EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001IE0237

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "De noordelijke dimensie: Actieplan voor de noordelijke dimensie in het externe en grensoverschrijdende beleid van de EU in de periode 2000-2003"

PB C 139 van 11.5.2001, p. 42–50 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001IE0237

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "De noordelijke dimensie: Actieplan voor de noordelijke dimensie in het externe en grensoverschrijdende beleid van de EU in de periode 2000-2003"

Publicatieblad Nr. C 139 van 11/05/2001 blz. 0042 - 0050


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over "De noordelijke dimensie: Actieplan voor de noordelijke dimensie in het externe en grensoverschrijdende beleid van de EU in de periode 2000-2003"

(2001/C 139/11)

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn zitting van 1 en 2 maart 2000 besloten om, overeenkomstig artikel 23, lid 3, van het reglement van orde, een advies op te stellen over "De noordelijke dimensie: Actieplan voor de noordelijke dimensie in het externe en grensoverschrijdende beleid van de EU in de periode 2000-2003".

De afdeling "Externe betrekkingen", die belast was met de voorbereidende werkzaamheden, heeft haar ontwerpadvies goedgekeurd op 6 februari 2001. Rapporteur was de heer Westerlund.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 379e zitting van 28 februari en 1 maart 2001 (vergadering van 28 februari 2001) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen werd goedgekeurd.

1. Achtergrond

1.1. De noordelijke dimensie van de EU en de Oostzeeregio

1.1.1. Sinds 1997 is het begrip "noordelijke dimensie" politiek een rol van betekenis gaan spelen voor de Europese Raad. Tijdens de Top van Keulen in juni 1999 zijn richtsnoeren opgesteld om hier concreet gestalte aan te geven.

Een en ander is actueel geworden sinds de Sovjet-Unie uiteen is gevallen, de voormalige DDR door de Duitse hereniging deel is gaan uitmaken van de EU en Finland en Zweden zijn toegetreden tot de Unie. Bovendien werken deze twee laatstgenoemde landen vanouds nauw samen met Noorwegen en IJsland en zullen ook Polen, Estland, Letland en Litouwen binnen afzienbare tijd toetreden, zodat de EU een steeds langere grens met Rusland krijgt.

Zowel de Baltische staten als Polen zijn op dit moment een flink eind gevorderd op de weg naar het EU-lidmaatschap. Verder heeft de Unie er op verschillende manieren blijk van gegeven hoeveel belang zij hecht aan goede betrekkingen met Rusland (o.a. in de vorm van een speciale "Ruslandstrategie").

De ontwikkelingen van de laatste tien jaar tonen dus aan dat de EU reden heeft, de problemen en ontwikkelingsmogelijkheden in toenemende mate te benaderen vanuit een noordelijke invalshoek. Dit is in het belang van de gehele Europese Unie. Commissaris Patten en de Zweedse minister van Buitenlandse zaken, mevrouw Lindh, hebben een en ander onderstreept in een gezamenlijk artikel(1): "The Northern Dimension must be seen as an all-European commitment, just as much as the EU's policies towards the Mediterranean and the western Balkans." In het artikel worden concrete acties in het vooruitzicht gesteld: "The Commission and the Swedish presidency must now guide the EU to move from words to action."

1.1.2. Volgens de definitie van de Europese Raad van Keulen omvat de noordelijke dimensie geografisch de landen die deel uitmaken van de Raad van Oostzeestaten (CBSS), dit wil zeggen: de Noordse landen (Finland, Zweden, Denemarken, Noorwegen en IJsland); Rusland; de drie Baltische staten (Estland, Letland en Litouwen); Polen en Duitsland. Introductie van het begrip "noordelijke dimensie" heeft er aldus toe bijgedragen dat het Oostzeegebied met zijn zo rijke verleden opnieuw meetelt als regio in Europa. Tegelijk is er nu meer aandacht gekomen voor de Barentszregio en de bestaande vormen van samenwerking in het meest noordelijke deel van het continent.

1.1.3. De Raad van Oostzeestaten is het politieke samenwerkingsorgaan in de Oostzeeregio. De oprichting had al in 1992 plaats. De genoemde landen zijn erin vertegenwoordigd in de persoon van hun minister van Buitenlandse Zaken, terwijl ook de Europese Commissie is vertegenwoordigd. Sinds 1995 vinden er ontmoetingen op het niveau van regeringsleider plaats, die tevens worden bijgewoond door het EU-voorzitterschap. De meest recente topontmoeting had plaats in het Deense Kolding (april 2000). De samenwerking wordt stap voor stap uitgebouwd. Er zijn steeds meer terreinen waarop vakministers werkbesprekingen houden. Sinds 1998 is er een permanent secretariaat, dat in Stockholm zetelt. Ten slotte valt er nog een adviesorgaan voor het bedrijfsleven (Business Advisory Council) onder de CBSS.

1.1.4. In het Oostzeegebied en de Barentszregio bestaan ook nog andere fora voor specifieke samenwerking op regeringsniveau:

- Raad voor het Europees-Arctische Barentsz-zeegebied (Barents Euro-Arctic Council, BEAC), opgericht in 1993. Hierin wordt vooral samengewerkt op het gebied van economische vraagstukken, sociale zaken en milieukwesties (incl. nucleaire veiligheid in het Barentsz-zeegebied). De deelnemende landen zijn IJsland, Noorwegen, Zweden, Finland, Denemarken en Rusland. Ook de Europese Commissie doet mee. Nederland, Groot-Brittannië, Italië, Japan, Canada, Polen, Frankrijk, Duitsland en de VS hebben de status van waarnemer.

- Arctische Raad (Arctic Council). Hierin gaat het in de eerste plaats om milieukwesties, waarbij de nadruk ligt op een analyse van de problemen en wetenschappelijk onderzoek. Deelnemende landen zijn Canada, de VS, Rusland, Zweden, Denemarken, Finland, Noorwegen en IJsland. De Arctische Raad houdt zich sinds kort ook bezig met duurzame ontwikkeling in het arctische gebied.

1.1.5. Ten slotte kunnen nog de volgende permanente samenwerkingsverbanden worden genoemd:

- Samenwerking tussen nationale Parlementen sinds 1991. De negende parlementaire conferentie, gewijd aan samenwerking in het Oostzeegebied, werd in de zomer van 2000 te Malmö gehouden. De meeste nationale parlementen in de regio waren hier vertegenwoordigd.

- Samenwerking tussen regio's in een breed opgezet netwerk (Conferentie voor Subregionale Samenwerking tussen de Oostzeestaten, BSSSC). Verder is er nog de Raad voor de Barentszregio, een samenwerkingsverband van de dertien provincies en de autochtone bevolking in het gebied.

- Samenwerking tussen steden (op dit moment ca. 100) in een organisatie met een meer officieel karakter (Unie van Baltische Steden, UBC).

- Samenwerking tussen Kamers van Koophandel. De overkoepelende Vereniging van Kamers van Koophandel in het Oostzeegebied (BCCA), waarvan 52 K.v.K.'s in het Oostzeegebied lid zijn, werd al in 1992 opgericht met het doel de gemeenschappelijke belangen van het bedrijfsleven te behartigen.

- Samenwerking tussen vakbonden. In 1999 werd door de vakcentrales in het gebied (21 organisaties met in totaal 20 miljoen leden) het "Baltic See Trade Union Network" opgericht. Aanleiding was het congres van het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) in Helsinki. De vakcentrales in de regio staan in direct contact met de CBSS. Daarnaast zijn er nog tal van andere, met name sociaal-economische organisaties in de Oostzee- en Barentszregio die een vorm van samenwerking op grond van hun geografische ligging hebben opgezet.

1.1.6. De regionale grensoverschrijdende samenwerking in het gebied dat onder de "noordelijke dimensie" valt, heeft duidelijk baat gehad bij de Interreg-programma's van de EU. In de begrotingsperiode 2000-2006 wordt een nieuwe serie Interreg-programma's (Interreg III) uitgevoerd.

1.1.7. Al bestaat de neiging om de aandacht te concentreren op datgene wat zich afspeelt op het niveau van de politiek, toch zijn het in feite de almaar intensiever wordende directe contacten op menselijk vlak die de doorslag geven bij het aankweken van een saamhorigheidsgevoel en ertoe bijdragen dat conflicten op een beschaafde manier worden beslecht. Men leert elkaar kennen door handels- en commerciële betrekkingen, toerisme, uitwisselingen tussen universiteiten en niet in het minst door samenwerking tussen allerlei soorten organisaties. De talen die hierbij het meest worden gebezigd, zijn Engels en Russisch.

1.1.8. Het ESC vindt het met name verheugend dat werkgeversorganisaties, vakverenigingen en andere economische en sociale belangengroeperingen in de regio een grensoverschrijdende dimensie krijgen. Tot deze ontwikkeling heeft het Comité zelf het zijne bijgedragen.

1.2. Rechtsgrondslagen en instrumenten

1.2.1. De rechtsgrondslagen voor de noordelijke dimensie van de EU zijn: de Europa-overeenkomsten met de betrokken kandidaat-lidstaten (van kracht geworden in 1994 en 1995); de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met Rusland (1997) en de EER-overeenkomst met Noorwegen en IJsland (1994).

1.2.2. Voor de "noordelijke dimensie" zijn op dit moment geen speciale middelen op de begroting van de EU uitgetrokken Het is de bedoeling de activiteiten te financieren via een gecoördineerd gebruik van middelen uit EU-programma's, en wel in de eerste plaats: Tacis (o.a. Rusland); het pretoetredingsprogramma Phare (democratische instellingen); Ispa (milieu en vervoer); Sapard (landbouw) en Interreg (grensregio's). Daar komen nog een aantal grootschalige nationale programma's bij (in de eerste plaats gefinancierd door de Scandinavische landen en Duitsland). Omvangrijke leningen tegen gunstige voorwaarden worden verstrekt door internationale financiële instellingen, met name de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), de Europese Investeringsbank (EIB), de Wereldbank en de Noordse Investeringsbank (NIB). Daarentegen heeft de EIB nog geen leningen verstrekt aan Rusland. Al deze verschillende vormen van openbare financiering dragen in belangrijke mate bij tot een gunstiger klimaat voor particuliere investeringen in de hele regio.

1.3. Brede politieke consensus

1.3.1. De EU-lidstaten en hun partnerlanden hebben in november 1999, tijdens een gezamenlijke conferentie van ministers van Buitenlandse zaken te Helsinki, verklaard dat de noordelijke dimensie er naar hun overtuiging toe zal bijdragen dat de EU en haar lidstaten, de andere landen in het Oostzeegebied en Noordwest-Rusland nauwer met elkaar zullen worden verbonden door versterking van de positieve interdependentie, wat mede ten goede komt aan de veiligheid, de stabiliteit, de democratische hervormingen en de duurzame ontwikkeling in de regio. Ook het door de VS in 1998 gelanceerde "Northern European Initiative" (NEI) is bedoeld om de samenwerking in het gebied dat onder de noordelijke dimensie valt, tot ontwikkeling te brengen. In gemeenschappelijke verklaringen van enerzijds de EU en de VS en anderzijds de EU en Canada is toegezegd dat de noordelijke dimensie van de EU zal worden gesteund in het kader van de nieuwe Transatlantische Agenda.

2. Eerdere adviezen van het ESC

2.1. Het ESC heeft eerder een aantal adviezen uitgebracht, waarin kwesties met betrekking tot de Oostzeeregio en het begrip "noordelijke dimensie" aan de orde kwamen. Als uitgangspunt voor latere documenten heeft het informatieve rapport over de "Betrekkingen tussen de Europese Unie en de oeverstaten van de Oostzee" (januari 1997, opgesteld door Hamro-Drotz) gediend. In het advies "De noordelijke dimensie van de EU met inbegrip van de betrekkingen met Rusland" (oktober 1999, rapporteur: Hamro-Drotz) was de centrale boodschap dat de EU, overeenkomstig de conclusies van Keulen, het begrip "noordelijke dimensie" inhoud moest geven in de vorm van een actieprogramma voor Noord-Europa. Het ESC heeft ook een reeks aanbevelingen gedaan betreffende de uitvoering en invulling van een dergelijk programma. Daarbij werd er vooral op gewezen dat er "in het kader van het actieplan voor gezorgd dient te worden dat de actoren van de civil society kunnen deelnemen aan het ontwikkelingswerk".

2.2. Het ESC stelt dan ook met voldoening vast dat tijdens de Top van Feira op 19 en 20 juni 2000 een "Actieplan voor de Noordelijke dimensie in het externe en grensoverschrijdende beleid van de EU 2000-2003" is goedgekeurd. Het feit dat dit actieplan op zo korte termijn tot stand is gekomen, bewijst hoeveel belang de Commissie en de lidstaten hechten aan een verdere uitbouw van de "noordelijke dimensie". Zoals uit het onderstaande blijkt, betekent dit echter nog niet dat het ESC zich op alle punten kan verenigen met het actieplan en de wijze waarop het tot stand is gekomen.

3. Het actieplan

3.1. In de inleiding bij het "Actieplan" wordt gesteld dat het zal dienen als referentiedocument voor maatregelen die in de noordelijke dimensie worden gepland of uitgevoerd in de loop van 2000-2003. Het fungeert dus als een politieke aanbeveling waar de betrokken actoren in voorkomend geval rekening mee dienen te houden. De bedoeling is om via samenwerking communautaire en nationale projecten een optimale toegevoegde waarde te geven.

3.2. Verder wordt aangevoerd dat het actieplan, gezien het feit dat de noordelijke dimensie een voortschrijdend proces zonder specifieke eigen begroting is, regelmatig geëvalueerd zal moeten worden op het punt van kaders en programma's en de prioriteiten die zich in deze context ontwikkelen.

3.3. Het actieplan zelf bestaat uit twee delen, een horizontaal en een operationeel deel.

3.3.1. In het horizontale deel wordt gewezen op de uitdagingen die Noord-Europa te wachten staan. Het gaat hier om een gebied dat van bijzondere betekenis is voor de EU. De regio heeft omvangrijke natuurlijke hulpbronnen en een aanzienlijk menselijk en economisch potentieel. Verder wordt zij gekenmerkt door lange afstanden, dunbevolkte streken en een bar klimaat. Dit brengt speciale uitdagingen met zich mee die vragen om grensoverschrijdende samenwerking.

3.3.2. In het operationele deel wordt een overzicht gegeven van de doelstellingen en mogelijke maatregelen die van 2000 tot 2003 kunnen worden genomen in de acht gebieden waar de grootste toegevoegde waarde valt te verwachten.

3.4. De Europese Raad van Feira heeft de Commissie opgeroepen een leidende rol te spelen bij de tenuitvoerlegging van het actieplan en voorstellen te doen voor passende follow-upmaatregelen op drie gebieden: milieu (incl. nucleaire veiligheid), misdaadbestrijding en de status van Kaliningrad. In het onderstaande worden alle gebieden onder de loep genomen.

3.5. Ten slotte hebben de staatshoofden en regeringsleiders hun instemming betuigd met het voornemen van het toekomstige Zweedse voorzitterschap om, in het kader van de voorbereidingen op de Top van Göteborg in juni 2001, samen met de Commissie een volledig verslag voor de Raad op te stellen over de noordelijke dimensie als beleidsgebied.

4. Standpunten van het ESC

4.1. Ontwikkeling van de regio

4.1.1. Om te beginnen wil het ESC wijzen op de positieve ontwikkelingen die zich in de regio voltrekken. Men heeft de neiging hieraan voorbij te gaan, omdat de aandacht zich vanzelfsprekend concentreert op de problemen, zowel in het dagelijkse politieke bedrijf als in de media.

4.1.2. De belangrijkste hulpbron wordt gevormd door de mensen in de regio: zij zijn het die zowel de kennis als de wil hebben om een nieuwe en betere toekomst op te bouwen. Daarnaast zien we hoe de economie groeit. De Oostzeeregio is in feite een van de snelst groeiende regio's ter wereld. Dit gaat zeker op voor de kennisintensieve sector. Finland en Zweden gelden op het gebied van IT als toonaangevende landen in de wereld. Estland is een van de landen in de regio die doelgericht en met succes investeert in een snelle ontwikkeling van kennis en de IT-industrie. De Universiteit van Sint-Petersburg heeft de naam dat zij de beste computerdeskundigen ter wereld levert. Scandinavische en Duitse telecombedrijven zijn betrokken bij de snelle aanleg van moderne telecommunicatienetwerken in de regio. Dit alles getuigt van een groot potentieel voor de toekomst.

4.1.3. In Rusland, waar het BNP in de jaren '90 over het algemeen een daling te zien heeft gegeven, heeft zich een nieuwe groei ingezet, vooral wat de industriële productie betreft. In de regio Petersburg en Noordwest-Rusland bedraagt de groei in die sector zelfs 20 à 30 %. Voor 2000 wordt de totale groei geraamd op 6,5 % en voor 2001 wordt 3,5 % voorspeld, terwijl de inflatie zal teruglopen tot resp. 20 en 17 %(2).

4.1.4. De kandidaat-lidstaten Estland, Letland, Litouwen en Polen zijn inmiddels ver gevorderd op de weg naar toetreding. Dit betekent dat ze allang voldoen aan de politieke criteria van Kopenhagen inzake het respecteren van mensenrechten, respect voor en bescherming van minderheden en dergelijke Waar het de grote Russische minderheden in Estland en Letland betreft, hebben genoemde landen zich gehouden aan de door de OESO opgestelde aanbevelingen inzake burgerschap en naturalisatie. Toch wijst de Commissie er in haar rapport over 2000 op dat nog meer moet worden gedaan om de Russische bevolkingsgroepen in die landen te integreren, en hier wil het ESC zich bij aansluiten. De Commissie is van mening dat genoemde landen alle vier een functionerende markteconomie hebben. Estland en Polen zouden "binnen afzienbare tijd" opgewassen zijn tegen de concurrentiedruk en de marktkrachten in de interne markt. Letland en Litouwen zouden "op middellange termijn" zo ver zijn. Het investeringsklimaat is zowel qua regelgeving als in de praktijk gestabiliseerd. Er wordt, in de eerste plaats door de landen aan de overzijde van de Oostzee, op grote schaal geïnvesteerd in de Baltische staten, vooral in het bankwezen. Alle betrokken kandidaat-lidstaten beschikken inmiddels over een goed functionerend bankstelsel. Ook in Rusland wordt steeds meer vanuit het buitenland geïnvesteerd in de banksector. In twaalf van de vijftig grootste banken is een buitenlands meerderheidsbelang.

4.1.5. Er komt meer openheid en er ontwikkelt zich een burgermaatschappij. Tekenend voor de ontwikkeling van de burgermaatschappij in Rusland is het feit dat bijna 30 miljoen Russen lid zijn van vakverenigingen die zo democratisch en onafhankelijk zijn dat ze in december 2000 zijn toegelaten tot het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen (IVVV).

4.1.6. Dat de economie groeit en de markteconomie begint te functioneren, betekent nog niet dat daarmee alle problemen uit de wereld zijn. Het verschil in levenspeil tussen de overgangseconomieën in de regio en de westerse landen is nog altijd veel te groot. Ook binnen de betrokken landen worden de verschillen groter. De toekomstige oostelijke grens van de EU dreigt een van de meest dramatische grenzen tussen arm en rijk in de wereld te worden. Structurele en verborgen werkloosheid blijven onveranderlijk hoog. Corruptie is een groot probleem, de hele samenleving is ermee doorwoekerd. Nog altijd is er in Rusland geen wettelijk kader dat bescherming biedt aan werknemers [in overeenstemming met de IAO-normen(3)].

4.2. Perspectief van het actieplan

4.2.1. Het ESC heeft op zich niets aan te merken op de in het actieplan genoemde terreinen. Deze zijn allemaal even belangrijk. Maar het staat kritisch tegenover het beperkte perspectief van waaruit het actieplan is opgesteld. Al eerder is erop gewezen dat het "doel van de noordelijke dimensie dient te zijn het verkleinen van de politieke, economische en maatschappelijke kloof tussen de samenlevingen in de verschillende landen", dit wil zeggen in Noord-Europa. Het ESC vreest dat de oproep die tijdens de Top van Feira aan de Commissie is gedaan en die uitsluitend betrekking heeft op aanvullende voorstellen voor follow-upmaatregelen op het gebied van milieu en nucleaire veiligheid, bestrijding van vermogensdelicten en de status van Kaliningrad, inperkend zal werken op het totaal van maatregelen, zoals voorzien in het actieplan, zodat de sociale aspecten nog verder naar de achtergrond zullen verdwijnen.

4.2.2. Naar de mening van het ESC kan het sectorale en functionele perspectief van het actieplan er effectief toe bijdragen dat snel activiteiten in gang worden gezet. Maar voor het coördineren van activiteiten en het verkrijgen van synergie-effecten is een ruimtelijk en grensoverschrijdend perspectief nodig. Het ESC zou hier willen wijzen op de positieve ervaringen die zijn opgedaan met de Interregprogramma's in de regio, en ervoor willen pleiten dat het ruimtelijke perspectief naar voren wordt gehaald bij de uitvoering van het actieplan.

4.2.3. Het ESC zou graag willen dat de doelstelling "verkleining van de verschillen tussen en binnen landen" op een geheel andere wijze wordt benaderd dan in het actieplan wordt gedaan.

4.2.4. In een recente ontwerpmededeling over Phare(4) wordt benadrukt hoe belangrijk Phare is als instrument om iets te doen aan de grote verschillen in ontwikkeling tussen de kandidaat-lidstaten en de huidige lidstaten. Een van de belangrijkste conclusies is dat deze landen door middel van Phare kunnen worden geholpen bij het ontwikkelen van de structuren, procedures en programma's die zij na toetreding nodig zullen hebben voor een efficiënt en doelmatig gebruik van de structuurfondsen.

4.2.5. Ook aan het programma Tacis wordt weer gewerkt. De nieuwe Verordening (99/2000) richt zich niet meer op sectoren als energie, milieu en dergelijke, maar op specifieke probleemgebieden. Het nieuwe indicatieve programma 2000-2003 voor Rusland zal toegespitst zijn op drie gebieden die van belang zijn voor de economische en sociale samenhang, te weten: steun voor institutionele, juridische en bestuurlijke hervormingen; steun voor de particuliere sector en economische ontwikkeling en steun bij het omgaan met de sociale gevolgen van de overgang.

4.2.6. Zowel in het geval van Tacis als in dat van Phare wordt prijs gesteld op de medewerking van de maatschappelijke organisaties. Hun rol bij het doorvoeren van veranderingen wordt in verschillende contexten onder de aandacht gebracht. Daarentegen worden zij in het actieplan voor de noordelijke dimensie niet eens genoemd. Dit valt te betreuren; het geeft een heel verkeerd beeld van de mogelijkheden die door het initiatief "noordelijke dimensie" worden geboden. Het ESC wijst in dit verband op de conclusies van de conferentie van ministers van Buitenlandse zaken die in november 2000 te Helsinki is gehouden. Bij die gelegenheid heeft de Raad de maatschappelijke organisaties in de betrokken landen aanbevolen om hun samenwerking in het kader van de noordelijke dimensie te intensiveren.

4.2.7. In dit verband zij ook opgemerkt dat de CBSS tijdens zijn vergadering van juni 2000 in Bergen, als follow-up van een initiatief van de Oostzeetop in Kolding, de ministers van Werkgelegenheid in de Baltische staten en de sociale partners heeft opgeroepen een dialoog over arbeidsmarktvraagstukken en aanverwante kwesties op te zetten.

4.2.8. Gelet op het bovenstaande zou het ESC er sterk voor willen pleiten, bij het gestalte geven aan de noordelijke dimensie en bij de toekomstige voorlichtings- en programmeringsactiviteiten rond het onderwerp een belangrijke rol in te ruimen voor de maatschappelijke organisaties, zowel nationaal als grensoverschrijdend. Als deze organisaties in de Oostzeeregio een duidelijke rol wordt toebedeeld bij de verwezenlijking van de "noordelijke dimensie", zal dit naar het oordeel van het ESC op den duur de grootste toegevoegde waarde opleveren.

4.3. Specifieke onderdelen van het actieplan

4.3.1. Infrastructuur (energie, vervoer en telecommunicatie/kennismaatschappij)

4.3.1.1. Dit onderdeel van het actieplan lijkt het meest doorwrocht. Wat de energiesector betreft, heeft de Energieraad zich al op 2 december 1999 achter een aantal voorstellen voor prioriteiten geschaard (Strengthening the Northern Dimension of Energy Policy in Europe, Conclusions). De voorstellen vloeien voort uit een ander voorstel dat op 25 oktober 1999 tijdens een conferentie in Helsinki werd goedgekeurd door de ministers van Energie in de regio.

4.3.1.2. Verdere ontwikkeling van de infrastructuur voor energie, vervoer, telecommunicatie en IT is van doorslaggevende betekenis als men het noordelijke en noordoostelijke deel van Europa wil verbinden met de rest van het continent, bijv. door het doortrekken van de transeuropese netwerken naar het oosten, zodat het economische potentieel in de regio ten volle kan worden benut. Het besluit inzake versterking van de samenwerking op energiegebied tussen de EU en Rusland, genomen tijdens de Top van Parijs op 30 oktober 2000, illustreert hoe belangrijk samenwerking met Rusland is voor de hele EU.

4.3.1.3. Het ESC wijst erop dat de infrastructuurinvesteringen zowel betrekking dienen te hebben op het aanbrengen van missing links (onder andere transeuropese netwerken) als op technische harmonisering ter vergemakkelijking van de economische integratie in de regio.

4.3.1.4. De regio is heel ver ontwikkeld op het gebied van IT. Er moet geprofiteerd worden van het potentieel voor verdere ontwikkeling via een intensivering van de samenwerking. In dit verband is het ESC ingenomen met een o.a. door Finland en Estland in CBSS-kader genomen initiatief. Het gaat hier om het ontwikkelen van concrete voorstellen die opgenomen kunnen worden in het actieplan voor de noordelijke dimensie.

4.3.2. Milieu en natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van nucleaire veiligheid

4.3.2.1. In het actieplan wordt de milieuproblematiek op een voorbeeldige wijze aan de orde gesteld en worden een groot aantal noodzakelijke maatregelen opgesomd. Naar de mening van het ESC zijn met name maatregelen ter modernisering en uitbreiding van de rioolzuiveringsinstallaties in de regio Sint-Petersburg zeer dringend geboden. Dit is van levensbelang voor het hele Oostzeegebied.

4.3.2.2. Een nadeel van de nadruk die op het milieu wordt gelegd, is echter het feit dat bossen exclusief vanuit natuurbeschermingsstandpunt worden bezien. Het ESC dringt aan op een discussie over de wijze waarop de aangroei van bos in de geweldige bosarealen van vooral Noordwest-Rusland beter kan worden benut, wat een impuls zou zijn voor investeringen en handel, en indirect dus ook voor de economische ontwikkeling en werkgelegenheid in het gebied. Het ESC vraagt aandacht voor de omvangrijke industriële, technische en wetenschappelijke kennis die in de loop der jaren is opgebouwd dank zij het feit dat de meeste natuurlijke bossen van Europa in Noord-Scandinavië, voor een deel in de kandidaat-lidstaten en ook in Rusland liggen. Hiermee dient beter rekening te worden gehouden bij het plannen van toekomstige activiteiten.

4.3.2.3. Op het gebied van kerncentrales, door kernreactoren voortgedreven vaartuigen en nucleair afval in het gebied zijn het niet alleen de EU en derde landen in de regio, maar ook een aantal andere landen die technische, financiële en personele hulpmiddelen inzetten voor het vinden van snelle en duurzame oplossingen. Toch is dit niet genoeg. Zo zijn er nog heel wat inspanningen vereist om het probleem van de enorme hoeveelheden kernafval die in Noordwest-Rusland liggen opgeslagen, aan te pakken. Hiervoor is intensievere samenwerking met de Russische autoriteiten vereist.

4.3.2.4. Omdat sluiting van bepaalde kerncentrales als aparte eis wordt gesteld, los van het energiebeleid in zijn totaliteit, wordt de discussie over de praktische uitvoering ervan bemoeilijkt. Bij de verdere uitwerking van het actieplan dienen kwesties op het gebied van de veiligheid behandeld te worden in samenhang met de onvermijdelijke discussie over maatregelen ter vernieuwing van het energie-infrastructuur. Dit zou het mogelijk maken de aandacht te concentreren op het investerings- en werkgelegenheidsbeleid van de toekomst.

4.3.2.5. Het ESC wil in herinnering brengen dat de Europese Raad van Helsinki de Commissie heeft opgeroepen een voorstel in te dienen inzake een lange-termijnstrategie, waarin verschillende programma's voor een economisch, sociaal en ecologisch duurzame ontwikkeling tot één geheel zijn samengevoegd. Dit voorstel zou in juni 2001 moeten worden voorgelegd aan de Europese Raad van Stockholm. In deze strategie zou naar de mening van het ESC ruimte moeten zijn voor duurzame vernieuwing van het energie- en productiesysteem in bijv. het ecologisch zo kwetsbare Oostzeegebied.

4.3.3. Volksgezondheid

4.3.3.1. De gezondheidsproblemen in de regio zijn voor een groot deel terug te voeren op de sociale ongelijkheid en milieuvervuiling. Zowel in Rusland als in de kandidaat-lidstaten hebben besmettelijke ziektes als tbc, syfilis, geelzucht en difterie opnieuw de kop opgestoken. Alcohol- en drugsmisbruik zorgen op tal van gebieden voor ernstige problemen en een grote sterfte, vooral onder mannen. Aids heeft epidemische vormen aangenomen. Vrouwen willen geen kinderen vanwege hun onzekere sociale situatie. Niveau en capaciteit van de gezondheidszorg vertonen grote verschillen, zeker op het gebied van preventie. Hetzelfde geldt voor de sociale zorg.

4.3.3.2. Het actieplan is gebaseerd op de Verdragsartikelen inzake volksgezondheid, met name artikel 152, waarin staat dat de Gemeenschap en de lidstaten de samenwerking met derde landen en de op dit terrein bevoegde internationale organisaties dienen te bevorderen. Daarom is de voorgestelde samenwerking nogal beperkt van opzet. De bilaterale initiatieven zijn daarentegen wel breed opgezet.

4.3.3.3. De samenwerking dient naar de mening van het ESC te worden versterkt en gericht te zijn op een algehele verbetering van de situatie in de gezondheids- en sociale zorg, zodat de grote sociale verschillen tussen de diverse gebieden in de regio kleiner worden. In dit verband stelt het ESC met voldoening vast dat het actieplan voorziet in maatregelen om Rusland te helpen bij het doorvoeren van hervormingen in de gezondheids- en sociale zorg. Het gaat hier, evenals in het geval van de overgangseconomieën, om ingrijpende wetgevende en bestuurlijke veranderingen die nodig zijn ten gevolge van de privatisering van voormalige staatsbedrijven. Deze maatregelen dienen echter nader uitgewerkt en geconcretiseerd te worden. Naar de mening van het ESC dienen de maatschappelijke organisaties in de regio betrokken te worden bij de werkzaamheden.

4.3.4. Handel, samenwerking tussen bedrijven en bevordering van investeringen

4.3.4.1. De handelsbetrekkingen en investeringsstromen tussen de EU en de kandidaat-lidstaten Estland, Letland, Litouwen en Polen nemen sterk toe, terwijl tegelijkertijd de economische betrekkingen van deze landen met Rusland naar verhouding almaar minder worden. Alle genoemde landen zijn lid van de WTO, behalve Litouwen: dit land heeft al wel overeenstemming met de WTO bereikt, maar de overeenkomst zal naar het zich laat aanzien pas in mei 2001 worden geratificeerd.

4.3.4.2. De handelsbetrekkingen en investeringsstromen tussen de EU en Rusland hebben nog niet het peil bereikt dat men zou verwachten op grond van de economische kracht, het ontwikkelingsniveau en het nabuurschap van de twee blokken. Wanneer men erin zou slagen om hier de hinderpalen uit de weg te ruimen, zou dit leiden tot een hogere productie en betere leefomstandigheden voor de bevolking en tot een snellere modernisering en herstructurering van de industrie.

4.3.4.3. Daarom dient Rusland nog meer te worden ondersteund bij zijn voorbereidingen om lid te worden van de WTO en bij het uit de weg ruimen van handelsobstakels, bijv. op het gebied van douaneprocedures en de certifiëring van waren. Hierdoor wordt de weg geëffend voor de totstandkoming van een vrijhandelsakkoord op de langere termijn, in overeenstemming met de doelstellingen van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Rusland.

4.3.4.4. Daarnaast is er behoefte aan intensievere samenwerking om te komen tot een beter juridisch en administratief klimaat voor zowel binnen- als buitenlandse investeringen. Hierdoor zullen de marktactoren in staat worden gesteld een offensiever investeringsbeleid te voeren op velerlei gebied (industrie en diensten, land- en bosbouw en dergelijke).

4.3.4.5. Het verdient aanbeveling gebruik te maken van het Phare-investeringsonderdeel binnen het prioritaire gebied "sociale en economische samenhang", en van soortgelijke mogelijkheden die door Tacis en Interreg worden geboden, zodat het MKB gemakkelijker toegang krijgt tot financiële middelen en kwaliteitsondersteunende maatregelen.

4.3.5. Ontwikkeling van menselijk potentieel en onderzoek

4.3.5.1. Het menselijk potentieel en de wetenschappelijke mogelijkheden in de regio moeten benut en uitgebouwd worden. De samenwerking tussen de plaatselijke universiteiten en hogescholen dient te worden opgevoerd. Er wordt nog te weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheden die er zijn op het gebied van uitwisseling van studenten en onderzoekers en van netwerksamenwerking tussen onderzoeksinstellingen. Naar de mening van het ESC is dit van groot belang voor de democratische, sociale en economische ontwikkeling in de regio.

4.3.5.2. Het ESC constateert met voldoening dat het nieuwe Tempusprogramma voor Rusland ertoe bij wil dragen dat ook buiten de academische sector overheids- en particuliere organen tot ontwikkeling komen, met inbegrip van organen die rechtstreeks invloed uitoefenen op de ontwikkeling van de burgermaatschappij.

4.3.5.3. Prioriteit dient te worden gegeven aan samenwerkingsprojecten in de vorm van gerichte onderwijsinitiatieven ter verbetering van de wijze waarop de democratie en de markteconomie functioneren. Dergelijke initiatieven zijn met name effectief als ze gebaseerd zijn op samenwerking tussen organisaties die de burgermaatschappij representeren.

4.3.5.4. Het vreemde-talenonderricht in de regio is zeer belangrijk omdat dit allerlei vormen van grensoverschrijdend contact gemakkelijker maakt. Naar de mening van het ESC is het nu bij uitstek de tijd om hier de aandacht op te vestigen, want 2001 is uitgeroepen tot het Europees Jaar van de Talen.

4.3.6. Bestrijding van grensoverschrijdende misdaad

4.3.6.1. Sinds 1996 functioneert binnen de Raad van Oostzeestaten een taskforce die zich bezighoudt met de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Hierbij zijn alle partnerlanden van de noordelijke dimensie betrokken. Binnen de taskforce wordt samengewerkt op het gebied van politie, douane, kustbewaking en opsporing en vervolging. Men is vooral actief waar het gaat om illegale migratie, witwassen van geld, autodiefstallen, smokkel, prostitutie, drugs en corruptie. Het mandaat van de taskforce is verlengd tot eind 2004.

4.3.6.2. De EU heeft onlangs een plan goedgekeurd voor gezamenlijke acties met Rusland ter bestrijding van de georganiseerde misdaad, waaraan ook Rusland zelf zijn goedkeuring heeft gehecht.

4.3.6.3. Het ESC juicht de huidige samenwerking toe en zou graag willen dat bovengenoemde taskforce een permanente status krijgt. Het wil er met name op wijzen dat de ontwikkeling van gemeenschappelijke systemen voor justitieel onderzoek en rapportage moet worden gesteund en dat de bevoegdheden van de betrokken overheden tegen het licht moeten worden gehouden. Wel dient erop toegezien te worden dat de te nemen maatregelen zo min mogelijk hinderpalen opwerpen voor wettelijk toegestane handel, investeringen en het vrije verkeer van personen binnen de regio. Er kunnen bijvoorbeeld "groene corridors" worden ingesteld, die erop neerkomen dat ondernemingen een kwaliteitscertificaat kunnen krijgen en daardoor in aanmerking komen voor soepeler douaneformaliteiten.

4.3.7. Regionale en grensoverschrijdende samenwerking

4.3.7.1. Samenwerking in de grensregio's is van doorslaggevend belang voor een succesvolle uitbreiding van de EU en een gunstige ontwikkeling van de betrekkingen met Rusland, waar de hele regio baat bij heeft. In het actieplan wordt hiertoe een reeks maatregelen opgesomd. Tijdens de Top van Parijs hebben de EU en Rusland zich uitgesproken voor versterking van de regionale en grensoverschrijdende samenwerking, met name in het kader van de noordelijke dimensie van de EU.

4.3.7.2. Het ESC wil in het bijzonder benadrukken dat de concrete projecten die worden opgezet, gericht moeten zijn op verbetering van de directe menselijke contacten en het vrije verkeer tussen grensregio's alsmede ertoe bij moeten dragen dat de economische verschillen in deze regio's kleiner worden en de welvaart in achtergestelde gebieden toeneemt. In dit verband is samenwerking tussen maatschappelijke organisaties van vitaal belang.

4.3.8. Kaliningrad

4.3.8.1. Het ESC acht het juist dat de "oblast Kaliningrad" als aparte rubriek wordt opgevoerd. Wanneer de naburige landen Litouwen en Polen lid worden van de EU, wordt dit gebied (half zo groot als België) een Russische enclave binnen de Unie, op 300 km afstand van de rest van Rusland. De economische en sociale situatie in deze Russische regio is op het moment zeer zorgwekkend. De ontwikkeling van Kaliningrad is van cruciaal belang voor het hele gebied en voor de betrekkingen van de EU met Rusland.

4.3.8.2. Er zijn speciale maatregelen nodig om de economische samenwerking te vergemakkelijken en de economische en sociale kloof en die op milieugebied tussen de regio Kaliningrad en de omringende regio's in Litouwen en Polen te verkleinen.

4.3.8.3. Het ESC stelt met tevredenheid vast dat Rusland en Litouwen gezamenlijk een beroep hebben gedaan op middelen uit Phare en Tacis ter ontwikkeling van de noordelijke dimensie. Deze zijn bedoeld voor de volgende projecten: modernisering van de transitroute via de hoofdstad van Litouwen, Vilnius; een gaspijpleiding via Litouwen naar Kaliningrad; milieumaatregelen en een "Eurofaculteit" aan de Universiteit van Kaliningrad.

4.3.8.4. Het ESC is ingenomen met de speciaal aan Kaliningrad gewijde studie van de Commissie [17 januari 2001(5)]. Deze kan dienen als grondslag voor een discussie tussen de EU, Rusland (met inbegrip van Kaliningrad) en de twee aangrenzende kandidaat-lidstaten - Polen en Litouwen - over kwesties die van belang zijn voor de toekomst van alle betrokkenen. De bedoeling is dat het onderwerp ter sprake zal komen tijdens de topconferentie die de EU en Rusland in mei 2001 te Moskou zullen houden.

4.3.8.5. Uit de studie blijkt onder meer dat in december 2000 een plaatselijk bureau ter ondersteuning van het Tacis-programma is opgericht. Dankzij deze weg wil men lokale actoren - onderwijsinstellingen, niet-gouvernementele organisaties, vakbonden, media, brancheorganisaties, ondernemingen, gemeenten, rechtbanken en dergelijke - betrekken bij de programma's voor samenwerking met de Europese instellingen. Dit is een positieve stap op weg naar de verwezenlijking van het actieplan voor de noordelijke dimensie van de EU, die uiteraard kan rekenen op instemming van het ESC.

4.4. Uitvoering van het plan

4.4.1. Het ESC is ingenomen met het feit dat de Europese Raad de Commissie heeft opgeroepen een leidende rol te spelen bij de uitvoering van het actieplan. Dat is nodig om de dynamiek van het proces in stand te houden. Het ESC heeft begrepen dat er in september 2000 een "inter-dienstengroep", met vertegenwoordigers van alle bij het actieplan betrokken D-G's, bijeen is gekomen en dat de bilaterale contacten met de D-G's die bevoegd zijn voor de drie prioritaire actieterreinen, worden voortgezet. De Commissie heeft er ook op gewezen dat er reeds tal van projecten die raakvlakken hebben met de noordelijke dimensie, aan de gang zijn en dat de EU zich samen met de VS en Canada beraadt op maatregelen inzake de noordelijke dimensie binnen het kader van de nieuwe transatlantische agenda.

4.4.2. De leidende rol van de Commissie bij de uitvoering mag echter niet ten koste gaan van de betrokkenheid van andere partijen. Het ESC wijst er met klem op dat er geen succes mogelijk is zonder dat ook Rusland en andere derde landen (i.c. de kandidaat-lidstaten en EER-landen) de mogelijkheid wordt geboden, volledig deel te nemen aan de verdere uitbouw van de noordelijke dimensie en hiertoe initiatieven te ontplooien. Uiteraard is de deelname van de afzonderlijke lidstaten van de EU even belangrijk.

4.4.3. Het ESC wil in dit verband aandacht vragen voor het feit dat de CBSS zich bereid heeft verklaard, een actieve rol te spelen bij de verdere ontwikkeling en uitvoering van de belangrijkste punten uit het actieplan. In een perscommuniqué dat de CBSS tijdens zijn vergadering van 21 en 22 juni 2000 in Bergen heeft opgesteld, staat: De Raad van Oostzeestaten is actief betrokken bij de regionale samenwerking op een aantal gebieden die genoemd worden in het actieplan. De Raad is gaarne bereid concrete voorstellen te doen die ingevoegd kunnen worden in het verder te ontwikkelen actieplan. Tevens kan de Raad de hulpmiddelen van zijn eigen organen ter beschikking stellen teneinde de coördinatie beter te laten verlopen en de uitvoering van bepaalde onderdelen van het actieplan te begeleiden en concreet gestalte te geven op terreinen als gezondheidszorg, informatietechnologie, energie, handel en investeringen, milieu en bestrijding van de georganiseerde misdaad. De CBSS kan ook de samenwerking met actoren op lokaal niveau in goede banen leiden(6).

4.4.4. De Raad van Oostzeestaten kan, naast de Raad voor het Europees-Arctische Barentsz-zeegebied en de Arctische Raad, een doorslaggevende rol gaan spelen door gemeenschappelijke prioriteiten vast te leggen en te streven naar cofinanciering van projecten door regionale en internationale financieringsinstellingen en de particuliere sector. Het is natuurlijk een goede zaak dat ook de Commissie deelneemt aan de werkzaamheden in deze regionale organen en de gespecialiseerde suborganen daarvan.

4.4.5. Het ESC acht het van belang dat ook de Noordse landen in het kader van hun samenwerking binnen de Noordse Raad en de Noordse Ministerraad prioriteiten opstellen bij het gestalte geven aan de noordelijke dimensie.

4.5. Verdere ontwikkeling van het actieplan

4.5.1. De uitvoering van het actieplan is een doorlopend proces dat regelmatig om herziening vraagt. Zoals uit het bovenstaande blijkt, vindt het ESC dat het actieplan op een aantal belangrijke punten verder ontwikkeld dient te worden.

4.5.2. Het ESC is van mening dat ter bevordering van de vereiste ontwikkeling van de noordelijke dimensie de maatschappelijke organisaties in Noord-Europa op een heel andere wijze bij het proces betrokken dienen te worden dan tot nu toe het geval is geweest. Hier is niet alleen een taak weggelegd voor de organisaties zelf, maar ook voor alle betrokken overheden: op EU-niveau, op het niveau van de Oostzee- en de Barentszregio, op nationaal niveau en op lokaal niveau.

4.5.3. De initiatieven die de EU ontplooit via het Tacis-programma, moeten geïntegreerd worden met activiteiten in het kader van Phare, Ispa, Sapard en Interreg, zodat snel efficiënte grensoverschrijdende projecten in Noord-Europa van de grond kunnen komen. Dit wordt echter bemoeilijkt door de aanzienlijke bureaucratische obstakels die er op het ogenblik zijn. Steunverlening via Tacis bijv. is sterk gecentraliseerd en op grootschalige projecten gericht, terwijl binnen Interreg steeds meer een decentralisering richting lidstaten plaatsheeft. Daarom dient er naar de mening van het ESC zo snel mogelijk een afzonderlijke begrotingspost komen voor de uitvoering van het actieplan. Er hoeven geen nieuwe middelen beschikbaar te worden gesteld, maar er kunnen wel middelen uit de genoemde programma's speciaal worden samengebracht ter ontwikkeling van de noordelijke dimensie. Deze middelen kunnen worden aangewend om de huidige logge bureaucratie te omzeilen en ook om als katalysator te dienen bij het aantrekken van nog meer openbare en particuliere financiering. Dit is vooral belangrijk met het oog op de overlevingsmogelijkheden van kleine en middelgrote bedrijven en een grotere rol voor de maatschappelijke organisaties.

4.5.4. Het ESC wil er met name op wijzen dat het bedrijfsleven en de internationale financieringsinstellingen samen met de regeringen moeten worden betrokken bij de verdere plannen. Dit is vooral van belang als men snel de geplande grote infrastructuurprojecten van de grond wil krijgen.

4.6. Het ESC wil de multilaterale samenwerking in de regio tot ontwikkeling brengen

4.6.1. Het ESC heeft er bij het opstellen van dit advies naar gestreefd vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en andere sociaal-economische belangengroeperingen te betrekken bij de voorbereidende werkzaamheden. Zo heeft het in samenwerking met het Zweedse voorzitterschap op 5 en 6 februari 2001 in Umeå een conferentie georganiseerd, waar leden van de afdeling "Externe betrekkingen" van gedachten hebben gewisseld met speciaal uitgenodigde vertegenwoordigers van de betrokken organisaties uit Rusland, Estland, Letland, Litouwen, Polen, Noorwegen en IJsland. Bij het debat werd onder meer uitgegaan van de antwoorden op schriftelijke vragen die waren toegestuurd aan organisaties in het Oostzeegebied.

4.6.2. Het ESC wil met deze contacten ook bijdragen tot meer kennis inzake de noordelijke dimensie bij de organisaties in de betrokken landen en, in overeenstemming met de aanbeveling die de ministers van Buitenlandse zaken in Helsinki hebben gedaan, nagaan welke mogelijkheden er zijn voor nauwere samenwerking in een multilateraal forum.

5. Conclusies met het oog op de toekomst

5.1. De noordelijke dimensie van de EU is een adequaat middel om heel Noord-Europa te helpen bij het oplossen van problemen en het versnellen van een positieve ontwikkeling. Dankzij dit initiatief worden de kansen op een succesvolle toetreding van de kandidaat-lidstaten Estland, Letland, Litouwen en Polen groter. Met name wordt zo de samenwerking tussen de EU en Rusland bevorderd, die stoelt op de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen beide partijen, de Ruslandstrategie van de EU en de corresponderende programma's van Rusland ter ontwikkeling van de betrekkingen met de EU.

5.2. Het actieplan voor 2000-2003 is ondanks de brede opzet toch te eenzijdig gericht. Overbrugging van de verschillen tussen en binnen de landen in de regio dient voorop te staan. Een basisvoorwaarde hiervoor is dat de verhoudingen in het bedrijfsleven en op de arbeidsmarkt worden afgestemd op de beginselen van het Europese model van een sociale markteconomie.

5.3. Het is van cruciaal belang dat de EU bij haar samenwerking met de partnerlanden doelbewust de verwezenlijking van haar actieplan nastreeft en concrete, aan tijdschema's gebonden streefdoelen vaststelt voor de verschillende onderdelen ervan. Om het actieplan goed te kunnen doorvoeren moet er een gemeenschappelijke strategie voor Noord-Europa komen. Daartoe is ook een gemeenschappelijk forum voor planning en follow-up nodig, waaraan alle betrokken partijen deelnemen.

5.4. Het ESC stelt met voldoening vast dat de Raad van Oostzeestaten (CBSS) bereid is mee te werken aan het verwezenlijken van het actieplan en zich in te zetten voor kanalisering van de contacten binnen de regio. Dit betekent een ondersteuning voor de toekomstige werkzaamheden.

5.5. Het ESC hecht eraan dat de financiering zodanig wordt opgezet dat de afzonderlijke projecten van het actieplan vlot en zonder overbodige bureaucratische rompslomp van de grond kunnen komen. Daarnaast zou de financiering zo geregeld moeten worden dat dankzij het samenspel van verschillende financieringsmechanismen, met inbegrip van de internationale financieringsinstellingen, synergie-effecten kunnen ontstaan. Het ESC stelt een aparte begrotingspost voor de noordelijke dimensie voor.

5.6. De sociaal-economische belangengroeperingen uit het maatschappelijk middenveld moeten betrokken worden bij het lanceren, uitvoeren, evalueren en verder ontwikkelen van activiteiten in het kader van de noordelijke dimensie. Hiertoe is de medewerking van overheden op alle niveaus vereist.

5.7. Het ESC ziet voor zichzelf een taak weggelegd bij het voortzetten van de dialoog, in een daartoe geëigende vorm, met vertegenwoordigers van de sociaal-economische belangengroeperingen uit het maatschappelijk middenveld in het Oostzeegebied, waarbij zeker ook aan Rusland wordt gedacht. De ervaringen die zijn opgedaan op de eerste multilaterale conferentie in Umeå, bewijzen dat het bijzonder zinvol is om door te gaan met een dergelijke dialoog.

5.8. Het ESC zou graag willen dat de EU besluit om, als onderdeel van de institutionele samenwerking, een periodieke vorm van multilateraal contact tussen sociaal-economische actoren in de betrokken landen op te zetten. Op deze wijze kan men begrip kweken voor de belangrijkste problemen in de noordelijke dimensie en voor de economische en sociale situatie van anderen.

5.9. Het ESC stelt vast dat de samenwerkingsovereenkomst van de EU met Rusland, in tegenstelling tot de Europa-overeenkomsten en het EER-Verdrag, geen artikel bevat dat de mogelijkheid biedt om een forum voor de ontwikkeling van contacten tussen de verschillende sociaal-economische partners op te zetten. Het ESC is van mening dat de huidige betrekkingen tussen de EU en Rusland de oprichting van een dergelijk forum voor samenwerking tussen de diverse actoren uit de partnerlanden noodzakelijk maken. Zo'n forum zou de vorm kunnen krijgen van een gemengd comité, waaraan het ESC bereid zou zijn deel te nemen. Dit zou kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van de onderlinge betrekkingen die de EU en Rusland beide wensen. Het ESC is van plan een apart advies over de betrekkingen van de EU met Rusland op te stellen.

5.10. Het ESC is van plan om de ontwikkeling van de noordelijke dimensie voortdurend te blijven volgen en te zijner tijd een nieuw advies hierover op te stellen.

6. Follow-up

6.1. Het ESC stelt met voldoening vast dat de EU-ministers van Buitenlandse zaken op 9 april 2001 in Luxemburg een conferentie over de noordelijke dimensie zullen houden. Het dringt erop aan dat bij de voorbereiding van deze conferentie rekening wordt gehouden met onderhavig advies.

6.2. Het ESC juicht het toe dat het Zweedse voorzitterschap van plan is om samen met de Commissie een volledig verslag over het beleidsonderdeel "noordelijke dimensie" voor te bereiden en dit in juni 2001 tijdens de Top van Göteborg aan de Europese Raad voor te leggen. Ook bij het opstellen van dit verslag zou rekening moeten worden gehouden met onderhavig advies.

Brussel, 28 februari 2001.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

(1) Financial Times, 20.12.2000.

(2) Emerging Europe Monitor nr. 8, november 2000.

(3) Kritiek hierop wordt geuit in de Tacisverordening 14199, 99 (Bijlage 3, punt 5).

(4) Mededeling van de Commissie over de evaluatie van Phare 2000 (27.10.2000, C(2000)3103/2).

(5) Mededeling van de Commissie aan de Raad over "De EU en Kaliningrad", COM(2001) 26 def.

(6) Het Duitse voorzitterschap van de CBSS, dat in juli 2000 is aangetreden, is onmiddellijk begonnen hier concreet gestalte aan te geven. In een schrijven aan verschillende organisaties in het Oostzeegebied (d.d. 27.7.2000) heeft ambassadeur Heimsoeth deze organisaties verzocht, lijsten op te stellen van reeds lopende en toekomstige projecten in hun respectieve regio's en deze voor medio november op te sturen. Het is de bedoeling dat de totale lijst in maart 2001 wordt voorgelegd aan de Commissie en het Zweedse voorzitterschap van de EU.

Top