EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002AG0034

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 34/2002 van 18 maart 2002, vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende verzekeringsbemiddeling

PB C 145E van 18.6.2002, p. 1–16 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52002AG0034

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 34/2002 van 18 maart 2002, vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende verzekeringsbemiddeling

Publicatieblad Nr. C 145 E van 18/06/2002 blz. 0001 - 0016


Gemeenschappelijk Standpunt (EG) Nr. 34/2002

door de Raad vastgesteld op 18 maart 2002

met het oog op de aanneming van Richtlijn 2002/.../EG van het Europees Parlement en de Raad van ... betreffende verzekeringsbemiddeling

(2002/C 145 E/01)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 47, lid 2, en 55,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen vervullen bij de distributie van verzekerings- en herverzekeringsproducten in de Gemeenschap een centrale rol.

(2) Een eerste stap ter bevordering van de uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor verzekeringsagenten en assurantiemakelaars werd gezet met Richtlijn 77/92/EEG van de Raad van 13 december 1976 houdende maatregelen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de werkzaamheden van verzekeringsagent en assurantiemakelaar (ex groep 630 CITI) en houdende met name overgangsmaatregelen voor deze werkzaamheden(4).

(3) Richtlijn 77/92/EEG zou van toepassing blijven totdat de voorschriften betreffende de coördinatie van de nationale regelingen voor de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van verzekeringsagenten en assurantiemakelaars in werking zouden treden.

(4) Aanbeveling 92/48/EEG van de Commissie van 18 december 1991 inzake verzekeringstussenpersonen(5) werd door de lidstaten grotendeels uitgevoerd en heeft bijgedragen tot de onderlinge aanpassing van de nationale bepalingen betreffende de vereisten inzake beroepsbekwaamheid en de registerinschrijving van verzekeringstussenpersonen.

(5) Tussen de nationale bepalingen bestaan echter nog belangrijke verschillen die belemmeringen vormen voor de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen in de interne markt. Het is derhalve wenselijk Richtlijn 77/92/EEG door een nieuwe richtlijn te vervangen.

(6) Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen dienen ook gebruik te kunnen maken van de bij het Verdrag vastgestelde rechten op het gebied van vrije vestiging en vrije dienstverrichting.

(7) Het feit dat verzekeringstussenpersonen niet in de gehele Gemeenschap werkzaam kunnen zijn, belemmert de goede werking van de interne verzekeringsmarkt.

(8) De coördinatie van de nationale bepalingen betreffende de vereisten inzake beroepsbekwaamheid en de registerinschrijving van personen die werkzaamheden op het gebied van de verzekeringsbemiddeling aanvangen en uitoefenen, kan derhalve zowel tot de voltooiing van de interne markt voor financiële diensten als tot een betere bescherming van de consument op dit gebied bijdragen.

(9) Verscheidene soorten personen of instellingen, zoals agenten, makelaars en bankverzekeraars, kunnen verzekeringsproducten distribueren. De gelijke behandeling van marktdeelnemers en de bescherming van de klant vergen dat al deze personen en instellingen onder deze richtlijn vallen.

(10) Deze richtlijn bevat een definitie van verbonden verzekeringstussenpersoon, die rekening houdt met de kenmerken van bepaalde markten in de lidstaten en beoogt registerinschrijvingsvoorwaarden vast te stellen die voor deze tussenpersonen kunnen gelden. Deze definitie belet niet dat de lidstaten gelijkaardige begrippen kunnen hanteren met betrekking tot verzekeringstussenpersonen die, handelend in naam en voor rekening van een verzekeringsonderneming en onder de volledige verantwoordelijkheid van die onderneming, gemachtigd zijn om premies en voor klanten bestemde bedragen te innen overeenkomstig de bij deze richtlijn bepaalde voorwaarden inzake financiële waarborgen.

(11) Deze richtlijn betreft personen wier werkzaamheden erin bestaan diensten op het gebied van verzekeringsbemiddeling aan derden te verlenen tegen hetzij een financiële vergoeding, hetzij een overeengekomen, met de dienstverlening door de tussenpersoon verband houdend ander economisch voordeel.

(12) Deze richtlijn betreft niet personen met een andere beroepswerkzaamheid, zoals belastingconsulenten of accountants, die in het kader van die andere beroepswerkzaamheid incidenteel advies op verzekeringsgebied verstrekken, zonder het oogmerk de klant te assisteren bij de sluiting of uitvoering van een verzekerings- of een herverzekeringsovereenkomst, noch het beroepshalve verrichten van schadebeheer voor een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming noch schade-expertise en -regeling.

(13) Deze richtlijn is niet van toepassing op personen die verzekeringsbemiddeling onder bepaalde strikte voorwaarden als nevenwerkzaamheid uitoefenen.

(14) Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen moeten bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun woonplaats of hoofdkantoor hebben in een register worden ingeschreven op voorwaarde dat zij voldoen aan strenge beroepsvereisten inzake bekwaamheid, betrouwbaarheid, dekking tegen beroepsaansprakelijkheid en financiële draagkracht.

(15) Deze registerinschrijving moet verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen in staat stellen overeenkomstig de beginselen van vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverrichting in andere lidstaten werkzaam te zijn, op voorwaarde dat tussen de bevoegde autoriteiten de vereiste kennisgevingsprocedure is gevolgd.

(16) Passende sancties zijn vereist tegen personen die de werkzaamheid van verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling zonder registerinschrijving uitoefenen en tegen verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die gebruik maken van de diensten van niet-ingeschreven tussenpersonen of van tussenpersonen die de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale voorschriften niet naleven.

(17) Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten zijn ter bescherming van de consument en ter verzekering van een gezond verzekerings- en herverzekeringsbedrijf in de interne markt van wezenlijk belang.

(18) Het is voor de consument van wezenlijk belang te weten of hij met een tussenpersoon te maken heeft die advies verstrekt over de producten van een groot aantal verzekeringsondernemingen, dan wel over door een bepaald aantal verzekeringsondernemingen aangeboden producten.

(19) Deze richtlijn gaat in op de informatieplicht van verzekeringstussenpersonen jegens hun klanten. In dit verband mag een lidstaat strengere bepalingen handhaven of aannemen welke kunnen worden opgelegd aan de verzekeringstussenpersonen die op zijn grondgebied verzekeringsbemiddelingsactiviteiten uitoefenen, ongeacht de plaats waar deze tussenpersonen gevestigd zijn, op voorwaarde dat deze strengere bepalingen in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("Richtlijn inzake elektronische handel")(6).

(20) Wanneer de tussenpersoon verklaart over de producten van een groot aantal verzekeringsondernemingen advies te verstrekken, dient hij een onpartijdige en voldoende brede analyse van de op de markt verkrijgbare producten uit te voeren. Bovendien dienen alle tussenpersonen de redenen toe te lichten die aan hun advies ten grondslag liggen.

(21) Het is minder noodzakelijk te verlangen dat dergelijke inlichtingen worden verstrekt wanneer de klant een onderneming is die de herverzekering of de verzekering van commerciële en industriële risico's wenst.

(22) Er is behoefte aan adequate en doeltreffende klachten- en beroepsprocedures in de lidstaten om geschillen tussen verzekeringstussenpersonen en consumenten te beslechten, zo mogelijk met gebruikmaking van bestaande procedures.

(23) Onverminderd het recht van de klanten een gerechtelijke procedure in te leiden, dienen de lidstaten openbare of particuliere instanties voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting aan te moedigen om bij de beslechting van grensoverschrijdende geschillen samen te werken. Die samenwerking zou er met name toe kunnen dienen de klant in staat te stellen om klachten over in andere lidstaten gevestigde verzekeringstussenpersonen voor te leggen aan de buitengerechtelijke instanties in de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft. De oprichting van het FIN-net biedt de consument bijkomende hulp wanneer hij een beroep doet op grensoverschrijdende diensten.

(24) Richtlijn 77/92/EEG moet worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Toepassingsgebied

1. Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld betreffende de toegang tot en de uitoefening van het verzekeringsbemiddelingsbedrijf en het herverzekeringsbemiddelingsbedrijf door natuurlijke of rechtspersonen die in een lidstaat zijn gevestigd of zich daar wensen te vestigen.

2. Deze richtlijn is niet van toepassing op personen die bemiddelingsdiensten verrichten voor verzekeringsovereenkomsten wanneer alle volgende voorwaarden vervuld zijn:

a) de verzekeringsovereenkomst vergt slechts kennis van de verzekeringsdekking die geboden wordt;

b) de verzekeringsovereenkomst is geen levensverzekeringsovereenkomst;

c) de verzekeringsovereenkomst dekt geen aansprakelijkheidsrisico's;

d) de persoon in kwestie heeft een andere hoofdberoepswerkzaamheid dan verzekeringsbemiddeling;

e) de verzekering is een aanvulling op de levering van een product of de verrichting van een dienst door eender welke aanbieder, en dekt:

i) het risico van defect, verlies of beschadiging van door die aanbieder geleverde goederen; of

ii) beschadiging of verlies van bagage en andere risico's die verbonden zijn aan een bij die aanbieder geboekte reis, zelfs indien deze verzekering de dekking omvat van levensverzekerings- of aansprakelijkheidsrisico's maar dan wel op voorwaarde dat de dekking ondergeschikt aan de hoofddekking van de met die reis verbonden risico's wordt verleend;

f) het bedrag van de jaarlijkse premie is niet hoger dan EUR 500 en de volledige looptijd van de verzekeringsovereenkomst, met inbegrip van eventuele verlengingen, bedraagt niet meer dan vijf jaar.

3. Deze richtlijn is niet van toepassing op verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsdiensten met betrekking tot buiten de Gemeenschap gesitueerde risico's en verplichtingen.

Deze richtlijn doet evenmin afbreuk aan de wetgeving van een lidstaat met betrekking tot het verzekeringsbemiddelingsbedrijf dat op zijn grondgebied uit hoofde van het vrij verrichten van diensten wordt uitgeoefend door in een derde land gevestigde verzekeringstussenpersonen.

Deze richtlijn reglementeert niet de verzekeringsbemiddelingsactiviteiten die worden verricht in derde landen, noch de activiteiten van communautaire verzekerings- of herverzekeringsondernemingen als omschreven in Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan(7) en Eerste Richtlijn 79/267/EEG van de Raad van 5 maart 1979 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe levensverzekeringsbedrijf, en de uitoefening daarvan(8), die in derde landen worden verricht via verzekeringstussenpersonen.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. "verzekeringsonderneming": een onderneming waaraan de overheid overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG of artikel 6 van Richtlijn 79/267/EEG een vergunning heeft verleend;

2. "herverzekeringsonderneming": een onderneming die geen verzekeringsonderneming of verzekeringsonderneming van een derde land is, en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het accepteren van door een verzekeringsonderneming, een verzekeringsonderneming van een derde land of andere herverzekeringsondernemingen overgedragen risico's;

3. "verzekeringsbemiddeling": de werkzaamheden die bestaan in het aanbieden, voorstellen, voorbereidend werk realiseren tot het sluiten van of sluiten van verzekeringsovereenkomsten, dan wel in het assisteren bij het beheer en de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten, in het bijzonder in het geval van een schadegeval.

Werkzaamheden uitgeoefend door een verzekeringsonderneming of een werknemer van een verzekeringsonderneming die onder verantwoordelijkheid van die verzekeringsonderneming handelt, worden niet als verzekeringsbemiddeling beschouwd.

Werkzaamheden die bestaan in incidentele informatieverstrekking in de context van een andere beroepswerkzaamheid, zonder het oogmerk de klant te assisteren bij de sluiting of uitvoering van een verzekeringsovereenkomst, in het beroepshalve verrichten van schadebeheer voor een verzekeringsonderneming of in schaderegeling en schade-expertise, worden evenmin als verzekeringsbemiddeling beschouwd;

4. "herverzekeringsbemiddeling": de werkzaamheden die bestaan in het aanbieden, voorstellen, voorbereiden of sluiten van herverzekeringsovereenkomsten, dan wel in het assisteren bij het beheer en de uitvoering ervan, in het bijzonder in het geval van een schadegeval.

Werkzaamheden uitgeoefend door een herverzekeringsonderneming of een werknemer van een herverzekeringsonderneming die onder verantwoordelijkheid van die herverzekeringsonderneming handelt, worden niet als herverzekeringsbemiddeling beschouwd.

Werkzaamheden die bestaan in incidentele informatieverstrekking in de context van een andere beroepswerkzaamheid, zonder het oogmerk de klant te assisteren bij de sluiting of uitvoering van een herverzekeringsovereenkomst, in het beroepshalve verrichten van schadebeheer voor een herverzekeringsonderneming of in schaderegeling en schade-expertise, worden evenmin als herverzekeringsbemiddeling beschouwd;

5. "verzekeringstussenpersoon": een natuurlijke of rechtspersoon die, tegen vergoeding, toegang heeft tot het verzekeringsbemiddelingsbedrijf of het verzekeringsbemiddelingsbedrijf uitoefent;

6. "herverzekeringstussenpersoon": een natuurlijke of rechtspersoon die, tegen vergoeding, toegang heeft tot het herverzekeringsbemiddelingsbedrijf of het herverzekeringsbemiddelingsbedrijf uitoefent;

7. "verbonden verzekeringstussenpersoon": eenieder die, in naam en voor rekening van een verzekeringsonderneming, of meerdere verzekeringsondernemingen indien het niet om onderling concurrerende verzekeringsproducten gaat, een verzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefent, maar die noch premies, noch voor de klant bestemde bedragen int en, wat hun respectieve producten betreft, onder volledige verantwoordelijkheid van die verzekeringsondernemingen handelt.

Als verbonden verzekeringstussenpersoon die, wat hun respectieve producten betreft, onder verantwoordelijkheid van een of meer verzekeringsondernemingen handelt, wordt ook beschouwd eenieder die in aanvulling op zijn hoofdberoepswerkzaamheid een verzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefent, waarbij de verzekering een aanvulling vormt op de goederen of diensten die in het kader van de hoofdwerkzaamheid worden geleverd, en die noch premies, noch voor de klant bestemde bedragen int;

8. "grote risico's": risico's in de zin van artikel 5, onder d), van Richtlijn 73/239/EEG;

9. "lidstaat van herkomst":

a) indien de tussenpersoon een natuurlijk persoon is, de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft en zijn werkzaamheden uitoefent;

b) indien de tussenpersoon een rechtspersoon is, de lidstaat waar zijn statutaire zetel is gevestigd of, indien deze rechtspersoon volgens zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor is gevestigd;

10. "lidstaat van ontvangst": de lidstaat waarin een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon een bijkantoor heeft of diensten verricht;

11. "bevoegde autoriteiten": de autoriteiten die de lidstaten overeenkomstig artikel 6 aanwijzen;

12. "duurzame drager": elk hulpmiddel dat de klant in staat stelt aan hem persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat hij deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kan raadplegen en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd.

Onder duurzame drager wordt in het bijzonder verstaan computerdiskettes, cd-rom's, DVD's en de harde schijf van de computer van de consument waarop de elektronische post wordt opgeslagen, maar niet internet-websites, tenzij die voldoen aan de in de definitie van duurzame drager opgenomen criteria.

HOOFDSTUK II

INSCHRIJVINGSVEREISTEN

Artikel 3

Registerinschrijving

1. Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen worden bij een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 6, lid 2, in hun lidstaat van herkomst in een register of in registers ingeschreven.

Onverminderd het bepaalde in de eerste alinea kunnen de lidstaten bepalen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of andere lichamen met de bevoegde autoriteiten kunnen samenwerken voor de registerinschrijving van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen alsmede voor het op die tussenpersonen toepassen van de in artikel 4 bepaalde vereisten. Meer bepaald kunnen verbonden verzekeringstussenpersonen worden ingeschreven door een verzekeringsonderneming of een vereniging van verzekeringsondernemingen, onder toezicht van een bevoegde autoriteit.

De lidstaten behoeven het in de eerste en tweede alinea bedoelde vereiste niet toe te passen op alle natuurlijke personen die werkzaam zijn in een onderneming en een verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefenen.

In het geval van een rechtspersoon schrijven de lidstaten deze in en vermelden zij in het register bovendien de namen van de tot de leiding behorende natuurlijke personen die verantwoordelijk zijn voor het bemiddelingsbedrijf.

2. De lidstaten kunnen meer dan één register voor verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen instellen mits zij criteria vastleggen op grond waarvan tussenpersonen worden ingeschreven.

De lidstaten zorgen ervoor dat één loket wordt ingesteld, waardoor een vlotte en snelle toegang tot informatie uit deze verschillende langs elektronische weg beschikbare en te allen tijde geactualiseerde registers mogelijk is. Dit loket biedt tevens de identificatiegegevens van de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat bedoeld in lid 1, eerste alinea.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de registerinschrijving van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, met inbegrip van de verbonden verzekeringstussenpersonen, slechts mogelijk is indien aan de in artikel 4 bedoelde vereisten inzake beroepsbekwaamheid is voldaan.

Ook zorgen de lidstaten ervoor dat de registerinschrijvingen van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, met inbegrip van de verbonden verzekeringstussenpersonen, die niet langer aan die vereisten voldoen, worden doorgehaald. Zo nodig stelt de lidstaat van herkomst op passende wijze de lidstaat van ontvangst in kennis van deze registerdoorhaling.

4. De bevoegde autoriteiten kunnen aan de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon een document afgeven aan de hand waarvan elke belanghebbende via raadpleging van het register/de registers als bedoeld in lid 2 kan toetsen of die tussenpersoon naar behoren is ingeschreven.

Dit document vermeldt ten minste de in artikel 11, lid 1, onder a) en b), bedoelde informatie en, wanneer het een rechtspersoon betreft, de naam of namen van de in lid 1, vierde alinea, bedoelde natuurlijke persoon of personen.

De lidstaat verlangt dat het document wordt teruggezonden aan de bevoegde autoriteit die het heeft afgegeven wanneer de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon niet langer ingeschreven is.

5. Ingeschreven verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen hebben recht op toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbemiddelingsbedrijf in de Gemeenschap, zowel door middel van vrijheid van vestiging als door middel van het vrij verrichten van diensten.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat de verzekeringsondernemingen alleen gebruik maken van de verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsdiensten van ingeschreven verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en de in artikel 1, lid 2, bedoelde personen.

Artikel 4

Vereisten inzake beroepsbekwaamheid

1. Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen beschikken over passende kennis en bekwaamheid, als voorgeschreven door de lidstaat van herkomst van de tussenpersoon.

De lidstaten van herkomst kunnen de vereisten op het gebied van kennis en bekwaamheid aanpassen al naargelang de werkzaamheid van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon en de gedistribueerde producten, in het bijzonder indien de hoofdberoepswerkzaamheid van de tussenpersoon een andere is dan verzekeringsbemiddeling. In dat geval mag de betrokken persoon uitsluitend een verzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefenen indien een verzekeringstussenpersoon die aan de vereisten van dit artikel voldoet of een verzekeringsonderneming volledig aansprakelijk is voor de handelingen van die persoon.

De lidstaten kunnen voorschrijven dat de verzekeringsonderneming in de in artikel 3, lid 1, tweede alinea, bedoelde gevallen nagaat of de kennis en bekwaamheid van de tussenpersonen in overeenstemming zijn met het in de eerste alinea bedoelde vereiste en dat zij hun in voorkomend geval een opleiding verstrekt die beantwoordt aan de vereisten betreffende de door deze tussenpersonen aangeboden producten.

De lidstaten behoeven het in de eerste alinea bedoelde vereiste niet toe te passen op alle natuurlijke personen die werkzaam zijn in een onderneming en een verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefenen. De lidstaten zorgen ervoor dat een redelijk aantal personen in de leiding van die ondernemingen die verantwoordelijk zijn voor bemiddeling inzake verzekeringsproducten alsmede iedere andere persoon die zich rechtstreeks met verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling bezighoudt, het bewijs levert te beschikken over de kennis en bekwaamheid die relevant is voor de vervulling van hun taken.

2. Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen zijn betrouwbaar. Zij hebben minimaal een blanco strafblad of enig ander nationaal equivalent met betrekking tot ernstige strafbare feiten in verband met vermogensdelicten of andere met financiële activiteiten verband houdende delicten en zij mogen niet voorheen failliet zijn verklaard, tenzij rehabilitatie overeenkomstig het nationale recht heeft plaatsgevonden.

Voor de in artikel 3, lid 1, tweede alinea, bedoelde gevallen kunnen de lidstaten toestaan dat de verzekeringsonderneming de betrouwbaarheid van de verbonden verzekeringstussenpersonen verifieert.

De lidstaten behoeven het in de eerste alinea bedoelde vereiste niet toe te passen op alle natuurlijke personen die werkzaam zijn in een onderneming en een verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsactiviteit uitoefenen. De lidstaten zorgen ervoor dat de leiding van die ondernemingen en alle medewerkers die zich rechtstreeks met verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling bezighouden, aan dat vereiste voldoen.

3. Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen zijn in het bezit van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering die het gehele grondgebied van de Gemeenschap dekt, of een andere vergelijkbare garantie voor aansprakelijkheid wegens beroepsnalatigheid, voor een bedrag van tenminste EUR 1000000, van toepassing per schadegeval, en in het totaal EUR 1500000 per jaar voor alle schadegevallen, tenzij die verzekering of vergelijkbare garantie reeds wordt geboden door een verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming of andere onderneming in naam waarvan de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon handelt of bevoegd is te handelen, of die onderneming volledig aansprakelijk is voor het handelen van de tussenpersoon.

4. De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om de klanten te beschermen tegen het onvermogen van de verzekeringstussenpersoon om de premie aan de verzekeringsonderneming over te dragen of het bedrag van de schadevordering of premierestitutie aan de verzekerde over te dragen.

Die maatregelen hebben een of meer van de volgende vormen:

a) bij wet of bij overeenkomst vastgestelde bepalingen inhoudende dat door de klant aan de tussenpersoon betaalde bedragen worden geacht aan de onderneming te zijn betaald, terwijl door de onderneming aan de tussenpersoon betaalde bedragen, totdat de klant deze bedragen werkelijk ontvangt, worden geacht niet aan de klant te zijn betaald;

b) een bepaling volgens welke verzekeringstussenpersonen over een financiële draagkracht moeten beschikken die permanent 4 % van het totaal van de jaarlijks ontvangen premies beloopt, met een minimum van EUR 15000;

c) een bepaling volgens welke het geld van klanten via strikt gescheiden klantenrekeningen wordt overgemaakt en uit deze rekeningen in geval van faillissement geen andere schuldeisers worden betaald;

d) een bepaling volgens welke een garantiefonds wordt opgericht.

5. Voor de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbemiddelingsbedrijf is het noodzakelijk dat permanent aan de in dit artikel vastgestelde beroepsvereisten wordt voldaan.

6. De lidstaten mogen de bovengenoemde vereisten aanscherpen of andere vereisten toevoegen voor de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen die op hun grondgebied zijn ingeschreven.

7. De in lid 3 en lid 4 bedoelde bedragen worden om de vijf jaar aangepast aan de veranderingen in het door Eurostat bekendgemaakte Europees indexcijfer van de consumentenprijzen, voor de eerste maal vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

De bedragen worden automatisch aangepast door het basisbedrag te verhogen met de procentuele mutatie van het indexcijfer gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van deze richtlijn en de eerste actualiseringsdatum, of tussen de laatste actualiseringsdatum en de volgende actualiseringsdatum, en naar boven afgerond op 1 euro.

Artikel 5

Kennisgeving van vestiging en dienstverrichting in andere lidstaten

1. Elke verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die voornemens is voor het eerst in een of meer lidstaten werkzaamheden uit hoofde van het vrij verrichten van diensten of de vrijheid van vestiging uit te oefenen, stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis.

Binnen een maand na deze kennisgeving stellen deze bevoegde autoriteiten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst die dit wensen in kennis van het voornemen van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon en brengen zij tegelijkertijd de betrokken tussenpersoon daarvan op de hoogte.

De verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon kan zijn werkzaamheden aanvangen een maand nadat hij van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst heeft vernomen dat deze de in de vorige alinea bedoelde mededeling heeft verricht. De betrokken tussenpersoon kan zijn werkzaamheden onmiddellijk aanvangen indien de lidstaat van ontvangst daarvan niet in kennis wenst te worden gesteld.

2. De lidstaten doen de Commissie mededeling van hun wens in kennis te worden gesteld overeenkomstig lid 1. De Commissie stelt op haar beurt alle lidstaten daarvan in kennis.

3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst kunnen de noodzakelijke maatregelen nemen om op passende wijze de voorwaarden openbaar te maken waaronder, om redenen van algemeen belang, deze werkzaamheden op hun grondgebied moeten worden uitgeoefend.

Artikel 6

Bevoegde autoriteiten

1. De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die gemachtigd zijn te zorgen voor de uitvoering van deze richtlijn. De lidstaten stellen de Commissie van deze aanwijzing en van de eventuele taakverdeling in kennis.

2. De in lid 1 bedoelde autoriteiten zijn ofwel overheidsinstanties ofwel lichamen die zijn erkend bij de nationale wetgeving of door overheidsinstanties die bij de nationale wetgeving uitdrukkelijk daartoe zijn gemachtigd. Zij mogen geen verzekerings- of herverzekeringsondernemingen zijn.

3. De bevoegde autoriteiten bezitten alle bevoegdheden die nodig zijn voor de vervulling van hun taken. Elke lidstaat zorgt ervoor dat, indien meer dan één autoriteit op zijn grondgebied bevoegd is, een nauwe samenwerking wordt bevorderd zodat de autoriteiten zich doeltreffend van hun respectieve taken kunnen kwijten.

Artikel 7

Sancties

1. De lidstaten stellen passende sancties vast voor het geval dat een persoon het verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsbedrijf uitoefent en daarbij niet in een van de lidstaten is ingeschreven en niet valt onder artikel 1, lid 2.

2. De lidstaten stellen passende sancties vast ten aanzien van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die gebruik maken van de verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsdiensten van personen die niet in een van de lidstaten zijn ingeschreven en niet vallen onder artikel 1, lid 2.

3. De lidstaten stellen passende sancties vast voor het geval dat een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen niet naleeft.

4. Deze richtlijn doet niet af aan de bevoegdheid van de lidstaten van ontvangst om passende maatregelen te treffen ter voorkoming of bestraffing van op hun grondgebied gepleegde onregelmatigheden die in strijd zijn met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij om redenen van algemeen belang hebben vastgesteld. Met name kunnen zij inbreukplegende verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen beletten nieuwe werkzaamheden op hun grondgebied te verrichten.

5. Elke genomen maatregel die sancties of beperkingen van de werkzaamheden van een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon behelst, moet naar behoren met redenen worden omkleed en aan de betrokken tussenpersoon worden medegedeeld. Tegen elke maatregel van die aard staat in de lidstaat die de maatregel heeft genomen, beroep open bij de rechter.

Artikel 8

Informatie-uitwisseling tussen de lidstaten

1. De bevoegde autoriteiten van de onderscheiden lidstaten werken samen om een goede toepassing van de bepalingen van deze richtlijn te verzekeren.

2. De bevoegde autoriteiten wisselen gegevens uit over verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen tegen wie een sanctie als bedoeld in artikel 7, lid 3, of een maatregel als bedoeld in artikel 7, lid 4, is getroffen, die de registerdoorhaling van die tussenpersonen tot gevolg kan hebben. Bovendien kunnen de bevoegde autoriteiten op verzoek van een hunner onderling alle relevante informatie uitwisselen.

3. Eenieder die in het kader van deze richtlijn gegevens moet ontvangen of verstrekken, is aan het beroepsgeheim gebonden op de wijze als bepaald in artikel 16 van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering)(9) en artikel 15 van Richtlijn 92/96/EEG van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG (Derde levensrichtlijn)(10).

Artikel 9

Klachten

De lidstaten zorgen voor de instelling van een procedure die klanten en andere belanghebbenden de mogelijkheid biedt klachten over verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen in te dienen.

Artikel 10

Buitengerechtelijke geschillenbeslechting

1. De lidstaten moedigen de invoering aan van passende en doeltreffende klachten- en beroepsprocedures voor de buitengerechtelijke beslechting van geschillen tussen verzekeringstussenpersonen en klanten, waarbij in voorkomend geval van bestaande instanties gebruik wordt gemaakt.

2. De lidstaten moedigen deze instanties ertoe aan, bij de beslechting van grensoverschrijdende geschillen samen te werken.

HOOFDSTUK III

INFORMATIEVEREISTEN VOOR TUSSENPERSONEN

Artikel 11

Door de verzekeringstussenpersoon te verstrekken informatie

1. Voordat een eerste verzekeringsovereenkomst gesloten wordt en, zonodig, wanneer de overeenkomst gewijzigd of verlengd wordt, verstrekt de verzekeringstussenpersoon de klant ten minste de volgende informatie:

a) zijn identiteit en adres;

b) het register waarin hij is ingeschreven en hoe zijn registerinschrijving kan worden geverifieerd;

c) of hij een rechtstreekse of middellijke deelneming van 10 % of meer van de stemrechten of van het kapitaal van een bepaalde verzekeringsonderneming bezit;

d) of een bepaalde verzekeringsonderneming of een bepaalde moedermaatschappij van een verzekeringsonderneming een rechtstreekse of middellijke deelneming van meer dan 10 % van de stemrechten of van het kapitaal van de verzekeringstussenpersoon bezit;

e) de in artikel 9 bedoelde procedure die klanten en belanghebbenden de mogelijkheid biedt klachten over verzekeringstussenpersonen in te dienen en, in voorkomend geval, over de in artikel 10 bedoelde buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures.

Bovendien deelt de verzekeringstussenpersoon de klant met betrekking tot de aangeboden overeenkomst mee:

i) dat hij adviseert op grond van de in lid 2 bedoelde verplichting tot een onpartijdige analyse; of

ii) dat hij een contractuele verplichting heeft om uitsluitend met een of meer verzekeringsbemiddelingsondernemingen verzekeringszaken te doen; in dat geval deelt hij de klant tevens de namen van deze verzekeringsondernemingen mee; of

iii) dat hij geen contractuele verplichting heeft om uitsluitend met een of meer verzekeringsbemiddelingsondernemingen verzekeringszaken te doen en niet adviseert op grond van de in lid 2 bedoelde verplichting tot een onpartijdige analyse; in dat geval deelt hij de klant tevens de namen mee van de verzekeringsondernemingen waarmee hij zaken doet of kan doen.

2. Wanneer de verzekeringstussenpersoon de klant meedeelt dat hij adviseert op grond van een onpartijdige analyse, is hij verplicht zijn advies te baseren op een analyse van een toereikend aantal op de markt verkrijgbare verzekeringsovereenkomsten, zodat hij in staat is de verzekeringsovereenkomst aan te bevelen die aan de behoeften van de klant voldoet.

3. Voorafgaand aan de sluiting van een verzekeringsovereenkomst preciseert de verzekeringstussenpersoon, in het bijzonder rekening houdend met de door de klant verstrekte informatie, ten minste de verlangens en behoeften van deze klant alsmede de elementen waarop zijn advies over een bepaald verzekeringsproduct is gebaseerd. Deze preciseringen variëren naar gelang van de ingewikkeldheidsgraad van de aangeboden verzekeringsovereenkomst.

4. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde informatie behoeft niet te worden gegeven wanneer de verzekeringstussenpersoon bemiddelt bij de verzekering van grote risico's noch in het geval van bemiddeling door herverzekeringstussenpersonen.

5. De lidstaten mogen strengere bepalingen betreffende de vereisten op het gebied van de in lid 1 bedoelde informatie handhaven of aannemen, indien deze bepalingen in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de in de eerste alinea bedoelde nationale bepalingen.

Teneinde met alle passende middelen een hoge mate van transparantie te bereiken, zorgt de Commissie ervoor dat informatie over de nationale bepalingen waarvan zij in kennis wordt gesteld, tevens aan de consumenten en de verzekeringstussenpersonen wordt meegedeeld.

Artikel 12

Voorwaarden inzake informatie

1. Alle informatie die de klanten op grond van artikel 11 moet worden meegedeeld, wordt verstrekt:

a) op papier of op een andere duurzame drager die voor de klant beschikbaar en toegankelijk is;

b) op duidelijke, nauwkeurige en voor de klant begrijpelijke wijze;

c) in een officiële taal van de lidstaat van de verbintenis of in een elke andere taal die door partijen is overeengekomen.

2. In afwijking van lid 1, onder a), mag de in artikel 11 bedoelde informatie op verzoek van de klant mondeling worden meegedeeld, indien onmiddellijke dekking noodzakelijk is. In deze gevallen wordt de informatie onmiddellijk na de sluiting van de overeenkomst overeenkomstig lid 1 aan de klant verstrekt.

3. In geval van verkoop per telefoon is de vooraf aan de klant verstrekte informatie in overeenstemming met de communautaire voorschriften die gelden voor de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten. Bovendien wordt onmiddellijk na de sluiting van de overeenkomst informatie overeenkomstig lid 1 aan de klant verstrekt.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Beroep op de rechter

De lidstaten zorgen ervoor dat tegen beslissingen met betrekking tot een verzekeringstussenpersoon, een herverzekeringstussenpersoon of een verzekeringsonderneming die krachtens overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zijn gegeven, beroep bij de rechter openstaat.

Artikel 14

Intrekking

Richtlijn 77/92/EEG wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, lid 1, bedoelde datum.

Artikel 15

Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om voor ...(11) aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

In die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan wordt naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, alsmede een tabel, waarin wordt aangegeven in welke nationale bepalingen de bepalingen van deze richtlijn zijn verwerkt.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 17

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te ...

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter

(1) PB C 29 E van 30.1.2001, blz. 245.

(2) PB C 221 van 7.8.2001, blz. 121.

(3) Advies van het Europees Parlement van 14 november 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van 18 maart 2002 en besluit van het Europees Parlement van ... (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(4) PB L 26 van 31.1.1977, blz. 14. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.

(5) PB L 19 van 28.1.1992, blz. 32.

(6) PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.

(7) PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65).

(8) PB L 63 van 13.3.1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 168 van 18.7.1995, blz. 7).

(9) PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 290 van 17.11.2000, blz. 27).

(10) PB L 360 van 9.12.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad.

(11) Twee jaar na de inwerkingtreding.

Motivering van de Raad

I. INLEIDING

1. Op 22 september 2000 heeft de Commissie haar voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende verzekeringsbemiddeling ingediend(1). Het voorstel was gebaseerd op de artikelen 47, lid 2, en 55 van het Verdrag.

2. Het Europees Parlement heeft op 14 november 2001 advies uitgebracht(2).

Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 30 mei 2001 advies uitgebracht(3).

3. Op 26 november 2001 heeft de Raad een politiek akkoord(4) bereikt met het oog op de vaststelling - in een later stadium - van een gemeenschappelijk standpunt overeenkomstig artikel 251, lid 2, van het Verdrag.

4. Op 18 maart 2002 nam de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt aan overeenkomstig artikel 251, lid 2, van het Verdrag.

II. DOELSTELLING

Met dit voorstel wordt beoogd de interne markt voor diensten te voltooien en tevens bij te dragen tot een hoog niveau van consumentenbescherming. De in een register ingeschreven tussenpersonen zullen in staat worden gesteld hun activiteiten in de hele Gemeenschap aan te vangen en uit te oefenen door gebruik te maken van de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting onder toezicht van de autoriteiten van hun lidstaat van herkomst. Voorts worden in het voorstel voorschriften betreffende de aan de klanten te verstrekken informatie vastgesteld.

Het voorstel voorziet erin dat natuurlijke of rechtspersonen die het verzekerings- of herverzekeringsbemiddelingsbedrijf uitoefenen, in een register worden ingeschreven op basis van minimumvereisten, voornamelijk met betrekking tot hun beroepskennis en betrouwbaarheid.

III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT IN DOC. 5462/02

1. Algemeen

Voor dit gemeenschappelijk standpunt is de door de Commissie voorgestelde aanpak gevolgd, maar er is ook een aantal van de door het Europees Parlement voorgestelde amendementen overgenomen. Dat is gebeurd om rekening te houden met de status van bepaalde tussenpersonen. Daarom werd het begrip "verbonden verzekeringstussenpersoon" (artikel 2, lid 7) gedefinieerd, samen met een grotere rol voor verzekeringsondernemingen in het proces van registerinschrijving van die personen en bij de verificatie van hun beroepskennis en -bekwaamheid. Voorts wordt in het gemeenschappelijk standpunt gespecificeerd dat alleen de namen van een aantal personen die tot de managementstructuur van de tussenpersonen (rechtspersonen) behoren, in de registers moeten worden vermeld (artikel 3, lid 1). De behandeling van tussenpersonen uit derde landen werd eveneens verduidelijkt (artikel 1, lid 3). De bepaling inzake aansprakelijkheidsverzekering en garanties (artikel 4, lid 3) werd dienovereenkomstig gewijzigd, waarbij een maximumbedrag van in totaal 1500000 euro per jaar voor alle schadevorderingen werd toegevoegd.

De Raad heeft een speciale bepaling betreffende de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten toegevoegd (artikel 7 bis, nu artikel 8), om de namen van personen tegen wie bepaalde sancties zijn getroffen, gemakkelijker uit de nationale registers te kunnen schrappen. Er werd eveneens een speciale clausule met betrekking tot de verkoop per telefoon opgenomen (artikel 11, lid 3, nu artikel 12, lid 3). Tenslotte werden de vereisten inzake informatieverstrekking (artikel 10, leden 1-3, nu artikel 11, leden 1-3) verder verduidelijkt en werd de transparantie voor de klanten aldus verbeterd.

2. Amendementen van het Europees Parlement

De Raad heeft verscheidene amendementen van het Parlement aanvaard. De meeste daarvan werden inhoudelijk aanvaard, waarbij de exacte formulering niet werd overgenomen. Een aantal amendementen kon evenwel niet worden aanvaard door de Raad.

2.1. De volgende amendementen werden aanvaard en opgenomen in de Raadstekst:

Amendement 4, overweging 12 (thans overweging 14)

De verwijzing naar de "woonplaats" in deze overweging is gegrond.

Amendement 56, artikel 4, lid 4, onder a)

Met de opneming van contractuele bepalingen (met als doel consumentenbescherming) worden de rechtstradities in bepaalde lidstaten gevolgd.

2.2. De volgende amendementen werden in gewijzigde vorm overgenomen:

Amendement 1, overweging 10

De aanvulling met betrekking tot de uitsluiting van activiteiten inzake louter informatieverstrekking van algemene aard over verzekeringsproducten moet worden gezien in de context van de veel preciezere wijzigingen die nu zijn aangebracht in overweging 12, artikel 2, lid 3, laatste alinea, en artikel 2, lid 4, laatste alinea.

Amendement 5, overweging 13 bis (nieuw)

De kwestie van verscheidene registers in de lidstaten, aangevuld met een centraal loket voor toegang, is duidelijk geregeld in het gewijzigde artikel 3, lid 2. Volgens de beginselen die bij de opstelling van communautaire wetgeving worden toegepast, moet een dergelijke bepaling in de artikelen worden opgenomen en niet in de overwegingen.

Amendement 7, artikel 1, lid 2, onder a)

Met dit amendement wordt beoogd dit punt beter te formuleren en eenvoudige overeenkomsten die geen bijzondere kennis van het verzekeringsbedrijf als zodanig vereisen, uit te sluiten. In de Raadstekst is dit punt positief geformuleerd; deze tekst wordt duidelijker geacht dan die in het Commissievoorstel.

Amendementen 8 en 49, artikel 1, lid 2, onder b)

De inhoud van dit amendement is geregeld onder e) van hetzelfde lid, waar een en ander logisch thuishoort. Het laatste deel van het amendement, "basisdekkingen die gewoonlijk bij andere verzekeringen worden aangeboden", kon niet worden aanvaard, omdat het niets wezenlijks bijdraagt aan de lijst van uitzonderingscriteria in lid 2, in het bijzonder onder b), c) en e).

Amendement 9, artikel 1, lid 2, onder c)

Dit amendement heeft tot doel reisverzekeringen te behandelen, waarbij een aantal aansprakelijkheidsrisico's wordt opgenomen in een ondergeschikte verzekering. De hele kwestie is nu veel duidelijker geregeld door de nieuwe formulering van lid 2, onder e).

Amendement 11, artikel 1, lid 2, onder e)

Dit amendement heeft tot doel alle soorten risico's op te nemen die specifiek met reizen gepaard gaan. In dit verband is de Raad evenwel van oordeel dat zijn formulering duidelijker is.

Amendement 15, artikel 2, punt 3

De Raad heeft niet alle gevallen waarin personen informatie verstrekken, willen opnemen, maar heeft incidentele informatieverstrekking explicieter willen uitsluiten dan het Parlement lijkt te doen. De allesomvattende zinsnede "het verstrekken van inlichtingen ..." werd geschrapt en er werd een nieuwe alinea betreffende "incidentele informatieverstrekking" opgenomen om de definitie van verzekeringsbemiddeling te verduidelijken. De verwijzing naar elektronische middelen is hier niet nodig, omdat de activiteit - en niet de verkoopmethode - moet worden beschreven. Verzekeringsbemiddeling met elektronische middelen valt duidelijk onder de werkingssfeer van de richtlijn; bijgevolg is het laatste deel van dit amendement niet nodig.

Amendement 16, artikel 2, punt 4

Zie de bij amendement 15 vermelde redenen.

Amendement 17, artikel 2, punt 6 bis (nieuw) (nu punt 7)

De Raad heeft de definitie van "verbonden verzekeringstussenpersoon" opgenomen om de werkingssfeer van de bepalingen die op dit soort tussenpersonen van toepassing zijn, te verduidelijken, vooral met betrekking tot hun registerinschrijving en de rol van verzekeringsondernemingen bij de verificatie van hun beroepsbekwaamheid. Het Commissievoorstel bevat een dergelijke definitie niet.

Amendement 21, artikel 2, punt 10 (nu punt 12)

De open lijst van "duurzame dragers" is in licht gewijzigde vorm overgenomen ("in het bijzonder ...") om dit punt te verduidelijken.

Amendement 23, artikel 3, lid 1 bis (nieuw)

Het amendement van het Europees Parlement is inhoudelijk verwerkt in artikel 3, lid 1, tweede alinea. De Raad geeft echter de voorkeur aan zijn formulering "onder toezicht van een bevoegde autoriteit" boven de alternatieve formulering "onder verantwoordelijkheid van een bevoegde instantie", omdat de toezichtsplicht reeds verantwoordelijkheid impliceert.

Amendement 24, artikel 3, lid 2 (nu lid 3)

De inhoud van het eerste deel van het amendement is verwerkt in de nieuwe formulering van artikel 3, lid 3, en artikel 4. De laatste zin van het amendement, die ertoe strekt een termijn van drie jaar voor de registerinschrijving op te nemen, zou tot een zeer log systeem leiden dat als duur en in de praktijk moeilijk toepasbaar werd beschouwd.

Amendement 26, artikel 3, lid 4

Een gedetailleerde lijst is wel nuttig, maar moet niet verplicht in het Commissievoorstel worden opgenomen. Bovendien moeten de bepalingen worden gezien in de context van gemakkelijke toegang tot het centrale loket.

Amendement 27, artikel 3, lid 5

De kwesties met betrekking tot de territoriale werkingssfeer van de richtlijn, namelijk verzekeringsbemiddelingsactiviteiten die buiten de EU worden uitgeoefend, zijn nu geregeld door de wijziging van artikel 1, lid 3.

Amendement 29, artikel 4, lid 1, derde alinea

Dit amendement is ondervangen door een volledige herformulering van artikel 4, lid 1. Voorts is de tekst van de Raad met betrekking tot de rol van de verzekeringsondernemingen bij de verificatie van de beroepsvereisten preciezer dan die van het voorgestelde amendement.

Amendement 30, artikel 4, lid 2, eerste alinea

De "opening van insolventieprocedures" lijkt een te strikt criterium voor de uitsluiting van natuurlijke personen. De formulering "failliet zijn verklaard" is veel duidelijker en beter verantwoord. Voorts volgt het gemeenschappelijk standpunt het amendement, nu een blanco strafblad wordt geëist met betrekking tot strafbare feiten in verband met vermogensdelicten, maar wordt toegevoegd dat het om ernstige strafbare feiten moet gaan.

Amendement 37, artikel 10, lid 1, inleidende zin (nu artikel 11)

Niet van toepassing op de Nederlandse versie.

Amendement 44, artikel 11, lid 2 (nu artikel 12, aangevuld met een nieuw lid 3)

De kwesties van mondelinge informatie en communicatie per telefoon zijn nu verduidelijkt in twee aparte leden, waarin tevens de bescherming van de klant is opgenomen, alsook de regeling inzake verkoop per telefoon als vastgesteld in het gemeenschappelijk standpunt inzake de richtlijn betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten.

2.3. De volgende amendementen van het EP werden niet aanvaard en zijn niet opgenomen in de Raadstekst:

Amendement 52, overweging 10 bis

Deze kwestie is nu duidelijker geregeld door de wijziging van artikel 1, lid 2, onder e).

Amendement 6, artikel 1, lid 2, inleidende zin

De Raad zag praktische problemen in het uitsluiten van bepaalde personen van de beroepsvereisten van de richtlijn (registerinschrijving, toezicht door een bevoegde autoriteit) en het terzelfder tijd stellen van eisen inzake informatieverstrekking aan deze personen, omdat dit tot wetshandhavingsproblemen kan leiden en bovendien niet de aanpak van het oorspronkelijke Commissievoorstel zou weergeven.

Amendement 10, artikel 1, lid 2, onder d)

Het criterium van het hoofdinkomen werd onpraktisch geacht, bijvoorbeeld voor gepensioneerden en studenten, die niet aan de vereisten van de richtlijn dienen te worden onderworpen.

Amendement 12, artikel 1, lid 2, onder f)

Na een uitvoerige discussie gaf de Raad de voorkeur aan de uitsluiting van verlengbare verzekeringsovereenkomsten waarvan de volledige looptijd niet meer dan vijf jaar bedraagt. Dit vereiste spoort nu meer met de andere uitzonderingen, met name die onder e). Anderzijds is het in dit punt vastgestelde maximum voor het bedrag van de jaarlijkse premie van de verzekeringsovereenkomst verlaagd van 1000 tot 500 euro.

Amendementen 57 en 48, artikel 1, lid 2 bis (nieuw)

Met dit amendement wordt beoogd een nieuwe lijst van soorten verzekeringsovereenkomsten en tussenpersonen op te nemen teneinde deze van de werkingssfeer van de richtlijn uit te sluiten. Een aantal van deze punten wordt evenwel reeds bestreken door de huidige formulering van artikel 1, lid 2, mits aan de gestelde voorwaarden is voldaan (toeristische bijstandspremies en sommige verzekeringsovereenkomsten voor dieren). Een aantal andere vermelde activiteiten of personen mag niet worden uitgesloten, aangezien zulks de verkoop van verzekeringsproducten waarbij het om grote risico's gaat, zou beïnvloeden.

Amendement 19, artikel 2, punt 6 ter (nieuw)

De invoering van de definitie van een "medewerker van de verzekeringsbemiddelaar" zou de zaken nog gecompliceerder maken. Het vraagstuk van de werknemers van een verzekeringstussenpersoon is voorts reeds geregeld door de nieuwe formulering in de artikelen 3 en 4.

Amendement 18, artikel 2, punt 6 quater (nieuw)

De Raad heeft er de voorkeur aan gegeven geen specifieke bepalingen voor het "bankverzekeringsbedrijf" op te nemen. Dit werd onnodig geacht, aangezien de meeste van de betrokken activiteiten duidelijk onder het toepassingsgebied van de richtlijn zouden vallen. Voorts is de voorgestelde definitie betrekkelijk rigide, en wordt er geen rekening gehouden met de verschillende soorten distributietechnieken van het bankverzekeringsbedrijf. In het kader van het bankverzekeringsbedrijf kunnen de bepalingen van de artikelen 3 en 4 echter ook relevant zijn (bijvoorbeeld artikel 3, lid 1, tweede alinea).

Amendement 20, artikel 2, punt 8, onder a)

Het amendement heeft betrekking op het geval waarin de woonplaats en de plaats van de beroepsactiviteit niet dezelfde zijn. Volgens de Raad is het niet echt nodig dit onderscheid in de praktijk te maken. Bovendien komt de formulering van het amendement zelf de duidelijkheid niet ten goede, omdat hiermee zelfs de mogelijkheid van twee lidstaten van herkomst zou kunnen worden ingevoerd. Daarentegen is de door de Raad gebruikte definitie in overeenstemming met soortgelijke definities in de richtlijnen inzake financiële diensten.

Amendement 22, artikel 2 bis (nieuw)

Zie de motivering met betrekking tot amendement 18.

Amendement 25, artikel 3, lid 2 bis (nieuw)

Zie de motivering met betrekking tot amendement 19.

Amendement 31, artikel 4, lid 3

De uitdrukking "of een andere vergelijkbare garantie" lijkt duidelijk genoeg. De formulering van het EP zou kunnen worden uitgelegd als een verlaging van het passende niveau van beroepsaansprakelijkheid van verzekeringstussenpersonen. Soepeler en minder strikte regels ter dekking van beroepsnalatigheid van tussenpersonen mogen niet het streven zijn.

Amendement 32, artikel 4 bis (nieuw)

De Raad acht het niet nodig een algemene "grandfather clause" op te nemen. De inschrijvingsvereisten moeten in alle opzichten worden uitgevoerd door de nationale bevoegde autoriteiten.

Amendement 34, artikel 5, lid 3 bis (nieuw)

De automatische bekendmaking van de lijst aan het publiek moet geen verplichting voor de nationale autoriteiten zijn, doch slechts een mogelijkheid.

Amendement 54, artikel 8

De Raad heeft er de voorkeur aan gegeven om, in overeenstemming met het Commissievoorstel, de gedetailleerde uitvoeringsbepalingen aan de lidstaten over te laten.

Amendement 36, artikel 9 (nu artikel 10), lid 1

De tekst van dit amendement lijkt meer op zijn plaats in een overweging. Door deze tekst in het dispositief in te voegen, zoals het Parlement voorstelt, zou de aanbeveling tot verplichting worden.

Amendement 38, artikel 10 (nu artikel 11), lid 1, onder b)

De informatievereisten zijn in een aparte alinea na lid 1, onder e), grondig herschreven en aangepast. Voorts is de Raad van mening dat dit soort informatie in elk geval moet worden verstrekt, en niet alleen op verzoek van een klant. Anders zou het door het voorstel beoogde doel van informatie van de klant ter waarborging van de transparantie in het gedrang komen.

Amendement 55, artikel 10 (nu artikel 11), lid 1, onder d)

Zie de motivering met betrekking tot amendement 38.

Amendement 40, artikel 10 (nu artikel 11), lid 1, onder e)

De Raad heeft er de voorkeur aan gegeven af te zien van een uitdrukkelijke verplichting om de aansprakelijke personen te noemen, aangezien hierover uiteindelijk de rechter moet beslissen.

Amendementen 41 en 60, artikel 10 (nu artikel 11), lid 2

De Raad heeft er de voorkeur aan gegeven het Commissievoorstel te volgen en geen "beste advies"-norm voor de tussenpersoon vast te stellen, die te gecompliceerd zou zijn om uit te voeren.

Amendement 42, artikel 10 (nu artikel 11), lid 3 (geschrapt)

De eis van precisering van de behoeften van de consument is in het gemeenschappelijk standpunt verduidelijkt door een zin op te nemen waarin wordt verwezen naar de ingewikkeldheid van het product en de door de klant zelf verstrekte informatie. In de aldus gewijzigde vorm legt dit lid algemene eisen inzake productgebonden informatie vast die tezamen met andere wettelijke eisen in aanmerking moeten worden genomen.

Amendement 43, artikel 10, lid 4 (nu artikel 11)

Dit amendement is inhoudelijk voldoende ondervangen in de definities van artikel 1 die bepaalde soorten activiteiten uitsluiten.

Amendement 45, artikel 11 bis (nieuw)

Het amendement bepaalt dat niet-ingeschreven personen, die zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de richtlijn, aan de informatievereisten moeten voldoen. De betrokkenen zouden aldus buiten het normale toepassingsgebied van de richtlijn vallen. Bovendien zou het voor de lidstaten bijzonder moeilijk zijn zo'n bepaling in de praktijk toe te passen, aangezien de personen waarop zij betrekking heeft, niet onder toezicht staan. De Raad heeft er de voorkeur aan gegeven in dit opzicht de oorspronkelijke aanpak van de Commissie te volgen.

3. Belangrijkste nieuwe elementen in het gemeenschappelijk standpunt ten opzichte van het Commissievoorstel

Artikel 1, lid 3 - tussenpersonen van derde landen

De verduidelijking ten aanzien van derde landen helpt de toepassing van de richtlijn te vergemakkelijken. Voorts is amendement 27 van het Europees Parlement hier inhoudelijk in aanmerking genomen.

Artikel 1, lid 2, onder e) - uitsluiting van bepaalde soorten ondergeschikte verzekeringen

De duidelijker uitsluiting van bepaalde verzekeringsdekkingen van het toepassingsgebied van de richtlijn beantwoordt aan de wens van sommige van de betrokken partijen, bijvoorbeeld de reisverzekeraars. Voorts zijn de beginselen van de amendementen 8, 9 en 11 van het Europees Parlement in aanmerking genomen.

Artikel 2, punt 7 - definitie van "verbonden verzekeringstussenpersoon"

De definitie van "verbonden verzekeringstussenpersoon" is nodig ter verduidelijking van het toepassingsgebied van de richtlijn en ter verklaring van de in de artikelen 3 en 4 vervatte eisen betreffende de rol van de verzekeringsondernemingen in het inschrijvings- en verificatieproces. Hiermee wordt de verantwoordelijkheid van de verzekeringsondernemingen voor de bescherming van de consument erkend.

Artikel 3, lid 2 - verschillende registers en één loket

De lidstaten kunnen meer dan één register instellen, maar moeten door middel van één loket zorgen voor een vlotte toegang door de andere autoriteiten en/of de klanten. Deze eis verenigt het doel van vlotte informatiestromen met de verschillende nationale tradities en reeds gevestigde competenties.

Artikel 4, lid 3 - minimum totaalbedrag voor de verzekering tegen schadevorderingen

De Raad heeft met betrekking tot de verzekering een minimum van 1500000 euro per jaar voor het totale bedrag van alle schadevorderingen vastgesteld.

Artikel 10, lid 5 (nu artikel 11, lid 5) - nationale vereisten op het gebied van de informatie

In deze bepaling wordt verduidelijkt dat strengere bepalingen op nationaal niveau mogelijk zijn, maar wordt tevens voorgeschreven dat de Commissie van de nationale bepalingen in kennis moet worden gesteld. De bepalingen kunnen aansluiten bij nationale voorkeuren, zonder het doel van een vrije handel in verzekeringsproducten in de weg te staan. Deze bepaling, evenals de desbetreffende overweging, komt overeen met andere bepalingen in andere besluiten betreffende financiële diensten.

Artikel 11, lid 3 (nu artikel 12, lid 3) - bepaling inzake verkoop per telefoon

De Raad heeft een formulering opgenomen die de toepassing van de richtlijn met betrekking tot verkoop per telefoon verduidelijkt ten opzichte van de richtlijn betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten.

4. Conclusie

Het gemeenschappelijk standpunt, dat door de Raad met eenparigheid van stemmen is goedgekeurd, versterkt de behoefte aan een verplicht wetgevingskader voor verzekeringsbemiddelingsdiensten en aan een duidelijk omschreven regeling inzake consumentenbescherming op dit gebied. Tevens is getracht te voorkomen dat het systeem onnodig belastend wordt voor de betrokkenen.

(1) PB C 29 E van 30.1.2001, blz. 245.

(2) PB C ...

(3) PB C 221 van 7.8.2001, blz. 121.

(4) PB C ...

Top