EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOC_2002_181_E_0280_01

Voorstel voor een beschikking van de Raad waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd om in overeenstemming met artikel 8, lid 4 van Richtlijn 92/81/EEG een gedifferentieerd accijnsrecht toe te passen op brandstof die biodiesel bevat (COM(2002) 144 def.)

PB C 181E van 30.7.2002, p. 280–281 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52002PC0144

Voorstel voor een Beschikking van de Raad waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd om in overeenstemming met artikel 8, lid 4 van Richtlijn 92/81/EEG een gedifferentieerd accijnsrecht toe te passen op brandstof die biodiesel bevat /* COM/2002/0144 def. */

Publicatieblad Nr. 181 E van 30/07/2002 blz. 0280 - 0281


Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd om in overeenstemming met artikel 8, lid 4 van Richtlijn 92/81/EEG een gedifferentieerd accijnsrecht toe te passen op brandstof die biodiesel bevat

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Indiening van het verzoek

1.1. Bij schrijven van 15 juni 2001 hebben de Britse autoriteiten bij de Commissie een verzoek ingediend om een gedifferentieerd tarief te mogen toepassen op biodiesel, overeenkomstig artikel 8, lid 4 van Richtlijn 92/81/EEG. [1]

[1] Richtlijn bekendgemaakt in PB L 316 van 31.10.1992, blz. 12, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/74/EC (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 46).

Om de nodige informatie te verkrijgen om dit verzoek te kunnen beoordelen, stuurde de Commissie aanvullende vragen in brieven dd. 12 juli en 16 oktober 2001 waarop zij van de Britse autoriteiten antwoord ontving op 6 september, 5 oktober 2001 en 26 november 2001. Op 17 september 2001 werd een bijeenkomst georganiseerd waaraan werd deelgenomen door de vertegenwoordigers van de Commissie (DG's COMP en TAXUD) en de Britse autoriteiten. Op 17 december 2001 kwam de Commissie met verdere vragen. Aan de hand van een brief van de Britse autoriteiten van 9 januari 2002 kon de Commissie haar evaluatie van het verzoek om een afwijking afronden.

De beoordeling van het Britse verzoek vond plaats in nauwe samenwerking met DG COMP, dat belast is met het aspect overheidssteun van de belastingverlaging.

1.2. Het VK stelt voor de Hydrocarbon Oils Duties Act 1979 (wet inzake minerale oliën ) te wijzigen om met ingang van de volgende geplande begroting (voorjaar 2002) een lager accijnstarief in te voeren voor biodiesel dat als motorbrandstof wordt gebruikt. Deze maatregel beoogt het milieu te verbeteren door het gebruik van schonere biodiesel aan te moedigen middels een verlaging van het recht op deze brandstof ten opzichte van diesel.

Het VK past reeds twee verschillende tarieven toe op als motorbrandstof gebruikte brandstof: één op conventionele diesel en de andere op ultralaagzwavelige diesel (ULSD) met een zwavelgehalte van niet meer dan 50 ppm [2]. Dit onderscheid werd ingevoerd om de productie en het gebruik van ULSD als motorbrandstof aan te moedigen en op deze wijze de luchtkwaliteit, met name in stedelijke gebieden te verbeteren. Dit heeft zeer goede resultaten opgeleverd: tussen 1997 en 1999 is de VK-dieselmarkt vrijwel volledig overgeschakeld op ULSD. Het VK wil nu de productie en het gebruik van biodiesel als motorbrandstof aanmoedigen door een nog lager tarief in te voeren. Zij wil voor biodiesel een tarief vaststellen dat 20 pence per liter lager is dan dat voor ultralaagzwavelige diesel. Dit komt neer op een accijnsrecht van 25,82 pence (41,4 eurocent) per liter bij de huidige koers.

[2] Afwijking waarvoor verlenging werd toegestaan bij Beschikking 2001/224/EG van de Raad van 12.3.2001.

De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk zijn voornemens het verlaagde recht in te voeren met ingang van het voorjaar 2002 voor een periode van 5 jaar tot 2007. Dit komt neer op 10 à 15 miljoen UKL gederfde inkomsten per jaar hoewel dit zal afhangen van het aantal producenten dat besluit biodiesel te produceren.

1.3. De productiekosten van biodiesel liggen hoger dan die van conventionele diesel en de wederverkoopprijs zou wanneer het recht niet zou worden verlaagd dan ook niet concurrerend zijn. Deze tariefverlaging heeft alleen tot doel de aanvullende productiekosten te compenseren. Door dit verschil uit de weg te ruimen zal biodiesel aan de pomp tegen soortgelijke prijzen als conventionele diesel kunnen worden verkocht.

De regering van het VK zal de productiekosten van biodiesel ieder jaar herzien, met inbegrip van de relatieve productiekosten van methylesters van koolzaad (RME) en teruggewonnen plantaardige olie en de schommelingen van de koolzaadprijzen ten opzichte van de fossiele brandstofprijzen en er zo op toezien dat geen overcompensatie plaatsvindt. De regering van het VK heeft uitdrukkelijk toegezegd jaarverslagen bij de Commissie in te dienen waarin de conclusies zijn opgenomen van deze onderzoeken. Eventuele tariefwijzigingen zullen in de jaarlijkse Begroting worden gedaan.

1.4. In afwachting van verder onderzoek zou biodiesel kunnen worden gedefinieerd als "een uit biomassa gewonnen brandstof of vervaardigd uit afgewerkte frituurolie voor gebruik als motorbrandstof."

Het verlaagde tarief zal worden verleend aan iedere producent van biodiesel in het VK [3], producenten van biodiesel in andere lidstaten (of derde landen) die dit product in het VK invoeren, en iedere importeur van biodiesel in het VK, mits het product in kwestie voldoet aan de specifieke definitie van biodiesel. De autoriteiten van het VK zijn van oordeel dat het niet waarschijnlijk is dat de binnenlandse productie meer zal bedragen dan 1% van de totale dieselverkoop tegen het huidige tarief.

[3] Volgens de regering van het VK bestaat er momenteel geen commerciële productie van biodiesel in het VK.

1.5. Deze fiscale stimuleringsmaatregel wordt van toepassing op zuivere biodiesel op het tijdstip van productie of invoer. De biodiesel kan vervolgens worden gebruikt als zuivere brandstof of worden gemengd in dieselbrandstof (tot maximaal 5 procent) overeenkomstig EN590. Bij ingevoerde mengsels zal het recht proportioneel worden berekend aan de hand van de toepasselijke rechten voor de samenstellende delen.

1.6. Met het bevorderen van biodiesel wordt hoofdzakelijk beoogd de luchtvervuiling terug te dringen hoewel de totale besparingen in verband met het broeikaseffect van het VK waarschijnlijk bescheiden zullen zijn omdat biodiesel vermoedelijk slechts een klein deel van de dieselverkoop zal vertegenwoordigen. De luchtkwaliteit zal door deze maatregel niet worden verbeterd, tenminste wat betreft de stikstofoxiden (NOx) en (PM10) deeltjes, de twee luchtvervuilers die in het VK de meeste schade veroorzaken; er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat biodiesel leidt tot een belangrijke verlaging van de uitstoot van deze twee vervuilers en de meeste biodiesel zal waarschijnlijk worden gemengd met diesel.

Er zijn ook potentiële voordelen voor het afvalbeleid wanneer afgewerkte plantaardige olie wordt gebruikt als feedstock. De voordelen voor het klimaat zullen kunnen worden gemeten wanneer na de verlaging van het recht meer duidelijkheid ontstaat over het niveau en het soort van biodieselproductie.

1.7. De regering van het VK overweegt verlagingen of vrijstellingen toe te staan voor een aantal potentiële brandstoffen die worden gebruikt bij proefprojecten. Het is echter niet nodig een proefproject te starten met betrekking tot biodiesel omdat deze brandstof dit stadium al voorbij is: de technologie voor de productie ervan is reeds welbekend en getest.

2. Evaluatie van de Commissie

2.1. De Raad kan op grond van artikel 8, lid 4) van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie besluiten dat een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen verdere vrijstellingen of verlagingen van accijnstarieven mag invoeren.

De Britse autoriteiten hebben bij de Commissie een verzoek ingediend om een afwijking zodat zij overeenkomstig artikel 8, lid 4 van Richtlijn 92/81/EEG [4] verlaagde accijnstarieven kunnen toepassen op als motorbrandstof gebruikte biodiesel.

[4] Richtlijn bekendgemaakt in PB L 316 van 31.10.1992, blz.. 12, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/74/EG (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 46).

Overeenkomstig Richtlijn 92/81/EEG, zijn de overige lidstaten in kennis gesteld van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk.

2.2. Bij de behandeling van derogatieverzoeken moet overeenkomstig artikel 8, lid 4 van Richtlijn 92/81/EEG een analyse worden verricht waarin het verzoek op zijn verenigbaarheid met het communautair beleid wordt getoetst.

De ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en biobrandstoffen wordt sedert 1985 aangemoedigd. Richtlijn 85/536/EEG van de Raad van 5 december 1985 betreffende de besparing van ruwe olie door het gebruik van vervangingscomponenten in benzine [5] benadrukte reeds de rol van biobrandstoffen omdat deze ervoor zorgen dat de lidstaten minder afhankelijk worden van de olie-invoer en wordt de mogelijkheid geboden tot maximaal 5 volumeprocent ethanol en tot maximaal 15 volumeprocent ETBE op te nemen in benzine. Op grond van de Beschikkingen 93/500/EEG [6] en 98/352/EG [7] van de Raad en Beschikking 646/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad [8] werd het ALTENER-programma goedgekeurd inzake de bevordering van hernieuwbare energiebronnen in de Gemeenschap dat beoogt ervoor te zorgen dat biobrandstoffen tegen 2005 ten minste 5% vertegenwoordigen van het totale brandstofverbruik van voertuigen. In het Witboek uit 1997 inzake hernieuwbare energiebronnen [9] werd er verder voor gepleit te streven naar een productie van 18 miljoen vloeibare biobrandstof tegen 2010 als onderdeel van het streven naar een verdubbeling van het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het energieverbruik van de EU in dat zelfde jaar. Het Groenboek van de Commissie "Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening" [10] onderstreept de sleutelrol van fiscale instrumenten om deze doelstellingen te bereiken door het verschil in de kostprijs tussen biobrandstof en concurrerende producten terug te brengen. Op 7 november 2001 [11] hechtte de Commissie tenslotte haar goedkeuring aan een actieplan en twee voorstellen voor richtlijnen om het gebruik van alternatieve brandstoffen in de vervoersector aan te moedigen beginnend bij regelgeving en fiscale maatregelen ter bevordering van biobrandstoffen.

[5] Richtlijn 85/536/EEG van de Raad van 5 december 1985, PB L 334 van 12.12.1985, blz. 20, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/441/EG van 29 juli 1987, PB L 238 van 21.8.1987, blz. 40. Richtlijn 85/536/EEG werd per 1 januari 2000 ingetrokken (artikel 12, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (PB L 350 van 28.12. 1998, blz. 58-68).

[6] PB L 235 van 18.9.1993, blz. 41.

[7] PB L 159 van 3.6.1998, blz. 53.

[8] PB L 79 van 25.10.2000, blz. 1.

[9] COM(1997) 599 def. van 26.11.1997.

[10] COM(2000) 769 def 29.11.2000.

[11] COM(2001) 547 def. 7.11.2001.

De door de Britse autoriteiten gevraagde belastingverlaging sluit derhalve aan op het beleid van de Gemeenschap ter bevordering van de sector biobrandstof met het oog op de milieubescherming en een continue energievoorziening.

De Commissie merkt op dat de door het Verenigd Koninkrijk voorgestelde belastingverlagingen proportioneel zijn met het percentage biobrandstof in het eindproduct en dat de feitelijke accijnstarieven hoger zijn dat de minima die momenteel van toepassing zijn in de Gemeenschap:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De Britse autoriteiten hebben de toezegging gedaan de verlaging van het accijnsrecht jaarlijks te evalueren om erop toe te zien dat deze niet de extra kosten voor de productie van biodiesel in vergelijking met equivalente producten van fossiele oorsprong overschrijdt. De regering van het VK wil hiertoe met name de productiekosten van biodiesel onderzoeken, met inbegrip van de relatieve productiekosten van methylesters van koolzaad (RME) en teruggewonnen plantaardige olie alsmede de schommelingen van de koolzaadprijzen ten opzichte van de prijzen van fossiele brandstoffen. De tarieven zullen eventueel gewijzigd worden in de jaarlijkse begroting van de minister van Financiën.

Het gevraagde gedifferentieerd tarief is van beperkte duur. Het verlaagde tarief ten behoeve van biodiesel zou in het voorjaar van 2002 ingaan voor een periode van vijf jaar (tot 2007).

De Commissie zal zo spoedig mogelijk, nadat de Raad toestemming heeft gegeven om het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in te willigen, een besluit nemen inzake de verenigbaarheid van het voorstel met de voorschriften inzake staatssteun.

3. Besluit

De Commissie stelt voor dat de Raad overeenkomstig artikel 8, lid 4 van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad het Verenigd Koninkrijk machtigt om tot 2007 een gedifferentieerd accijnstarief toe te passen op motorbrandstof die biodiesel bevat en op als zuivere motorbrandstof gebruikte biodiesel.

De verlaging van het accijnsrecht mag niet meer bedragen dan het bedrag van de accijnsrechten dat moet worden betaald over het volume alternatieve brandstof in de producten die in aanmerking komen voor de verlaging.

De verlaging in accijnsrechten moet worden aangepast om overcompensatie van de extra kosten voor de productie van alternatieve brandstoffen te voorkomen.

Het accijnstarief dat van toepassing is op de hierboven vermelde mengsels dient in overeenstemming te zijn met het bepaalde in Richtlijn 92/82/EEG van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën, [12] inzonderheid de in artikel 5 vastgestelde minimumtarieven.

[12] Richtlijn bekendgemaakt in PB L 316 van 31.10.1992, blz. 19, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/74/EG (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 46).

Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd om in overeenstemming met artikel 8, lid 4 van Richtlijn 92/81/EEG een gedifferentieerd accijnsrecht toe te passen op brandstof die biodiesel bevat

(alleen de tekst in de Engelse taal is authentiek)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën, [13] inzonderheid op artikel 8, lid 4,

[13] PB L 316 van 31.10.1992, blz. 12, Deze richtlijn werd laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/74/EG (PB L 365van 31.12.1994, blz. 46).

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het Verenigd Koninkrijk heeft een verzoek ingediend om een gedifferentieerd accijnstarief te mogen toepassen op als motorbrandstof gebruikte biodiesel hetzij in de vorm van zuivere brandstof hetzij gemengd in dieselbrandstof met een maximaal volumegehalte van 5 procent overeenkomstig EN590.

(2) De andere lidstaten zijn in kennis gesteld van dit verzoek.

(3) De ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en biobrandstoffen wordt al sinds 1985 in de Gemeenschap aangemoedigd. Tenslotte heeft de Commissie op 7 november 2001 [14] een actieplan en twee richtlijnvoorstellen goedgekeurd om het gebruik van alternatieve brandstoffen voor vervoer aan te moedigen. Begonnen wordt met de regulerende en fiscale maatregelen ter bevordering van biobrandstoffen.

[14] COM(2001) 547 van 7.11.2001.

(4) De door de Britse autoriteiten gevraagde afwijking sluit derhalve aan op het beleid van de Gemeenschap om de sector biobrandstof te ontwikkelen met het oog op de milieubescherming en een continue energievoorziening.

(5) Het tarief voor biodiesel zou 20 pence per liter lager worden vastgesteld dan het tarief voor ultralaagzwavelige diesel (USLD). Dit komt neer op een accijnsrecht van 25,82 pence (41.4 eurocent) per liter biodiesel tegen de huidige koers. De door het Verenigd Koninkrijk voorgestelde verlaging van het accijnsrecht staat bovendien in verhouding tot het percentage biobrandstof in het eindproduct.

(6) De accijnsrechten zijn hoger dan de minimumtarieven die van toepassing zijn in de Gemeenschap overeenkomstig Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën: [15]

[15] Richtlijn bekendgemaakt in PB M 316 van 31.10.1992, blz. 19, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/74/EG.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(7) De gevraagde verlaging zou betrekking hebben op biodiesel, een uit biomassa gewonnen brandstof, in de zin van artikel 2, onder b) van Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt [16] of vervaardigd uit afgewerkte frituurolie voor gebruik als motorbrandstof.

[16] PB L 283 van 27.10.2001, blz. 33.

(8) Het gedifferentieerd tarief zou van toepassing worden op zuivere biodiesel op het tijdstip van productie of invoer. De biodiesel kan vervolgens worden gebruikt als zuivere brandstof of worden gemengd in dieselbrandstof. Bij ingevoerde mengsels zou het recht proportioneel worden berekend aan de hand van de toepasselijke rechten voor de samenstellende delen.

(9) De productiekosten van biodiesel liggen hoger dan die van conventionele diesel en de verkoopprijs zou derhalve niet concurrerend zijn zonder de tariefverlaging. De verlaging van het tarief heeft tot doel de aanvullende productiekosten te compenseren. Biodiesel kan op deze manier aan de pomp tegen dezelfde prijs als conventionele diesel worden verkocht.

(10) De regering van het Verenigd Koninkrijk zou de productiekosten van biodiesel jaarlijks moeten onderzoeken en er zo op toezien dat geen overcompensatie plaatsvindt.

(11) De machtiging zou gelden voor een periode van vijf jaar.

(12) De Commissie zal de verlagingen en vrijstellingen regelmatig aan een onderzoek onderwerpen om erop toe te zien dat zij de concurrentie niet vervalsen of de werking van de interne markt verstoren en niet onverenigbaar zijn met het beleid van de Gemeenschap inzake milieubescherming, energie en vervoer,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. Het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een gedifferentieerd accijnsrecht toe te passen op motorbrandstof die biodiesel bevat en op als zuivere motorbrandstof gebruikte biodiesel.

Biodiesel is een uit biomassa gewonnen brandstof, in de zin van artikel 2, onder b) van Richtlijn 2001/77/EG of vervaardigd uit afgewerkte frituurolie voor gebruik als motorbrandstof.

2. De verlaging van het accijnsrecht bedraagt niet meer dan het bedrag aan accijnsrechten dat verschuldigd is voor het volume biodiesel in de onder lid 1 bedoelde producten die in aanmerking komen voor de verlaging.

3. De rechten die van toepassing zijn op de in lid 1 vermelde producten moeten voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 92/82/EEG, inzonderheid het in artikel 5 vermelde minimumtarief.

Artikel 2

De verlaging van het accijnsrecht wordt uitgaande van een jaarlijks onderzoek van het Verenigd Koninkrijk aangepast om overcompensatie te voorkomen in verband met de extra kosten voor de productie van biobrandstoffen.

Artikel 3

Deze beschikking verstrijkt op 31 maart 2007.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

Top