Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004XX0218(02)

    Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.2220 — GE/Honeywell (opgesteld overeenkomstig artikel 15 en gewijzigd overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)) (Voor de EER relevante tekst)

    PB C 42 van 18.2.2004, p. 11–12 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52004XX0218(02)

    Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.2220 — GE/Honeywell (opgesteld overeenkomstig artikel 15 en gewijzigd overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)) (Voor de EER relevante tekst)

    Publicatieblad Nr. C 042 van 18/02/2004 blz. 0011 - 0012


    Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.2220 - GE/Honeywell

    (opgesteld overeenkomstig artikel 15 en gewijzigd overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21))

    (2004/C 42/05)

    (Voor de EER relevante tekst)

    De ontwerpbeschikking die aan de Commissie is voorgelegd, geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen ten aanzien van het recht te worden gehoord:

    1. De partijen bij de voorgenomen fusie (hierna te noemen: "de partijen") klaagden over de door de Commissie vastgestelde termijn voor het beantwoorden van de mededeling van punten van bezwaar. Krachtens artikel 21 van Verordening (EG) nr. 447/98 van de Commissie van 1 maart 1998 betreffende de aanmeldingen, de termijnen en het horen van betrokkenen en derden overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 61 van 2.3.1998, blz. 1), houdt de Commissie bij de vaststelling van deze termijnen rekening met de tijd die nodig is voor de voorbereiding van de verklaringen, en met de spoedeisendheid van het geval. In het onderhavige geval had de Commissie een aanvankelijke antwoordtermijn van twee weken en één dag vastgesteld, die vervolgens werd verlengd met één extra dag. Gelet op de ingewikkeldheid van de zaak was deze termijn kort, maar nog steeds passend in het licht van het in de concentratieverordening vastgestelde strakke tijdschema voor beschikkingen van de Commissie. Bovendien werden de partijen in de gelegenheid gesteld om hun schriftelijke verklaringen mondeling aan te vullen tijdens een hoorzitting van één volledige dag. Ik concludeer dan ook dat het recht van verweer in dit verband werd geëerbiedigd.

    2. De partijen waren van oordeel dat de Commissie hen geen volledige toegang tot het dossier had verleend omdat een economisch model dat de Commissie in de mededeling van punten van bezwaar had gebruikt om de gevolgen van de voorgenomen fusie op de overblijvende concurrenten te kwantificeren, niet volledig werd bekendgemaakt aan de partijen. De reden hiervoor was dat dit model werd opgesteld op basis van door een derde (Rolls Royce) verstrekte gegevens die commercieel gevoelige informatie vormden. Op verzoek van de raadadviseur-auditeur heeft de betrokken onderneming op basis van een vertrouwelijkheidsovereenkomst een deel van haar informatie verstrekt aan de economische raadgevers van de partijen, maar heeft zij niet alle gegevens willen bekendmaken. De vraag is of de Commissie heeft gezorgd voor een billijk evenwicht tussen het recht van verweer van de partijen en het recht van derden op niet-openbaarmaking van hun zakengeheimen en andere vertrouwelijke informatie, alsmede in hoeverre de door Rolls Royce verstrekte informatie kan worden gebruikt om de tegen de partijen aangevoerde bezwaren te staven. Deze vraag kan echter onbeantwoord blijven, aangezien de Commissie zich in haar ontwerpbeschikking niet langer baseert op het bovenvermelde economische model.

    3. De partijen stelden ook dat zij geen passende toegang hadden tot de verklaringen van de verschillende luchtvaartmaatschappijen die bezwaar hadden tegen de fusie, behoudens een anonieme samenvatting van alle klachten. Gelet op de gevoeligheid van hun positie ten opzichte van de partijen bij de voorgestelde fusie, hadden de luchtvaartmaatschappijen verzocht om een uiterst vertrouwelijke en anonieme behandeling van hun verklaringen. Door het opstellen en verspreiden van de anonieme samenvatting heeft de Commissie op correcte wijze voldaan aan haar verplichting om enerzijds zakengeheimen en andere vertrouwelijke informatie, zoals de identiteit van bovenbedoelde klagers, te beschermen en anderzijds ervoor te zorgen dat de partijen voldoende kennis hebben van de klachten. De wijze waarop deze kwestie werd behandeld, is in overeenstemming met de rechtspraak van het Gerecht van eerste aanleg.

    4. Bovendien verweten de partijen de Commissie dat zij niet objectief had gehandeld. Zij beweren dat feiten uiterst selectief werden gebruikt of zonder meer werden genegeerd wanneer zij niet strookten met het standpunt van de Commissie. Uit de tekst van de ontwerpbeschikking blijkt echter dat dit verwijt onterecht is, aangezien daarin alle relevante feiten en argumenten worden behandeld ongeacht of zij ongunstig of gunstig zijn voor de partijen.

    5. Tot slot uitten de partijen twijfels over de onpartijdigheid van het onderzoek dat door de Commissie werd verricht om het effect van het voorgestelde verbintenissenpakket op de mededinging te beoordelen. In dit verband moet worden beklemtoond dat de Commissie van meet af aan pure gedragsregels heeft afgewezen. De voorgestelde structurele verbintenissen werden grondig onderzocht en als onvoldoende beschouwd om de belangrijkste mededingingsproblemen met betrekking tot de markten van motoren voor grote commerciële vliegtuigen, elektronische en niet-elektronische luchtvaartproducten te verhelpen. Aangezien de partijen nog steeds de mogelijkheid hadden om de voorgestelde verbintenissen te verbeteren, startte de Commissie een technisch marktonderzoek van alle structurele verbintenissen om na te gaan of - in geval van een merkbare verbetering van het door de partijen al aangeboden verbintenissenpakket - deze toezeggingen reeds de basis zouden kunnen vormen voor een definitieve schikking. Dit qua omvang en opzet beperkt onderzoek - dat om de in de ontwerpbeschikking uiteengezette redenen tot een negatief resultaat leidde - voldoet aan de in het communautaire mededingingsrecht vastgestelde criteria inzake objectiviteit. Dit geldt zowel voor de toegepaste methode als voor de selectie van de respondenten, die op niet-discriminerende wijze werden gekozen uit concurrenten en afnemers die actief aan de procedure hadden deelgenomen en die de sector voldoende kenden om de Commissie technische informatie te verstrekken.

    6. De ontwerpbeschikking bevat alleen bezwaren ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

    Brussel, 28 juni 2001.

    Helmuth Schröter

    Top