Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOC_2002_181_E_0112_01

    Gewijzigd voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een specifiek programma (Euratom) voor onderzoek en opleiding op het gebied van kernenergie (2002-2006) (COM(2002) 43 def. — 2001/0125(CNS)) (Voor de EER relevante tekst)

    PB C 181E van 30.7.2002, p. 112–131 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52002PC0043(04)

    Gewijzigd voorstel voor een Beschikking van de Raad tot vaststelling van een specifiek programma (Euratom) voor onderzoek en opleiding op het gebied van kernenergie (2002-2006) (door de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag) /* COM/2002/0043 def. - CNS 2001/0125 */

    Publicatieblad Nr. 181 E van 30/07/2002 blz. 0112 - 0131


    Gewijzigd voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD tot vaststelling van een specifiek programma (Euratom) voor onderzoek en opleiding op het gebied van kernenergie (2002-2006) (door de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag)

    TOELICHTING

    De Commissie heeft haar voorstellen voor het zesde kaderprogramma (EG en Euratom) [1] voor onderzoek en technologische ontwikkeling goedgekeurd op 21 februari 2001. Aan de voorstellen voor de specifieke programma's tot uitvoering van het zesde kaderprogramma [2] heeft zij op 30 mei 30 mei 2001 haar goedkeuring gehecht. Doel van deze voorstellen is een bijdrage te leveren aan de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte.

    [1] COM(2001)94.

    [2] COM(2001)279.

    Een belangrijke fase in het onderhandelingsproces over de besluiten inzake het kaderprogramma is inmiddels achter de rug: op 14 november 2001 gaf het Europees Parlement zijn advies in eerste lezing, en de Raad heeft op 28 januari 2002 een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld.

    De standpunten van het Parlement en de Raad met betrekking tot het nieuwe kaderprogramma vertonen een hoge mate van convergentie, en komen inhoudelijk in grote lijnen met elkaar overeen wat betreft de totale begroting en de verdeling daarvan, de programmastructuur, de wetenschappelijke en technologische prioriteiten en de uitvoeringsmiddelen.

    De Commissie heeft ernaar gestreefd het convergentieproces te bevorderen, met name door haar voorstellen inzake het kaderprogramma zodanig te wijzigen dat daarin een groot deel van de amendementen van het Parlement werd verwerkt [3]. Zij merkt met tevredenheid op dat er dankzij de inspanningen van de Raad en het Parlement op tal van punten overeenstemming bestaat over de uitgangspunten van het nieuwe kaderprogramma, met name wat betreft de prioriteit die aan het gebruik van krachtige nieuwe instrumenten moet worden gegeven, de sterke nadruk op de thematische prioriteiten en de invoering van een grotere flexibiliteit bij de uitvoering van het programma.

    [3] COM(2001)709.

    De Commissie heeft nu een voldoende stabiel uitgangspunt om de gewijzigde voorstellen voor de specifieke programma's in te dienen. Hierin zijn de in eerste lezing voorgestelde wijzigingen in het kaderprogramma verwerkt, terwijl ook gedetailleerd wordt ingegaan op het te verrichten onderzoek en de uitvoeringsmiddelen. Doel is de andere instellingen te helpen bij de behandeling van de specifieke programma's, en de verdere onderhandelingen daarover, om in een vroeg stadium overeenkomst te bereiken over het kaderprogramma, de regels voor deelneming en de specifieke programma's.

    De grootste aanpassingen van de eerdere voorstellen van de Commissie zijn te vinden in het programma "Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte" met name:

    - Aanpassingen van de structuur en de gedetailleerde onderzoekinhoud van thematische prioriteit 1 (om de organisatie in twee delen, respectievelijk geavanceerde genomica en de toepassing daarvan voor de gezondheid en de bestrijding van belangrijke ziekten weer te geven) en thematische prioriteit 6 (om de organisatie in drie delen weer te geven: duurzame energiesystemen, duurzaam oppervlaktevervoer en veranderingen in het aardsysteem en ecosystemen). Minder ingrijpende, maar in sommige gevallen niettemin substantiële wijzigingen zijn aangebracht in de onderzoekinhoud van andere prioritaire thematische gebieden.

    - Aanpassingen aan de aanvankelijke beleidsgeoriënteerde onderzoekprioriteiten onder de titel "ondersteuning van het beleid en anticiperen op wetenschappelijke en technologische behoeften", in combinatie met enkele herschikkingen van onderzoekactiviteiten met betrekking tot de thematische prioriteiten (met name wat betreft onderzoek op het gebied van landbouw en marine ecosystemen). Hierbij is rekening gehouden met de wijzigingen van de inhoud en de aanzienlijke besnoeiing op de begroting na de eerste lezing.

    - De beschrijving van de instrumenten (bijlage III) is verfijnd en verduidelijkt, in het licht van de discussies voorafgaand aan de eerste lezing. Hierbij was het uitgangspunt dat moest worden gezorgd voor een soepele overgang van de "traditionele" naar de "nieuwe" instrumenten bij de uitvoering van de thematische prioritaire gebieden, en van het idee van een vierde instrument, in de geest van een "escalier d'excellence".

    De Commissie stelt voor dat zij bij de uitvoering van dit specifiek programma wordt bijgestaan door een comité van vertegenwoordigers van de lidstaten. Het comité zal in verschillende samenstellingen vergaderen, afhankelijk van de thematische prioritaire onderzoekgebieden.

    De wijzigingen die zijn aangebracht in het programma "Structureren van de Europese onderzoekruimte" hebben vooral betrekking op de mobiliteit en de infrastructuuractiviteiten; er zijn aanvullende details en verduidelijkingen toegevoegd wat betreft de te kiezen mechanismen en instrumenten, terwijl ook rekening is gehouden met de beperktere begroting die aan deze activiteiten is toegewezen. In het Euratom-programma op het gebied van kernenergie hebben de belangrijkste veranderingen betrekking op het onderdeel kernfusie, en de opneming van een nieuwe thematische prioriteit op het gebied van stralingsbescherming en activiteiten betreffende de veiligheid van kerninstallaties. In deze beide programma's zijn de beschrijvingen van de instrumenten (bijlage III) substantieel bijgewerkt, in lijn met het programma "Integratie en versterking van de Europese onderzoekruimte".

    In al deze gevallen zijn de begrotingstoewijzingen herzien overeenkomstig het gemeenschappelijk standpunt van de Raad.

    2001/0125 (CNS)

    Gewijzigd voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD tot vaststelling van een specifiek programma (Euratom) voor onderzoek en opleiding op het gebied van kernenergie (2002-2006)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 7, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Commissie [4],

    [4] PB

    Gezien het advies van het Europees Parlement [5],

    [5] PB

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [6],

    [6] PB

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Bij Besluit nr. .../../Euratom [7] heeft de Raad het zesde meerjarenkaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor activiteiten op het gebied van onderzoek en opleiding ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte (hierna "het kaderprogramma" genoemd) vastgesteld, dat moet worden uitgevoerd door overeenkomstig artikel 7 van het Euratom-verdrag opgestelde onderzoek- en onderwijsprogramma's, waarin de nadere bepalingen voor de uitvoering ervan, de looptijd en de noodzakelijk geachte middelen worden vastgesteld.

    [7] PB

    (2) De regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten voor de uitvoering van het kaderprogramma, die bij Besluit nr. .../../ Euratom [8] zijn vastgesteld door de Raad (hierna "regels voor deelneming" genoemd), zijn op dit programma van toepassing.

    [8] PB

    (3) In de administratieve uitgaven van de Commissie voor de uitvoering van dit programma is rekening gehouden met het grote aantal personeelsleden dat in laboratoria in de lidstaten en in het ITER-project is gedetacheerd.

    (4) Dit programma staat open voor deelname van landen die daartoe de nodige overeenkomsten hebben gesloten, terwijl het, met uitzondering van het kernfusieonderzoek, op projectniveau en op basis van wederzijds voordeel tevens openstaat voor deelname van entiteiten uit derde landen en internationale organisaties voor wetenschappelijke samenwerking.

    (5) Bij de uitvoering van dit programma moet de nadruk worden gelegd op de bevordering van de mobiliteit van onderzoekers, en innovatie, in de Gemeenschap en op internationale samenwerkingsactiviteiten met derde landen en internationale organisaties. Bijzondere aandacht moet worden gegeven aan kandidaat-lidstaten.

    (6) De onderzoekactiviteiten uit hoofde van dit programma moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, met inbegrip van die welke worden genoemd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en de noodzaak om rekening te houden met de maatschappelijke aanvaardbaarheid van deze werkzaamheden.

    (7) Overeenkomstig de mededeling van de Commissie "Vrouwen en wetenschap" [9] en de resoluties van de Raad [10] en het Europees Parlement [11] over dit thema, wordt een actieplan uitgevoerd dat gericht is op de versterking en de bevordering van de plaats en de rol van vrouwen in wetenschap en onderzoek, en waardoor het beginsel van gelijke kansen, ongeacht gender, wordt verzekerd.

    [9] COM(1999)76.

    [10] Resolutie van 20 mei 1999, PB C 201 van 16.7.1999.

    [11] Resolutie van 3 februari 2000, EP 284.656.

    (8) Dit programma moet worden uitgevoerd op flexibele, doelmatige en transparante wijze, rekening houdend met de relevante belangen, met name van de wetenschappelijke, industriële, gebruikers- en beleidsgemeenschappen. De onderzoekactiviteiten uit hoofde van dit programma moeten zo nodig worden aangepast aan de behoeften van het Gemeenschapsbeleid en aan wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen.

    (9) Deelname aan de activiteiten van dit programma wordt aangemoedigd door publicatie van de noodzakelijke informatie over inhoud, voorwaarden en procedures, die tijdig en op adequate wijze beschikbaar moet worden gemaakt aan potentiële deelnemers, met inbegrip van deelnemers uit de geassocieerde kandidaat-lidstaten en andere geassocieerde landen.

    (10) De Commissie zal er te zijner tijd voor zorgen dat in een geest van openheid ten aanzien van alle betrokken actoren een onafhankelijke beoordeling plaatsvindt van de uitgevoerde activiteiten op de onder dit programma vallende gebieden.

    (11) Het Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek is geraadpleegd.

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Overeenkomstig het zesde kaderprogramma wordt hierbij een specifiek programma voor onderzoek en opleiding op het gebied van kernenergie (hierna "specifiek programma" genoemd) vastgesteld voor de periode van [.....] tot 31 december 2006.

    2. De doelstellingen en wetenschappelijke en technologische prioriteiten voor het specifiek programma zijn opgenomen in bijlage I.

    Artikel 2

    Overeenkomstig bijlage II van het kaderprogramma beloopt het bedrag dat voor de uitvoering van het specifiek programma noodzakelijk wordt geacht 940 miljoen EUR, inclusief een maximum van 16,5% voor de administratieve uitgaven van de Commissie. Een indicatieve verdeling van dit bedrag is opgenomen in bijlage II.

    Artikel 3

    Alle onderzoekwerkzaamheden uit hoofde van het specifiek programma moeten worden uitgevoerd met inachtneming van fundamentele ethische beginselen.

    Artikel 4

    1. De nadere bepalingen voor de financiële deelneming van de Gemeenschap aan het specifieke programma zijn die bedoeld in artikel 2, lid 2, van het kaderprogramma.

    2. Het specifiek programma wordt uitgevoerd met de instrumenten die zijn gedefinieerd in bijlage III bij deze beschikking.

    3. De regels voor deelneming zijn van toepassing op het specifiek programma.

    Artikel 5

    1. De Commissie stelt een werkprogramma op voor de uitvoering van het specifiek programma, waarin de in bijlage I genoemde doelstellingen en wetenschappelijke en technologische prioriteiten, met inbegrip van de instrumenten die op prioritaire basis moeten worden gebruikt, alsmede het tijdschema voor de uitvoering nader zijn omschreven.

    2. In het werkprogramma wordt rekening gehouden met de onderzoekactiviteiten die door de lidstaten, geassocieerde landen en Europese en internationale organisaties worden uitgevoerd. Indien nodig wordt het werkprogramma bijgewerkt, ook wat het gebruik van de instrumenten op prioritaire basis betreft.

    Artikel 6

    1. De Commissie is belast met de uitvoering van dit specifiek programma.

    2. Voor de uitvoering van het specifiek programma wordt de Commissie bijgestaan door een raadgevend comité. De samenstelling van het comité kan variëren, afhankelijk van de onderwerpen die op de agenda van het comité staan. Wat de aspecten in verband met kernsplijting betreft, zijn de samenstelling en de interne regels en procedures van dit comité, die welke zijn vastgelegd in Besluit 84/338/Euratom, EGKS, EEG [12] van de Raad inzake raadgevende comités voor beheer en coördinatie. Wat de aspecten in verband met kernfusie betreft, zijn het die welke zijn vastgesteld bij het besluit van de Raad van 16 december 1980 inzake het raadgevend comité voor het fusieprogramma.

    [12] PB L 177 van 4.7.1984, blz.25.

    Artikel 7

    1. De Commissie brengt op gezette tijden verslag uit over het verloop van de uitvoering van het specifiek programma, overeenkomstig artikel 5, lid 2, van het kaderprogramma; daarbij wordt informatie over financiële aspecten gevoegd.

    2. De Commissie zorgt ervoor dat de in de artikelen 5 en 6 van het kaderprogramma bedoelde onafhankelijke monitoring en beoordeling plaatsvindt met betrekking tot de activiteiten die worden uitgevoerd op de onder het specifiek programma vallende gebieden.

    Artikel 8

    Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel,

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    BIJLAGE I

    Wetenschappelijke en technologische doelstellingen en grote lijnen van de activiteiten

    1. Inleiding

    Kernenergie, waarmee 35% van de elektriciteit in de Europese Unie wordt geproduceerd, is een van de elementen in de discussie over het tegengaan van de klimaatverandering en de beperking van de afhankelijkheid van de EU op energiegebied. Er zijn echter grote uitdagingen. Beheerste kernfusie is een van de langetermijnopties voor de energievoorziening, met name voor de gecentraliseerde opwekking vanhet basis verbruiksniveau van electriciteit. De prioriteit gaat naar het aantonen van de wetenschappelijke en technologische haalbaarheid van fusie-energie en het bepalen van de duurzaamheid ervan. Op korte termijn moeten er oplossingen voor nucleair afval worden gevonden die aanvaardbaar zijn voor de samenleving. Met name moeten er technische oplossingen worden uitgewerkt voor het beheer van langlevend afval. Ook moeten er innovatieve concepten voor een veiliger gebruik van kernsplijting worden onderzocht als mogelijke bijdrage om de komende decennia te voorzien in de Europese vraag naar energie. De hoge normen inzake stralingsbescherming in de Gemeenschap moeten op peil worden gehouden door gericht en gecoördineerd onderzoek, met name naar de effecten van lage blootstellingsniveaus.

    Op Europees niveau wordt op dit gebied al uitgebreid samengewerkt, ook wat de uitwisseling van wetenschappers en gemeenschappelijke onderzoekprogramma's betreft. Wat nucleair afval, stralingsbescherming en andere activiteiten betreft, zal deze samenwerking op programma- en projectniveau worden geïntensiveerd en verdiept om tot een beter gebruik van de beschikbare middelen (zowel personele middelen als experimentele faciliteiten) te komen en een gemeenschappelijk Europees standpunt ten aanzien van belangrijke problemen en benaderingen te bevorderen, in overeenstemming met de behoeften van de Europese onderzoekruimte. Er zullen relaties met nationale programma's tot stand worden gebracht en netwerkactiviteiten met derde landen, met name de VS, de nieuwe onafhankelijke staten van de voormalige Sovjetunie (NOS), Canada en Japan, zullen worden bevorderd. Wat kernfusie betreft zullen de Gemeenschap, de lidstaten en de met de activiteiten van het Euratom-kaderprogramma geassocieerde landen hun werkzaamheden in het kader van een geïntegreerd activiteitenprogramma voortzetten.

    Er zal worden gezorgd voor coördinatie met het GCO-programma voor "nucleaire veiligheid en veiligheidscontrole".

    2. Prioritaire thematische onderzoekgebieden

    2.1 Onderzoek naar fusie-energie

    Doelstellingen

    Fusie-energie kan in de tweede helft van de eeuw een bijdrage leveren tot de emissieloze productie van basislastelektriciteit op grote schaal. De vorderingen van het onderzoek naar fusie-energie rechtvaardigen de voortzetting van een krachtige inspanning om de langetermijndoelstelling, een fusiecentrale, te realiseren. Dankzij theoretisch werk en experimentele studies aan de bestaande machines over de gehele wereld, met name JET, zijn de wetenschappelijke en technische voorwaarden geschapen voor de bouw van een project van de volgende generatie na JET, met als doel de wetenschappelijke en technologische haalbaarheid van fusie-energie aan te tonen. De wereldwijde samenwerking bij het onderzoek naar fusie-energie heeft geleid tot het gedetailleerde engineering-ontwerp van zo'n Next Step-machine, ITER, waarmee in inductief bedrijf langdurige verbranding moet worden bereikt met een vermogensversterkingsfactor Q >10 en waarmee de opwekking van 400 MW fusievermogen gedurende ongeveer 400 seconden moet worden gedemonstreerd, zodat brandende plasma's kunnen worden bestudeerd onder omstandigheden die relevant zijn voor de productie van energie.

    De succesvolle voltooiing van de activiteiten in verband met het engineering-ontwerp van ITER maakt het mogelijk om in overeenstemming met het reactorbeleid van de communautaire activiteiten in verband met het onderzoek naar fusie-energie een besluit te nemen over de bouw van de Next Step. Wanneer de internationale onderhandelingen over de juridische en institutionele voorwaarden voor de oprichting van een juridische entiteit ITER en onderhandelingen over de gezamenlijke uitvoering (bouw, bedrijf, exploitatie en ontmanteling) tot een positief resultaat leiden, zou in de periode 2003-2004 kunnen worden getracht een specifiek besluit te bereiken, zodat in de periode 2005-2006 met de bouw zou kunnen worden begonnen. De periode 2003-2006 moet daarom worden gezien als een overgangsperiode waarin de Europese activiteiten moeten worden gerationaliseerd omdat het programma in de eerste plaats wordt gericht op de Next Step. In het begrotingsvoorstel voor onderzoek op het gebied van fusie-energie in de periode 2003-2006 is bepaald dat van een totale toewijzing van 750 miljoen euro, een bedrag van maximaal 200 miljoen euro bestemd is om ITER te realiseren.

    Om de Next Step te realiseren zullen, als en wanneer daartoe besloten wordt, aanzienlijke personele en financiële middelen vereist zijn. Als het besluit wordt genomen het project uit te voeren, zal het nodig zijn de huidige fusieactiviteiten van de Europese partners van Euratom aan te passen en organisatorische veranderingen door te voeren, met name om de Europese bijdrage aan ITER gezamenlijk in goede banen te leiden. Het bedrag van 550 miljoen euro wordt voorgesteld om het mogelijk te maken een zinvol O&O-programma voort te zetten, dat de overgang omvat tussen de activiteiten die thans plaatsvinden in het kader van de associaties [13] en JET en hetgeen het "begeleidende programma" moet worden op het gebied van fusiefysica en -technologie, zodra de bouw van de Next Step/ITER-machine na 2006 goed en wel op gang is.

    [13] Opgezet in het kader van associatiecontracten tussen de Gemeenschap en entiteiten in de lidstaten.

    Prioriteiten

    i) Programma van de associaties op het gebied van fysica en technologie

    Het programma van de associaties zal de volgende onderdelen bevatten:

    - O&O op het gebied van fusiefysica en plasmaengineering, met nadruk op studie en evaluatie van systemen met magnetische opsluiting, met name voortzetting van de bouw van de stellarator Wendelstein 7-X en het bedrijf van de bestaande installaties in de Euratom-associaties;

    - Gestructureerde O&O-activiteiten op het gebied van fusietechnologie, met name onderzoek aan fusiematerialen en deelname aan de O&O-activiteiten in verband met de ontmanteling van JET die na afloop van de exploitatie ervan is gepland;

    - Onderzoek van sociaal-economische aspecten, met nadruk op de evaluatie van de economische kosten en maatschappelijke aanvaardbaarheid van fusie-energie naast de verdere studies van veiligheids- en milieuaspecten; coördinatie van de civiele onderzoekactiviteiten van de lidstaten in verband met traagheidsopsluiting en mogelijke alternatieve concepten in het kader van een activiteit om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen; verspreiding van resultaten en voorlichting van het publiek; mobiliteit en opleiding.

    In de bijdrage aan het programma van de associaties zal prioriteit worden gegeven aan multilaterale acties om activiteiten in gemeenschappelijke projecten te bundelen, zoals de activiteiten die rechtstreeks betrekking hebben op de exploitatie van JET, op de Next Step/ITER en/of de opleiding van personeel. Afhankelijk van het besluit dat wordt genomen over de realisatie van ITER en het tijdschema daarvoor zal de huidige steun van de Gemeenschap aan de activiteiten van de associaties worden bijgesteld en zal worden overwogen om de exploitatie van een aantal faciliteiten te beëindigen. Er zal worden gezorgd voor de nodige middelen om een krachtige Europese coördinatie van de fusieactiviteiten, waarvan in de loop van de jaren het nut is bewezen, te handhaven.

    De omvang van het begeleidende programma in Europa op het gebied van fusiefysica en -technologie, dat nodig is om de associaties en de Europese industrie ten volle te laten profiteren van ITER, zal afhankelijk zijn van (a) de omvang van het Europese aandeel in ITER en (b) de plaats waar ITER wordt gevestigd. Hieraan kunnen investeringen verbonden zijn om in Europa experimenten met fusiemachines van wereldklasse te behouden nadat ITER in bedrijf is genomen en er zou een adequaat programma voor technologische ontwikkeling moeten worden opgezet.

    ii) Exploitatie van de JET faciliteiten

    De JET faciliteiten zullen verder worden geëxploiteerd in het kader van de EFDA "European Fusion Development Agreement) om de exploitatie van de prestatieverbeteringen waaraan thans wordt gewerkt, te voltooien. Het gebruik van de JET-faciliteiten zal op een gegeven ogenblik moeten worden beëindigd om de betrokken middelen vrij te maken voor de Next Step/ITER.

    iii) Next Step/ITER

    Het voorstel voor het Euratom Kaderprogramma (2002-2006) voorziet in voortzetting van de Next Step-activiteiten om in de tweede helft van de periode te kunnen deelnemen aan de bouw ervan. Aangezien de besluiten over ITER niet alleen afhankelijk zijn van de Instellingen van de EU, maar ook van de internationale partners van de EU, moet het voorgestelde programma van activiteiten open zijn wat betreft de eventuele locatie en het kader van de Next Step/ITER en de exacte inhoud van het begeleidende eigen programma. De voorbereidende studies voor mogelijke Europese locaties zullen worden afgerond.

    De deelname van de EU aan ITER zou moeten bestaan uit bijdragen aan de bouw van apparatuur en installaties, die zich op het terrein van de ITER-vestiging bevinden en noodzakelijk zijn voor de exploitatie, en bijdragen in de kosten in verband met het personeel en management van en de ondersteuning die wordt geboden aan het project tijdens de bouw. De omvang en aard van deze deelname zullen worden bepaald door het resultaat van de onderhandelingen met de internationale partners van de EU en de plaats waar ITER wordt gevestigd. Wanneer ITER in Europa wordt gevestigd, zal de bijdrage van de EU ook een bijdrage bevatten in de kosten die Europa als gastpartij draagt.

    2.2 Beheer van radioactief afval

    Doelstellingen

    Het feit dat er geen algemene overeenstemming bestaat over de wijze waarop het beheer en de opberging van afval moeten worden aangepakt, vormt een van de belangrijkste belemmeringen voor de instandhouding en het toekomstige gebruik van kernenergie. Dit geldt met name voor de opberging van langlevende afvalcomponenten in geologische formaties, waaraan niet te ontkomen valt, ongeacht de behandelingsmethode die voor verbruikte splijtstof en hoogactief afval wordt gekozen. Onderzoek als zodanig volstaat niet om maatschappelijke aanvaarding te bewerkstellingen; er is echter wel onderzoek nodig om de opbergtechnologieën te ontwikkelen en te testen, geschikte locaties te onderzoeken, meer fundamenteel wetenschappelijk inzicht te verkrijgen in de veiligheid en methodes om de veiligheid te beoordelen en om besluitvormingsprocessen te ontwikkelen die door de betrokkenen als eerlijk en rechtvaardig worden ervaren.

    Er is ook onderzoek nodig om het technisch en economisch potentieel van concepten voor opwekking van kernenergie te onderzoeken, teneinde splijtbaar materiaal beter te gebruiken en minder afval te produceren, . Tevens moet het technisch en economisch potentieel worden onderzocht van partitionering en transmutatie , waarmee in theorie de risico's van het afval op industriële schaal kunnen worden beperkt.

    Onderzoekprioriteiten

    i) Onderzoek van geologische opberging

    De doelstellingen zijn een gedegen technische basis te creëren om de veiligheid van de opberging van verbruikte splijtstof en langlevend radioactief afval in geologische formaties aan te tonen en de ontwikkeling te bevorderen van een gemeenschappelijk Europees standpunt ten aanzien van de belangrijkste kwesties in verband met de opberging van afval.

    - Verbetering van fundamentele kennis, ontwikkelen en testen van technologieën: het onderzoek wordt geconcentreerd op belangrijke fysische, chemische en biologische processen; interactie tussen de verschillende natuurlijke en kunstmatige barrières, de stabiliteit op lange termijn daarvan en middelen om opbergtechnologieën toe te passen in ondergrondse onderzoeklaboratoria.

    - Nieuwe en betere instrumenten: het onderzoek zal worden gericht op modellen voor prestatie- en veiligheidsbeoordeling en methodes om de veiligheid op lange termijn aan te tonen, waaronder sensitiviteits- en onzekerheidsanalyses, en de ontwikkeling en evaluatie van alternatieve maatstaven voor de prestaties en van betere governanceprocessen die goed zijn afgestemd op de bezorgdheid van het publiek over de opberging van afval.

    ii) Partitionering en transmutatie en andere concepten die opwekking van kernenergie met minder afvalproductie mogelijk maken

    De doelstellingen zijn praktische mogelijkheden vast te stellen om de hoeveelheden en/of risico's van het op te bergen afval te verkleinen door middel van partitionering en transmutatie en het potentieel te onderzoeken van concepten die opwekking van kernenergie met minder afvalproductie mogelijk maken.

    - Partitionering en transmutatie: het onderzoek zal worden geconcentreerd op fundamentele evaluatie van het totale concept; demonstratie op proefschaal van de meest belovende partitioneringstechnologieën; verdere ontwikkeling van transmutatietechnologieën; en evaluatie van de industriële haalbaar ervan.

    - Concepten die gericht zijn op minder afvalproductie: het onderzoek zal worden geconcentreerd op de mogelijkheden voor een efficiënter gebruik van splijtstof in bestaande reactors en van andere concepten die opwekking van kernenergie met minder afvalproductie mogelijk maken .

    2.3 Stralingsbescherming

    Doelstellingen

    In de geneeskunde en de industrie (met inbegrip van de opwekking van kernenergie) wordt op grote schaal gebruik gemaakt van straling; de veiligheid van straling berust op een gezond beleid inzake stralingsbescherming en een doelmatige uitvoering daarvan. Het communautaire onderzoek dient ter ondersteuning van het Europese beleid en heeft bijgedragen aan het hoge beschermingsniveau dat in de praktijk wordt bereikt. Deze normen moeten worden gehandhaafd en in bepaalde gevallen verbeterd, waarbij onderzoek een essentiële rol dient te spelen. De hoofddoelstelling is het beantwoorden van onzekerheden met betrekking tot het gevaar van langdurige blootstellingen aan lage stralingsdoses (zoals die waaraan de bevolking normaal wordt blootgesteld of zoals ze in werksituaties voorkomen), wat nog steeds een controversieel wetenschappelijk probleem en beleidsvraagstuk is, en belangrijke implicaties heeft voor het gebruik van straling in de geneeskunde en in de industrie. Het communautaire onderzoek op andere gebieden wordt geconcentreerd op een betere benutting van nationale inspanningen, in de eerste plaats door middel van een doelmatiger integratie door middel van netwerken en gericht onderzoek, waar dat complementair is aan, dan wel synergie creëert met nationale programma's.

    Onderzoekprioriteiten:

    - Kwantificering van risico's in verband met langdurige blootstellingen aan lage doses: het onderzoek wordt geconcentreerd op epidemiologische studies van dienovereenkomstig blootgestelde populaties, aangevuld met cellulair en moleculair biologisch onderzoek naar de wisselwerking tussen straling en DNA, cellen, organen en het lichaam.

    - Medische blootstellingen en natuurlijke stralingsbronnen: verbetering van de veiligheid en de doelmatigheid van medisch gebruik van straling; betere beoordeling en beheer van natuurlijke bronnen, met name in de natuur voorkomende radioactieve materialen.

    - Bescherming van het milieu en radio-ecologie: conceptuele en methodologische basis voor milieubescherming; betere beoordeling en beheer van de effecten van natuurlijke en kunstmatige stralingsbronnen op de mens en het milieu.

    - Management van risico's en noodsituaties: betere benaderingen voor risicobeheersing; doelmatiger en samenhangender management van noodsituaties in Europa, met inbegrip van sanering van besmette gebieden.

    - Bescherming van de werkplek: verbeterde monitoring en beheer van blootstellingen aan straling op het werk, met name in de industrie.

    3. Andere activiteiten op het gebied van de nucleaire technologieën en veiligheid

    Doelstellingen

    De doelstellingen zijn beleidsmaatregelen van de EU op het gebied van gezondheid, energie en milieu te ondersteunen, om de Europese mogelijkheden op een hoog peil te houden op relevante gebieden die niet onder de thematische prioriteiten vallen en om bij te dragen aan de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte .

    Onderzoekprioriteiten

    i) Innovatieve concepten

    Het doel is innovatieve concepten voor kernenergie te beoordelen en betere en veiligere procédés op het gebied van kernenergie te ontwikkelen. Het onderzoek zal worden geconcentreerd op:

    - Ontwikkeling van innovatieve concepten en betere en veiligere procédés voor de opwekking en exploitatie van kernenergie waarvan is vastgesteld dat zij op langere termijn voordelen opleveren wat betreft kosten, veiligheid, milieueffecten, hulpbronnenverbruik, het tegengaan van proliferatie en de diversiteit van de toepassingsmogelijkheden .

    ii) Onderwijs en opleiding

    Het doel is onderwijs en opleiding op het gebied van veiligheid en stralingsbescherming in Europa beter te integreren om het teruglopen van de aantallen studenten en onderwijsinstellingen tegen te gaan en zodoende de nodige kennis en kunde te leveren om kernenergie en andere toepassingen van straling in de industrie en geneeskunde veilig te blijven gebruiken. De steun zal worden geconcentreerd op:

    - Ontwikkeling van een meer gemeenschappelijke benadering van het onderwijs in de kernwetenschappen en -technologie in Europa en de uitvoering daarvan, met inbegrip van een betere integratie van nationale middelen en capaciteiten.

    Dit zal worden aangevuld met steun voor individuele beurzen, speciale opleidingscursussen, opleidingsnetwerken en beurzen voor jonge onderzoekers uit de nieuwe onafhankelijke staten en de EG-landen, en transnationale toegang tot infrastructuur .

    (iii) Veiligheid van bestaande kerninstallaties

    Doel is de veiligheid van bestaande kerninstallaties in de lidstaten en de kandidaat-lidstaten tijdens de resterende operationele levensduur en de daaropvolgende ontmanteling te verbeteren, met gebruikmaking van de grote kennis en ervaring die in internationaal verband is verkregen uit experimenteel en theoretisch onderzoek. Het onderzoek wordt geconcentreerd op:

    - installatiebeheer, met inbegrip van de verouderingseffecten en de brandstofprestaties; beheer van zware ongevallen, met name de ontwikkeling van geavanceerde numerieke simulatiecodes; integratie van de Europese mogelijkheden en de kennis die in de praktijk is opgedaan bij ontmanteling; ontwikkeling van geharmoniseerde benaderingen inzake veiligheid en beste praktijken, zowel operationeel als regulerend, op Europees niveau.

    BIJLAGE II

    INDICATIEVE UITSPLITSING VAN HET BEDRAG

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    BIJLAGE III MIDDELEN VOOR DE UITVOERING VAN HET PROGRAMMA

    Overeenkomstig het besluit van de Raad betreffende het meerjarenkader programma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor activiteiten op het gebied van onderzoek en opleiding ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese Onderzoekruimte (2002/.../Euratom), en het besluit van de Raad betreffende de regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan de uitvoering van het kaderprogramma (2002/.../Euratom) maakt de Commissie bij de uitvoering van het specifieke programma gebruik van verschillende instrumenten.

    Overeenkomstig de in voornoemde besluiten vastgestelde evaluatiecriteria zal de Commissie de voorstellen beoordelen .

    In de thematische prioritaire gebieden, het beheer van radioactief afval en de stralingsbescherming, nemen de nieuwe instrumenten (geïntegreerde projecten en topnetwerken) een belangrijke plaats in omdat ze worden beschouwd als een algemeen prioritair middel voor de verwezenlijking van de doelstellingen van kritische massa, vereenvoudiging van het beheer en Europese toegevoegde waarde door het communautaire onderzoek, in vergelijking met de werkzaamheden op nationaal niveau, alsmede de integratie van de onderzoekcapaciteiten. De omvang van de projecten vormt echter geen criterium voor uitsluiting, en MKB's en andere kleine entiteiten krijgen toegang tot de nieuwe instrumenten.

    De nieuwe instrumenten zullen vanaf het begin van het zesde kaderprogramma in elk thema worden gebruikt en, wanneer dat wenselijk wordt geacht, prioriteit hebben, terwijl het gebruik van de specifieke gerichte projecten en coördinatiewerkzaamheden gehandhaafd blijft.

    De OTO-werkzaamheden onder contract die worden ondernomen op het gebied van kernfusie en in het kader van contracten, overeenkomsten of juridische entiteiten waarbij de Gemeenschap partij is of waarvan zij lid is, beantwoorden aan de regels die daarvoor zijn opgesteld, overeenkomstig de besluiten betreffende de regels voor deelneming [14].

    [14] ............

    Bij de uitvoering van het programma kan de Commissie een beroep doen op technische bijstand.

    In 2004 wordt door onafhankelijke deskundigen een evaluatie verricht van de doelmatigheid van beide typen instrumenten voor de uitvoering van het zesde kaderprogramma.

    A. Nieuwe instrumenten

    A.1 Topnetwerken

    Topnetwerken beogen de versterking en ontwikkeling van de wetenschappelijke en technologische topkwaliteit van de Gemeenschap door de integratie op Europees niveau van bestaande of opkomende onderzoek- en opleidingscapaciteiten, zowel op nationaal als op regionaal niveau. Elk netwerk heeft tevens tot doel de kennis op een bepaald gebied te bevorderen door op dat gebied een kritische massa aan deskundigheid te verzamelen. Ze moeten de samenwerking tussen topcapaciteiten in universiteiten, onderzoekcentra, ondernemingen, met inbegrip van het MKB, en wetenschaps- en technologieorganisaties bevorderen. De betrokken activiteiten zijn over het algemeen gericht op langetermijn- en multidisciplinaire doelstellingen en niet zozeer op resultaten die vooraf in termen van producten, procédés of diensten zijn omschreven.

    Een topnetwerk wordt gerealiseerd door een gezamenlijk activiteitenprogramma waarin enkele of eventueel alle onderzoek- en opleidingscapaciteiten en -activiteiten van de deelnemers op het betrokken gebied zijn opgenomen om een kritische massa aan deskundigheid en Europese toegevoegde waarde te bereiken. Een gezamenlijk activiteitenprogramma kan gericht zijn op de totstandbrenging van een zelfstandig virtueel topcentrum, welke kan resulteren in de ontwikkeling van de nodige middelen voor het bereiken van een duurzame integratie van de onderzoek- en opleidingscapaciteiten. Een gezamenlijk activiteiten programma moet alle op integratie gerichte activiteiten omvatten, alsmede activiteiten die verband houden met de spreiding van topkwaliteit en de verspreiding van resultaten buiten het netwerk.Met het oog op de verwezenlijking van zijn doelstellingen zal het netwerk de volgende activiteiten ondernemen

    - De door de deelnemers geïntegreerde onderzoek- en opleidingsactiviteiten.

    - Integratieactiviteiten, met name:

    - aanpassing van de onderzoekactiviteiten van de deelnemers om de complementariteit daarvan te versterken;

    - ontwikkeling en gebruik van elektronische informatie- en communicatiemiddelen en ontwikkeling van virtuele en interactieve werkwijzen;

    - uitwisseling van personeel op korte, middellange en lange termijn, beschikbaarstelling van posten voor of opleiding van onderzoekers van andere deelnemers aan het netwerk;

    - ontwikkeling en gebruik van gemeenschappelijke onderzoekinfrastructuur en aanpassing van de bestaande uitrusting met het oog op het gezamenlijke gebruik daarvan;

    - gemeenschappelijk beheer en valorisatie van de verworven kennis, alsook innovatiegerichte acties.

    - Activiteiten voor verbreiding van het bereikte topniveau die afhankelijk van het geval betrekking zullen hebben op:

    - opleiding van onderzoekers;

    - verspreiding van informatie over de door het netwerk behaalde resultaten alsook van de verworven kennis;

    - ondersteuning van technologische innovatie, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de inschakeling van nieuwe technologieën;

    - analyses met betrekking tot de met de onderzoekwerkzaamheden van het netwerk samenhangende vraagstukken op het raakvlak van wetenschap en samenleving.

    Bij de uitvoering van een aantal van zijn activiteiten (zoals de opleiding van onderzoekers) zal het netwerk daaraan de nodige bekendheid geven door uitnodigingen tot het indienen van voorstellen te publiceren.

    De omvang van een netwerk kan variëren naar gelang van het werkgebied en de onderzoekthema's. In principe is een zestal deelnemers het minimum. De financiële bijdrage van de Gemeenschap aan een topnetwerk kan gemiddeld meerdere miljoenen euro per jaar bedragen.

    De voorstellen voor een netwerk moeten de volgende elementen omvatten:

    - de hoofdlijnen van het gemeenschappelijke activiteitenprogramma en de inhoud daarvan in de eerste periode , zowel wat de onderzoekactiviteiten als de integratieactiviteiten en de activiteiten ter verbreiding van het bereikte topniveau betreft;

    - de rol van de deelnemers, met een opgave van de activiteiten en middelen die zij integreren;

    - het functioneren van het netwerk (coördinatie en beheer van de activiteiten);

    - een plan voor de verspreiding van de verworven kennis en een overzicht van de vooruitzichten voor de benutting van de behaalde resultaten.

    Binnen de grenzen van de oorspronkelijke bijdrage van de Gemeenschap kunnen indien nodig binnen het partnerschap deelnemers worden vervangen of kan het met nieuwe deelnemers worden uitgebreid. In de meeste gevallen zal dit gebeuren via een uitnodiging tot inschrijving op concurrentiële basis .

    Het activiteitenprogramma moet jaarlijks worden bijgewerkt met het oog op een heroriëntering van bepaalde activiteiten of het lanceren van oorspronkelijk niet geplande acties waarbij eventueel nieuwe deelnemers zijn betrokken. De Commissie zal eventueel uitnodigingen tot het indienen van voorstellen publiceren die extra bijdragen moeten opleveren ter dekking van bijvoorbeeld de uitbreiding van de binnen het bestaande netwerk geïntegreerde activiteiten of de toetreding van nieuwe deelnemers.

    De financiële bijdrage van de Gemeenschap heeft de vorm van een subsidie voor integratie, waarvan het bedrag wordt vastgesteld op basis van de waarde van de capaciteiten en middelen die alle deelnemers voornemens zijn te integreren. Hij dient als aanvulling op de middelen die door de deelnemers worden ingezet om het gezamenlijk activiteitenprogramma uit te voeren.De subsidie moet voldoende zijn om de integratie te stimuleren, zonder dat daardoor een financiële afhankelijkheid ontstaat die de blijvende samenwerking binnen het netwerk in gevaar kan brengen.

    A.2 Geïntegreerde projecten

    Het doel van geïntegreerde projecten is een sterkere impuls te geven aan de concurrentiepositie van de Gemeenschap of belangrijke maatschappelijke problemen aan te pakken door het mobiliseren van een kritische massa aan middelen en deskundigheid op het gebied van onderzoek en opleiding. Voor elk geïntegreerd project worden duidelijk omschreven wetenschappelijke en technologische doelstellingen vastgesteld en elk project moet gericht zijn op het verkrijgen van specifieke resultaten die toepasbaar zijn in termen van bijvoorbeeld producten, procédés of diensten. Binnen deze doelstellingen mogen ze onderzoek op langere termijn of "riskant" onderzoek omvatten.

    Geïntegreerde projecten omvatten een samenhangende reeks van deelactiviteiten die qua omvang en structuur kunnen variëren, afhankelijk van de uit te voeren taken, en die elk afzonderlijk betrekking hebben op verschillende delen van het onderzoek dat nodig is voor het bereiken van de gemeenschappelijke algemene doelstellingen, en die tot een coherent geheel zijn geïntegreerd en nauw gecoördineerd ten uitvoer worden gelegd.

    Ze worden uitgevoerd op basis van globale financieringsplannen waarin bij voorkeur een aanzienlijke plaats is ingeruimd voor financiering door de publieke en de private sector, met inbegrip van financiering door de EIB en samenwerkingsregelingen zoals Eureka.

    Alle activiteiten in het kader van een geïntegreerd project worden omschreven in het algemene raamwerk van een "uitvoeringsplan", dat activiteiten omvat met betrekking tot:onderzoek, technologische ontwikkeling en/of demonstratie;

    - beheer, verspreiding en overdracht van kennis ter bevordering van innovatie;

    - analyse en evaluatie van de betrokken technologieën, alsook van de factoren die bepalend zijn voor het succes van de exploitatie daarvan.

    Met het oog op de verwezenlijking van deze doelstellingen kan het eveneens voorzien in activiteiten met betrekking tot:

    - opleiding van onderzoekers, studenten, ingenieurs en kaderleden in het bedrijfsleven;

    - ondersteuning van de invoering van nieuwe technologieën;

    - informatie en communicatie en een maatschappelijke discussie over de kwesties op het raakvlak van wetenschap en samenleving die worden opgeroepen door de in het kader van het project ondernomen onderzoeksactiviteiten.

    Met het geheel van de in het kader van een geïntegreerd project uitgevoerde activiteiten kan een bedrag van meerdere miljoenen en in sommige gevallen zelfs tientallen miljoenen euro gemoeid zijn.

    Voorstellen voor geïntegreerde projecten dienen de volgende elementen te omvatten:

    - de wetenschappelijke en technologische doelstellingen van het project;

    - de hoofdlijnen van en het tijdschema voor het uitvoeringsplan, met het accent op de onderlinge ordening van de verschillende projectonderdelen;

    - de verschillende stadia van de uitvoering en de in elk stadium verwachte resultaten;

    - de rol van de deelnemers binnen het samenwerkingsverband en de specifieke competenties van elke deelnemer;

    - de organisatie en het beheer van het project;

    - een plan voor de verspreiding van de verworven kennis en de benutting van de resultaten;

    - een algemene indicatieve begroting en het budget voor de verschillende activiteiten, alsook een financieringsplan waarin de verschillende bijdragen en de herkomst daarvan duidelijk worden aangegeven.

    Binnen de grenzen van de oorspronkelijke bijdrage van de Gemeenschap kunnen indien nodig binnen het partnerschap deelnemers worden vervangen of kan het met nieuwe deelnemers worden uitgebreid. In de meeste gevallen zal dit gebeuren via een uitnodiging tot inschrijving op concurrentiële basis .

    Het uitvoeringsplan zal jaarlijks worden bijgewerkt. Deze bijwerking kan een herschikking van bepaalde activiteiten en de lancering van nieuwe activiteiten inhouden. In dit laatste geval zal de Commissie, wanneer een aanvullende bijdrage van de Gemeenschap noodzakelijk is, deze activiteiten en de deelnemers die deze moeten uitvoeren selecteren via een uitnodiging tot het indienen van voorstellen.

    De bijdrage van de Gemeenschap heeft de vorm van een subsidie ten behoeve van de begroting, waarvan het bedrag wordt berekend als een percentage van het bedrag dat de deelnemers voor de uitvoering van het project hebben uitgetrokken, aangepast aan het type activiteit.

    A.3 Geïntegreerde infrastructuurinitiatieven

    In geïntegreerde infrastructuurinitiatieven worden verschillende activiteiten die van essentieel belang zijn voor de versterking en de ontwikkeling van onderzoekinfrastructuur in één enkele activiteit gebundeld, zodat diensten op Europees niveau kunnen worden geleverd. Hiertoe worden netwerkactiviteiten gecombineerd met een ondersteuningsactiviteit (zoals bijvoorbeeld in verband met transnationale toegang) of onderzoekactiviteiten die noodzakelijk zijn om de prestaties van infrastructuur te verbeteren, echter met uitzondering van de financiering van investeringen voor nieuwe infrastructuur, die alleen kunnen worden gefinancierd in het kader van specifieke ondersteuningsactiviteiten. Ze omvatten een onderdeel voor de verspreiding van kennis naar potentiële gebruikers, met inbegrip van het bedrijfsleven en met name het MKB.

    B Andere instrumenten

    Voor de uitvoering van het programma kunnen ook andere instrumenten worden gebruikt :

    B1 Specifieke gerichte onderzoek- of opleidingsprojecten

    I Specifieke gerichte onderzoekprojecten zijn gericht op de verbetering van de Europese concurrentiepositie. Ze hebben een sterk geconcentreerd karakter en kunnen een van de volgende vormen of een combinatie van beide aannemen:

    (a) een project voor onderzoek en technologische ontwikkeling dat nieuwe kennis moet opleveren om nieuwe producten, procédés en diensten aanzienlijk te verbeteren of te ontwikkelen dan wel om te voorzien in andere behoeften van de samenleving of het communautair beleid;

    (b) een demonstratieproject dat de levensvatbaarheid moet aantonen van nieuwe technologieën die potentiële economische voordelen bieden maar die niet rechtstreeks kunnen worden gecommercialiseerd.

    II Specifieke gerichte projecten op het gebied van opleiding zijn bedoeld om een snelle verspreiding van nieuwe kennis op Europese schaal te vergemakkelijken en de nationale activiteiten beter te integreren.

    B2 Activiteiten voor de bevordering en ontwikkeling van menselijk potentieel en mobiliteit

    Deze activiteiten worden geconcentreerd op opleiding, ontwikkeling van deskundigheid en kennisoverdracht. Ze omvatten ondersteuning van activiteiten die door natuurlijke personen, gaststructuren, met inbegrip van opleidingsnetwerken, en door Europese onderzoekteams worden uitgevoerd.

    B3 Coördinatiewerkzaamheden

    Coördinatiewerkzaamheden zijn bedoeld om de gecoördineerde initiatieven van een reeks onderzoek- en innovatieoperatoren te bevorderen en te ondersteunen en zodoende tot een betere integratie te komen. Ze hebben betrekking op activiteiten zoals de organisatie van conferenties, bijeenkomsten, het uitvoeren van studies, de uitwisseling van personeel, de uitwisseling en verspreiding van goede praktijken, het opzetten van informatiesystemen en deskundigengroepen, en ze kunnen zo nodig ook ondersteuning inhouden voor het definiëren, organiseren en beheren van gezamenlijke of gemeenschappelijke initiatieven.

    B4 Specifieke ondersteunende activiteiten

    Specifieke ondersteunende activiteiten dienen ter aanvulling van de uitvoering van het kaderprogramma en kunnen worden gebruikt als hulpmiddel bij de voorbereidingen voor toekomstige beleidsactiviteiten op het gebied van communautair onderzoek en technologische ontwikkeling, met inbegrip van monitoring- en beoordelingsactiviteiten. Ze omvatten met name de transnationale toegang tot infrastructuur, conferenties, seminars, studies en analyses, werkgroepen en deskundigengroepen, operationele ondersteuning en verspreidings-, informatie- en communicatieactiviteiten, of een combinatie hiervan, al naar gelang het geval.

    OTOO-activiteiten en financiële bijdrage van de Gemeenschap volgens soort instrument

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    (1) Als regel geldt dat de financiële bijdrage van de Gemeenschap de uitgaven voor werkzaamheden onder contract niet voor 100% kan dekken, behalve bij voorstellen waarin een aankoopprijs is opgenomen die binnen de voor openbare aanbestedingsprocedures geldende voorwaarden valt of waarbij het gaat om een door de Commissie vooraf vastgesteld vast bedrag.

    De financiële bijdrage van de Gemeenschap kan echter maximaal 100% bedragen van de uitgaven van werkzaamheden onder contract, als het gaat om een aanvulling van kosten die anders door de deelnemers worden gedragen. In het specifieke geval van coördinatiewerkzaamheden kan de financiële bijdrage van de Gemeenschap maximaal 100% bedragen van het bedrag dat nodig is voor de coördinatie van activiteiten die door de deelnemers zelf worden gefinancierd.

    (2) In goed gemotiveerde gevallen.

    (3) Dit percentage verschilt per gebied.

    (4) Afhankelijk van bepaalde voorwaarden kunnen bepaalde rechtspersonen, in het bijzonder publieke organen, financiering ontvangen tot maximaal 100% van hun marginale/bijkomende kosten.

    (5) De steunpercentages kunnen worden gedifferentieerd overeenkomstig de regels van het communautaire kader voor staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling, afhankelijk van de vraag of de activiteiten verband houden met onderzoek (maximaal 50 %) of demonstratie (maximaal 35 %) of met andere ondernomen activiteiten, zoals de opleiding van onderzoekers (maximaal 100 %) of het beheer van het consortium (maximaal 100 %)

    (6) De activiteiten van een geïntegreerd initiatief in verband met infrastructuur moeten één netwerkactiviteit (coördinatieactiviteit: maximaal 100 % van het budget) en ten minste één van de volgende activiteiten omvatten: onderzoekactiviteiten (maximaal 50 % van het budget) of dienstverleningsspecifieke activiteiten (specifieke ondersteunende activiteit, bijvoorbeeld transnationale toegang tot onderzoekinfrastructuren: maximaal 100 % van het budget)

    (7) Voor activiteiten ter ondersteuning van onderzoekinfrastructuur in verband met voorbereidende technische werkzaamheden (met inbegrip van haalbaarheidsstudies) en de ontwikkeling van nieuwe infrastructuur, blijft de bijdrage uit hoofde van het zesde kaderprogramma beperkt tot maximaal 50 % respectievelijk 10 % van het budget.

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    Beleidsgebied(en): Onderzoek

    Activiteit(en): Acties op het gebied van onderzoek en opleiding uit hoofde van het Euratom-Verdrag

    Benaming van de actie

    Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een specifiek programma voor onderzoek en opleiding op het gebied van kernenergie

    1. BEGROTINGSPLAATS(EN) + OMSCHRIJVING(EN)

    Onderafdeling B6 6 Indirecte acties: deze begrotingsplaatsen zullen nader worden omschreven bij het begin van de begrotingsprocedure 2003, met inachtneming van de ABB-nomenclatuur welke thans wordt opgesteld.

    2. ALGEMENE CIJFERS

    2.1. Totale toewijzing voor de actie (deel B): 940 miljoen euro aan VK

    2.2. Duur:

    2002-2006

    2.3. Meerjarenraming van de uitgaven:

    a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiering uit de begroting) (cf. punt 6.1.1)

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (cf. punt 6.1.2)

    Deze begrotingscategorie is hier niet van toepassing.

    c) Financiële gevolgen in verband met de personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven (cf. punten 7.2 en 7.3)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    2.4. Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten

    |X| Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering

    | | Dit voorstel vereist een herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

    | | Inclusief, in voorkomend geval, een beroep op de bepalingen van het interinstitutioneel akkoord.

    2.5 Financiële gevolgen voor de ontvangsten

    | | Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband met de tenuitvoerlegging van een maatregel)

    |X| Financiële gevolgen - Het effect op de ontvangsten is als volgt:

    Bepaalde geassocieerde landen zullen een bijdrage leveren aan de financiering van het specifiek programma.

    De associatieovereenkomsten zijn gekoppeld aan een kaderprogramma. Over de vernieuwing ervan zal opnieuw worden onderhandeld na de goedkeuring van het nieuwe kaderprogramma en het is daarom onmogelijk om nu al een opgave te doen van de betrokken ontvangsten.

    In overeenstemming met de associatieovereenkomsten voor het huidige kaderprogramma en tegen de achtergrond van de vernieuwing daarvan, zullen inkomsten die aan het eind van het huidige kaderprogramma (31/12/2002) niet zullen zijn gebruikt, worden overgeboekt naar het nieuwe kaderprogramma.

    Overeenkomstig artikel 27 van het Financieel Reglement zullen bepaalde inkomstenvormen worden geweigerd.

    3. BEGROTINGSKENMERKEN

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    4. RECHTSGRONDSLAG

    Artikel 7 van het Euratom-Verdrag.

    Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het meerjarenkaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en opleiding ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte.

    5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING

    5.1. Doel van het communautaire optreden

    5.1.1 Doelstellingen

    Zoals nog eens op het hoogste politieke niveau is erkend door de Europese Raad in Lissabon, Feira, Nice en onlangs nog eens in Stockholm, vormt onderzoek een centraal onderdeel van de kenniseconomie en kennismaatschappij die zich wereldwijd aan het ontwikkelen is. De doelstelling welke in Lissabon voor de EU werd vastgesteld was om in het komende decennium "de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang". Meer dan ooit blijkt onderzoek een van de voornaamste stuwende krachten te zijn achter de economische en sociale vooruitgang, alsmede een beslissende factor voor het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, de werkgelegenheid en de kwaliteit van het leven. Daarenboven zijn wetenschap en technologie essentiële elementen bij het maken van beleid, zowel op Europees als op nationaal vlak.

    Europa heeft evenwel met betrekking tot onderzoek nog altijd een aantal structurele zwakheden. Deze kunnen in vier punten worden samengevat:

    I. Er wordt onvoldoende en te gefragmenteerd geïnvesteerd in onderzoek en technologische ontwikkeling en meer algemeen in kennis (OTO, onderwijs en software), met als gevolg dat wij achterblijven bij onze concurrenten. In 1999 werd er in de EU 76 miljard euro minder in onderzoek en ontwikkeling geïnvesteerd dan in de Verenigde Staten. De EU loopt nu achterop bij haar concurrenten wat betreft de aan onderzoek bestede middelen in verhouding tot het BNP (in 1999 bedroeg dit cijfer 1,9% voor de EU, vergeleken met 2,6% voor de Verenigde Staten en 2,9% voor Japan) [15]. In 1999 investeerden de Verenigde Staten ongeveer 9% in kennis, meer dan de EU (7,6%) en Japan (6,9%) en de kloof wordt alleen maar groter.

    [15] Cijfers voor 1998.

    II. Er zijn te weinig mensen die zich met onderzoek bezighouden. Onderzoekers vertegenwoordigen 5,3 promille van de actieve bevolking in de EU (1998), 7,4 promille in de Verenigde Staten (1993) en 8,9 promille in Japan (1998), waar er in de industrie tweemaal zoveel onderzoekers werkzaam zijn. Directe overheidsuitgaven voor hoger onderwijs vormen 0,9% van het BNP in de EU, 1,4% in de Verenigde Staten en 0,5% in Japan (1997).

    III. Beperkte mogelijkheden om doorbraken op wetenschappelijk gebied om te zetten in vernieuwende en concurrerende producten en diensten, ondanks een wetenschappelijke productie van hoge kwaliteit. Het aantal octrooien per miljoen inwoners verleend door de Europese, Amerikaanse en Japanse octrooibureaus bedraagt 32 in de EU, 49 in de VS en 88 in Japan. In 1998 vertoonde de handelsbalans voor high-tech-producten een tekort van 28 miljard euro voor de EU (een trend die trouwens het gehele decennium te zien is geweest), vergeleken met een tekort van 8 miljard euro voor de VS en een overschot van 39 miljard euro voor Japan. Investeringen in durfkapitaal in de geavanceerde sectoren komen overeen met 80% in de VS en, hoewel deze toenemen, slechts 26 % in the EU and 23% in Japan.

    IV. Een te grote fragmentatie van het onderzoeksbeleid in Europa. De EU heeft nog geen volwassen onderzoeksbeleid. In alle 15 lidstaten bestaat er naast het communautaire kaderprogramma een nationaal beleid welke niet echt op elkaar zijn afgestemd om een efficiënte organisatie en exploitatie te verwezenlijken. Dit gebrek aan coördinatie is ook van invloed op de totstandkoming en een efficiënte exploitatie van de infrastructuur op onderzoeksgebied.

    Om verandering te brengen in deze situatie heeft de Commissie een voorstel ingediend voor de oprichting van een "Europese Onderzoekruimte", waarachter de Raad en het Parlement zich geschaard hebben. De verwezenlijking hiervan zal noodzakelijkerwijs het product zijn van een gezamenlijke inspanning door de EU, de lidstaten en de belanghebbenden op onderzoeksgebied. Met de kaderprogramma's van de EU voor onderzoek (2002-2006) en de specifieke programma's zal hieraan met name een bijdrage worden geleverd doordat deze een omvangrijk hefboomeffect kunnen hebben voor de integratie en, de coördinatie van en het geven van een structuur aan het onderzoek in de EU en de versteviging van de grondslagen van de Europese onderzoekruimte.

    Om structurele wijzigingen op het gebied van wetenschap en technologie in de EU door te kunnen voeren waardoor de bovengenoemde zwakke punten kunnen worden aangepakt zijn er hulpmiddelen nodig die passen bij de doelstelling. De Commissie heeft voorgesteld om het kaderprogramma met in totaal 17,5 miljard euro te financieren, hetgeen overeenkomt met het niveau van het vorige programma plus inflatie en groei (dit vertegenwoordigt nog altijd maar 5 tot 6% van de overheidsuitgaven op het gebied van OTO). De Commissie is van oordeel dat een dergelijke bedrag een belangrijke invloed zou kunnen hebben op het onderzoeksysteem als zodanig, en een belangrijk effect zou hebben op de prioritaire gebieden van het kaderprogramma die een bepaalde groei in de EU teweeg zullen brengen. In het algemeen zal het met dit financieringsniveau mogelijk zijn om de inspanningen op het gebied van OTO van de Gemeenschap uitgedrukt in een percentage van het BNP gedurende de periode 2003-2006 op het huidige niveau te handhaven.

    Het plan is om de kaderprogramma's ten uitvoer te leggen met behulp van vijf specifieke programma's, waarvan er drie vallen onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en twee onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Van ieder specifiek programma wordt de identiteit vastgesteld volgens de aard van de gebruikte instrumenten, die beantwoorden aan de doelstellingen en de organisatie van het kaderprogramma:

    - Een programma betreffende "Integratie en versterking van de Europese Onderzoekruimte" dat de werkzaamheden onder contract omvat welke zijn voorgesteld onder de titel "Integratie van het onderzoek" en de titel "Versterking van de grondslagen van de Europese Onderzoekruimte", zodat onderzoeks- en coördinatiewerkzaamheden dus worden samengebracht.

    - Een programma betreffende "Structureren van de Europese Onderzoekruimte", dat horizontale, ondersteunende en structurerende activiteiten omvat.

    - Twee programma's betreffende het "Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek" welke de eigen werkzaamheden omvatten die door het GCO op nucleair, respectievelijk non-nucleair gebied worden uitgevoerd.

    - Een programma "Kernenergie" dat de werkzaamheden onder contract omvat die op het gebied van de kernenergie zijn uitgevoerd.

    De doelstellingen van het specifieke programma inzake kernenergie worden hieronder per actieterrein uiteengezet, waarbij steeds een motivering wordt gegeven alsmede de Europese toegevoegde waarde die daarbij wordt gegenereerd.

    1. Beheer van radioactief afval

    Het doel is opbergtechnologieën te ontwikkelen en te testen, geschikte locaties te onderzoeken, meer fundamenteel wetenschappelijk inzicht te verkrijgen in de veiligheid en methodes om de veiligheid te beoordelen, mogelijkheden te onderzoeken om de effecten van radioactief afval te beperken en om besluitvormingsprocessen te ontwikkelen die door de betrokkenen als eerlijk en rechtvaardig worden ervaren.

    Motivering en Europese toegevoegde waarde

    - Het ontbreken van een algemeen aanvaarde benadering van het beheer en de opberging van hoogactief afval vormt een belangrijke belemmering voor de buitengebruikstelling van oude installaties en voor de voortzetting van het gebruik van kernenergie.

    - Een algemeen aanvaarde benadering zal positieve gevolgen hebben voor de kosten, de veiligheid en de continuïteit van de energievoorziening.

    - Het reeds bestaande radioactieve afval moet worden beheerd.

    2. Onderzoek naar fusie-energie

    Fusie-energie kan een bijdrage leveren tot de emissieloze productie van basislastelektriciteit op grote schaal. De vorderingen van het onderzoek naar fusie-energie rechtvaardigen de voortzetting van een krachtige inspanning om de langetermijndoelstelling, een fusiecentrale, te realiseren.

    Motivering en Europese toegevoegde waarde

    - De noodzaak om meer inzicht te krijgen in fusieplasma's onder omstandigheden die relevant zijn voor een toekomstige reactor.

    - De exploitatie van de faciliteiten, met name JET, die met preferentiële steun zijn gebouwd, zou op nationale schaal niet goed mogelijk zijn. Zolang ITER niet in bedrijf is, is JET het krachtigste instrument ter wereld om vooruitgang te boeken met het onderzoek van fusieplasma's.

    - Wanneer de EU zich als één partner presenteert, staat zij sterker bij de deelname aan een internationaal project zoals ITER dan de afzonderlijke lidstaten.

    - Er is meer fundamenteel onderzoek nodig en er moeten jonge wetenschappers worden opgeleid op het gebied van de kernfusie.

    Er moet voor worden gezorgd dat de resultaten in de lidstaten worden verspreid.

    3. Stralingsbescherming

    De hoofddoelstelling is het beantwoorden van onzekerheden met betrekking tot het gevaar van blootstellingen aan stralingsdoses waaraan de bevolking normaal wordt blootgesteld of zoals ze in werksituaties voorkomen. Dit is nog steeds een controversieel wetenschappelijk probleem en beleidsvraagstuk, dat belangrijke implicaties heeft voor het gebruik van straling in de geneeskunde en in de industrie.

    Motivering en Europese toegevoegde waarde

    Straling op grote schaal wordt gebruikt in de geneeskunde en in industriële toepassingen en de veiligheid daarvan houdt verband met een gezond beschermingsbeleid. De hoge normen inzake stralingsbescherming in de EU moeten dus worden gehandhaafd (en zo nodig worden verbeterd) door middel van gebundeld en gecoördineerd onderzoek.

    4. Andere activiteiten op het gebied van de nucleaire technologieën en veiligheid

    De doelstellingen zijn beleidsmaatregelen van de EU op het gebied van gezondheid, energie en milieu te ondersteunen om de Europese mogelijkheden op een hoog peil te houden op relevante gebieden die niet onder de thematische prioriteiten vallen en om bij te dragen aan de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte

    Motivering en Europese toegevoegde waarde

    - Een betere integratie is van cruciaal belang om capaciteiten te behouden in de algemene context van een volwassen en/of een neergaande lijn vertonende nucleaire industrie.

    - Het is nodig dat aan belangrijke concurrenten het hoofd wordt geboden.

    - Het aantal studenten en instellingen die onderwijs op het gebied van de kernenergie aanbieden, loopt terug.

    - De veiligheid van bestaande kerninstallaties moet op peil worden gehouden of worden verbeterd.

    5.1.2 Genomen maatregelen die onder de evaluatie ex ante vallen

    Bij de voorbereiding van de voorstellen voor het specifiek programma werd door de diensten van de Commissie een evaluatie ex ante uitgevoerd. De resultaten daarvan geven met name het volgende weer:

    - de aanbevelingen van de vijfjaarlijkse evaluatie van de kaderprogramma's en specifieke programma's welke door onafhankelijke deskundigen in het loop van het jaar 2000 werd uitgevoerd;

    - de herziening door de Commissie van het vijfde kaderprogramma (1998-2002) halverwege die in document COM(2000)612 van 4 oktober 2000 werd gepresenteerd en met betrekking waartoe meer bijzonderheden zijn te vinden in Commissiedocument SEC(2000)1780 van 23 oktober 2000;

    - een met de hoofdrolspelers gehouden uitvoerig overleg met betrekking tot de twee mededelingen over de Europese onderzoeksruimte in de loop van het jaar 200 [16] en het voorstel voor het kaderprogramma aan het begin van 2001;

    [16] COM (2000) 6 van18 januari 2000. COM (2000) 612 van 4 oktober 2000.

    - een reeks interne en externe studies van de Commissie op het gebied van economie, politiek en prognose en de gevolgen van de activiteiten op het gebied van OTO.

    De resultaten van de uitgevoerde evaluatie ex ante zijn met name terug te vinden in de keuzes welke gemaakt zijn met betrekking tot de structuur van de programma's, de doelstellingen en de prioriteiten en de instrumenten welke bij de tenuitvoerlegging zijn gebruikt.

    Bij het vaststellen van de doelstellingen en prioriteiten werd consequent het criterium van de Europese meerwaarde toegepast.

    Dit omvat de volgende aspecten welke worden toegepast op de geselecteerde prioritaire thema's en activiteiten, waarvan de motivering en de Europese meerwaarde meer in bijzonderheden worden omschreven onder punt 5.1 en de verwachte resultaten onder punt 5.2:

    - het onderzoek en de kosten ervan zijn te omvangrijk om door één enkel land te worden gedragen, en er dient een kritische massa te worden gevormd van financiële en menselijke hulpbronnen;

    - samenwerking is om economische redenen (schaalvoordelen) en op grond van de gunstige effecten voor privé onderzoeksactiviteiten en het concurrentievermogen van de industrie van belang;

    - het standpunt van de Unie ten aanzien van strategische OTO-gebieden dient te worden gehandhaafd of verder te worden ontwikkeld;

    - de in de verschillende landen aanwezige deskundigheid die vaak complementair is, dient te worden samengevoegd, meer in het bijzonder wanneer er sprake is van interdisciplinaire problemen en er dienen vergelijkende studies op Europese schaal te worden uitgevoerd;

    - er bestaat een bepaalde samenhang met de prioritaire belangen van de EU alsmede met de wetgeving en beleid van de Gemeenschap;

    - onderzoek is noodzakelijkerwijs grensoverschrijdend van aard als gevolg van de omvang van de problemen waarvoor een oplossing moet worden gevonden, dan wel om wetenschappelijke redenen.

    Wat de instrumenten voor de tenuitvoerlegging betreft zullen er drie belangrijke nieuwe instrumenten in de context van het Euratom-programma worden toegepast. Vanwege hun aard kunnen deze alleen op communautair niveau ten uitvoer worden gelegd. Deze zijn ontwikkeld om een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van:

    - de benodigde kritische massa en de integratie van het onderzoek;

    - nauwere banden tussen de programma's en de activiteiten van de lidstaten en de coördinatie van nationale programma's;

    - samenwerking op voor de EU strategische gebieden en oplossingen voor een aantal belangrijke uitdagingen waartegenover de EU zich geplaatst ziet;

    - de hoge kwaliteit en de aantrekkelijkheid van wetenschap en technologie in Europa;

    - verspreiding en benutting van de resultaten op het gebied van wetenschap en technologie in de gehele EU.

    Bij deze instrumenten gaat het om:

    a) Topnetwerken

    Het doel van dit instrument is om de hoge kwaliteit van wetenschap en technologie in Europa nog verder te versterken. Het is de bedoeling dat met ieder netwerk de kennis op een bepaald gebied wordt bevorderd doordat er een kritische massa aan deskundigheid bijeen wordt gebracht. Gericht op doelstellingen op lange termijn mikken de betrokken activiteiten die vaak multidisciplinair zijn niet op nauwkeurig omschreven van tevoren bepaalde resultaten voor de producten, procédés of diensten, doch op een geleidelijke en duurzame integratie van de onderzoekscapaciteit die zowel op nationaal als op regionaal niveau in Europa aanwezig is. In dit verband zullen de leden van het netwerk met de bedoeling om een virtueel topcentrum te creëren, een gezamenlijk activiteitenprogramma ten uitvoer leggen waarin hun activiteiten op het betrokken gebied in hun totaliteit of voor een groot deel, worden geïntegreerd.

    b) Geïntegreerde projecten

    Dit instrument is bedoeld om het Europees concurrentievermogen te vergroten of belangrijke maatschappelijke problemen te helpen oplossen door een kritische massa van hulpbronnen en onderzoek en van de in Europa aanwezige deskundigheid op gebied van technologische ontwikkeling bijeen te brengen. Dienovereenkomstig zal elk geïntegreerd project erop gericht zijn om wat de producten, procédés en diensten betreft een aantal nauwkeurig omschreven resultaten te behalen. Bij activiteiten die worden uitgevoerd in de context van een geïntegreerd project zal het gaan om gericht onderzoek, zelfs indien daaraan een bepaald risico verbonden is. Alle activiteiten die in de context van een geïntegreerd project worden uitgevoerd zullen passen in het algemeen kader van een "uitvoeringsplan".

    c) Geïntegreerde infrastructuurinitiatieven

    In geïntegreerde infrastructuurinitiatieven worden verschillende activiteiten die van essentieel belang zijn voor de versterking en de ontwikkeling van onderzoekinfrastructuur in één enkele activiteit gebundeld, zodat diensten op Europees niveau kunnen worden geleverd. Hiertoe worden netwerkactiviteiten gecombineerd met een ondersteuningsactiviteit (zoals bijvoorbeeld in verband met transnationale toegang) of onderzoekactiviteiten die noodzakelijk zijn om de prestaties van infrastructuur te verbeteren, echter met uitzondering van de financiering van investeringen voor nieuwe infrastructuur, die alleen kunnen worden gefinancierd in het kader van specifieke ondersteuningsactiviteiten. Ze omvatten een onderdeel voor de verspreiding van kennis naar potentiële gebruikers, met inbegrip van het bedrijfsleven en met name het MKB.

    Voor de uitvoering van het programma kunnen ook andere instrumenten worden gebruikt:

    d) Specifieke gerichte onderzoek- en opleidingsprojecten

    i) Specifieke gerichte onderzoekprojecten zijn gericht op de verbetering van de Europese concurrentiepositie. Ze hebben een sterk geconcentreerd karakter en kunnen een van de volgende vormen of een combinatie van beide aannemen:

    - een project voor onderzoek en technologische ontwikkeling dat nieuwe kennis moet opleveren om nieuwe producten, procédés en diensten aanzienlijk te verbeteren of te ontwikkelen dan wel om te voorzien in andere behoeften van de samenleving of het communautair beleid;

    - een demonstratieproject dat de levensvatbaarheid moet aantonen van nieuwe technologieën die potentiële economische voordelen bieden maar die niet rechtstreeks kunnen worden gecommercialiseerd.

    ii) Specifieke gerichte projecten op het gebied van opleiding zijn bedoeld om een snelle verspreiding van nieuwe kennis op Europese schaal te vergemakkelijken en de nationale activiteiten beter te integreren.

    e) Activiteiten voor de bevordering en ontwikkeling van menselijk potentieel en mobiliteit

    Deze activiteiten worden geconcentreerd op opleiding, ontwikkeling van deskundigheid en kennisoverdracht. Ze omvatten ondersteuning van activiteiten die door natuurlijke personen, gaststructuren, met inbegrip van opleidingsnetwerken, en door Europese onderzoekteams worden uitgevoerd.

    f) Coördinatiewerkzaamheden

    Coördinatiewerkzaamheden zijn bedoeld om de gecoördineerde initiatieven van een reeks onderzoek- en innovatieoperatoren te bevorderen en te ondersteunen en zodoende tot een betere integratie te komen. Ze hebben betrekking op activiteiten zoals de organisatie van conferenties, bijeenkomsten, het uitvoeren van studies, de uitwisseling van personeel, de uitwisseling en verspreiding van goede praktijken, het opzetten van informatiesystemen en deskundigengroepen, en ze kunnen zo nodig ook ondersteuning inhouden voor het definiëren, organiseren en beheren van gezamenlijke of gemeenschappelijke initiatieven.

    g) Specifieke ondersteunende activiteiten

    Specifieke ondersteunende activiteiten dienen ter aanvulling van de uitvoering van het kaderprogramma en kunnen worden gebruikt als hulpmiddel bij de voorbereidingen voor toekomstige beleidsactiviteiten op het gebied van communautair onderzoek en technologische ontwikkeling, met inbegrip van monitoring- en beoordelingsactiviteiten. Ze omvatten met name de transnationale toegang tot infrastructuur, conferenties, seminars, studies en analyses, werkgroepen en deskundigengroepen, operationele ondersteuning en verspreidings-, informatie- en communicatieactiviteiten, of een combinatie hiervan, al naar gelang het geval.

    5.1.3 Naar aanleiding van de evaluatie ex post genomen maatregelen

    Bij het uitwerken van de voorstellen voor de specifieke programma's is rekening gehouden met de aanbevelingen van de vijfjaarlijkse evaluatie van de kaderprogramma's en de specifieke programma's welke in 2000 is uitgevoerd, en wel in het bijzonder met die betreffende:

    - de noodzaak om een eind te maken aan de achterstand van Europa op het gebied van OTO in vergelijking met haar concurrenten;

    - de noodzaak om ervoor te zorgen dat het nationaal en het communautair beleid op het gebied van OTO complementair is en een bepaalde samenhang vertoont en de essentiële rol die de Commissie bij de verwezenlijking daarvan speelt;

    - de nuttige gevolgen van het kaderprogramma waardoor er "een leemte in Europa wordt opgevuld doordat onderzoekers aan universiteiten en bij de industrie in staat worden gesteld om toegepaste werkzaamheden gezamenlijk uit te voeren";

    - de noodzaak om de managementprocedures van het programma voor de jaren 1998-2002 te verlichten en de noodzaak om "de structuren en procedures voor het beheer van het kaderprogramma opnieuw te bezien";

    - de onderzoeksactiviteiten in de EU te plaatsen in de bredere context van een echt Europees onderzoeksbeleid;

    - meer geconcentreerde programma's;

    - verder te gaan met het onderzoek dat nodig is om de doelstellingen van het communautair beleid te verwezenlijken;

    - de gewenste stap naar een aangepaste en meer flexibele reeks instrumenten met inachtneming van alle mogelijkheden die door het Verdrag geboden worden.

    Daarenboven heeft de herziening van het vijfde kaderprogramma halverwege met name geresulteerd in aanpassingen aan de jaarlijkse werkprogramma's voor de specifieke programma's, met speciale aandacht voor een grotere bundeling van de inspanningen en de lancering van proefprojecten voor de maatregelen die met het oog op het volgende kaderprogramma worden overwogen (netwerken, clusters, industriële platforms, grootschaliger projecten, enz.).

    5.2. Voorgenomen acties en wijze van financiering uit de begroting

    De beoogde acties voor het specifiek programma "kernenergie" zijn hieronder per actiegebied nader uiteengezet. Zodoende kan worden aangegeven welke resultaten er worden verwacht, welke bijdragen kunnen worden geleverd tot de algemene doelstellingen van het kaderprogramma of de Gemeenschap of welke potentiële prestatieparameters hiervoor kunnen worden gehanteerd. Deze gegevens zijn slechts bedoeld als leidraad en niet als definitief vastgestelde doelstellingen.

    Verderop is in een tabel aangegeven welke instrumenten voor welke actiegebieden kunnen worden gebruikt.

    1. Beheer van radioactief afval

    i) Onderzoek van geologische opberging

    (Verbetering van fundamentele kennis, ontwikkelen en testen van technologieën, nieuwe en betere instrumenten)

    ii) Partitionering en transmutatie en andere concepten die opwekking van kernenergie met minder afvalproductie mogelijk maken

    (Partitionering en transmutatie; nieuwe reactorconcepten)

    Verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen of mogelijke prestatieparameters

    - Gedegen technische basis om de veiligheid van de opberging van hoogactief afval in geologische formaties aan te tonen

    - Evaluatie van de industriële haalbaarheid van partitionering en transmutatie

    - Ontwikkeling van een efficiënter gebruik van splijtstof met potentieel voor commerciële exploitatie

    2. Onderzoek naar fusie-energie

    i) Programma van de associaties op het gebied van fysica en technologie

    (O&O op het gebied van fusiefysica en plasmaengineering, gestructureerde O&O-activiteiten op het gebied van fusietechnologie, onderzoek van sociaal-economische aspecten)

    ii) Exploitatie van de JET-faciliteiten

    iii) Next step/ITER

    Verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen of mogelijke prestatieparameters

    - Opzetten van een kader voor de bouw en het bedrijf van ITER

    - Begin van de bouw van de Next Step/ITER

    - Volledige exploitatie van de JET-faciliteiten

    - Oplevering van de stellarator W-7-X

    - Een uitgebreidere evaluatie van aan de tokamak verwante fusieconfiguraties

    - Meer inzicht in de sociaal-economische aspecten van fusie als energiebron

    - Verdere ontwikkeling van de fysische en technologische (met name materialen) basis voor fusie-energie

    3. Stralingsbescherming

    - Kwantificering van risico's in verband met langdurige blootstellingen aan lage doses

    - Medische blootstellingen en natuurlijke stralingsbronnen

    - Bescherming van het milieu en radio-ecologie

    - Management van risico's en noodsituaties

    - Bescherming van de werkplek

    Verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters

    - Verbeterde kwantificering van de risico's van blootstelling aan lage doses

    - Conceptuele en methodologische basis voor de bescherming van het milieu

    - Doelmatiger en samenhangender reactie op noodsituaties in Europa

    - Verdere integratie van het Europese onderzoek op het gebied van stralingsbescherming

    4. Andere activiteiten op het gebied van de nucleaire technologieën en veiligheid

    i) Innovatieve concepten

    i) Onderwijs en opleiding

    iii) Veiligheid van bestaande kerninstallaties

    Verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen of mogelijke prestatieparameters

    - Ontwikkeling van innovatieve manieren om kernenergie te produceren en beoordeling van het potentieel daarvan

    - Ontwikkeling van een Europees samenwerkingsprogramma voor onderwijs en opleiding op het gebied van de kernenergie

    - Verbetering van de veiligheid van bestaande kerninstallaties

    De wijze van steunverlening en financiële deelname onder het kaderprogramma is, afhankelijk van de doelstellingen, als volgt:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    (1) Onderzoek naar fusie-energie Projecten die worden opgezet in het kader van onderzoekactiviteiten voor gezamenlijke rekening en technologische ontwikkelingsactiviteiten worden uitgevoerd op basis van procedures die zijn beschreven in:

    - associatiecontracten met lidstaten en geassocieerde staten of organisaties in die staten,

    - de Europese overeenkomst voor de ontwikkeling van fusie (EFDA - European Fusion Development Agreement),

    - eventuele multilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de geassocieerde organisaties (bijvoorbeeld de overeenkomst inzake de bevordering van mobiliteit) of de juridische entiteiten die kunnen worden opgericht na raadpleging van het betrokken raadgevende comité,

    - andere contracten met een beperkte looptijd, met name met organisaties in de lidstaten of geassocieerde staten waar geen associatie gevestigd is,

    - internationale overeenkomsten die projecten betreffen die worden uitgevoerd in het kader van samenwerking met derde landen, zoals ITER en door juridische entiteiten die in het kader van die overeenkomsten worden opgericht.

    De vorming van consortia voor geïntegreerde projecten met een gemeenschappelijke doelstelling zal worden aangemoedigd.

    De financiële steun van de Gemeenschap is bedoeld voor onderzoekscentra, universiteiten, bedrijven en nationale of internationale instellingen in de lidstaten en de geassocieerde Europese staten die onderzoekactiviteiten financieren. De laatstgenoemde kunnen ook optreden als tussenpersoon voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap. Wanneer dat nodig is om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken, kunnen internationale organisaties en instellingen in de lidstaten van het GOS bij wijze van uitzondering financiële steun van de Gemeenschap ontvangen. Die steun moet van essentieel belang zijn om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken.

    5.3. Tenuitvoerlegging

    De Commissie zal zorg dragen voor de tenuitvoerlegging van de acties. In sommige naar behoren met redenen omklede gevallen kan zij de hulp inroepen van externe instanties.

    6. FINANCIËLE GEVOLGEN

    6.1. Totale financiële gevolgen voor deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

    Voor de goede orde delen wij mede dat de indicatieve toewijzing voor het kaderprogramma van de Europese Gemeenschap 16.275 miljoen euro bedraagt. Het totale bedrag voor de kaderprogramma's 2002-2006 beloopt 17.500 miljoen euro.

    6.1.1 Financiering: VK in miljoen euro (tot op drie decimalen nauwkeurig)

    Opsplitsing per doelstelling

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Een jaarlijks schema voor elk van deze doelstellingen is op dit niveau niet zinvol. Het zou alleen kunnen worden vastgelegd in een strikte verhouding met een schema voor het gehele specifieke programma, dat op zijn beurt weer in overeenstemming is met het schema van het kaderprogramma.

    De jaarlijkse interne opsplitsing zal op een later tijdstip bij de vaststelling van de werkprogramma's plaatsvinden.

    6.1.2 Technische en administratieve bijstand, ondersteuningsuitgaven en IT-uitgaven (vastleggingskredieten)

    Deze begrotingscategorie is hier niet van toepassing.

    6.2. Berekening van de kosten per gewogen maatregel in deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

    Ook hier kan een opsplitsing per doelstelling en per soort maatregel in dit stadium niet worden gegeven, aangezien het bij de resultaten van de indirecte onderzoeksacties gaat om onderzoeksprojecten die een gevolg zijn van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen na evaluatie, zodat het moeilijk is om deze acties van tevoren te kwantificeren.

    7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

    Het plafond voor de administratieve uitgaven voor dit programma bedraagt 16,5% van de 940 miljoen euro die voor deze actie in haar geheel is uitgetrokken.

    Deze bijzondere situatie wordt veroorzaakt door het feit dat dit programma 224 onderzoeksposten telt welke voor de gehele periode 85% van het gevraagde plafond voor hun rekening nemen.

    Dit groot aantal posten is een gevolg van de wijze waarop het programma wordt uitgevoerd Er worden namelijk 115 Commissieambtenaren hetzij naar nationale laboratoria in verschillende lidstaten , hetzij naar het ITER-project gedetacheerd.

    Tijdens de duur van het vijfde kaderprogramma werd successievelijk personeel heringedeeld om het aantal personeelsleden voor het programma te verminderen en personeelsleden en begroting gedurende de periode 1999-2002 beter met elkaar in overeenstemming te brengen. Deze herschikkingen gaan verder en de speciale situatie van Commissiepersoneel dat in het buitenland werkt zal worden onderzocht.

    De andere uitgaven van de programma's zijn aan de lage kant hetgeen met name veroorzaakt wordt door het geringe aantal contracten dat wordt beheerd. Op te merken valt dat ongeveer eenderde van deze andere uitgaven ook betrekking heeft op het ITER-project.

    7.1. Gevolgen voor de personele middelen

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Er is een speciale lijst van het aantal ambten voor de indirecte onderzoeksacties welke in totaal 954 A-posten, 273 B-posten en 427 C-posten omvatten, ofwel een totaal van 1654 posten (EG en EURATOM, met inbegrip van SAB 3/2001).

    Aan deze lijst moeten 156 operationele begrotingsposten worden toegevoegd die geen financiële gevolgen hebben voor de begroting van deze programma's, onder het hoofd "deelname aan de formulering en de tenuitvoerlegging van het onderzoekbeleid".

    7.2 Algemene financiële gevolgen in verband met de personele middelen

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven tijdens de duur van het programma.

    7.3 Andere huishoudelijke uitgaven die uit de actie voortvloeien

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven voor de actie gedurende de vier jaren waarin dit specifieke programma ten uitvoer wordt gelegd, dat wil zeggen een totale jaarlijkse uitgave van 38.750 miljoen EUR.

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    8. TOEZICHT EN EVALUATIE

    8.1 Follow-upsysteem

    De specifieke programma's zijn ontworpen om de Europese Onderzoekruimte te helpen creëren en ze zullen worden uitgevoerd parallel aan en in nauwe samenwerking met andere communautaire en nationale activiteiten waarmee dezelfde doelstellingen worden nagestreefd. De aard van het onderzoek en de verschillende soorten acties op uiteenlopende niveaus maken het moeilijk om oorzaak en gevolgen te bepalen, terwijl toezicht op en evaluatie van de resultaten en de gevolgen complex van aard zijn.

    Gebaseerd op de ervaringen met de eerdere programma's en de methodologische studies die thans worden uitgevoerd wordt of is reeds de laatste hand gelegd aan een hele reeks instrumenten waarmee de doelstellingen kunnen worden ontwikkeld en toezicht kan worden uitgeoefend op en een evaluatie kan worden gemaakt van de resultaten en de gevolgen van het kaderprogramma, en de programma's die daartoe ten uitvoer worden gelegd, alsmede de activiteiten welke worden ondernomen om de Europese onderzoekruimte te creëren. De Commissie zal de ontwikkeling van deze instrumenten evalueren voordat de programma's worden uitgevoerd.

    Op deze manier zal er geleidelijk aan een gestructureerd systeem voor het verzamelen van informatie en statistieken worden ingevoerd.

    Binnen deze context zullen algemene indicatoren die specifiek aan het kaderprogramma zijn aangepast worden ontwikkeld, om het mogelijk te maken om met name de bijdragen van de programma's met betrekking tot de onder punt 5.1 genoemde uitdagingen waarvoor de EU zich geplaatst ziet, te evalueren (investeringen in OTO en in kennis, in het algemeen en op de gebieden welke prioritair zijn voor de EU, menselijke hulpbronnen op het gebied van OTO, exploitatie van resultaten op het gebied van OTO, samenhang van het nationale en het communautaire onderzoekbeleid en met betrekking tot onderzoekinfrastructuur).

    Bovendien zullen er meer specifieke indicatoren worden vastgesteld voor de verschillende doelstellingen van de programma's; deze hebben met name betrekking op productie, beheer en het vormen van netwerken, exploitatie en invloed van de kennis die is voortgekomen uit de activiteiten welke in het kader van de programma's worden uitgevoerd. De eerste gedachten in dit verband zijn reeds te vinden onder punt 5.2 onder het hoofdje verwachte resultaten, bijdragen aan algemene doelstellingen of potentiële prestatieparameters.

    8.2 Procedure en periodiciteit van de voorgeschreven evaluatie

    - Jaarlijks toezicht: De Commissie zal door een beroep te doen op passende deskundigheid waar dit nodig is, continu toezicht houden op de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma en de specifieke programma's in het licht van de doelstellingen die men voor ogen heeft. Zij zal met name beoordelen of de doelstellingen, prioriteiten, instrumenten, financiële hulpbronnen en het beheer ondanks de veranderende situatie blijven voldoen.

    Doelstelling is het systematisch verzamelen, de samenhang en de kwaliteit van de basisinformatie op te voeren en te verbeteren, zodat een efficiënte analyse en controle alsmede een essentiële bijdrage aan de vijfjaarlijkse evaluatie mogelijk worden. Teneinde de onderzoekmanagers in de Gemeenschap meer bewust te maken van de thema's welke verband houden met het toezicht op de tenuitvoerlegging en de resultaten en de gevolgen van de programma's, heeft men ook het voornemen om een gezamenlijk zelfbeoordelingsformaat op te stellen. Bovendien zullen er maatregelen worden genomen om voor een grotere samenhang te zorgen tussen het toezicht op het kaderprogramma, de specifieke programma's en de vooruitgang welke met de totstandkoming van de Europese onderzoekruimte geboekt wordt.

    Jaarverslag: De vorderingen welke geboekt worden met de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma en de specifieke programma's zullen in het jaarverslag worden bekendgemaakt en krachtens artikel 173 van het Verdrag aan het Europees Parlement en de Raad worden voorgelegd. Hierin zullen met name de resultaten van het jaarlijkse toezicht worden vermeld, een omschrijving van de activiteiten die op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling zijn uitgevoerd, de vorderingen met de verwezenlijking van de Europese onderzoekruimte en de verspreiding van de resultaten tijdens het voorgaande jaar, en het werkprogramma voor het lopende jaar.

    - Vijfjaarlijkse evaluatie: Voordat haar voorstel voor het volgende kaderprogramma en de specifieke programma's worden ingediend zal de Commissie door onafhankelijke hooggekwalificeerde deskundigen een evaluatie laten uitvoeren van de tenuitvoerlegging van de communautaire activiteiten in de vijf voorgaande jaren, de verwezenlijking van de doelstellingen en de effecten van de activiteiten in het licht van de doelstellingen die op de betrokken periodes van toepassing zijn. De Commissie zal de conclusies van deze evaluatie samen met haar opmerkingen meedelen aan het Europees Parlement, de Raad, het Sociaal en Economisch Comité en het Comité van de Regio's.

    9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

    Bij het indienen van de verslagen die tot consolidering van de inkomsten in de boekhouding van de deelnemers kunnen leiden, stelt de financiële coördinator onder opgave van het tijdschema en de geconsolideerde rekeningen van de deelnemers, alle financiële documentatie ter beschikking zodat de Commissie haar financiële controles kan uitvoeren.

    Zo nodig zal de Commissie dergelijke financiële controles uitvoeren, met name indien zij redenen heeft om eraan te twijfelen of het karakter van de rekeningen wel realistisch is gezien de met de werkzaamheden geboekte vooruitgang die in de activiteitsverslagen is beschreven.

    De financiële controles van de Commissie zullen hetzij door haar eigen personeel, hetzij door accountants die overeenkomstig de wetgeving van het land waartoe de gecontroleerde deelnemer behoort zijn erkend, worden uitgevoerd. Daarbij wordt het risico op belangenverstrengeling waarop de Commissie door de deelnemer die aan controle wordt onderworpen, attent zou kunnen worden gemaakt, zoveel mogelijk vermeden.

    Daarenboven zal de Commissie ervoor zorgen dat bij uitvoeren van de onderzoekactiviteiten de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen door daadwerkelijke controles en, indien er onregelmatigheden worden ontdekt, door maatregelen alsmede door sancties die een afschrikkend effect hebben en met de begane overtreding in overeenstemming zijn, worden beschermd.

    Om dit te kunnen verwezenlijken, zullen er regels met betrekking tot controles, maatregelen en sancties onder verwijzing naar de Verordeningen nrs. 2988/95, 2185/96, 1073/99 en 1074/99 worden opgenomen in alle wettelijke instrumenten die gebruikt worden bij de tenuitvoerlegging van de programma's, met inbegrip van de specifieke contracten en de modelcontracten.

    Met name zal in de contracten aan de volgende punten aandacht moeten worden besteed:

    - de invoering van specifieke contractuele clausules om de financiële belangen van de Europese Gemeenschap te beschermen bij het uitvoeren van de diverse controles met betrekking tot de gunningen;

    - de deelname aan administratieve controles op het gebied van de fraudebestrijding, overeenkomstig de Verordeningen nrs. 2185/96, 1073/99 en 1074/99;

    - de toepassing van administratieve sancties voor alle door opzet of slordigheid veroorzaakte onregelmatigheden bij de tenuitvoerlegging van de contracten, overeenkomstig Kaderverordening nr. 2988/95, met inbegrip van een systeem van zwarte lijsten;

    - de verwijzing dat bij onregelmatigheden en fraude eventuele maatregelen tot invordering kunnen worden genomen krachtens artikel 164 van het Euratom-Verdrag .

    Top