen, noch wat betreft de steun aan de plattelandsontwikkeling,

C.

overwegende dat bij de tussentijdse herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de opdrachten van de agenda 2000 tot versterking van de tweede pijler (plattelandsontwikkeling) nog urgenter worden terwijl de rol daarbij van de vrouwelijke plattelandsbevolking als uitzonderlijk belangrijk moet worden aangemerkt voor de bevordering van het Europese plattelandsmodel en het algemene beleid voor ontwikkeling van de Europese Unie;

D.

overwegende dat de kansengelijkheid voor de vrouwen op het platteland een noodzakelijke voorwaarde is voor de volledige ontplooiing van het bestaande potentieel voor duurzame ontwikkeling in de plattelandsgebieden van Europa; dat het welslagen en de multifunctionaliteit van het GLB, de diversificatie van de landbouw en het succes van de plattelandsontwikkeling rechtstreeks afhankelijk zijn van het door vrouwen verrichte werk,

E.

overwegende dat in het kader van de verordening over de structuurfondsen en met name het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) het wegwerken van de ongelijkheden en de bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen de belangrijkste doelstelling is,

F.

overwegende dat met het initiatief Leader+ steun wordt verleend aan de vrouwen in landbouwgebieden via strategieën die beogen hun kansen voor werkgelegenheid of hun werkzaamheden te verbeteren en dat de tussentijdse evaluatie van dit programma eind 2003 zal plaatshebben,

G.

overwegende dat strikt juridisch gezien de lidstaten kennelijk uitvoering geven aan richtlijn 86/613/EEG, maar dat de praktische resultaten in vergelijking met de wezenlijke doelstellingen van de richtlijn niet bevredigend zijn, mede gezien het feit dat de formulering ervan zeer vaag is en dat inzake sociale zekerheid de lidstaten zelf kunnen beslissen of zij aan de medewerkende echtgenoot eigen dan wel afgeleide rechten toekennen,

H.

erop wijzend dat, ofschoon vrouwen 37 % uitmaken van het landbouwerspotentieel in de Europese Unie, een grote bijdrage leveren aan de totale landbouwproductie en de plattelandsontwikkeling en een belangrijke schakel vormen tussen productie en consumptie, a) de vrouwelijke landbouwbevolking vergrijst, b) één op de twee vrouwelijke landbouwers onder het stelsel van de meewerkende partner valt, wat bijzonder nadelig uitvalt voor haar bezoldiging, sociale zekerheid, gezondheidszorg, pensioen en verdere beroepsontwikkeling, c) het percentage vrouwelijke landbouwers dat een landbouwbedrijf runt bijzonder laag ligt, d) de opleiding en bijscholing van de vrouwelijke landbouwers op een zeer laag niveau blijft, e) de participatie van de vrouwen aan landbouwcoöperaties en —organisaties niet bevredigend is, f) het analfabetisme en de werkloosheid in de landbouwgebieden vooral de vrouwen treft (in bepaalde gebieden ligt dit percentage voor vrouwen twee keer zo hoog als bij mannen),

I.

verwijzend naar richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van richtlijn 76/207/EEG van de Raad inzake de praktische tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen met betrekking tot de toegang tot werkgelegenheid, beroepsopleiding, bevordering en arbeidsvoorwaarden (27),

J.

overwegende dat met de toetreding van de nieuwe lidstaten het aantal vrouwelijke landbouwers aanzienlijk zal toenemen gezien het vrij hoog percentage van vrouwelijke actieve landbouwbevolking,

1.

is ingenomen met de conclusies van de Raad van ministers van Landbouw van 27 mei 2002 die tot doel had het genderperspectief te integreren en het mainstreamingsbeginsel consequent toe te passen, en met name concrete prioriteiten en doelstellingen vast te leggen die moeten worden verwezenlijkt om de gelijke kansen voor mannen en vrouwen in praktijk om te zetten in het landbouwbeleid en het beleid voor plattelandsontwikkeling;

2.

vraagt de lidstaten dat zij de noodzakelijke beleidsmaatregelen uitvoeren voor steun aan de vrouwelijke landbouwers, op basis met name van de richtsnoeren van de laatste Raad van ministers van Landbouw, door overname van het genderperspectief in het algemeen en uitvoering van het beginsel van gender mainstreaming in het bijzonder, en deze te bevorderen in het kader van de tweede pijler, de plattelandsontwikkeling; verzoekt de lidstaten om uiterlijk eind van 2004 aan de Commissie en het Europees Parlement verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang;

3.

onderstreept dat zowel in de verordeningen over de werking van de structuurfondsen als in de programma's en initiatieven inzake plattelandsontwikkeling, het wegwerken van de ongelijkheden en de bevordering van de gelijke kansen tot de hoofddoelstellingen behoren; stelt evenwel vast dat de vrouwelijke landbouwers en vrouwen die in plattelandsgebieden actief zijn in de visserijsector in de praktijk een zeer gering aandeel hebben in de planning en uitwerking van de geboden mogelijkheden; verzoekt de Commissie erop toe te zien dat bij de procedures tot goedkeuring van de desbetreffende Structuurfondsprojecten voldoende aandacht wordt geschonken aan een sterkere rol voor de vrouwelijke landbouwers en vrouwen die in plattelandsgebieden actief zijn in de visserijsector;

4.

meent dat de logica van de plafonnering en verdeling van de steun uit hoofde van de tweede pijler alleen doelmatig kan zijn, wanneer bij alle programma's en bij het vaststellen van de financiële steun ook rekening wordt gehouden met het aantal personen dat op een bedrijf werkt; verzoekt de lidstaten daarom om aanpassing van de huidige berekeningswijze, die alleen rekent met bedrijven en niet met het aantal werkzame personen, hetgeen tot ernstige benadeling leidt van alle vrouwen die als echtgenote in een gezinsbedrijf werkzaam zijn;

5.

vraagt de Commissie om in het licht van de tussentijdse herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en met het oog op een belangrijkere rol voor vrouwen in de strategie voor de plattelandsontwikkeling, een correcte analyse te maken van het vermoedelijke effect van de toekomstige programma's voor de kansengelijkheid tussen mannen en vrouwen vóór de uitvoering daarvan, uitgaande van een verdeling van middelen die in overeenstemming is met het beginsel van gender mainstreaming en die aan de behoeften van plattelandsvrouwen beantwoordt, en om er bij voorrang voor te zorgen dat de bedragen die vrijkomen door ombuiging van rechtstreekse steun, worden toegewezen voor programma's met maatregelen ten gunste van de sociale groepen die de grootste behoeften maar ook een ontwikkelingspotentieel hebben, bijvoorbeeld vrouwen in plattelandsgebieden in de huidige en de nieuwe lidstaten;

6.

spoort de Commissie in het kader van de versterking van de programma's en acties van de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de plattelandsontwikkeling, ertoe aan te bevorderen dat

acties voor het creëren en versterken van een sociale infrastructuur voor de vrouwelijke landbouwers en meer in het algemeen voor de bewoners van de plattelandsgebieden, met name voor gezondheid, opleiding en nascholing en cultuur,

geïntegreerde initiatieven voor de ontwikkeling van ondernemerschap, innovatie, beroepsopleiding, waaronder kennisverwerving, management van het landbouwbedrijf, agrotoerisme, biologisch boeren, nieuwe technologieën (met name Internet) nieuwe energievormen, werking van coöperatieven, bestrijding van analfabetisme en levenslang leren;

7.

dringt er bij de Commissie en de Raad op aan om in de huidige voorstellen tot hervorming van het GLB ook effectieve maatregelen op te nemen die de kansengelijkheid voor vrouwen op het platteland verbeteren en voor hen vooruitzichten op vooruitgang te openen; onderstreept in het bijzonder dat de tussentijdse hervorming van het GLB alleen een positief effect op de kansengelijkheid voor mannen en vrouwen kan hebben indien de doelstellingen ervan grondig worden gewijzigd in dier voege dat bijzondere betekenis wordt gehecht aan het gezinsbedrijf in de landbouw en aan de steun voor kleine en middelgrote landbouwers;

8.

verzoekt de Commissie om, gelet op het beperkte effect dat de programma's en initiatieven op het gebied van de plattelandsontwikkeling hebben op de kansengelijkheid, een specifiek „vrouwenproject” op te nemen in het toekomstige programma voor de structuurfondsen en de plattelandsontwikkeling (2007-2012);

9.

vraagt de lidstaten, overwegende dat de werkloosheid op het platteland in de eerste plaats de vrouwen treft, in het kader van de activiteiten van de structuurfondsen de gekwalificeerde arbeid en bij vrouwen het ondernemerschap en de coöperatieve cultuur te bevorderen; bovendien moeten de lidstaten overgaan tot het creëren, of ondersteunen wanneer deze reeds bestaan, van betrouwbare en gecertificeerde onderwijssystemen, landbouwopleidingen alsook geïntegreerde opleidingen voor vrouwelijke landbouwers, en structuren voor levenslang leren;

10.

spoort de lidstaten aan om in samenwerking met het lokale overheden en met het doel de sociale uitsluiting in plattelandsgebieden geleidelijk te doen verdwijnen, incentieven in te voeren voor participatie van vrouwen in de arbeid en de landbouwproductie, met het oog op een evenwichtiger participatie, maatregelen te nemen om de algemene levensomstandigheden van de vrouwen in de plattelandsgebieden te verbeteren en een adequaat netwerk voor dienstverlening op het platteland (postkantoren, bibliotheken) op te zetten, te zorgen voor aanwezigheid of verbetering van openbaar vervoer en scholen, (permanente en seizoensgebonden) kinderopvang, bejaarden- en gehandicaptenzorg en gezondheids- en gezinsadviesdiensten;

11.

dringt er bij de lidstaten op aan om, in samenwerking met de lokale overheden, een kredietverleningsbeleid op het platteland te voeren, dat synergieën tussen openbare en particuliere middelen mobiliseert door toegang te verlenen tot microkrediet en zachte kredieten ter bevordering van ondernemersactiviteiten van vrouwen;

12.

roept de lidstaten op om indicatoren te ontwikkelen, die het de lidstaten mogelijk maken om vergelijkbare data te verkrijgen om in de tussentijdse evaluatie van de programma's Leader+, die zij voor eind 2003 moeten voorleggen, ook cijfers op te nemen inzake de kwantitatieve en kwalitatieve deelname van de vrouwelijke landbouwers in deze programma's en de effecten van deze acties op het leven van de vrouwen;

13.

vraagt de lidstaten in het kader van het initiatief Leader+ en met name bij de werkzaamheden van de lokale actiegroepen, enerzijds de genderdimensie als prioritair thema vast te leggen en anderzijds een minimale participatie van vrouwen als partners in de lokale actiegroepen te garanderen; in dit kader moet worden gezorgd voor meer financiële ondersteuning van en advies aan vrouwen inzake hun participatie in programma's voor duurzame plattelandsontwikkeling, of zij nu deelnemen als individuele personen dan wel in het kader van coöperatieve verenigingen;

14.

betreurt dat de nietszeggende formulering van richtlijn 86/613/EEG betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen, de landbouwsector en de visserijsector daarbij inbegrepen, als resultaat heeft gehad dat er maar beperkte vooruitgang is geboekt op het gebied van de erkenning van de arbeid en de adequate bescherming van de meewerkende partners van de personen die in de lidstaten zelfstandig werk of een landbouwactiviteit verrichten of actief zijn in de visserijsector;

15.

betreurt dat de Commissie geen enkel concreet vervolg heeft gegeven aan eerdere resoluties van het Europees Parlement over de situatie van meehelpende partners van zelfstandigen, waarin onder andere werd gevraagd:

verplichte registratie van meehelpende partners, zodat ze geen onzichtbare werknemers blijven,

verplichting voor de lidstaten ervoor te zorgen dat de meehelpende partners zijn verzekerd uit hoofde van ziekte, ouderdomspensioen, moederschapsuitkeringen en vervangingsdiensten, alsmede invaliditeit;

16.

vraagt de Commissie om van vrouwelijke landbouwer een volwaardig beroep te maken door middel van een Europees stelsel voor de meewerkende partner/vrouwelijke landbouwer „die van rechtswege deelneemt” in het bedrijf, welk stelsel wordt opgezet op een elementair sociaal fundament dat de elementaire sociale rechten omvat, en met deze hervorming te beginnen door voorbereiding van een nieuwe, herziene richtlijn, en daarbij met name artikel 6 te versterken zodat voor de meewerkende partner/vrouwelijke landbouwer alle risico's kunnen worden gedekt, met name wat betreft de sociale zekerheid, de gezondheidszorg, het ouderdomspensioen, de moederschapsuitkeringen en vervangingsdiensten, invaliditeit en uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid; de richtlijn moet in alle opzichten meer bindend zijn voor de lidstaten aangezien dit de enige manier is om te verzekeren dat de meewerkende vrouwen in landbouwbedrijven een professioneel statuut krijgen waarmee zij zowel afgeleide als volledig eigen sociale rechten kunnen krijgen; roept de Commissie op om de huidige situatie in de huidige en de toekomstige lidstaten te evalueren en een herziene richtlijn voor te leggen tegen het einde van 2004;

17.

roept de lidstaten die zulks nog niet hebben gedaan op de nodige maatregelen te nemen voor de erkenning van de arbeid van meewerkende vrouwen in landbouwbedrijven zodat de arbeid die zij presteren erkend en bekrachtigd wordt op het niveau van sociale zekerheid en pensioenrechten met vergelijkbare bijdragen voor de gezinsbedrijven in de landbouw;

18.

verzoekt de Commissie hierbij met name de gelijke behandeling van en de gelijke kansen voor vrouwen en mannen te waarborgen, inclusief de volledige toepassing in de landbouwsector van het beginsel van gelijk loon voor gelijk werk;

19.

vraagt de lidstaten een evenwichtige vertegenwoordiging van de vrouwelijke landbouwers (op plaatselijk en op Europees niveau) in de diverse besluitvormingsorganen en -diensten te bevorderen, zowel op professioneel vlak als op overheidsniveau (landbouworganisaties en sectoriële organisaties, landbouwcoöperatieven, agrarische vrouwen-NGO's, landbouwkamers, vakbondsorganisaties, landbouwministeries, enz.) en samen te werken met plaatselijke overheden om het cultureel en sociaal leven van de vrouwen op het platteland te stimuleren en te versterken (stichten van verenigingen — stimuleren van initiatieven);

20.

verzoekt de lidstaten om de status van dit beroep te verhogen, waartoe ook een erkenning van beroepsverworvenheden en de op het bedrijf noodzakelijke vaardigheden vereist is; de werkelijke erkenning van gelijkwaardigheid van een generalistische vorming en landbouwopleidingen zou ook de opleidingsloopbaan van vrouwelijke landbouwers vergemakkelijken, vooral voor vrouwen die dit beroep pas op wat latere leeftijd beginnen na eerst een ander beroep te hebben uitgeoefend; daarom is het van belang dat de door de uitoefening van een beroepsactiviteit in de landbouw verworven kwalificaties door de bevoegde autoriteiten worden erkend;

21.

verzoekt de Commissie om binnen haar directoraat-generaal voor landbouw een eenheid op te richten die voor gender- en landbouwbeleid verantwoordelijk is en die in de eerste plaats tot taak heeft te zorgen voor gender mainstreaming in alle relevante wetgeving en beleidsmaatregelen;

22.

dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om door aanvullende maatregelen in het bestaande DAPHNE-programma effectieve maatregelen te nemen tegen het geweld in de huiselijke kring, dat vooral op het platteland wijd verbreid is;

23.

vraagt de huidige en de nieuwe lidstaten dat zij een diepgaand onderzoek uitvoeren naar de situatie van de vrouwelijke landbouwers en de vrouwen op het platteland in het algemeen voor de planning van de noodzakelijke maatregelen, de desbetreffende regelgeving en de ontwikkelingsstrategie, die beantwoorden aan hun reële behoeften, zoals de stelselmatige registratie en publicatie van gegevens, kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en statistieken over de vrouwelijke landbouwers; vraagt de Commissie om het kader voor dat onderzoek te aan te geven en te coördineren en ervoor te zorgen dat dat onderzoek tegen het einde van 2004 aan het Parlement wordt voorgelegd;

24.

verwelkomt de belangrijke werkzaamheden van het Europees waarnemingscentrum voor Leader op het gebied van voorlichting, het verzamelen van gegevens en de beoordeling ervan voor de plattelandsgebieden; dringt er bij de Commissie op aan spoed te zetten achter het operationeel worden van de Waarnemingspost van Leader+ en bepleit dat de gegevens, de kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en de statistische cijfers die betrekking hebben op plattelandsvrouwen met steun van Eurostat systematisch worden vastgelegd, gebruikt en gepubliceerd:

a)

wegwerken van de ernstige tekortkomingen in de landbouwstatistieken ten aanzien van de verschillen in de situatie van mannen en vrouwen en toezien op de verwijdering van discriminerende distorsies bij het verzamelen van gegevens en indicatoren,

b)

verzamelen, codificeren en verspreiden van per geslacht uitgesplitste statistieken, indicatoren en informatie (demografische kwesties, kwesties betreffende het gezin, het combineren van meerdere banen, het inkomenspeil, onderwijs en opleiding, gezondheid, politiek, geweld, sociale uitsluiting) alsook over de communautaire beleidsvormen en programma's en de resultaten ervan op het gebied van plattelandsontwikkeling,

c)

verzamelen en verspreiden van goede praktijken en voorbeelden (benchmarks) voor de integratie en participatie van vrouwelijke landbouwers in de lokale ontwikkeling en de landbouweconomie en -maatschappij,

d)

opstellen van verslagen over de toepassing en de evolutie van het Leader+ initiatief, met follow-up en beoordeling van de resultaten ervan voor het leven van vrouwen in plattelandsgebieden;

25.

vraagt de Commissie in het licht van de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en van de uitbreiding rekening te houden met de specifieke situatie van de kandidaat-landen (grote structurele verschillen met de EU-lidstaten) en uiteraard ook met de situatie van de vrouwen in de plattelandseconomie van de toetredingslanden en de rol die zij kunnen spelen bij plattelandsontwikkeling, en Leader+uit te breiden en aan te passen aan de nieuwe situatie;

26.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de huidige en nieuwe lidstaten.


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

(2)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(3)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 113.

(4)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.

(5)  PB L 213 van 13.8.1999, blz. 1.

(6)  PB L 214 van 13.8.1999, blz. 31.

(7)  PB L 316 van 10.12.1999, blz..26

(8)  PB L 74 van 15.3.2002, blz. 1.

(9)  PB L 359 van 19.12.1986, blz. 56.

(10)  PB L 225 van 12.8.1986, blz. 40.

(11)  Doc Star VI/43503/02-REV.I.

(12)  PB C 139 van 18.5.2000, blz. 5.

(13)  PB C 386 van 20.12.1996, blz. 1.

(14)  PB L 17 van 19.1.2001, blz. 22.

(15)  P5_TA (2003) 0093.

(16)  P5_TA (2003) 0256.

(17)  P5_TA (2002) 0532.

(18)  P5_TA (2003) 0257.

(19)  PB C 72 van 21.3.2002, blz. 354.

(20)  P5_TA(2002) 0274.

(21)  P5_TA(2002) 0275.

(22)  PB C 262 van 18.9.2001, blz. 153.

(23)  PB C 339 van 29.11.2000, blz. 52.

(24)  PB C 223 van 8.8.2001, blz. 153.

(25)  PB C 65 E van 14.3.2002, blz. 43.

(26)  PB C 85 van 17.3.1997, blz. 186.

(27)  PB L 269 van 5.10.2002, blz. 15.

P5_TA(2003)0343

Veiligheid van touringcars

Resolutie van het Europees Parlement over veiligheid van touringcars

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn standpunt van 14 januari 2003 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de harmonisering van bepaalde sociale wetgeving in verband met het wegvoer (1),

gezien Verordening (EG) nr. 2135/98 van de Raad van 24 september 1998 (2) over de invoering van de digitale tachografen,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 februari 2003 over het Witboek van de Commissie over het Europees vervoerbeleid voor 2010: tijd om te besluiten (3),

gezien de mededeling van de Commissie over het Europese verkeersveiligheidsactieprogramma — Halvering van het aantal slachtoffers in het verkeer in de Europese Unie voor 2010: De gedeelde verantwoordelijkheid (COM(2003) 311),

A.

overwegende dat volgens de statistieken elk jaar meer dan 42.000 mensen dodelijk verongelukken op de wegen van de EU,

B.

overwegende dat er een alomvattende verkeersveiligheidsstrategie nodig is, onderbouwd door getalsmatige targets, om iets te doen aan dit belangrijke probleem van volksgezondheid en veiligheid; overwegende dat een belangrijk onderdeel hiervan is dat het aantal verwondingen wordt teruggebracht dat een gevolg is van zwakte, vooral oververmoeidheid, van de chauffeur,

C.

gelet op de tragische busongelukken in respectievelijk Siofok, Hongarije, op 8 mei 2003 waarbij 33 toeristen omkwamen, en in Frankrijk in de buurt van Lyon op 18 mei 2003 waarbij 28 toeristen omkwamen, alsook andere recente ongevallen die laten zien dat de menselijke factor van aanzienlijke invloed is op de verkeersveiligheid,

D.

overwegende dat de Commissie een algehele herziening heeft voorgesteld van Verordening (EEG) nr. 3820/85 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (reistijden) (4) door deze te vervangen door een nieuwe verordening; overwegende dat het Parlement, mits ingrijpend geamendeerd, bereid was hiermee akkoord te gaan en zijn eerste lezing heeft afgerond op 14 januari 2003; overwegende dat de Raad nog geen gemeenschappelijk standpunt over dit onderwerp heeft goedgekeurd,

E.

overwegende dat door het gebruik van de digitale tachograaf de controle op de rijtijden en rusttijden van de chauffeur zal worden verbeterd,

F.

betreurend dat op heden het aanbrengen van veiligheidsgordels nog niet in alle nieuwe touringcars verplicht is gesteld en dat het verplicht dragen van veiligheidsgordels in daarmee uitgeruste touringcars nog niet algemeen gebruik is in de EU,

G.

overwegende dat er geen communautaire richtlijnen bestaan die terreinen bestrijken zoals spoorwegovergangen bij hoofdwegen en meer in het algemeen adequate wegaanleg en onderhoud,

1.

verklaart zich solidair met de slachtoffers van deze ongevallen en hamert op de noodzaak zo snel mogelijk effectieve maatregelen te nemen opdat dergelijke tragische gebeurtenissen zich in de toekomst zich niet opnieuw kunnen voordoen;

2.

wil dat de Raad volledig rekening houdt met het standpunt van het Parlement in eerste lezing bij het goedkeuren van zijn gemeenschappelijk standpunt over de rijtijdenverordening;

3.

verzoekt de Raad om in het kader van de ontwerprijtijdenverordening het verzoek van het Parlement in te willigen ten aanzien van het invoeren van een minimaal aantal controles langs de weg in de lidstaten (2 % van het totaal aantal werkdagen);

4.

verzoekt de lidstaten vaart te zetten achter het omzetten van de bepalingen van de Richtlijn 2002/85/EG (5) over snelheidsbeperkingsinstrumenten in hun nationale wetgeving, gezien het belang van dergelijke maatregelen voor de verkeersveiligheid;

5.

verzoekt de Commissie met een wetgevingsvoorstel te komen over het verplicht dragen van veiligheidsgordels door touringcarpassagiers en meer in het algemeen een adequate constructie van touringcars en wel zo snel mogelijk;

6.

verzoekt de Commissie om met wetsvoorstellen te komen tot wijziging van Richtlijn 77/541/EEG van de Raad over veiligheidsgordels en snelheidsbeperkers op motorvoertuigen (6), Richtlijn 74/408/EEG van de Raad over het interieur van motorvoertuigen (hoe sterk de stoelen moeten zijn en waar zij aan moeten worden vastgemaakt) (7), Richtlijn 76/115/EEG van de Raad over het vastmaken van veiligheidsgordels in motorvoertuigen zodat het aanbrengen van veiligheidsgordels in nieuwe touringcars verplicht wordt gesteld (8);

7.

verzoekt de Commissie vaart te zetten achter omzetting van Richtlijn 2003/20/EG van 8 april 2003 over de harmonisering van de wetten van de lidstaten over verplicht gebruik van veiligheidsgordels in voertuigen van minder dan 3,5 ton (9), waarbij het verplicht dragen van veiligheidsgordels in touringcars die daarmee zijn uitgerust, verplicht wordt voor passagiers wanneer zij zitten;

8.

wijst op het belang van een correcte uitvoering van het recente Commissievoorstel voor de opleiding van beroepschauffeurs (10) als een belangrijke bijdrage tot de rijvaardigheid van professionele touringcarchauffeurs in de gehele Europese Unie;

9.

verzoekt de Commissie met voorstellen te komen ter vergemakkelijking van de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten op terreinen zoals spoorwegovergangen bij hoofdwegen en meer in het algemeen adequate wegaanleg en onderhoud;

10.

is verheugd over het actieprogramma van de Commissie over de Europese verkeersveiligheid en verzoekt de Commissie het verzoek te ondersteunen om speciaal de aandacht te richten op intensieve spoedmaatregelen voor een grotere veiligheid van touringcars;

11.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de regeringen van de lidstaten.


(1)  P5_TA(2003)0008.

(2)  PB L 274 van 9.10.1998, blz. 1.

(3)  P5_TA(2003)0054.

(4)  PB L 370 van 31.12.1985, blz. 1.

(5)  PB L 327 van 4.12.2002, blz. 8.

(6)  PB L 220 van 29.8.1977, blz. 95.

(7)  PB L 221 van 12.8.1974, blz. 1.

(8)  PB L 24 van 30.1.1976, blz. 6.

(9)  PB L 115 van 9.5.2003, blz. 63.

(10)  PB C 154 E van 29.5.2001, blz. 258.


Top