EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003XG0515(01)

Conclusies van de Raad van 6 mei 2003 betreffende de toekomst van jeugdactiviteiten in het kader van de nieuwe generatie programma's

PB C 115 van 15.5.2003, p. 1–2 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52003XG0515(01)

Conclusies van de Raad van 6 mei 2003 betreffende de toekomst van jeugdactiviteiten in het kader van de nieuwe generatie programma's

Publicatieblad Nr. C 115 van 15/05/2003 blz. 0001 - 0002


Conclusies van de Raad

van 6 mei 2003

betreffende de toekomst van jeugdactiviteiten in het kader van de nieuwe generatie programma's

(2003/C 115/01)

OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

(1) Het Verdrag bepaalt dat het optreden van de Gemeenschap gericht is op het bevorderen van de ontwikkeling van uitwisselingsprogramma's voor jongeren en jongerenwerkers.

(2) Het Europees Parlement en de Raad hebben bij Besluit nr. 1031/2000/EG van 13 april 2000 het communautaire actieprogramma "Jeugd" betreffende een samenwerkingsbeleid ten behoeve van de jeugd vastgesteld, waardoor jongeren de kennis, vaardigheden en bekwaamheden moeten kunnen verwerven die een grondslag van hun verdere ontwikkeling kunnen vormen, en zich tot verantwoordelijke burgers kunnen ontwikkelen die actief aan de Europese samenleving deelnemen.

(3) In de verklaring van Laken betreffende de toekomst van de Europese Unie, die is gevoegd bij de conclusies van de Europese Raad van 14 en 15 december 2001, wordt gesteld dat een van de fundamentele uitdagingen voor de Europese Unie de volgende is: "Hoe de burgers, in de eerste plaats de jongeren, nader tot het Europese project en de Europese instellingen te brengen?".

(4) Het witboek van de Europese Commissie van 21 november 2001, getiteld "Een nieuw elan voor Europa's jeugd", is een uitgangspunt geweest voor de vaststelling van een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken.

(5) De Europese Raad van 15 en 16 december 2002 te Kopenhagen heeft de resultaten van de toetredingsonderhandelingen voor de uitbreiding van de Europese Unie bekrachtigd.

(6) In de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 14 december 2000, houdende een actieplan voor de mobiliteit, wordt erop gewezen dat de mobiliteit van jongeren een zeer belangrijke politieke doelstelling vormt en dat de "Jeugd"-programma's veel hebben betekend en een essentiële rol spelen bij het bereiken van deze doelstelling.

(7) In de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 14 december 2000, inzake de sociale integratie van jongeren, wordt geconstateerd dat jongeren, en vooral de zwaksten onder hen, zeer sterk zijn blootgesteld aan de risico's van sociale, politieke en culturele uitsluiting, en wordt de Commissie en de lidstaten verzocht te bevorderen dat jongeren uit de hele samenleving ruime toegang krijgen tot de voor hen bestemde communautaire of nationale programma's.

(8) In de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 14 februari 2002, betreffende de meerwaarde van jongerenvrijwilligerswerk in het kader van de ontwikkeling van de actie van de Gemeenschap inzake jeugd, wordt de Commissie en de lidstaten verzocht maatregelen te nemen om de sol van jongerenvrijwilligerwerk te versterken en verder te ontwikkelen.

(9) De resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 28 juni 2001 "Van uitsluiting naar empowerment: het initiatief, de ondernemingszin en de creativiteit van jongeren stimuleren".

(10) In de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 juni 2002, over het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken, worden participatie, informatie, vrijwilligersactiviteiten door jongeren en beter begrip en kennis van jongeren bekrachtigd als de vier thematische prioriteiten.

(11) De resolutie van de Raad van 27 juni 2002 inzake levenslang lern,

1. GELET OP de voorbereiding van de toekomstige generatie programma's op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren;

2. BENADRUKT dat het bestaande communautaire actieprogramma "Jeugd" het basismiddel en de hefboom vormt om Europese samenwerking in jeugdzaken te bevorderen, alsmede het belangrijkste instrument is om een jeugdbeleid tot stand te brengen en uit te voeren op een meer complete, samenhangende en intersectorale manier;

3. TEKENT AAN dat er behoefte bestaat aan koppeling met andere relevante communautaire programma's in de context van de horizontale aspecten van jeugdbeleid in andere sectoren;

4. MEMOREERT dat het programma "Jeugd" aan jongeren, vooral aan jongeren met problemen, de mogelijkheid biedt ervaring en vaardigheden op te doen door deel te nemen aan buitenschoolse activiteiten, en aldus bijdraagt aan hun persoonlijke ontwikkeling in het kader van niet-formeel leren;

5. MEMOREERT dat op het gebied van jeugdzaken de Europese Unie haar betrekkingen met derde landen heeft aangehaald in het kader van de acties van het programma "Jeugd";

6. WIJST EROP dat de uitbreiding van de Europese Unie nieuwe geografische, demografische, sociologische en culturele elementen met zich meebrengt die van invloed zijn op jongeren;

7. ERKENT dat jongeren een cruciale rol spelen bij de bevordering van het Europese burgerschap en de Europese identiteit;

8. NEEMT NOTA VAN het voornemen van de ministers om bij te dragen aan de door de Commissie op gang gebrachte discussie over de toekomstige programma's, maar onverminderd de resultaten van nationale raadplegingen over de toekomstige generatie van programma's en de effectbeoordelingen van de bestaande programma's en de effectbeoordelingen van de bestaande programma's en met volledige inachtneming van het initiatiefrecht van de Commissie;

9. BENADRUKT de noodzaak om in het kader van de toekomstige generatie programma's de bestaande, specifiek op jongeren gerichte communautaire instrumenten in stand te houden en te ontwwikkelen, hetgeen essentieel is voor de ontwikkeling van de samenwerking van de lidstaten in jeugdzaken;

10. BENADRUKT voorts dat de prioriteiten en doelstellingen van deze instrumenten moeten worden afgestemd op het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken,

ACHT het van belang zich blijvend in te spannen om:

1. de deelname van alle jongeren te verhogen, in het bijzonder van hen die worden bedreigd door of te maken hebben met sociale uitsluiting;

2. de dialoog en de samenwerking tussen jonge Europeanen en de rest van de wereld te versterken;

3. initiatieven van jongeren voor innovatie en ondernemerschap, van lokaal tot Europees niveau, aan te moedigen;

4. vrijwilligersactiviteiten te bevorderen, niet alleen als een middel om vaardigheden te verwerven, maar ook als een essentiële vorm van actief burgerschap;

5. de universele waarden van democratie, gelijkheid en respect voor de mensenrechten te eerbiedigen en uit te dragen, alsook racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van discriminatie van en onder jongeren te bestrijden;

6. mobiliteit en nieuwe technologieën te bevorderen en andere innoverende methoden ter ondersteuning van strategieën ten behoeve van jongeren te bestuderen.

Top